Eind 1987 neemt het duizendje bijna 45 procent van de circulatiewaarde voor zijn rekening. Daarmee is het naar waarde het belangrijkste bankbiljet. In het reguliere betaalverkeer wordt het biljet echter vrijwel niet aangetroffen, wat met name komt omdat het als oppotmiddel wordt gebruikt. Boeschoten en Fase schatten dat circa 80 procent van de biljetten hiervoor wordt gebruikt, wat neerkomt op maar liefst 35 procent van de waarde van de totale chartale geldomloop. Ook het gebruik door criminelen zorgt ervoor dat het biljet aan de openbaarheid wordt onttrokken. De onderzoekers schatten dat een kwart van de circulatie van het biljet in de drugshandel en de gokwereld plaatsvindt.
Willem Boeschoten en Martin Fase
Boeschoten, W.C. en M.M.G. Fase (1988) Het bankbiljet van ƒ 1.000. ESB, 73(3658), 523–527.
Auteur
Categorieën