Ga direct naar de content

Vijf valkuilen voor de formatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 1 1998

Vijf valkuilen voor de formatie
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4159, pagina 509, 26 juni 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
economische, orde

De kabinetsformatie verloopt traag. Daar is niks op tegen, zolang er een goed regeerakkoord tot stand komt. Maar hier is reden voor
groeiende scepsis. Terwijl Paars I voor vernieuwing stond, lijkt Paars II op pad naar een vroegtijdige rustplaats in een van de vele
valkuilen van de economie. Wat zijn de belangrijkste valkuilen voor de informateurs?
De eerste is de Wet van Borst, die er op neerkomt dat de kosten van de gezondheidszorg onbeheersbaar zijn zolang economische
instrumenten in het stelsel onvoldoende ruimte krijgen. De vraag naar zorg is onbeperkt zolang er geen eigen risico en mogelijkheid tot
premiedifferentiatie op grond van verschillende verzekeringspakketten bestaat – de huidige situatie voor het merendeel van de
verzekerden in Nederland. Afschaffing van de centrale vaststelling van prijzen in de gezondheidszorg ten gunste van vrij onderhandelde
contracten tussen verzekeraars en zorgaanbieders leidt tot doelmatigheid bij aanbieders van zorg 1. Deze contracten kunnen
voortbouwen op de Amerikaanse ‘health maintenance organizations’, die de functie van verzekeraar en zorgaanbieder combineren en
effectief gebleken zijn voor de beheersing van de kosten en het stimuleren van innovaties 2.
De tweede valkuil ligt pal achter de eerste: met een beroep op de rechtvaardige inkomensverdeling het verbeteren van prikkels in de
economie blokkeren. Een rechtvaardige inkomensverdeling wordt in de praktijk te vaak vereenzelvigd met handhaven van de status-quo,
ofwel een statische inkomensverdeling 3. Zo zijn er enerzijds plannen om laagbetaalde arbeid beter te doen lonen (dus het verschil
tussen loon en uitkering te vergroten zodat het aantrekkelijker wordt om een baan te aanvaarden), maar anderzijds wordt ervoor gepleit
om de koppeling van lonen en uitkeringen te versterken. Ook de minima moeten immers profiteren van de economische groei, luidt de
gedachte. Maar zo blijven de meeste minima wel minima, en de belangrijkste activiteit van de collectieve sector ‘uitkeren, uitkeren en nog
eens uitkeren’.
De derde valkuil ligt op de loer bij de herziening van de instituties van de sociale zekerheid. De politiek is na het WAO-debâcle terecht
sceptisch geworden over het vermogen van de sociale partners om iets verstandigs bij te dragen aan de vernieuwing van de sociale
zekerheid. De onderhandelaars voor het regeerakkoord lijken hierdoor nu verblind te zijn: het genuanceerde voorstel van de Stichting
van de Arbeid voor verdere marktwerking in de WAO (inclusief keuringen onder auspiciën van private verzekeraars) wordt ten onrechte
van tafel geveegd. Daardoor dreigt halfslachtige en ondoelmatige privatisering op een gebied waar goed vormgegeven institutionele
vernieuwing nog grote vruchten kan afwerpen 4.
De vierde valkuil is investeringsfetisjisme. Investeringen kunnen op een welhaast bijgelovige verering rekenen: als een politicus iets
voor elkaar wil krijgen noemt hij het een ‘investering’. Zo wordt er ‘geïnvesteerd’ in kleinere klassen op school, zonder dat het rendement
daarbij serieus wordt beoordeeld. Hetzelfde gebeurt bij ‘echte’ investeringen, bijvoorbeeld die dwaze tunnel onder enkele verspreide
koeienvlaaien in het Groene Hart. Zoals bij de Betuwelijn uitgebreid is gedocumenteerd spelen kosten en baten bij grote publieke
investeringsprojecten geen rol van betekenis meer in de besluitvorming 5. Rendement is uit het beeld verdwenen. Het gevolg is dat
milieuprojecten op de meest kostbare locatie die denkbaar is tot stand komen (denk aan extra landwinning naast de tweede Maasvlakte
om aan meeuwen de ruimte te geven) maar elders, waar de baten groot kunnen zijn, achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor ‘gewone’
investeringen, zoals een tweede nationale luchthaven.
De vijfde valkuil is het loslaten van een prudent financieel kader (zie Brits en De Vor in dit nummer van ESB). Het lijkt er op alsof de
onderhandelaars voor het paarse kabinet bevangen zijn door het motto van het wekelijkse katern van de Financial Times op zaterdag,
‘How to spend it’. Wordt dit de opvolger van ‘werk, werk en nog eens werk’?
De moraal. Het regeerakkoord dient economisch getoetst te worden op een vijftal criteria. Het eerste is de bereidheid om instituties en
prikkels in de zorgsector fundamenteel te herzien. Het tweede is het voornemen prikkels te introduceren die de arbeidsmarkt beter doen
functioneren, zonder te bezwijken voor de verleiding om de statische inkomensverdeling te handhaven. Het derde criterium betreft de
ruimte die gegeven wordt voor effectieve marktwerking in de sociale zekerheid, waarbij de rol van de overheid beperkt is tot het bepalen
van polisvoorwaarden en het monitoren van rechtvaardigheid bij de private uitvoering. Het vierde is de grote publieke investeringen die
in het verschiet liggen daadwerkelijk te beoordelen op rendement, bijvoorbeeld door private investeerders in de projecten te betrekken.
Het laatste criterium is onverkort vasthouden aan het succesvolle structurele begrotingsbeleid van de afgelopen jaren.
Een regeerakkoord dat deze toets niet doorstaat legt de basis voor een kabinet dat de eindstreep niet waard is

1 Zie R.T.J.M. Jansen, T. Leers, A.C. Meijdam en H.A.A. Verbon, Centrale tarieven, te veel zorg, ESB, 20 maart 1998, blz. 224-228.
2 E. Westerhout, Geïntegreerde zorgverlening en de kosten van de gezondheidszorg , ESB, 13 maart 1998, blz. 215.
3 A.L. Bovenberg, Prikkelen doet pijn, ESB, 19 juni 1998, blz. 492-495.
4 L.J.M. Aarts, Ph.R. de Jong, C.N. Teulings en R.J. van der Veen, Vijf jaar na Buurmeijer, ESB, 12 juni 1998, blz. 472-476.
5 E.S. Pelle, Geld speelt geen rol, ESB, 25 juni 1997, blz. 505.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur