Toe name
buitenlandse
investeringen
Wereldwijd nemen de investeringen in bet buitenland toe, en Nederland heeft daar eenflink aandeel in. Waren investeringen en
handel vroeger substituten, nu
warden ze meer en meer comple-
mentair.
De wereldeconomie integreert. Op
telkens meer terreinen is er sprake
van een wereldmarkt. Niet alleen de
produktie, maar ook de afzet van bedrijven heeft wereldwijde properties
aangenomen. Dit dwingt bedrijven
om niet alleen over de eigen landsgrenzen, maar ook buiten het eigen
werelddeel te kijken. In dit proces
van internationalisering spelen de directe buitenlandse investeringen
(DBI) een steeds belangrijker rol. Zo
groeiden in de periode 1981-1993 de
totale uitstaande buitenlandse investeringen met 11% per jaar. Ter vergelijking: in dezelfde periode namen het
wereldwijde bbp en de mondiale exTabel 1. De top-10 van belangrijkste
buitenlandse investeerders (stan-
den per ultimo 1985 en 1992, percentage van totaal)
port met respectievelijk 4,5% en 6,5%
toe.
Deze zowel relatief als absoluut
grote groei van de DBI is onder meer
het gevolg van tecnnologische vooruitgang. Cornmunicatie- en transportmogelijkheden zijn verbeterd en relatief goedkoper geworden. Hierdoor
zijn bedrijven niet meer aan een bepaalde locatie gebonden. Verder bestaat er een wereldwijde tendens bij
overheden om marktkrachten meer
ruimte te geven. Een aspect hiervan
is de vergaande liberalisering ten aanzien van buitenlandse investeringen.
Vooral in ontwikkelingslanden is er
sprake van een inhaalrace op dit gebied. Het vroegere wantrouwen in
ontwikkelingslanden tegen buitenlandse investeerders lijkt meer en
meer te verdwijnen.
Het toegenomen belang van buitenlandse investeringen uit zich ook in
een groeiende wens naar Internationale coordinate rond dit thema. Zo is
tijdens de ministeriele conference ter
afsluiting van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de
GATT/Uruguay Ronde te Marrakech,
door een aantal landen het thema
‘handel en investeringen’ als een van
de toekomstige onderwerpen van de
WTO aanbevolen. Daarnaast zijn binnen de OESO in mei 1995 de onderhandelingen over het Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (MAI)
gestart.
Sterke groei
In vijftien jaar tijd zijn de jaarlijkse
stromen directe buitenlandse investeringen meer dan verviervoudigd. In
de periode 1982-1986 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse wereldwijde
stroom/ 91 mrd. Voor de periode
1987-1994 bedroegen de jaarlijkse
DBI/ 318 mrd. Het totale saldo aan
uitstaande DBI bedraagt per ultimo
1992/ 3.188 mrd. Hiervan is 96% uit
OESO-landen afkomstig. In de top-10
van de belangrijkste buitenlandse investeerders van 1992 bevinden zich
naast de VS, Japan, en enkele EU-landen (waaronder Nederland), ook Canada en Zwitserland. Ten opzichte
van de situatie in 1985 valt de snelle
stijging van Japan, maar zeker ook
van Frankrijk, op (zie label 1).
Als gevolg van de snelle groei vanaf het begin van de jaren tachtig, spelen buitenlandse investeringen een
steeds belangrijker rol bij de internationale produktie en afzet van goede-
Figuur 1. De inkomende stromen:
OESO en ontwikkelingslanden (in
fmrd), gemiddelden per jaar
ren en diensten. Volgens schattingen
van de UNCTAD bedroeg in 1992 de
wereldwijde omzet van buitenlandse
vestigingen/ 9.970 mrd. Ter vergelijking: in 1992 bedroeg de wereldwijde export/ 7.790 mrd.
Terwijl bij de herkomst van buitenlandse investeringen het beeld door
de industrielanden wordt overheerst,
spelen daarentegen bij de bestemming ook ontwikkelingslanden een
vooraanstaande rol. In de periode
1992-1994 bedroeg het aandeel van
ontwikkelingslanden in de totale inkomende stromen bijna 40%, tegen
gemiddeld 20% in de periode 19821986 (zie ook figuur 1). De stroom
richting ontwikkelingslanden beperkt
zich met name tot enkele landen in
Zuidoost-Azie en Latijns-Amerika. China is onder ontwikkelingslanden de
grootste ontvanger van buitenlandse
investeringen. Dit land ontving meer
dan 25% van de buitenlandse investeringen in ontwikkelingslanden in de
periode 1991-1994. Verder is in de
laatste jaren ook een stroom richting
Oost- en Midden-Europa ontstaan.
Deze landen trekken sinds het begin
van de jaren negentig zo’n 3% van de
totale DBI-stromen aan.
Positie Nederland
Zowel bij de uitgaande als bij de
inkomende directe buitenlandse investeringen behoort Nederland van
oudsher tot de belangrijkste landen.
Hierbij is het opvallend dat de verhouding uitgaande-inkomende stromen al jaren globaal 2:1 bedraagt.
Wat betreft de Nederlandse investeringen in het buitenland: wereldwijd
is Nederland de zesde buitenlandse
investeerder ter wereld. De gemiddelde jaarlijkse stroom in de periode
1990-1994 is/ 22,4 mrd. Dit is omstreeks 4% van het bbp, internationaal gezien een zeer hoog percenta-
Figuur 2. Nederlatidse investeringen in bet buitenland, per ultimo
1984 en 1993, in f mrd
klimaat en het open karakter van de
Nederlandse economic2. Met een totaal van/ 159 mrd aan uitstaande investeringen per ultimo 1993 neemt
Nederland de zevende positie in op
de ranglijst van ontvangende landen.
In 1984 bedroeg het totaal/ 65 miljard. Ook bij de inkomende stromen
is de snel toegenomen rol van de EU
waar te nemen.
Investeringen en handel
ge. De totale waarde van de uitstaande investeringen per ultimo 1993 bedraagt/ 246 miljard (zie figuur 2), tegen/ 142 miljard in 1984. Het
aandeel van de Europese Unie (EU)
is snel toegenomen, waardoor de EU
thans de belangrijkste bestemming
Door het proces van globalisering is
de relatie tussen buitenlandse investeringen en handel sterk veranderd. In
de periode volgend op de tweede
wereldoorlog werd de Internationale
produktie en afzet van goederen en
diensten lange tijd gekenmerkt door
een duidelijke scheiding tussen exporteren en investeren. Internationaal
gaat met de aanwezigheid van vestigingen in het betreffende land. Dit is
met name het geval in de dienstensector. Een goed voorbeeld betreft
het bankwezen, waarbij lokale vestigingen als schakel tussen klanten en
het moederbedrijf fungeren. De in de
jaren tachtig ingezette liberalisering
op het gebied van diensten heeft dan
ook niet alleen tot een grote groei in
de handel, maar ook in de DBI in
diensten geleid. Zo was in 1992 het
gemiddelde aandeel van diensten in
de uitstaande DBI van de zes grootste investeerderslanden gestegen tot
50%, tegen 36% in 1985.
Internationale afspraken
Ondanks de toegenomen complementariteit tussen handel en investeringen bestaan er aanzienlijke
verschillen inzake internationale be-
opererende bedrijven bedienden hierbij de buitenlandse afzetmarkten
door exporten, dan wel door buitenlandse investeringen. In deze situatie
bestonden buitenlandse investeringen met name uit het opzetten van
een buitenlandse vestiging. Deze vestiging was vaak een replica op kleine-
nen. Zo is voor de buitenlandse handel in de laatste vijftig jaar een
multilateraal systeem van rechten en
plichten ontstaan middels het GATT
(thans ondergebracht bij de WTO).
Voor directe buitenlandse investerien-
re schaal van de hoofdmaatschappij.
gen ontbreekt een vergelijkbaar stel-
Handel en investeringen waren vooral substituten: verschillende methoden om op buitenlandse markten
sel van internationale afspraken3. Op
de OESO-ministerraad van mei 1995
is besloten om de onderhandelingen
richting lidstaten verlegd . In vergelij-
produkten af te zetten.
over een Multilateraal Akkoord inza-
king met andere grote investeerders
is Nederland relatief minder in potentiele groeiregio’s als Zuidoost Azie
aanwezig.
Tegelijk vormt Nederland zelf ook
een aantrekkelijke markt voor buitenlandse investeerders. De belangrijkste
motieven hierbij zijn de functie van
Nederland als ‘gateway to Europe’,
de goed opgeleide bevolking en de
Thans worden handel en investeringen meer als complementair ervaren.
Beide modaliteiten vullen elkaar aan
bij het bedienen van buitenlandse
markten door internationaal opererende bedrijven. Ook gaat van handel
en investeringen een wederzijds versterkende werking uit. Het complementaire karakter van handel en investeringen blijkt zowel uit de
produktie als de afzet van bedrijven.
Bij de produktie heeft de opkomst
van nieuwe bedrijfsstrategieen bij de
ke Investeringen te starten . Dit akkoord is bedoeld als een voorzet
voor een wereldwijd akkoord. Op
langere termijn is de WTO, met zijn
bijna wereldwijde lidmaatschap, het
meest geschikte forum voor multilaterale afspraken over investeringen,
ook omdat zo handel en investeringen in een gemeenschappelijk beleidskader geplaatst kunnen worden.
vormt. De oorzaak hiervoor ligt niet
alleen in de uitbreiding van de EU,
maar hangt met name samen met het
proces van Europese integratie. Dit
proces betekent voor Europese bedrijven weliswaar een vergroting van de
mogelijkheden om schaalvoordelen
te benutten, maar het levert ook
meer concurrentie op. Ten einde aan
deze uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, hebben Nederlandse bedrijven hun investeringen gedeeltelijk
technologische infrastructuur. Verde-
re motieven zijn de mogelijkheid tot
het aangaan van afspraken met de fiscus, het stabiele sociaal-economische
Figuur 3- De berkomst van de buitenlandse investeringen in Nederland, ultimo 1984 en 1993, in f mrd
ESB 22-11-19951
multinationals geleid tot de zogenoemde geintegreerde produktie. Vestigingen van het hoofdbedrijf nemen
leidsafspraken op deze twee terrei-
J.P. Huner en P. Schuurman
De auteurs zijn werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken, DirectoraatGeneraal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen.
delen van het produktieproces voor
hun rekening, waarna door middel
van handel het uiteindelijke produkt
tot stand komt. Volgens schattingen
van UNCTAD vindt 35 a 40% van de
buitenlandse handel tussen onderdelen van een moederbedrijf plaats.
Deze handel vindt met name plaats
binnen regionale verbanden, waarbinnen immers weinig handelsrestricties
gelden.
Ten aanzien van de afzet geldt dat
de export naar landen meer gepaard
1. Zie ook M. van Nieuwkerk, Europeanisering van de Nederlandse economie,
DNB Kwartaalbericht, nr. 2, 1991.
2. Zie ook P.K. Jagersma, Vestigingsmotieven van buitenlandse multinationals, ESB,
25 augustus 1993, biz. 707.
3. Zie biz. 174 van: Th.L. Brewer en S.
Young, Towards a multilateral framework
for foreign direct investment: issues and
scenarios, UNCTAD: Transnational corporations, 1995, jg. 4, nr. 1, biz. 169-183.
4. Deze onderhandelingen staan onder
voorzitterschap van de Nederlander F.A.
Engering van het Ministerie van EZ.