Win win
Aute ur(s ):
Lubbers, R.F.M. (auteur)
Hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brabant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4099, pagina 243, 26 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
w elvaartseconomie
Op de conferentie ‘Social policy and economic performance’ die van 23 tot 25 januari in Amsterdam werd gehouden en waaraan dit
nummer van ESB gewijd is, kwam vaak het begrip ‘win win’ aan de orde. Volgens de econoom Bovenberg denken politici graag in winwin situaties omdat dat vertrouwen geeft, en politici het als hun taak zien vertrouwen te genereren. Wetenschappers geloven er vaak
niet in. Zij zien hun rol, zo vervolgde hij, meer als van scepticus en criticus. Ik meen echter, dat de wetenschappers daardoor een
relevant deel van de werkelijkheid niet zien.
Het ‘win win’-begrip is vooral bekend uit het milieubeleid. Milieumaatregelen in bedrijven kosten natuurlijk geld, maar bleken vaak niet
alleen vermindering van de vervuiling, maar ook verbetering van de doelmatigheid in het bedrijf als gevolg te hebben. Als zowel het
milieu als het bedrijfsrendement erop vooruit gaan, gaat men van ‘win win’ spreken. Dat een milieubeleid zonder kosten mogelijk zou zijn,
druist in tegen de logica van de wetenschapper. Maar ook het wetenschappelijke denken kent zijn beperkingen. Wetenschappelijke
analyses plegen gebaseerd te zijn op het vaststellen van causale relaties met empirische waarnemingen. Dat betekent dat de toekomst,
waarover geen waarnemingen gedaan kunnen worden, moeilijk ‘causaal’ te verklaren is. Cru uitgedrukt: wetenschap neigt ertoe ahistorisch te zijn, in die zijn dat zij niet verder komt dan extrapolatie van het gebeurde en dus geen of weinig plaats biedt aan
fundamentele verandering, voor dat wat in de biologie een mutatie wordt genoemd.
Daarbij is er een bijzondere rol weggelegd voor vertrouwen. ‘Win win’-milieubeleid betekent dat milieudoelstellingen die de overheid
vaststelt, gehaald worden doordat bedrijven anders gaan produceren, nieuwe technologieën introduceren, enz. Beide partners, overheid
en bedrijfsleven, beginnen daarmee aan een ongewis avontuur. Het kan kostbaar, zonder resultaten en met veel frustraties aflopen. Om
aan het avontuur te beginnen, moeten overheden en bedrijven het vertrouwen hebben dat de ander niet uit is op gewin voor hem alléén.
Groeit dat vertrouwen, dan kunnen instituties meer risico met verandering nemen. Kùnnen, omdat het gedrag van hen die leiding geven
aan instituties mede bepaald wordt door wat zij aan successen aan hun achterban te bieden hebben. Zo genereert vertrouwen
verandering, en wantrouwen stagnatie. Mijn stelling is daarbij dat het vertrouwen niet van welbespraakte politici komt, maar gebaseerd is
op eerdere ‘win win’-ervaringen zelf, op de feiten dus.
Het begrip ‘win win’ wordt allang niet meer alleen in het milieubeleid gehanteerd. Toegepast op de verzorgingsstaat betekent ‘win win’,
dat sociaal beleid een positieve invloed heeft op economische prestaties, en dat goede economische prestaties het gemakkelijker maken
om sociaal beleid te vernieuwen. Bij het succes van de Nederlandse aanpak die tijdens het congres model stond, past overigens wel
enige bescheidenheid. Met ‘het poldermodel’ wordt gedoeld op de eigensoortige vernieuwing van Nederland sinds 1982. In dat model
speelde naast de systematische loonmatiging en beheersing van collectieve uitgaven, de vernieuwing van de arbeidsmarkt een grote rol.
Opwaardering van deeltijdwerk maakte daar deel van uit.
Deze opwaardering kwam niet vanzelf. Oorspronkelijk was er veel verzet; zowel van ondernemerszijde, uit vrees voor hoge kosten, als
van ’emancipatiezijde’ omdat vrouwen wel afgescheept zouden worden met een deeltijdbaan. Geleidelijk aan begon het bedrijfsleven
echter ook de merites te zien; deeltijdwerk bood mogelijkheden voor flexibiliteit. En de emancipatiebeweging ging zien dat deeltijdwerk
kansen bood aan vrouwen en mannen die naast de opvoeding van hun kinderen wilden blijven werken. Zo evolueerde de ‘verkrampte
arbeidsherverdeling’ tot ‘flexibiliteit’ en groeide alom de waardering voor en medewerking aan de vernieuwing van het arbeidsbestel. Zo
kwamen sociale en economische vernieuwing in elkaars verlengde te liggen. Er is dus een positieve terugkoppeling mogelijk, maar of die
ook optreedt is van te voren niet zeker.
Zowel in het milieubeleid als in het sociaal-economische beleid ontstaan ‘win win’-situaties als instituties bereid zijn tot verandering, op
een moment dat het resultaat daarvan niet met zekerheid te voorspellen is. De onzekerheid hangt soms simpel samen met de
onvoorspelbaarheid van de consequenties van de betreffende verandering, soms met de onzekerheid over het gedrag van andere
instituties in relatie met de beoogde verandering. Vertrouwen, of het ontbreken daarvan, doet dan kiezen voor verandering dan wel verzet
tegen verandering. Vertrouwen is dus van groot belang. Politici en soms ook beleidsadviseurs denken dat vertrouwen bergen kan
verzetten, wetenschappers achten het veelal ‘gebakken lucht’.
Ondertussen heeft Nederland zowel in het milieubeleid als in het sociaal-economische beleid ervaring opgedaan met ‘win win’-effecten.
Nu wordt het tijd om meer greep te krijgen, ook wetenschappelijk, op de werkelijke betekenis van ‘win win’, de rol van het vertrouwen dat
zo gegenereerd wordt, en het vermogen tot verandering dat daar weer het gevolg van is.
Thema: de economische prestaties van de verzorgingsstaat:
zie Arbeidsmarkt, bescherming en prestaties van W.B. Roorda en E.H.W.M. Vogels
Uit de vakliteratuur: Economische groei en de verzorgingsstaat van L.J.M. Aarts
De verzorgingsstaat tussen gezin en markt van G. Esping-Andersen
Een sterke verzorgingsstaat van A.B. Atkinson
Het succesdilemma van K. Biedenkopf
Duitse belastinghervorming van C.W.A.M. van Paridon
Tot besluit: Succesvolle inkomensverdeling van A.P.W. Melkert
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)