Ga direct naar de content

Zijn economen de weg kwijt?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 20 2012

In de laatste ESB staat een recentie van het Sedlacek’s boek “De economie van goed en kwaad’ van Joost Hengstmengel. De auteur is nogal kritisch. Hij vindt dat Sedlacek economen weliswaar een spiegel voorhoudt maar verder slordig is, van de hak op de tak springt en dientengevolge een onduidelijk boodschap brengt.

Ik snap die kritiek wel, maar het is jammer als dit de algemene appreciatie van het uitermate inspirerende boek van Sedlacek zou zijn (kerstboom!). Bovendien gaat Hengstmengel nauwelijks in op de inhoud van het boek, misschien omdat hij moeite had de hoofdboodschap eruit te halen. Hierbij een poging om die leemte op te vullen.

Een essentiële vraag is wat het gedrag van mensen drijft. Deze vraag staat centraal in de Bijbel en in de filosofie, maar is voor economen eveneens van groot belang. Uit Sedlacek’s boek blijkt dat deze vraag voor economen na Adam Smith op de achtergrond is geraakt. Het zou op de voorgrond moeten staan. Per slot is het menselijk gedrag het onderwerp van studie en is het handig duidelijkheid te verschaffen vanuit welk mensbeeld de economie wordt bedreven, temeer dat hierover (ook onder economen) belangrijke misverstanden bestaan.

De belangrijkste historische bronnen die bij Sedlacek centraal staan zijn Thomas van Aquino, Mandeville, Adam Smith en Aristoteles.

Om met de laatste te beginnen, net als de Hebreeërs, geloofde Aristoteles in vooruitgang. Dat was niet vanzelfsprekend in die tijd, want veel beschavingen geloofden in een onveranderlijke wereld waarin veel zaken god given waren. Aristoteles kende een grote rol toe aan de moraal en zou je (met Xenophon) kunnen beschouwen als een van de eerste economen. Hij verdedigde particulier bezit als iets wat nuttig kon zijn en had ook intelligente analyses over tal van economische onderwerpen zoals woeker, productiviteit, de rol van geld en monopolie. Niet gek toch voor iemand een slordige 2500 jaar geleden leefde.

Aristoteles plaatste het menselijk handelen in het streven naar geluk, waarbij later mede onder invloed van de Epicuristen, dit gelukstreven verward werd met hedonisme. Bij Aristoteles stond het streven naar individueel geluk altijd in het teken van collectief geluk. Mensen vormden samenlevingen niet vanuit een profijtbeginsel maar omdat mensen politieke dieren zijn. Geluk is niet iets voorbijgaands. Genot kan onderdeel uitmaken van geluk maar vormt daarop slecht de slagroom op de taart. Aristoteles had niets op met maximaliseren van (consumptief) nut. Immers kan matiging net zo goed bijdragen (en vaker zelfs) dan consumptie.

De theoloog Thomas van Aquino (13e eeuw) doorbrak de hemelse fixatie die het christendom had sinds Augustinus (4e eeuw). Volgens Augustinus stond het leven op aarde in dienst van het hiernamaals en was hij een platonische stoïcijn. Liefde was de belangrijkste drijfveer dat alleen afgeleid kon worden door machtswellust, seksuele lust of geldzucht. Omdat Augustinus heel invloedrijk was heeft het tot Thomas van Aquino geduurd voor de christenen wat aardsere trekjes kregen en Aristoteles weer ‘mocht’.

Thomas van Aquino had een positivistische kijk op de wereld die nog verder ging dan Aristotoles. De zorg voor het lichaam was niet langer ondergeschikt aan de zorg voor de ziel maar nevengeschikt. Van Aquino ging zover te beweren dat indien alle kwaad was voorkomen er veel goeds op de wereld zou ontbreken, een in die tijd haast ketterse uitspraak. Van Aquino zag wel een rol voor wat we nu de moderne overheid zouden noemen, omdat hij zag dat mensen wel een roerganger nodig hadden om het goede te bereiken.

De notie dat het kwaad een nuttige functie had, is tot het uiterste doorgevoerd door Bernard Mandeville in zijn uiterst provocerende en controversiële Fabel der Bijen. Hij trekt daarin Van Aquino’s nuancering op de rol van het kwaad door tot in het extreme. Deze fabel in dichtvorm, gepubliceerd in 1705, was in feite een impliciete ode aan bedrog en corruptie. Alleen door ondeugden als luxe en hebzucht kon welvaart ontstaan. De wereld van goede bijen was saai, onproductief en ging ten onder aan werkloosheid en ellende, terwijl de wereld van slechte bijen dynamisch en productief was.

Het tragische is dat deze notie dominant is geworden in het economisch denken over groei en innovatie en vaak aan Adam Smith wordt toegewezen hoewel die Mandeville in felle bewoordingen bestreed en niets op had met deze ‘amorele’ leer. Zowel in zijn Theory of Moral Sentiments als in Wealth of Nations (hoewel duidelijker in het eerste) is de filosofie van Adam Smith gebaseerd op wederzijdse genegenheid en een welbegrepen eigenbelang. Dat laatste blijkt onder meer uit het beroemde voorbeeld van de slager die niet de intentie had een algemeen belang te dienen in het prepareren van worsten, maar daarmee (collectief met andere slagers en ambachtslieden) toch een algemeen belang dienden en dat effectiever dan diegenen die meenden expliciet het algemene belang te dienen.

De tragiek is dat Smith als eerste een heldere beschrijving gaf van het marktmechanisme als magisch ordenend principe, maar daarna bekend zou komen te staan als de grondlegger van (ongebreidelde) liberalisme en zelfs als intellectuele voorvader van de ‘greed is good’ protagonisten. Hij zou duizelig worden van het gedraai in zijn graf. De onzichtbare hand was immers een metafoor voor het marktmechanisme niet voor een ontbrekende overheid en al helemaal niet voor amoreel gedrag.

Na Adam Smith verloren economen hun belangstelling voor filosofie en moraal. Wiskunde en statistiek deden hun intrede als instrumenten die de economische ontwikkeling tot de dag van vandaag zouden domineren. Door het uitblijven van maatschappelijke inbedding van het vak economie, het blindelings inlijven van wiskunde, het geloof in nutsmaximalisatie en hebzucht als economische drijfveer, ontstaan vele problemen.

1) Wiskunde

Economen overschatten de rol van de wiskunde. Het ontegenzeggelijke voordeel van wiskunde is dat het een compacte en transparante taal is. Hierdoor kan het uitwisselen van argumenten een ordentelijker proces worden. Dit is in de economie doorgeschoten omdat door het gebruik van steeds geavanceerdere wiskundige technieken het soms juist moeilijker is te oordelen welke economische gedachten nu achter het gegoochel verscholen zitten. Ook leidt de dominantie van wiskunde tot een onderschatting van een goed verhaal, een overtuigende redenering of een scherpe observatie. Tot slot worden economen niet langer goed opgeleid na te denken over economie en maatschappij, maar over getallen, technieken en formules.

2) Maatschappelijke context

Omdat economen niet alleen in hun wetenschappelijke artikelen maar zelfs in meer toegepaste varianten zich zelden of nooit bekommeren om de maatschappelijke context, blijven zinvolle toepassingen beperkt tot domeinen waarin die context een relatief kleine rol spelen (zoals het ontwerp van telecomveilingen). Zelfs het Centraal Planbureau trekt zich vaak terug tot het enge domein van de economie, omdat dat voor het CPB een veilig domein is. De adviezen van het CPB zouden echter belangrijk aan waarde winnen als de maatschappelijke context nadrukkelijker betrokken worden in de analyses.

3) Babylonie

Door het ontbreken van een filosofische discussie over het mensbeeld, blijft dat beeld impliciet en ontstaan Babylonische spraakverwarringen. Het meest in het oog springende voorbeeld ontstaat bij amoreel handelen van mensen, bijvoorbeeld het gedrag van graaiende ceo’s. Niet zelden wordt dat gedrag vergoelijkt met de dooddoener dat hebzucht een drijfveer is voor innovatie en de toverformule ‘if you pay peanuts you get monkeys’. Dat er geen enkele aanwijzing is dat managers beter presteren als ze exorbitante salarissen ontvangen en dat integendeel moreel verval dreigt, weerhoudt economen niet telkens terug te vallen op deze argumenten.

4) Rupsje nooitgenoeg

Door de gedachte dat consumenten nut (moeten) maximaliseren is er economie van rupsje nooit genoeg ontstaan. Omdat ons nut natuurlijk in de praktijk nooit maximaal is, ontstaat voortdurend het gevoel dat we iets missen. Tyler Durden, de hoofdpersoon in de roman Fight Club van Palahniuk verwoordt het als volgt: “hele generaties hebben gewerkt in banen waar ze de pest in hadden, enkel en alleen om dingen te kopen die ze niet nodig hadden”. Ook macroeconomisch valt iets dergelijks waar te nemen. Landen storten zich massaal in de astronomische schulden door de blinde fixatie op economische groei.

5) Keizer zonder kleren

Soms wordt economie de koning der sociale wetenschappen genoemd. Door de verwijdering van de economie met ethiek en moraal is deze kwalificatie onterecht, omdat de maatschappelijke relevantie van de economische adviezen niet op koninklijk niveau is.

Sedlacek pleit ervoor dat economen weer terug gaan naar Adam Smith en Mandeville vaarwel zeggen. Ik stem voor.

Auteur