Ga direct naar de content

Van zelfstandigenaftrek naar samenhangende stimulansen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 1 2012

 Zelfstandige ondernemers worden geconfronteerd met problemen, zoals een gebrekkige pensioenopbouw, sociale voorzieningen, en scholing. Dat hier iets aan gedaan moet worden kan niet genoeg benadrukt worden. De zelfstandigenaftrek is dan een doekje voor het bloeden, of in crisistijden een infuus, maar het kan geen structurele maatregel zijn. Structurele veranderingen op de arbeidsmarkt en binnen organisaties zijn nodig om weer te investeren in mensen en ze de ruimte te geven om te ondernemen, dat wil zeggen nieuwe waarde te creëren in nieuwe en bestaande organisaties.

 

Zzp’ers werken keihard, lopen niet in de bijstand en binnenkort wordt volgens het nieuwe regeerakkoord toch hun zelfstandigenaftrek afgepakt. Hoe heeft het zover kunnen komen? Zo’n twee decennia geleden was entrepreneurship nog een vies Amerikaans woord, maar had het idee postgevat dat er in Nederland te weinig innovatie en ondernemerschap was. Meer innovatie en ondernemerschap was nodig om in de toekomst de welvaart in Nederland te behouden. In de tussentijd zijn er allerlei regels aangepast of zelfs afgeschaft, en worden starters, zelfstandigen en MKB’ers fiscaal in de watten gelegd.

 

          Het gevolg was een enorme toename van het aantal starters en zelfstandigen. De beloofde innovatie bleef uit, want veel mensen werden zelfstandig ondernemer omdat hun voormalige werkgever dat wel handig vond (flexibele en goedkope arbeid). Daarnaast hield de nieuwe zelfstandige voor hetzelfde werk meer euro’s over aan het einde van het belastingjaar en was ze vaak ook nog gelukkiger omdat hij of zij geen loonslaaf meer was. Veelal bleven deze nieuwe zelfstandigen gewoon hetzelfde werk doen, vaak zelfs voor hun oude baas. Je zou ze ook wel werknemende ondernemers kunnen noemen, in tegenstelling tot het wensbeeld van het ondernemerschapsbeleid, namelijk werkgevende ondernemers.

 

          Dit is de Nederlandse ondernemerschapsparadox: een enorme toename aan nieuwe bedrijven en zelfstandigen, maar geen toename in innovatie. Terwijl de achterliggende gedachte van het ondernemersbeleid was dat het tot meer innovatie en uiteindelijk economische groei zou leiden, tonen de cijfers dat tot op heden niet aan. In Nederland is het aantal zelfstandige ondernemers vooral gegroeid door een enorme aanwas van zelfstandige ondernemers zonder personeel. Zzp’ers zorgen hiermee voor veerkracht in de economie (flexibele schil in de arbeidsmarkt), maar niet voor innovatie.

 

Als de groei van het aantal zelfstandigen in Nederland niet tot de gewenste toename van innovatie heeft geleid, wat moet er dan gedaan worden om dit toch te realiseren? Hiervoor zijn drie beleidsrichtingen aan te geven. Ten eerste het stimuleren van innovatief gedrag door zelfstandige ondernemers – en hiermee accepteren dat een toename in zelfstandigen niet hand in hand zal gaan met meer innovatie en groei. Ten tweede, ondernemend en innovatief gedrag van werknemers bevorderen. Ten derde, niet-innovatief zelfstandig ondernemerschap minder aantrekkelijk maken, bijvoorbeeld door de positieve fiscale discriminatie van zelfstandigen te verminderen.

 

Innovatie door zelfstandige ondernemers positief beïnvloeden kan aan de inputkant door scholing en onderzoek en ontwikkeling te stimuleren. Er zijn aanwijzingen dat zzp’ers minder toegang hebben tot scholingsmiddelen dan werknemers, en de stimuleringsmiddelen voor R&D zijn voor hen ook minder gemakkelijk te bereiken. Zzp’ers hebben vaak ook een te kleine omvang om succesvol op grote schaal te innoveren. Om deze tekortkoming op te heffen zouden zzp’ers meer georganiseerd moeten samenwerken. Een vermindering van de ontslagbescherming en het aan banden leggen van het concurrentiebeding (een juridische beperking om opdrachten van een concurrent van de werkgever aan te nemen, ook na beëindiging van het dienstverband; een vorm van werkgeversbescherming). Deze maatregelen werken drempelverlagend voor werknemers om een innovatief bedrijf te starten en te groeien. Verminderde ontslagbescherming – gekoppeld aan adequate sociale voorzieningen en opleidingstrajecten – maakt het relatief aantrekkelijk om een vaste aanstelling te verlaten, en zorgt ervoor dat de risico’s van het aannemen van personeel voor een onzekere innovatieve onderneming worden verlaagd. Een bijkomend effect is dat goede werkgevers zich gedwongen zullen voelen hun beste medewerkers te behouden om te komen tot innovatie en groei.

Ondernemerschap vindt namelijk niet alleen plaats in nieuwe ondernemingen, of alleen door zelfstandigen: ondernemende werknemers zijn minstens zo belangrijk voor innovatie. Dit betekent dat de overheid zich ook moet bekommeren om de kwaliteit van arbeid (met name scholing en ontplooiing) binnen organisaties, en dit zou wel eens negatief beïnvloed kunnen worden door vergaande flexibilisering van de arbeidsmarkt. Met deze flexibilisering verlaten werknemers sneller hun werkgever, en hebben werkgevers minder prikkels om in de lange termijn ontwikkeling van hun werknemers te investeren, tenzij ze het gebruiken als een middel om personeel aan zich te binden. Voor ondernemende werknemers is vooral flexibiliteit binnen organisaties van belang: werknemers die meer autonomie krijgen over hun werk en ook van baan wisselen binnen organisaties, wat nieuwe combinaties van kennis oplevert.

 

Er zijn dus verschillende structurele veranderingen mogelijk om innovatie door ondernemerschap te stimuleren. Deze moeten in samenhang worden bekeken en afgewogen om ervoor te zorgen dat er weer wordt geïnvesteerd in mensen en dat er meer ruimte komt om te ondernemen. Dan krijgen we meer ondernemende werknemers, werkgevende ondernemers en geen werknemende ondernemers aan een fiscaal infuus.       

Auteur

Categorieën