Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Vergelijking
_Xff«t
met begin
jaren tachtig
π―
De DNB-conjunctuurindicator, berekend tot en met juni aanstaande,
voorspelt dat de huidige conjuncturele neergang zich in de komende
maanden zal voortzetten (figuur 1).
Ook de produktie in de verwerkende
industrie, die wordt gehanteerd als
realisatiereeks, laat een neergaande
be waging zien. Nu de huidige conjuncturele afzwakking al langer
duurt dan de gemiddelde neergang
over de afgelopen twintig jaar en
het dieptepunt nog niet in zicht is,
dringt zich de vergelijking op met de
recessie van begin jaren tachtig. Als
we deze vergelijking maken op basis
van de DNB-conjunctuurindicator,
dan valt het volgende op.
Naar het zich nu laat aanzien zal
de huidige inzinking van de conjunctuur, gemeten als afwijking van de
trend, dieper zijn dan die van begin
jaren tachtig. In december 1992 lag
de groei van de industriele produktie
ruim 3% onder haar trendmatige
waarde, net zoveel als op het laagste
punt van de conjunctuurgolf begin
Figuur 2. Opbouut groei industriele
produktie”, inprocenten t.o.v. de
vorige overeenkomstige periode
1992
a. Op basis van de realisatiereeks.
ESB 3-3-1993
81
82
83
84
85
jaren tachtig. De voorspelling van de
DNB-conjunctuurindicator dat de
neergang in ieder geval tot en met
juni zal aanhouden, wekt de verwachting dat de huidige neergang
nog dieper wordt. Deze uitkomsten
zijn overigens wel afhankelijk van de
methode die is gehanteerd om de
totale groei te ontleden in trend en
conjunctuur.
Analyse van de bijdragen van de
verschillende componenten (IFOindicator Duitsland, verwachte bedrijvigheid industrie, orderontvangst
industrie, verwachte omzet nieuwe
NCM-polishouders, reele geldhoeveelheid) aan de neergang van de
DNB-conjunctuurindicator leert dat
in de periode 1980-1982 de totale
conjuncturele neergang voor ongeveer een kwart is veroorzaakt door
de conjunctuur in Duitsland (afgemeten aan de IFO-indicator voor de
Duitse industrie). In de huidige periode van neergang is dit bijna de helft.
De economische tegenwind komt
dus nu in veel sterkere mate uit het
buitenland.
Ontleding van de totale groei (conjunctuur plus trend) geeft aan dat de
economische ontwikkeling begin jaren tachtig veel ongunstiger was dan
op dit moment. In 1981 en 1982 was
sprake van een negatieve groei van
de industriele produktie en het bruto
binnenlands produkt (bbp). In de
huidige inzinking is de groei nog
steeds positief en dus is er nog geen
87
88
89
9O
91
92
93
94
sprake van een recessie. De oorzaak
hiervan is de relatief hoge trendmatige groei.
Figuur 2 laat de opbouw van de
groei in 1982, het laatste jaar van de
recessie begin jaren tachtig, en 1992
zien. In conjunctureel opzicht was
1992 een slechter jaar dan 1982.
Dank zij de trendmatige groei bleef
de totale groei in 1992 positief. De
structurele situatie van onze economic, afgemeten aan de trendmatige
groei, is op dit moment dus duidelijk
gezonder dan begin jaren tachtig.
Toen lag de groei van het bbp in
Nederland onder het gemiddelde in
de OESO, terwijl onze groei nu nog
steeds boven het gemiddelde ligt.
De betere structurele situatie blijkt
ook uit de hoogte van de overig inkomensquote. Begin jaren tachtig lag
deze quote, die het complement is
van de arbeidsinkomensquote en
een indicatie geeft voor de winstpositie van bedrijven, op 6%. Aan
het begin van de huidige periode
van conjuncturele neergang bedroeg
deze quote bijna 20%. Inmiddels is
deze weliswaar met ruim vijf procentpunten gedaald, maar het is duidelijk
dat de uitgangssituatie veel gunstiger
was dan begin jaren tachtig.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator laat tot
en met juni aanstaande een verdere
afzwakking van de conjunctuur zien.
Naar het zich nu laat aanzien zal de
huidige conjuncturele neergang dieper zijn dan die van begin jaren tachtig. Dank zij een relatief hoge trendmatige groei is de totale groei, in
tegenstelling tot begin jaren tachtig,
nog steeds positief.
1. Zie Conjuncturele neergang duurt lang,
ESB, 3 maart 1993, biz. 215.