In het kort
Boekrecensie: The Basics of Money and Banking. From Ancient Coins to Credit and Cryptos.
Wim Boonstra en Linda van Goor hebben een Engelstalig lesboek geschreven over de basis van geld en banken. Het boek is niet enkel een vertaling van Boonstra’s Nederlandstalige lesboek Geld: Wat is het, wat doet het en waar komt het vandaan? maar ook een aanscherping. De schrijfstijl, de vele illustraties en de balansen om het huidige stelsel uit te leggen zijn helder en toegankelijk.
Ook de opbouw van het boek is toegankelijk. De auteurs leiden je stap-voor-stap door de wereld van geld en bankieren. Eerst wordt de geschiedenis van geld en verschillende monetaire standaarden beschreven. Vervolgens de rol van banken, geldschepping, de voor- en nadelen van fractioneel reserve bankieren, bankbalansen, risico’s, regulering en supervisie. Tot slot, komen monetaire theorie en monetair beleid aan bod. De laatste vier hoofdstukken bestaan uit een basis en een ‘advanced’ gedeelte. Dit alles zorgt ervoor dat het boek niet alleen toegankelijk is voor studenten maar ook voor een breder publiek, voor eenieder die (stapsgewijs) meer wil weten over de werking van het huidige monetair-financieel systeem.
Werking van banken
Het boek komt op een goed moment. Het afgelopen decennium hebben verschillende academici, centrale bankiers en studentenbewegingen gesteld dat economieboeken de werking van banken verkeerd uitleggen. Vorig jaar stelden studenten van de Rethinking Economics bijvoorbeeld dat wereldwijd noch immer twee onvolledige modellen van bankieren worden onderwezen, het zogeheten ‘loanable fund’ en het ‘money multiplier’ model van bankieren. Studenten van de universiteit van Maastricht stelden in 2019 hetzelfde. Boonstra en van Goor scheppen helderheid door bancaire geldschepping uit te leggen aan de hand van het ‘credit’ model van bankieren, waarbij wederzijdse schuldaanvaarding leidt tot een nieuwe lening en een nieuwe deposito op zowel de bankbalans als op de balans van degene die leent.
Of het probleem van onvolledige theorieën hiermee is opgelost, is echter zeer de vraag. Ook in diverse andere lesboeken over banken en monetaire economie wordt de werking van banken immers al correct uitgelegd. Waar het vaak fout lijkt te gaan, is in de vertaling naar macro-economie (inclusief macro-economische modellen). Helaas bespreken Boonstra en van Goor dit gat in de economische literatuur niet.
Gevolgen doordenken
Daarnaast wordt er volgens critici op lesboeken over banken doorgaans te weinig aandacht besteed aan de gevolgen van bancaire geldschepping en aan alternatieve inrichtingen. Boonstra en van Goor doen dit wel. Ze bespreken de voor- en nadelen van fractioneel reserve bankieren en alternatieven als full reserve banking, free banking, crypto’s en digitaal centrale bankgeld.
Een gemiste kans is wel dat juist deze besprekingen ‘bank biased’ zijn. Een voorbeeld is de bespreking van na- en voordelen van het huidige stelsel. De auteurs bespreken drie nadelen en concluderen dat deze wel meevallen. Het nadeel van liquiditeitsproblemen wordt opgelost door de centrale banks als lender-of-last-resort (LOLR), het nadeel van procyclisch karakter van bancaire geldschepping wordt opgelost middels regelgeving en het nadeel van een financieringsvoordeel voor banken is beperkt omdat ze als tegenprestatie het betaalverkeer runnen. De auteurs bespreken vervolgens echter niet hoe publieke vangnetten en regels morele risico’s veroorzaken, en hoe dit samen met het afhankelijk maken van het digitale betaalverkeer van banken heeft geleid tot een steeds verdere vervlechting van publieke en private taken en verantwoordelijkheden.
Bankbias
Ook in de bespreking van de voordelen van het huidige stelsel wordt de bankbias van de auteurs duidelijk. Geld komt volgens Boonstra en van Goor momenteel in omloop op de plek waar dit het meest nodig is. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat banken de afgelopen decennia zowel relatief als absoluut steeds meer krediet zijn gaan verstrekken aan laagproductieve investeringen (bestaand vastgoed en financiële activa) in plaats van aan hoogproductieve investeringen (nieuwe bedrijvigheid). In Nederland heeft onder andere Dirk Bezemer hier uitgebreid onderzoek naar gedaan. Daarnaast zijn er wereldwijd honderden miljoenen (arme) mensen die niet in aanmerking komen voor een banklening wegens een gebrek aan bezit. Het is dus maar zeer de vraag of geld momenteel in omloop komt waar het geld het meeste nodig is.
Daarnaast stellen de auteurs dat het positief is dat banken verschillende klantwensen bij elkaar te brengen en looptijden transformeren. Banken verstrekken langlopende leningen en financieren dit met direct opvraagbare deposito’s. Een belangrijke vraag die Boonstra en van Goor niet bespreken is of banken looptijd transformeren of dat centrale banken dit mogelijk maken middels de LOLR. Dit is wat onder ander Hocket en Omarova stellen.
Tot slot
Boonstra en van Goor hebben een plezierig leesbaar en toegankelijk lesboek geschreven en dat helpt de vele misverstanden rond geld en banken te beperken. De meeste hoofdstukken zijn evenwichtig. De hoofdstukken over fractioneel reserve bankieren en (digitale) alternatieven verraden echter een bankbias. Het zou kunnen dat ze zichzelf daarmee in de vingers snijden, want juist de mensen die interesse hebben in geld en bankieren zijn vaak actief met hervormingsvoorstellen, crypto’s en decentralised finance. De (digitale) toekomst van het monetair-financieel systeem is echter omgeven door onzekerheid. We zullen dus over pakweg een decennium pas weten of de bankbias van Boonstra en van Goor juist was of dat zij de kracht van digitale alternatieven en de maatschappelijk-politieke wil om te veranderen hebben onderschat.
Auteur
Categorieën