Terugverdientijden en kosteneffectiviteit van de EIA-regeling
Aute ur(s ):
Kerssemeeckers, M. (auteur)
Werkzaam b ij Ecofys te Utrecht. Bron: Effectiviteit energiesubsidies – onderzoek naar de effectiviteit van enkele sub sidies en fiscale regelingen in
de periode 1988-1999, uitgevoerd door Ecofys, Erasmus Universiteit (Onderzoekscentrum Financieel Economisch beleid) en de Vrije Universiteit
Amsterdam in opdracht van de IBO-werkgroep energiesub sidies, Ecofys, Utrecht, 2001. De uitgebreide samenvatting is te downloaden via
http://www.ecofys.nl/ .
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4351, pagina 214, 15 maart 2002 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
Bedrijven hanteren vaak de terugverdientijd van een investering als criterium. Hoe hoger de gevonden waarde, hoe eerder de
investering afvalt. Een subsidie kan de terugverdientijd bekorten. In het onderzoek is aangegrepen bij dit criterium om de
kosteneffectiviteit te berekenen. figuur 1 toont de terugverdientijden van een selectie van investeringen die in aanmerking komen
voor de Energie Investeringsaftrek (EIA), zowel zonder als met het fiscale voordeel van de EIA. Het betreft een selectie van technieken
die een aanzienlijk aandeel van de regeling bestrijkt: 31 procent van het aantal meldingen, 63 procent van het totale
investeringsbedrag en 89 procent van de energiebesparing volgens berekeningen van Senter. De resultaten kunnen niet zonder meer
naar de gehele EIA-regeling worden vertaald, maar geven wel een goede inschatting van de (kosten-) effectiviteit van het instrument.
Wat opvalt is de grote spreiding van gevonden terugverdientijden. Uit de analyse blijkt dat er enkele technieken zijn die ook zonder de
EIA-subsidie al een terugverdientijd kennen van korter dan vijf jaar, zeker met inachtneming van overige subsidies waaronder de
Vrijwillige Afschrijving Milieu-investeringen. Voor twee technieken geldt zelfs een negatieve terugverdientijd, wat inhoudt dat de
totale subsidie hoger is dan de meerkosten van de betreffende techniek.
Figuur 1. Terugverdientijden geanalyseerde EIA-technieken
Het verschil tussen pseudo-kosteneffectiviteit en feitelijke kosteneffectiviteit zit in de verrekening van vier effecten, te weten: free-ridereffect, attentie-effect, Baumol-effect en rebound-effect. In figuur 2 staan de pseudokosteneffectiviteit en de kosteneffectiviteit na
verrekening voor freerider-effect en attentie-effect weergegeven. De verrekening voor Baumol- en rebound-effecten heeft op het niveau
van subsidieregelingen plaatsgevonden en is niet opgenomen in figuur 2.
Figuur 2. Kosteneffectiviteit onderzochte EIA -technieken
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)