Wat is de potentie van internetgeld?
Aute ur(s ):
Boonstra, W.W. (auteur)
De auteur is hoofd van de Stafgroep Economisch Onderzoek van Rab ob ank Nederland en docent Geld- en Bankwezen aan de Faculteit der
Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij dankt een aantal collega’s, waaronder Henry
Berendsen, Hans Visser en Hans Groeneveld, voor hun commentaar op een eerdere versie.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4300, pagina 244, 16 maart 2001 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
betaalmiddelen
Elektronisch betalen, digitaal geld en internetgeld duiken regelmatig op in discussies. Hoe ziet de praktijk eruit en wat zegt de
monetaire economie hierover?
Betalen via internet vertoont een snelle groei. Er zijn inmiddels analisten die stellen dat in de toekomst door toedoen van het internet
het traditionele, door banken in omloop gebrachte geld zelfs ter discussie zal komen te staan. Dankzij een voortschrijdende
technologische ontwikkeling en een steeds betere beveiliging, zou het straks mogelijk zijn om transacties zonder tussenkomst van
een bank af te wikkelen via het internet. Het is immers goed mogelijk dat straks rekeningen worden vereffend met gebruikmaking
van ‘cards’, uitgegeven door niet-banken, zoals bijvoorbeeld een supermarktketen.
Naar een nieuwe ruileconomie?
Deze redenering kan zelfs nog een stap verder worden doorgetrokken. Zo schreef Mervyn King, vice-gouverneur van de Bank of
England, eind 1999 een opmerkelijk artikel 1. Hierin beschreef hij een wereld waarin twee partijen onderling kunnen afrekenen in
willekeurig welke financiële titel. Sterke computers die ‘real time’ de onderlinge waardeverhouding van alle mogelijke financiële activa
bijhouden, maken een dergelijke afwikkeling van transacties mogelijk. Traditioneel geld zou hiermee het monopolie als transactiemiddel
verliezen; het zou slechts één van de vele verschijningsvormen van financiële activa zijn die in beginsel allemaal in staat zijn om de
functies van het huidige geld te vervullen. Wel acht King het nog nodig om een gemeenschappelijke rekeneenheid aan te houden, maar
traditioneel geld, wisselkoersen en monetair beleid zijn dan verdwenen. Wat terugkomt is een enorme hoeveelheid ruilverhoudingen
tussen alle mogelijke financiële activa. De enige beperking op hun gebruik is dat deze elektronisch moeten kunnen worden verhandeld.
Nieuwe monetaire economie
Overigens vertonen de opvattingen van King overeenkomsten met die van de aanhangers van de zogenoemde new monetary
economics, zoals Fama, Black en Hall 2. Ook zij schetsten een toekomst waarin traditioneel geld vrijwel afwezig is en geen rol voor
centrale banken is weggelegd, maar waarin nog wel sprake is van een gemeenschappelijke rekeneenheid.
Dit artikel gaat eerst in op de gevolgen van het internet voor het betalingsverkeer. Vervolgens ga ik in op het door King beschreven
scenario en wat de randvoorwaarden zijn waarbinnen zich op het internet een compleet nieuwe geldsoort zou kunnen ontwikkelen, die
het huidige geld althans in theorie zou kunnen vervangen.
Huidige betalingsverkeer
Alvorens in te gaan op de mogelijkheden die het internet biedt tot het ontwikkelen van een autonome betalingsvorm, is het van belang
om eerst een indruk te krijgen van het karakter van het betalingsverkeer van vandaag. Een belangrijk aspect van geld is immers de
algemene aanvaardbaarheid. Het publiek heeft vertrouwen in fiduciair geld en is bereid om intrinsiek waardeloos geld te aanvaarden als
men er vanuit kan gaan dat men het betaalmiddel dat wordt ontvangen elders weer kan uitgeven. Zodra de algemene aanvaarding wordt
ingeperkt, wordt geld minder aantrekkelijk 3.
Belangrijk hierbij is de verbinding tussen het chartale en het girale circuit. Als iemand een bedrag op zijn bank- of girorekening ontvangt,
kan hij dit zonder koersverlies omzetten in tastbare vorm en vice versa. Op deze wijze kunnen de betalingscircuits waarin de consument
participeert als het ware aan elkaar worden geknoopt. De relatie met het chartale circuit is van belang, omdat het grootste deel van de
transacties tussen consumenten en bedrijven nog altijd chartaal wordt afgewikkeld 4.
Uit tabel 1 blijkt dat het pinnen in opmars is. Het gebruik van de creditcard loopt terug van een omzetaandeel van 3,3 procent naar 2,1
procent, al mag worden verwacht dat deze trend alweer is omgebogen. De creditcard is immers nog het meest gebruikte instrument voor
internetbetalingen.
Tabel 1. De structuur van het betalingsverkeer (1998), aandelen in procenten
Betaalmiddel
chartaal
pin
overschrijvingen
cheques
creditcard
chipcard
aandeel
in omzeta
57,9 (59,3)
28,4 (20,0)
9,0
2,4
2,1 (3,3)
0,2
aandeel
in aantal
transacties
82,8
13,3
2,0
1,2
0,4
0,3
gemiddelde
waarde per
transactieb
9,68
29,72
62,02
27,16
68,02
7,94
a. Tussen haakjes: percentages voor 1995.
b. In euro.
Bron: EIM, aangehaald in K. Jaarsma en W.V.M. van Rijt-Veldman, De kassa rinkelt niet voor niets. Afrekenen kost ook geld!,
editie 1999, Hoofdbedrijfsschap Detailhandel, Den Haag, mei 2000.
Potentieel internetgeld
Het internet speelt al een niet onbelangrijke rol in het betalingsverkeer, waarbij transacties via het net worden afgewikkeld. Ook zijn er
inmiddels specifiek op het internet gerichte betaalvormen ontwikkeld, al luiden deze vrijwel altijd in één van de gangbare valuta’s. Het
gaat dus niet om alternatieve geldsoorten.
Definities
Met de term ‘(puur) internetgeld’ wordt in het vervolg van dit artikel gedoeld op een digitale geldsoort die zich op het internet ontwikkelt
en die los staat van één van de bestaande valuta’s. Digitaal geld dat is gekoppeld aan bestaand geld wordt aangeduid als ‘digitaal
betaalmiddel’. De veelgehoorde term ‘elektronisch betalen’ slaat op een betaalwijze, niet op een betaalmiddel.
Giraal betalen
Uitgaande van het belang van algemene aanvaardbaarheid van het geld en veronderstellend, dat consumenten ook in de toekomst er in
overgrote meerderheid geen behoefte aan zullen hebben om voor verschillende circuits uiteenlopende rekeneenheden te hanteren, mag
worden geconcludeerd dat het gebruik van internet voor betalingen vooral betrekking zal hebben op transacties waar gewoon giraal geld
bij betrokken is. Internetgeld zal dus een belangrijke girale betaalvorm zijn, naast girale overschrijvingen, pintransacties en dergelijke,
waarbij de achterliggende administratie een gewone bancaire is. Oftewel: bezien vanuit de aard van het geld kunnen internetbetalingen
vooral worden gezien als een procesinnovatie, maar niet als een productinnovatie.
Voor zover bekend staan vrijwel alle nieuwe digitale betaalmiddelen tot dusver in een vaste verhouding tot één der bestaande valuta’s.
Zo’n circuit kan in beginsel op twee manieren worden gevoed: door het kopen van digitaal betaalmiddel met behulp van gebruikelijk geld
of vanuit geldschepping door een digitaal betaalmiddel uitgevende instelling. Zo’n instelling is dan een gewone primaire bank, zij het
wellicht in een wat ongebruikelijke verschijningsvorm. Het op een van de hiervoor beschreven wijzen gecreëerde digitale betaalmiddel
heeft ook een rechtstreekse band met een chartaal circuit. In feite gaat het dan ook om gewoon giraal geld.
Puur internetgeld
In theorie is het mogelijk dat zich een vorm van internetgeld ontwikkelt die niet in een vaste verhouding tot traditioneel geld staat: puur
internetgeld. Dit zou in een aantal opzichten uniek zijn. Ten eerste zou het om geld gaan dat voor iedere bewoner van deze planeet als
‘vreemde valuta’ geldt; het is als het ware geld zonder thuisbasis.
Hiermee heeft het – en dat is het tweede kenmerk – ook geen reguliere centrale bank achter zich staan. Daarmee ontbeert het een voorraad
aan goud en deviezen om de convertibiliteit te garanderen, een instrumentarium om de hoeveelheid te reguleren en, ten slotte, het
economisch potentieel van een land om de waarde te ondersteunen. Een laatste kenmerk is dat het waarschijnlijk om geld zou gaan dat
geen tastbare vorm kent. Hierdoor heeft het geen directe link met het circuit waarin de consument het leeuwendeel van zijn transacties
afwikkelt en mist het ook het gemak van de algemene aanvaardbaarheid 5.
De kernvraag hierbij is wie een dergelijk nieuw geldconcept in omloop zou kunnen brengen. Het zou om een instelling, dan wel een groep
van instellingen, moeten gaan die dermate veel vertrouwen bij consumenten geniet – meer dan de bestaande gelduitgevende instellingen
en hun toezichthouders – dat deze bereid zijn om door haar gecreëerd geld als volwaardig betaalmiddel te aanvaarden, ondanks de in de
vorige alinea vermelde handicaps die puur internet geld kenmerken. De kans dat dit op grote schaal zal gaan plaatsvinden lijkt niet groot,
om het zachtjes uit te drukken.
Randvoorwaarden
Wat zijn nu de randvoorwaarden die vervuld moeten zijn voordat een digitale geldsoort zich kan ontwikkelen tot een volwaardige valuta?
In dat geval wordt het namelijk internetgeld, zoals hiervoor gedefinieerd. Ten eerste moet een volwaardig digitaal alternatief voorhanden
zijn voor tastbaar chartaal geld. Nu zijn er inmiddels meerdere elektronische alternatieven voor chartaal geld beschikbaar, zoals in
Nederland de chipknip van de commerciële banken en de chipper van de Postbank.
Gesloten en open systemen
Het gaat echter om zogenoemde gesloten systemen, want met een chipknip of chipper kan geen geld van de ene consument naar de
andere worden overgedragen. Er kan met zo’n elektronische beurs in feite alleen geld worden opgenomen bij de bank (‘opladen’) en geld
worden gestort op de rekening van een winkelier die in bezit is van speciaal daarvoor geschikte apparatuur (‘betalen’).
Alleen het Britse Mondex-systeem, dat een open systeem is, kan met een beetje goede wil als een potentieel volwaardig alternatief voor
chartaal geld worden gezien. Daarbij ontbeert zelfs het Mondex-systeem enkele kenmerken die chartaal geld tot dusver uniek maken, te
weten de volstrekte anonimiteit van chartale transacties en de totale onafhankelijkheid van elektriciteit 6.
Algemene aanvaarding
Hiermee raken wij meteen aan de tweede randvoorwaarde: een geldsoort moet binnen een economisch systeem algemeen worden
aanvaard. Slechts als het algemene publiek er in overgrote meerderheid van overtuigd is dat het digitale geld ongedifferentieerde
koopkracht vertegenwoordigt en algemeen in betaling wordt aanvaard, zou het in theorie het traditionele geld kunnen verdringen. Als dit
mondiaal zou gebeuren voor een en dezelfde geldsoort, zou dit het einde betekenen van de banken, centraal en commercieel, zoals wij die
nu kennen. Dit toekomstperspectief is echter nog heel ver weg, als het er ooit nog komt. De internetrevolutie op het terrein van het
betalingsverkeer beperkt zich tot dusver geheel tot de betaalwijze en raakt nauwelijks aan het betaalmiddel 7.
Rol toezichthouder
Er is nog een belangrijk obstakel voor de ontwikkeling van een digitale betaalvorm die geheel los staat van één der bestaande valuta’s.
Dit is de opstelling van de monetaire toezichthouders, die grip op de monetaire ontwikkelingen willen houden, hetgeen voortvloeit uit
hun opdracht om de prijsstabiliteit te bewaken. Een tweede oogmerk bij het reguleren van de uitgifte van elektronisch geld is het
beschermen van de consument. Voor het betoog hier zijn met name de volgende twee voorschriften van belang:
» de uitgevers van elektronisch geld moeten wettelijk worden verplicht dat geld tegen pari terug te betalen en
» de centrale bank moet de mogelijkheid hebben om aan alle uitgevers van elektronisch geld reserveverplichtingen op te leggen.
In het najaar van 2000 is een advies van de ECB hierover neergeslagen in Europese richtlijnen. De kans dat zich los van de ‘zegen’ van de
toezichthouders een digitale geldsoort ontwikkelt die algemeen wordt aanvaard en die een bedreiging gaat vormen voor de bestaande
valuta’s, mag als nihil worden ingeschat.
De nieuwe ruileconomie
In het voorgaande is het toekomstbeeld van King, de nieuwe ruileconomie, nog niet afdoende besproken. King bespreekt immers geen
wereld met digitaal geld, maar juist een wereld waarin geldgebruik is vervangen door een digitale ruilhandel. Ieder digitaal verhandelbaar
financieel actief kan in deze visie immers worden aangewend om transacties af te wikkelen.
De grootste belemmering hiervoor is niet gelegen in de techniek. Ook nu kan al een schuld worden voldaan door middel van overdracht
van aandelen, obligaties en dergelijke. De reden dat dit nauwelijks voorkomt is gelegen in het feit dat de waarde van financiële titels toch
eerst in geld moet worden uitgedrukt, alvorens tot ‘betaling’ kan worden overgegaan. Hierbij wijs ik er nogmaals op dat ook King het
belang van een gemeenschappelijke numéraire onderkent.
Ontkoppelen geldfuncties?
Door de functie van numéraire los te koppelen van de functie van ruilmiddel boet een stelsel juist aan efficiëntie in. Ook Visser wijst in
de discussie rond de new monetary economics er al op dat het ontkoppelen van de functie van rekeneenheid en die van ruilmiddel geen
toegevoegde waarde heeft. Pas als zij een tekort hebben aan betaalmiddel, zullen consumenten grootscheeps overgaan tot het gebruiken
van andere titels voor het voldoen van schulden. Er valt in feite geen rationeel argument te bedenken waarom men het geld zou willen
afschaffen, ongeacht de technische mogelijkheden van het internet.
Conclusies
Vooralsnog luidt de conclusie dan ook, dat het geld zoals wij dat kennen in één of andere vorm wel zal blijven bestaan. Ook bankieren zal
blijven bestaan, maar het bankwezen zal zonder twijfel van aanzien gaan veranderen, in die zin dat sommige bestaande instellingen zullen
verdwijnen en nieuwe namen zullen opkomen. Een tweede conclusie luidt dat als het geld en banken zoals wij die kennen nog wel even
zullen blijven bestaan, dit ook zal gelden voor centrale banken en het monetair beleid
1 M. King, Credibility test, Financial Times, 30 augustus 1999.
2 Aangehaald in H. Visser, Modern monetary theory, Edgar Elgar, Aldershot, 1991, hoofdstuk 5.
3 Voor een bespreking van geldgebruik en de efficiëntie van het economisch stelsel, zie H. Visser en L. van Goor, Inleiding tot het gelden bankwezen, vierde druk, Academic Service, Schoonhoven, 1997.
4 De cijfers in de tabel hebben betrekking op de transacties tussen consumenten en ondernemers in de gevestigde detailhandel
(exclusief warenhuizen, maar inclusief supermarkten).
5 Met enige soepelheid van geest zou men zich kunnen voorstellen dat op basis van puur internetgeld alsnog een tastbare geldvorm
wordt uitgegeven. Dit zou dan dezelfde status hebben als buitenlandse munten en bankbiljetten: geen wettig betaalmiddel en daarmee
waarschijnlijk een uiterst geringe aanvaarding door winkeliers.
6 Zie S. Lelieveldt, J.M. Groeneveld, S. Katee en A. Visser, Elektronisch betalen. Afrekenen met een verleden, Financiële en Monetaire
Studies, Wolters Noordhoff, Groningen, 2000.
7 Electronische portemonnees slaan tot dusver niet echt aan. Volgens de ECB was er in juni 2000 voor EUR 140 mln. aan electronisch
geld in omloop. Dit is 0,4 procent van de chartale geldomloop en 0,003 procent van M3. Hierbij gaat het dan om het totaal aan
elektronische geldsystemen, die ieder voor zich weer niet op elkaar zijn aangesloten: zij zijn niet ‘interoperabel’ (ECB, Maandbericht
december 2000, blz. 55).
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)