Ga direct naar de content

Tulpen uit ‘s Hertogenbosch?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 22 1998

Tulpen uit ‘s Hertogenbosch?
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4149, pagina 329, 24 april 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
ict, industriebeleid

“Tulip vraagt om staatssteun”, kopte het Financieele Dagblad op 31 maart jl. Het computerbedrijf, dat ons comparatieve voordeel in
bloembollen wilde uitbreiden naar de informatietechnologie, vroeg bij monde van directeur F. Hetzenauer om een reddingsactie van de
Nederlandse overheid. “Fokker is failliet, DAF in Amerikaanse handen en nu staat Tulip in de etalage. Het wordt tijd dat Nederland
zijn positie bepaalt. Het ministerie van Economische Zaken stelt zich op als administratiekantoor en is niet actief genoeg in de
ondersteuning van bepaalde sectoren”. Maakt Hetzenauer kans? Nauwelijks. Specifieke bedrijfssteun wordt zeldzaam. De moedigste
beleidsdaad van minister Wijers van Economische Zaken in de afgelopen vier jaar was Fokker te laten vallen (veel had het overigens
niet gescheeld of er was toch weer een grote som belastinggeld in dit bedrijf gestoken – de minister had het geluk dat DASA de hand
overspeelde). Schimmige constructies, zoals ‘technolease’ hebben hopelijk hun tijd gehad (zie hierover ook de boekbespreking van
Kleinknecht in deze ESB). De enkele keer dat staatssteun een bedrijf overeind houdt weegt niet op tegen de gevallen dat het niet lukt.
Toch zal de verleiding om noodlijdende bedrijven te hulp te schieten altijd blijven bestaan. Nog maar vijf jaar geleden was het mogelijk
dat de overheid ingreep om DAF Trucks van de ondergang te redden. De redding was zowaar succesvol. Frits Prakke, die dit voorval
bespreekt in een lezenswaardig essay, meent dat steunverlening zoals bij DAF ook in de toekomst mogelijk blijft 1. Biedt dat de heer
Hetzenauer hoop? Om die vraag te beantwoorden is het nodig te weten waarom DAF Trucks in 1993 steun van minister Andriessen
kreeg. Een belangrijke factor was de ‘jongensdroom’: sentimenten en prestige-overwegingen zijn bij industriebeleid van groot belang.
Vrachtauto’s en vliegtuigjes doen het wat dat betreft echter beter dan computers: computers zijn te ordinair voor een nationale
inzamelingsactie of effectieve politieke lobby, terwijl Tulip (vergeleken met bijvoorbeeld Philips, de grootste ‘rent seeker’ van Nederland)
te klein is om in te kunnen spelen op dreiging met een economische ramp bij faillissement.
Een tweede reden waarom bedrijven als DAF steun kunnen krijgen is dat in het buitenland dat vaak ook gebeurt. ‘Matching’ kan een
legitiem argument zijn. Maar vaak houdt de steun elders slechts beroerde bedrijfsvoering in stand en leidt dat niet tot echte
concurrentievervalsing. KLM kan het uitstekend opnemen tegen Air France, ondanks het ongelijke speelveld waarop deze
ondernemingen opereren. Goed geleide bedrijven, zoals Shell, baseren investerings- en personeelsbeslissingen niet op wisselvallig
subsidiebeleid van de overheid (maar incasseren subsidies natuurlijk gaarne als toevallige extra inkomsten). Goede bedrijven hebben
geen steun nodig, zelfs niet als die elders wel gegeven wordt, en slechte bedrijven verdienen geen steun.
De kans dat minister Wijers Tulip te hulp te schieten, is dus klein. Maar er is misschien een andere route voor Hetzenauer: de D66minister heeft namelijk een hobby. Clusterbeleid. Zijn ambtenaren zijn al jaren bezig ‘clusters’ in kaart te brengen, en dat zal toch niet
uitsluitend als ambtelijke bezigheidstherapie bedoeld zijn. En het verkiezingsprogramma van D66 pleit voor ‘samenwerkingsverbanden
tussen bedrijven onderling en met kennisinstellingen. De overheid bevordert innovatieve clustervorming door hier bij
overheidsaanschaffingen en bij zelfregulering aandacht aan te geven’. De overheid moet ‘voorbeeldprojecten’ in ‘kernsectoren’
organiseren 2. Hier ligt een kans voor Tulip: er is vast wel zoiets moois als een ‘it-cluster’. Iedereen is voor ‘it’, ‘it’ is de toekomst. Met een
paar gerichte opdrachten en een koppeling aan een ‘kennisinstelling’ moet er voor Tulip toch wat te regelen zijn?
Doch waarschijnlijk (of is hier de wens de vader van de gedachte?) zal de minister inzien dat het it-cluster ook zonder actieve
staatsbemoeienis voldoende dynamiek heeft. Voor de meeste burgers is die dynamiek zelfs nauwelijks bij te houden. Als de it-sector al
als een dynamisch cluster te identificeren is, dan heeft het dus geen steun nodig. En als het steun nodig zou hebben, dan is er wat mis
met de dynamiek en het ondernemerschap en kan de minister zich er maar beter verre van houden. Al was het maar omdat clusterbeleid
steeds geneigd zal zijn te discrimineren ten gunste van jongensdromen, en minder tot de verbeelding sprekende clusters (babyvoeding,
schoonmaakwerk) links zal laten liggen. Of het nu om specifieke bedrijfssteun gaat, of om sectoraal of clustergericht beleid: het beste
industriebeleid is geen industriebeleid. In zijn overzicht concludeert ook Prakke dat de effectiviteit van het Nederlandse industrie- en
technologiebeleid “op zijn best nagenoeg irrelevant is geweest en misschien zelfs conserverend ten opzichte van een structuur die
gewenste aanpassingen in de weg heeft gestaan” (blz. 78).
Zonder industriebeleid komen de tulpen weer gewoon uit Amsterdam, en daar zijn ze het mooiste

1 F. Prakke, Het Nederlands economisch stimuleringsbeleid in perspectief, in F. Becker en B. Dankbaar (red.), Economisch beleid in een
ondernemende samenleving, Bohn Stafleu Van Loghum, 1997, blz. 47-81.

2 Zie de bespreking van C.J.M. Kool, A.P. van Veen, C.G. Koedijk en A. van Witteloostuijn, Nederland investeert! Of toch niet? , ESB,
17 april 1998, blz. 318-319.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur