Ga direct naar de content

Weinig behoefte aan collectieve pensioenregeling voor zzp’ers

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 12 2015

De belangrijkste belemmering voor zzp’ers voor het afsluiten van een aanvullend pensioen zijn de bijbehorende hoge kosten. Dit heeft tot gevolg dat zzp’ers weinig belangstelling hebben voor verplichte deelname aan collectieve pensioenregelingen en opgelegde solidariteit.

468Jaargang 100 (4715) 13 augustus 2015
Weinig behoefte aan
collectieve pensioenregeling voor zzp’ers
ARBEIDSMARKT
Z
zp’ers vormen een sterk groeiende groep
werkenden in Nederland. Waren er in 1996
nog 330.000 personen werkzaam als zzp’er,
eind 2014 waren dat er volgens het CBS al
829.000. De samenstelling van de groep is
uiterst gemêleerd, en die heterogeniteit maakt het voor be –
leidsmakers moeilijk om met één instrument iedere zzp’er
te bedienen. Toch kan men wel een lans breken voor een
collectieve pensioenvoorziening in de tweede pijler, zoals
Van der Lecq en Oerlemans (2015) hebben gedaan met
als argument dat alle werkenden hier in principe recht op
zouden moeten hebben. Maar vooralsnog is het onduide –
lijk of er behoefte bestaat aan een collectieve pensioenrege –
ling voor zzp’ers en of gedwongen deelname aan zo’n rege –
ling wel wenselijk is. De AFM is niet afkerig van eventuele
dwang om de pensioenopbouw van zzp’ers te stimuleren. In
een recent advies (AFM, 2015) zegt de toezichthouder bij
het vernieuwen van het pensioenstelsel voorstander te zijn
van “keuze daar waar het kan, verplichting daar waar dat
verstandig is”. Andere instanties, zoals de SER , zijn meer
terughoudend en willen zich beter verdiepen in de groep zzp’ers. Dat is ook precies wat in deze bijdrage gebeurt. Al

lereerst willen we weten hoe divers de groep zzp’ers is en
hoe zij aankijken tegen pensioensparen. En ten tweede is
er de vraag : bestaat er wel belangstelling voor collectieve
zzp-pensioenregelingen? Voor de beantwoording van
deze vragen maken we gebruik van een nieuw onderzoek
onder zzp’ers in Nederland en Duitsland, uitgevoerd door
TNS NIPO begin juni 2014 (Conen en Schippers, 2014)
waarbij er veel meer dan voorheen op motieven, attitudes
en gedrag wordt gefocust. Uiteindelijk hebben 793 zzp’ers
in Nederland de enquêtevragen beantwoord. Het belang
van een antwoord op bovenstaande vragen is groot. Het
is uiteraard bekend dat de groep zzp’ers enorm divers is in
termen van sociaal-economische kenmerken (Dekker en
Köster, 2011; Bosch et al. , 2012). Maar hoe de verschillen –
de typen zzp’ers zelf tegen een collectieve pensioenregeling
aankijken, is minder bekend en belicht.
TWEE TYPEN ZZP’ERS
De reden waarom er verdeeldheid heerst over het bieden
van een pensioenvoorziening voor zzp’ers is terug te voeren
op het feit dat er twee typen zzp’ers een hoofdrol spelen in
het debat: het ondernemerstype en het werknemerstype.
Het ondernemerstype houdt van risico nemen en is aller –
minst gediend van verplichte winkelnering en een quasi-be –
lasting die de prijs van zijn dienst verhoogt. Op welke wijze
zzp’ers hun pensioen willen regelen en hoeveel zij daarvoor
opzij willen leggen, bepalen zij zelf. Het werknemerstype
zal diep in zijn hart risico’s liever uit de weg gaan en ook een
preferentie hebben voor de bescherming die hij als werk –
nemer genoot. Als men werk verliest, kan men als zzp’er
geen recht op een werkloosheidsuitkering doen gelden,
en is alleen de bijstand als vangnet aanwezig. Mocht men
onverhoopt geen werk hebben dan moet men veel sneller
dan werkloos geworden werknemers zijn vermogen opeten
voordat men recht kan doen gelden op de bijstand – ver –
mogen dat wellicht bedoeld was voor een eigen pensioen -HARRY
VAN DALEN
Onderzoeker NIDI
en hoogleraar aan
de Universiteit van
Tilburg
KÈNE HENKENS
Onderzoeker NIDI
en hoogleraar aan
de Rijksuniversiteit
Groningen
WIETEKE CONEN
Postdoc onderzoeker
aan de Universiteit
Utrecht
JOOP SCHIPPERS
Hoogleraar aan de
Universiteit Utrecht
In het debat over het pensioenstelsel krijgt de pensioenvoorzie –
ning van zzp’ers veel aandacht. In het huidige stelsel hebben vooral
oudere, hoogopgeleide zelfstandigen een aanvullend pensioen. De
belangrijkste belemmering voor het afsluiten van een aanvullend
pensioen zijn de bijbehorende hoge kosten. Dit heeft tot gevolg
dat zzp’ers weinig belangstelling hebben voor deelname aan col –
lectieve pensioenregelingen en ook weinig zien in van bovenaf op –
gelegde solidariteit.
ESB Arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt ESB
469Jaargang 100 (4715) 13 augustus 2015
voorziening. De rechtgeaarde ondernemer onder de zzp’ers
zal dat wellicht als all in the game zien. Ziedaar de tweespalt
waar sprake van kan zijn als een groep zzp’ers moet gaan be-
slissen over de wenselijkheid van een pensioenvoorziening. In de enquête is gevraagd naar het belang van elf rede –
nen om zzp’er te worden (tabel 1). Op basis van een factor –
analyse komen hier inderdaad twee belangrijke dimensies
naar voren. De ene factor karakteriseert de zzp’er als een
persoon die vrijheid hoog in het vaandel draagt: men zocht
een nieuwe uitdaging , men wilde zelf bepalen hoeveel en
wanneer men werkt en men wilde eigen baas zijn (items 1,
2 en 4, tabel 1). De andere factor laat een zzp’er zien die min
of meer door omstandigheden gedwongen is om die posi-
tie te aanvaarden: men kon geen geschikte baan vinden als
werknemer en het was de enige mogelijkheid om een inko –
men te verwerven (items 7 en 8, tabel 1). Als we deze twee
dimensies bezien dan valt het zzp-bestand ruwweg uiteen
in enerzijds een groep die de vrijheid van het zelf onder –
nemen hogelijk waardeert (tussen de 50 en 68 procent) en
anderzijds een groep die min of meer gedwongen de positie
van zzp’er heeft aanvaard (tussen 23 en 28 procent). Dit zijn
overigens geen elkaar uitsluitende categorieën: velen die
zeggen gedwongen te zijn, zeggen ook dat ze bijvoorbeeld
een nieuwe uitdaging zochten. Men maakt van de nood
een deugd. Dat verklaart wellicht ook waarom gedwongen
zzp’ers niet echt ontevreden zijn over hun positie. Gemid –
deld waardeert men het werkzame leven als zzp’er met een
7 à 7,5, terwijl de intrinsiek gemotiveerde zzp’er er ongeveer
de score van een 8 aan geeft. In het algemeen verlangt de
zzp’er ook niet meer terug naar een positie als werknemer:
slechts tien procent is liever werknemer dan zzp’er.
VERKLARING PENSIOENSPAREN
De meeste zzp’ers kunnen voor hun pensioen terug val –
len op een variëteit aan pensioenmiddelen, waarvan vaak
het AOW-pensioen het belangrijkste inkomensaandeel is
(SZW, 2013). De meesten kennen een arbeidsverleden als
werknemer en hebben daardoor ook een beperkte aanspraak
op een aanvullend pensioen (dit geldt voor 69 procent van
de zzp’ers). Toch zijn de meeste zzp’ers er zich wel enigszins
bewust van dat pensioensparen belangrijk is, aangezien 69
procent van hen aanvullende pensioenmaatregelen heeft ge –
nomen in de vorm banksparen, lijfrentes, en dergelijke. Maar als men beziet (tabel 2) wie er aanvullende maat –
regelen hebben genomen, dan valt ogenblikkelijk op dat
dit zich concentreert bij oudere, hoogopgeleide zzp’ers die
behoorlijk wat uren maken in de week en die (naar eigen
zeggen) gezegend zijn met financiële kennis. Vooral de laat –
ste variabele heeft een sterk voorspellende waarde. Voor de
discussie over pensioensparen is echter met name de moti-
vatie van belang waarom men zzp’er is geworden. En dan
valt in het algemeen op dat degene voor wie het zzp-schap
een min of meer opgelegde keuze was, minder geneigd is
tot het nemen van aanvullende pensioenmaatregelen dan
de zzp’er die zegt dat er geen sprake was van een opgelegde
keuze. Dat lijkt vooral te komen doordat de financiële po –
sitie van een dergelijke zzp’er slechter is dan van hen die in
vrijheid aan het zzp-schap zijn begonnen. Overigens moet men niet al te hoge verwachtingen
hebben dat de genomen aanvullende pensioenmaatregelen voldoende zijn: 48 procent van degenen die aanvullende
pensioenmaatregelen hebben genomen, denkt dat dit ge

noeg is om goed van te leven na pensionering en 52 procent
heeft daar ernstige twijfels over. Een belangrijke reden voor het grote aantal zzp’ers dat
geen aanvullende pensioenmaatregelen heeft genomen,
ligt mogelijk in het hoge prijskaartje voor het nemen van
aanvullende maatregelen (figuur 1). Deze inschatting is re –
e el omdat een zzp’er in tegenstelling tot een werknemer de
Verklaring aanvullende pensioenmaatregelen
door zzp’ers, logit-analyseTABEL 2
Bron: SSE, 2014
Redenen om zzp’er te worden, in procentenTABEL 1
In enige
mate In hoge
mate Totaal
1. Zelf bepalen hoeveel en wanneer ik werk 274168
2. Zocht een nieuwe uitdaging 312859
3. Zag een kans in de markt 302656
4. Wil niet (meer) voor een baas werken 222850
5. Kon meer verdienen als zelfstandige 221032
6. Werk en familieleven beter kunnen combineren 161430
7. Kon geen geschikte baan als werknemer vinden 131528
8. Werken als zzp’er nog de enige mogelijkheid 101323
9. Werk dat ik doe bestaat nauwelijks in loondienst 111223
10.Inkomsten van zzp-activiteiten als extra bron
van inkomen 13821
11. Mijn werkgever wilde dat ik als zelfstandige ging
werken 213
Aanvullende pensioenmaat­
regelen getroffen (nee = 0, ja = 1)
Verklarende variabelen: Coëfficiënt
Geslacht (referentie man = 0) –0,09
Leeftijd (referentie 15–34 = 0 )
35–44 0,08
45–54 0,24
55–64 0,96**
65+ 0,50
Opleiding (referentie laag = 0)
Middelbaar 0,47
Hoog 0,90***
Werkweek (referentie 1–20 uur = 0)
21–40 uur 0,57***
41–50 uur 0,89***
Meer dan 50 uur 0,54
Financiële kennis (zelfrapportage op
vijfpuntsschaal) 0,58***
Motivatie om zzp’er te worden
Eigen keuze (vierpuntsschaal) –0,03
Opgelegde keuze (vierpuntsschaal) –0,27***
Constante –1,51**
Pseudo R
20,11
N 734
**/*** Significant op respectievelijk vijf- en eenprocentsniveau

ESB Arbeidsmarkt
470Jaargang 100 (4715) 13 augustus 2015
0 20 40 60 80 10 0
In procenten
T
e j o ng o m i e ts t e r e g ele n
V
erk o op z a ak z a l v e el o ple ve re n
N
ooit o ve r n aged ach t
S
ta at o p m ijn ‘ t e d oen ’-l ijs tje
E
ig en r e se rv e s
T
e o ud o m n og i e ts t e r e g ele n
K
an t e ru gva lle n o p a nder i n ko m en
A
anvu lle n d p en sio en d oor l o ondie n st
u it v erle d en
A
O W i s v o ld oen de
A
anvu lle n de p en sio en re g elin gen te d uur
En ig e m ateHo ge m ate
volle pensioenpremielast moet dragen en niet kan leunen
op een werkgever (SZW, 2013). Opvallend is ook de be –
vinding dat meer dan de helft van de ondervraagden meent
dat de AOW voldoende inkomensgarantie biedt, wat een
aanwijzing zou kunnen zijn dat men momenteel al een ge –
ring inkomen heeft, of na pensionering met beperkte mid –
delen denkt toe te kunnen. Dat zzp’ers net als veel anderen
uitstelgedrag vertonen, blijkt uit het feit dat het nemen van
aanvullende maatregelen bij vier van de tien zzp’ers nog op
het to do -lijstje staat.
BELANGSTELLING VOOR COLLECTIEF PENSIOEN
Gegeven het feit dat het kostenargument de belangrijkste
reden is om af te zien van aanvullende maatregelen, kan
men vermoeden dat de belangstelling voor een collectief geregeld pensioenproduct niet overweldigend zal zijn. Im

mers, ook hier kunnen aanzienlijke kosten aan verbonden
zijn. Dat vermoeden wordt in dit onderzoek bevestigd
wanneer men een collectieve regeling voor zzp’ers presen –
teert die een hoge mate van vrijblijvendheid kent, met een
flexibele inleg en een flexibele uitkering plus uitkeringsduur.
Slechts 18 procent van de ondervraagden antwoordt beves-
tigend op de vraag of men van plan is mee te doen aan zo’n
collectieve regeling wanneer deze beschikbaar is, 32 pro –
cent is duidelijk niet van plan om mee te doen, en 50 pro –
cent weet het niet. De belangstelling hiervoor is overigens
iets hoger onder hen die het zzp-schap als een opgelegde
keuze zien (25 procent). Maar ook hier weten de meesten
(45 procent) niet of ze aan zo’n regeling mee willen doen.
En verder lijkt deze geringe belangstelling niet uniek. De
deelname aan collectieve regelingen op microniveau door
middel van een broodfonds – een groep van twintig tot vijf-
tig ondernemers die elke maand geld opzij zetten om elkaar
te steunen bij ziekte en dergelijke – is nog veel geringer:
slechts één procent neemt momenteel deel aan zo’n fonds.
Ook de organisatiegraad onder zzp’ers is zeer beperkt: een
hele kleine minderheid is aangesloten bij een vakbond of bij
een specifieke organisatie voor zzp’ers dan wel een branche –
organisatie. Het zijn allemaal vingerwijzingen dat de groep
zzp’ers dermate gefragmenteerd is dat er bij het opbouwen
van collectiviteiten nog een lange weg te gaan is.
CONCLUSIES
De spectaculaire groei van het aantal zzp’ers in Nederland
in combinatie met een beperkte pensioenopbouw onder de
huidige zzp’ers geeft aan dat het vraagstuk hoe een adequaat
pensioen voor dit deel van de arbeidsmarkt te faciliteren valt
een hoge urgentie heeft. De roep tot verplichte aansluiting
bij een zzp-pensioenfonds lijkt in dit stadium een brug te
ver: voor veel zzp’ers zou dit indruisen tegen hun ‘onderne –
merszin’ en zelfgekozen vrijheid. Inperken van die vrijheid
helpt wellicht een klein deel van de zzp’ers – in het bijzon –
der hen die tegen hun wens tot het zzp-schap zijn veroor –
deeld. Maar ook bij hen is de bereidheid tot deelname aan
zo’n fonds beperkt. De beleidsmatige keuze voor het al dan
niet verplichtstellen van een pensioenregeling voor zzp’ers
lijkt derhalve vooral sterk ideologisch gekleurd. Voor hen
die vooral vrijheid en ondernemerszin benadrukken, is ver –
plichtstelling een doorn in het oog. Volgens degenen die de
marginale arbeidspositie van sommige zzp’ers benadruk –
ken, biedt verplichtstelling juist de gewenste bescherming
voor de oude dag. Dit onderzoek suggereert dat het denken
in termen van collectieve actie niet een tweede natuur is
voor zzp’ers, en al helemaal niet wanneer het aankomt op
verplichtstellingen. De gulden middenweg is waarschijnlijk
om te opteren voor het aanbieden van een pensioen waarin
de voordelen van de collectiviteit worden gecombineerd
met een zekere mate van vrijheid van deelname. Het gege –
ven dat de meeste zzp’ers nog geen duidelijk idee hebben
of een collectieve pensioenregeling een wijs besluit is, geeft
aan dat hier nog veel zendingswerk verricht moet worden.
LITERATUUR
AFM (2015) Naar een toekomstbestendig tweede-pijlerpensioen . Amsterdam: AFM.
Bosch, N., G. Roelofs, D. van Vuuren en M. Wilkens (2012) De huidige en toekomstige groei van
het aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking. Achtergronddocument. Den Haag: CPB.
Conen, W. en J. Schippers (2014) Self-employed without personnel: between freedom and insecu-
rity. Tussenrapport. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Dalen, H.P. van, en K. Henkens (2015) De dubbelhartige pensioendeelnemer. NEA Paper, 58.
Dekker, R. en L Köster (2011) De ontmythologisering van de zzp-trend. Tijdschrift voor Arbeids-
vraagstukken , 27(3), 248–263.
Lecq, F.G. van der, en A.G. Oerlemans (2015) Zzp-pensioenregelingen: van uitsluiten naar
insluiten. Pensioendoc, 2(1), 20–25.
SZW (2013) Onderzoeksrapport pensioen van zelfstandigen, 28933. Den Haag: Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bron: SSE, 2014
Redenen om geen aanvullende pensioen –
maatregelen te nemenFIGUUR 1

Auteurs