Krantenlezers zullen op zijn minst de volgende logica herkennen en deze mogelijk zelfs zonder nadenken delen: het klimaat verandert door menselijk handelen, zodat natuurrampen toenemen en we dus beschermingsmaatregelen moeten treffen die variëren van energietransitie via CO2-opslag tot het Deltaprogramma. Bij alle aannames en causale stappen valt er wel een kanttekening te plaatsen, maar hier wil ik even ingaan op de net genoemde te snelle stap ‘dus moeten we maatregelen treffen’.
Daarom als eerste één stap terug. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: onze veiligheid is nog nooit zo groot geweest als we uitgaan van de enige en wat mij betreft zinnige maatstaf hiervoor, namelijk onze gemiddelde levensduur (bij voorkeur in gezondheid). We leven twee keer zo lang als tweehonderd jaar geleden en de levensduur neemt nog steeds toe, zij het wat minder spectaculair.
Het beschouwen van ‘het gemiddelde’ negeert echter de grote verschillen die er zijn tussen hogere en lagere inkomensgroepen. Mackenbach et al. (1994) gingen, in hun klassiek geworden studie, als eersten uitgebreid in op de gezondheidseffecten van de sociale stratificatie in Nederland. ‘Bovenmodaal’ leeft gemiddeld zes jaar langer dan mensen met een inkomen op minimumniveau. Het verschil in het aantal levensjaren waarin mensen hun gezondheid als goed ervaren, bedraagt gemiddeld zelfs negentien jaar.
En nu komt het ingewikkelde: onderzoek leert dat meer bestedingen aan veiligheidsmaatregelen tot minder welvaart leidt bij vooral de lagere inkomensgroepen. Anders gesteld, een euro besteed aan veiligheidsmaatregelen leidt tot minder inkomensgroei voor de lagere inkomensgroepen – en daarmee voor hen tot minder toename van hun gezonde levensduur – dan een euro geïnvesteerd in de welvaartsgroei.
Kip Viscusi heeft, in een beroemd overzichtsartikel uit 2003, de wetenschappelijke inzichten hierover op een rij gezet (Viscusi en Aldy, 2003). Hij komt uit op een schatting dat elke besteding van ongeveer dertien miljoen euro aan veiligheidsbeleid indirect één statistisch mensenleven kost. Omgekeerd zou ongeveer elke vijftien miljoen euro extra welvaartsgroei – dat wil zeggen stijging van het bnp – ‘automatisch’ één statistisch mensenleven opleveren.
Er kan natuurlijk geen misverstand over bestaan dat, wanneer we hier spreken over een ‘statistisch mensenleven’, dit de optelsom is van 75 gewonnen gezonde levensjaren die ‘verspreid’ zullen zijn over meerdere mensen.
Wie dus aan (klimaat)veiligheidsbeleid begint, moet heel goed nadenken over de kosten en baten van veiligheidsmaatregelen. Voor elke dertien miljoen euro aan veiligheidsmaatregelen moet er ten minste ook een statistisch mensenleven gered worden – anders is het veiligheidsbeleid simpelweg dodelijker dan het risico dat men tracht te beheersen.
Hoewel het expliciet waarderen van een statistisch mensenleven in de klimaatpolitiek taboe lijkt, vormen expliciete keuzes voor de waardering van een mensenleven wel de basis van veel veiligheidsbeleid, hoewel dat zelden hardop gezegd wordt. Mogelijk is de gezondheidszorg een uitzondering, waar de politieke keuze is gemaakt om maximaal 60.000 euro te investeren in het redden van een gezond levensjaar. Tenzij natuurlijk een specifieke groep zieken erin slaagt via de media de Tweede Kamer te mobiliseren, die dan een disproportionele investering in die specifieke ziekengroep afdwingt.
De Deltawet van 2012 laat een dubbel karakter zien. De ‘oude’ Deltawerken waren ontworpen op basis van een zuivere kosten-batenanalyse. De economische schade aan de infrastructuur gaf daarin de doorslag, de economische waarde van het verlies aan mensenlevens viel ruim binnen de afronding. Daarom is de Randstad dan ook het beste beveiligd tegen overstromingen. In het nieuwe Deltabesluit is opgenomen dat iedereen recht heeft op een minimum beschermingsniveau in 2050: de kans op overlijden mag \(10^{-5}\) per jaar zijn. De investeringen die daarvoor nodig zijn, gaan de norm van 60.000 euro uit de gezondheidszorg ver te boven.
Het uitvoeren van een kosten-batenanalyse als een uitvoerige overweging van de voor- en nadelen van verschillende concurrerende beleidsopties is, gezien het voorgaande, daarom een ethische plicht.
Kosten-batenanalyses hoeven in het democratische besluitvormingsproces natuurlijk niet noodzakelijk de doorslag te geven. Echter, in de woorden van de Amerikaanse hoogleraar Cass Sunstein (onder andere chief scientific officer onder president Obama): ‘Deliberative democrats know that “costs” are no mere abstraction. When the costs of regulation are high, real people will be hurt, through increased prices, decreased wages, and ever greater unemployment.’ (Sunstein, 2002)
Ik deel daarom de opinie van Sunstein dat het de kernopgave voor wetenschappers en adviseurs is om de maatschappelijke kosten van het veiligheidsbeleid transparant op de politieke en bestuurlijke tafel te leggen. Als er dan democratisch toch tot disproportioneel veiligheidsbeleid wordt besloten, dan is dat weloverwogen en niet op basis van onwetendheid of blinde hoop.
Literatuur
Mackenbach, J.P., H. van de Mheen en K. Stronks (1994) A prospective cohort study investigating the explanation of socio-economic inequalities in health in the Netherlands. Social Science & Medicine, 38(2), 299–308.
Sunstein, C.R. (2002) Risk and reason: safety, law, and the environment. Cambridge: Cambridge University Press.
Viscusi, W.K. en J. Aldy (2003) The value of a statistical life: A critical review of market estimates throughout the world. Journal of Risk and Uncertainty, 27(1), 5–76.
Auteur
Categorieën