Ga direct naar de content

Uiteenlopende ontwikkeling in bedrijfstakken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 5 1996

Uiteenlopende ontwikkeling in bedrijfstakken
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank (auteur)
De DNB-conjunctuurindicator verschijnt maandelijks in ESB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4061, pagina 515, 5 juni 1996 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator

Achter de haperende ontwikkeling in de conjunctuur gaat een divergerende ontwikkeling schuil.
De DNB-conjunctuurindicator wijst op een aanhoudende neergang van de economie tot en met augustus van dit jaar (zie figuur 1). De
realisatiereeks voor de verwerkende industrie, die loopt tot en met februari, beweegt nu al acht maanden op een nagenoeg horizontaal
niveau zonder dat de door de conjunctuurindicator geindiceerde omslag heeft plaatsgevonden. De vraag is hoe het beloop van de
realisatie moet worden geïnterpreteerd. Is er sprake van een algemene conjuncturele aarzeling of gaat achter de hapering in de
opgang een divergerende ontwikkeling in bedrijfstakken schuil? Het laatste blijkt het geval.

Figuur 1. De DNB-conjunctuurindicator
Enkele sectoren van de verwerkende industrie kenden al wel een omslag, terwijl in andere sectoren de opgang van de conjunctuur
ongebroken lijkt. In figuur 2 is de ontwikkeling van de conjunctuur in de grootste bedrijfstakken, de chemische, de metaal- en de
voedings- en genotmiddelenindustrie, weergegeven. Deze maken bijna 70% van de totale industrie uit. De top van de conjuncturele
opgang in de chemie werd reeds begin 1995 bereikt. In de voedings- en genotmiddelenindustrie was in de tweede helft van 1995 sprake
van een omslag, terwijl de conjunctuur in de metaalindustrie verder opwaarts gericht is.

Figuur 2. Conjunctuur in de chemie, metaal en de voedings- en genotmiddelenindustrie
Dat de chemie vòòr de andere grote bedrijfstakken een omslag vertoonde is goed verklaarbaar. De chemie opereert als belangrijke
leverancier van grondstoffen en halffabrikaten vooraan in de productieketen en voelt bij gevolg een afzwakking van de conjunctuur als
een van de eerste sectoren. De chemische industrie realiseert bovendien ruim tweederde van haar afzet in het buitenland. De vertraging
in de groei van het bbp werd in Nederland met name veroorzaakt door de vertraging van de economische groei elders in Europa en niet
zo zeer door een afzwakking van de binnenlandse vraag.
Voor de voedings- en genotmiddelenindustrie geldt zelfs dat de omslag in de conjunctuur werd geremd, doordat een aantrekkende
binnenlandse consumptie van voedings- en genotmiddelen de in de loop van 1995 terugvallende exportgroei gedeeltelijk compenseerde.
Het is wel opvallend dat de metaalindustrie – over het algemeen genomen – de gevolgen van de groeivertaging niet lijkt te voelen. Deze
bedrijfstak realiseert immers eveneens een belangrijk deel (ruim 50%) van haar afzet buiten de eigen landsgrenzen. Voor sectoren als de
machine-industrie en de electrotechnische industrie, die deel uitmaken van de metaalindustrie, geldt echter dat zij hun buitenlandse
omzet ook recentelijk nog sterk zagen toenemen, terwijl de chemische industrie al enige maanden te kampen heeft met grote dalingen van
de afzet in het buitenland en de afzet van de voedings- en genotmiddelenindustrie in het buitenland stagneert.
Dat de buitenlandse omzet van de metaalindustrie blijft stijgen is wellicht mede een aanwijzing voor het succes van de loonmatiging. Via
de loonmatiging heeft de Nederlandse industrie de nominale appreciatie van de gulden weten op te vangen en de concurrentiekracht op
de internationale markten kunnen behouden. Dit geldt voor de Nederlandse industrie als geheel, maar voor verschillende sectoren heeft
het behoud van de concurrentiekracht verschillend uitgewerkt. In vergelijking met de chemische industrie is de metaalindustrie bij
voorbeeld relatief arbeidsintensief, wat onder meer blijkt uit de gemiddelde arbeidsinkomensquote van de laatste tien jaar, die in de
chemie 66,8 en in de metaal 83,7 bedraagt. De metaalindustrie heeft dus meer direct voordeel van loonmatiging dan de chemische
industrie.
Concluderend kan gesteld worden dat achter de hapering in de algemene conjunctuur uiteenlopende ontwikkelingen in bedrijfstakken
schuilgaan. Een regelrechte neergang van de conjunctuur zoals geïndiceerd door de conjunctuurindicator is echter in geen van de grote
bedrijfstakken terug te vinden.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur