Tragediespelers
Aute ur(s ):
Wolfson, D.J. (auteur)
Lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsb eleid.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4117, pagina 627, 27 augustus 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening
Feiten zijn heilig, journalisten niet. Mijn tweede open deur is dat de media cruciaal zijn in het functioneren van de democratie. Het is
zaak lessen te trekken uit het interessante materiaal dat dit themanummer bijeenbrengt. Daartoe poneer ik een drietal stellingen: (1)
informatie wordt te weinig gemanaged; (2) informatie wordt te veel gemanaged; en (3) de mening van economen doet er niet toe. Ik
beroep me daarbij deels op de inhoud van dit nummer en deels op eigen ervaringen, laatstelijk in de WRR, als fabrikant van wat Frank
Kalshoven (lees dat stuk) hierna zo hartelijk ‘ongevraagde informatie’ noemt.
In welk opzicht wordt informatie gemanaged? Bij de krant gaat iedereen zijn eigen gang. Ik zou graag ergens hoofdredacteur worden,
want dat is een deftige, virtuele functie voor mensen die niets wezenlijks te doen hebben, en die goed aansluit bij een hoog-leraarschap
als vooropleiding. Hoe ik dat zo weet? Omdat het blijkt uit het gebrek aan samenhang en structuur in de economisch-politieke
berichtgeving, waar verderop in dit nummer voorbeelden van te vinden zijn. Hoofdredacties draaien kennelijk duimen. Het is een mooie
gedachte dat je creatieve medewerkers hun gang moet laten gaan, maar enige coördinatie zou niet misstaan. Bijvoorbeeld door het
handhaven van richtlijnen voor de eisen waaraan een bericht moet voldoen, of met een periodieke inspectie op de aangenaaide oren. Als
het centrale compromis uit het regeerakkoord is dat het kabinet halverwege de regeringsperiode een debat zal ontketenen over de
toekomst van de sociale zekerheid, dan hóórt een ervaren redacteur de tijdbom al tikken. Als Melkert dan in juni jl. een WRR-rapport over
dat onderwerp op de dag van verschijnen doodknuffelt als een ondersteuning van het kabinetsbeleid waarop hij in de sociale nota wel
eens terugkomt, weet je dat de minister aan het demonteren is. Dan vraagt een beetje journalist aan de oppositie waaromzij geen
openbaar debat wil, op basis van een expliciet regeringsstandpunt. Maar het bleef stil.
Iets dergelijks valt op te merken over de wijze waarop het kabinet over het recente volksgezondheidsrapport van de WRR heengepraat
heeft, zoals Socialisme en Democratie dezer dagen signaleert (de politieke vakpers kan het dus wèl). Het gaat mij nu niet over de (mooie)
inhoud van die rapporten, maar over de wijze waarop de media nieuws laten sloffen. Als een hoofdredactie te weinig managet, wordt de
informatie te veel gemanaged door de politiek (paradoxen zijn uitdrukkingen van onnadenkendheid). Zo verbaast mij – met wat distantie ook dat een werkelijk prachtige studie als Economie en fysieke omgeving, die het CPB deze zomer uitbracht, alleen in Het Financieele
Dagblad serieuze aandacht heeft gekregen. En dat terwijl dat stuk antwoord geeft op alles wat u nooit durfde vragen over Schiphol, het
milieu, de mobiliteit en ga maar door.
Meer in het algemeen heeft Kalshoven wel gelijk dat de economische journalistiek minder gewaardeerd wordt en minder betaald wordt
dan goed voor ons is, maar dat geldt voor de hele journalistiek, en is bovendien niet het hele verhaal. Ik zei al iets wijsneuzigs over
redactiemanagement – leve de reljournalistiek: et tu, Brute? – maar waar het om gaat is dat het hele circus van fabrikanten en verwerkers
de greep op de wassende stroom informatie dreigt te verliezen. Aanbieders hebben nog veel te leren over de wijze waarop je informatie
toegankelijk maakt, en alle partijen zouden baat kunnen hebben bij een betrouwbaar elektronisch archief met achtergrondinformatie (zie
Van Damme c.s.).
Betrouwbaarheid wil zeggen dat zo’n archief zoveel mogelijk uit de invloedsfeer van het ideologisch engagement gehouden wordt. Dat
brengt mij op mijn derde stelling. In een hoofdartikel verwijt The Economist van 23 augustus jl. economen dat ze teveel kibbelen over
details, waardoor de buitenwacht niet ziet waarover ze het eens zijn. Dat is zo, maar ik zou een stap verder willen gaan, en in ernst willen
beweren dat de mening van de econoom over beleidskeuzes van anderen per definitie er even weinig toe doet als die van de arts over de
levenswandel van zijn patiënt. Economie en geneeskunde zijn instrumentele wetenschappen, die voorlichten hoe een door de patiënt te
bepalen doel met een optimale medicatie kan worden bereikt. De economie kent geen normatieve, maar een hypothetisch-normatieve
methode: ‘Ã ls dit en dat uw doelstellingen zijn, dan zijn zus en zo uw instrumenten’. Daarom is een econoom, als econoom, alleen
geloofwaardig als hij wegend denkt en alternatieven laat zien; echte economen kiezen niet, maar bieden een schouwtoneel dat anderen in
staat stelt om te kiezen. ‘Your economist is a true tragedian’, zo heeft de grote methodoloog Lord Robbins dit denken samengevat.
Economen hebben met artsen gemeen dat ze zich vaak niet aan dit rolpatroon houden, en dat levert dan melodramatische (en soms
bloederige) witte jassen-soap op. Natuurlijk mogen u en ik ook eigen meningen hebben over het heil van de wereld, maar laten we die dan
als zodanig geven, zonder ons vak te misbruiken als autoriteitsbewijs. Dan weten die journalisten weer waar ze aan toe zijn. En zo begint
het verbeteren van de wereld toch weer bij mijzelf. Wat een tragedie.
Zie Onderzoek ‘Economie in de krant’:
‘Van onze redactie economie’ van H.A. Keuzenkamp
Economie in de krant van E.E.C. van Damme c.s.
Typering van dagbladen van E.E.C. van Damme c.s
De nieuwswaarde van een rel van R. Nahuis
De wet op het minimumloon van P.J.J. Herings
Oververhitting? van H.L.F. de Groot
Reactie: Poortwachters van het publiek debat van F. Kalshoven
Vraag en aanbod van economisch nieuws van G.H.A. van Hagen en Th. Leers
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)