De preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde (KVS) gaan dit jaar over de impact van technologische verandering op de arbeidsmarkt. ICT beïnvloedt arbeidsmarktkansen, werkgelegenheid en lonen. De verdeling van kansen, werkgelegenheid en lonen voor bepaalde groepen verslechtert, terwijl er voor anderen nieuwe kansen ontstaan. Dit roept de vraag op of er effectief arbeidsmarktbeleid mogelijk is. De preadviezen beschouwen een aantal beleidsopties en vragen die gericht zijn op het creëren van banen in nieuwe beroepen, op het omgaan met nieuwe vormen van organiseren van werk en op het beschermen van de inkomenspositie van zwakkeren.
ESB publiceert alvast een preview van de preadviezen – met als titel De Match tussen Mens en Machine – die deels recht doet aan de bijdrages. De KVS poogt bij te dragen aan de verbinding van wetenschap en beleid. De jaarlijkse preadviezen zijn een van de belangrijkste middelen om kennis over actuele economische vraagstukken te bundelen en te verspreiden in Nederland. Ook dit jaar hebben diverse vooraanstaande Nederlandse economen zich ingezet om in tien hoofdstukken kennis over actuele economische vraagstukken bijeen te brengen op een manier die toegankelijk is voor iedereen.
De match tussen mens en machine kan op twee manieren worden geduid. Het gaat zowel om de samenwerking tussen mens en machine als de wedstrijd die mens en machine aangaan. Banen bestaan uit een set van taken. De manier waarop deze taken worden georganiseerd hangt van een aantal factoren af en heeft invloed op de taken binnen een beroep, op de verdeling van werk tussen verschillende mensen in een bedrijf en op de plaats waar productie plaatsvindt. Ten eerste is het mogelijk dat binnen een beroep substitutie van taken plaatsvindt (“de wedstrijd”). ICT neemt een aantal taken over, waardoor de werknemer minder taken overhoudt, maar wel de machine moet bedienen. Deze substitutie zal plaatsvinden als de kosten van ICT lager zijn dan de kosten van de werknemer en de werknemer in staat is de technologie te gebruiken. De prijs van het product of de dienst daalt vervolgens, waardoor de vraag toeneemt. Het is dus niet meteen duidelijk wat het effect op de werkgelegenheid is, omdat stijgende productiviteit en dalende prijzen tegengestelde effecten op de vraag naar arbeid hebben. Ten tweede kan sprake zijn van complementariteit tussen mens en machine (“de samenwerking”). Nieuwe mogelijkheden die eerder niet in zicht waren worden nu benut, waardoor er betere kwaliteit van bestaande producten en diensten wordt geleverd of er nieuwe producten en diensten ontstaan. Mens en machine vullen elkaar aan en er ontstaat meer werkgelegenheid.
De recente discussie over verdwijnende beroepen en banen roept vaak een beeld op van massale werkloosheid door een dalende vraag naar arbeid en het inzetten van steeds meer machines. Hierdoor lijkt het er op dat de mens de wedstrijd van de machine aan het verliezen is. Als we het debat in de twintigste eeuw overzien zijn er twee opmerkingen te plaatsen bij deze beelden. Ten eerste is er historisch gezien geen reden om te vrezen dat de mens de wedstrijd verliest. Er zijn een aantal technologische revoluties geweest: de stoommachine, elektriciteit en computertechnologie. Het verlies aan banen in de landbouw en later de industrie is groot geweest; de maatschappelijke onrust die hierdoor ontstond ook. Daartegenover staat de creatie van nog meer nieuwe banen, waardoor werkgelegenheid en productiviteit juist zijn toegenomen. Ten tweede hebben landen die voorop liepen met de ontwikkeling en implementatie van nieuwe technologie, transities sneller en met minder pijn doorgemaakt. Vroegtijdig inspelen op de komende veranderingen op de arbeidsmarkt en investeren in nieuwe technologie lijken daarbij het recept.
De diffusie van ICT kan verschillende effecten hebben op de vraag naar arbeid en daarmee arbeidsmarktkansen. De toekomst laat zich slecht voorspellen, maar het patroon van diffusie en de tot nu toe gemeten effecten lijken op die van andere doorbraaktechnologieën. De kosten van ICT dalen nog steeds relatief snel, waardoor steeds meer toepassingen die werden belemmerd door een gebrek aan bijvoorbeeld rekenkracht of microtechnologie (zoals camera’s), mogelijk zijn. Technologie is hierbij zowel complementair aan arbeid, waardoor de vraag naar werknemers stijgt, als een substituut voor arbeid, waardoor de vraag naar bepaalde type werknemers en vaardigheden verschuift en/of daalt. De eerste golf van ICT (mainframes, automatisering van zwaar werk, PCs etc.) was vooral in het nadeel van laagopgeleiden en in het voordeel van middelbaar- en hogeropgeleiden. Relatief eenvoudige en zware taken werden overgenomen door computertechnologie. Communicatietechnologie vervangt voor een deel de taken van middelbaar opgeleiden en is in het voordeel van hoogopgeleiden. De taken die nu worden overgenomen zijn al wat ingewikkelder om te automatiseren. Tegelijkertijd zien we een vorm van herstel aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hoewel mensen die werkzaam zijn aan de onderkant van de arbeidsmarkt ook nog steeds worden gesubstitueerd door nieuwe technologie, ontstaat er door de gemiddeld toegenomen welvaart vraag naar nieuwe diensten en producten die voorheen buiten bereik waren. Hierdoor stijgt de vraag naar laagopgeleiden en nemen arbeidsmarktkansen toe.
Als we de lijn doortrekken is het waarschijnlijk dat ook een deel van de taken van hogeropgeleiden wordt overgenomen door nieuwe technologie. We zien dit al gebeuren in bijvoorbeeld juridische beroepen, bij radiologen en in de accountancy, maar er volgen vast toepassingen die ook kunnen worden ingezet om andere taken te automatiseren. In de transitie kan dit gepaard gaan met dynamiek in lonen en werkgelegenheid die we eerder aan de onderkant hebben gezien en nu in het middensegment van de arbeidsmarkt waarnemen. Er ontstaan echter nieuwe banen, op dit moment ook in het middensegment van de markt, doordat het aanbod op de arbeidsmarkt zich aanpast.
Er bestaan verschillende beleidsuitdagingen. Ten eerste zien we effecten van technologie op baancreatie en -destructie. De banen en taken die verdwijnen en belangrijker worden als gevolg van ICT zijn niet zomaar door dezelfde mensen uit te voeren. Een groot deel van de veranderingen die ICT teweegbrengt, vindt plaats binnen het takenpakket van bestaande banen, waarbij de nadruk komt te liggen op taken waar de mens een comparatief voordeel heeft of op taken die het bedienen van de technologie behelzen. Het blijkt dat dit vooral interactieve en niet-routinematige taken zijn. Het onderzoeken van opties om de huidige populatie werkenden te stimuleren om te investeren in hun (lange termijn) inzetbaarheid lijkt kansrijk. Ten tweede maakt ICT nieuwe vormen van organisatie van werk mogelijk. Dit leidt tot nieuwe verdienmodellen, zoals platformen en de deeleconomie, en tot groei en krimp van verschillende sectoren en beroepen. De markt voor overnachtingen, bereide maaltijden en persoonlijk vervoer zijn opgeschud door nieuwkomers, terwijl de vraag naar deze diensten relatief gelijk is gebleven. De prijzen echter wel drastisch veranderd. Niet alleen maar verlaagd door de vermindering van fricties, maar vooral veel gedifferentieerder door de toegenomen transparantie. Dit heeft ingrijpende effecten op bijvoorbeeld de rol van werkgever en werknemer die niet altijd meer duidelijk zijn en vragen om nieuwe kaders en mogelijk regelgeving. Ten slotte is de wereld door ICT een stuk kleiner geworden, maar niet plat. Productie in mondiale ketens van intermediaire inputs zorgt voor een toenemende verwevenheid van activiteiten waarbij hoogopgeleiden in Nederland in het voordeel lijken te zijn. Er lijkt een grotere spanning te ontstaantussen de vraag naar bescherming en herverdeling, waar in een uitgebreid sociaal verzekeringssysteem hoogopgeleide mensen met een klein risico om werkloos te worden aanmoedigt om uit te treden. Hierdoor wordt mogelijk de grondslag van een sociaal verzekeringssysteem uitgehold.
De spannende relatie tussen technologie en arbeidsmarkt wordt in verschillende wetenschappelijke disciplines met veel interesse bestudeerd en is een onderwerp dat beleid en politiek momenteel flink bezighoudt. Verschillende adviserende instituten en denktanks in Nederland hebben zich op de maatschappelijke impact van ICT gestort, zoals onder meer blijkt uit recente rapporten van het Rathenau Instituut (Rathenau, 2015), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (WRR, 2015) en een begin volgend jaar te verschijnen scenariostudie over de gevolgen van robotisering van de Sociaal Economische Raad (SER). Ook burgers maken zich druk over de effecten die zij mogelijk gaan ondervinden in termen van kansen op de arbeidsmarkt en hun inkomenspositie. Tijdens het opstellen van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) dit najaar was een door burgers veel gestelde vraag aan de wetenschap of robots op termijn ons werk gaan overnemen en wat dat betekent voor de manier waarop we ons inkomen verdienen.
Kortom, dit is een onderwerp dat ook vanuit een economische invalshoek aandacht verdient. Alvast veel leesplezier.
Auteur
Categorieën