Supply-side economics
DRS. F. NAERT*
De laatste jaren is de aandacht in de discussie over het economische beleid steeds meer verschoven
van de vraagzijde van de economie naar de aanbodzijde. Vooral in het Verenigd Koninkrijk en de
Verenigde Staten worden de nieuwe inzichten in praktijk gebracht. Door verlaging van de
vennootschaps- en inkomstenbelasting verhoogt men de netto winst c.q. het besteedbaar
inkomen, wat volgens de aanbodtheoretici zal leiden tot hogere besparingen en investeringen en
daarmee tot hernieuwde groei. In dit artikel wordt de theoretische achtergrond van deze ideeen
geschetst en beoordeeld. De schrijver ziet als kern van de aanbodtheorie de overtuiging dat het
terugdringen van de rol van de overheid de beste garantie is voor economisch herstel.
Inleiding
Tijdens de Amerikaanse verkiezingscampagne hebben zich
in het zog van kandidaat Ronald Reagan een aantal economen begeven die luidkeels hun ideeen over de te voeren
economische politick uitbazuinden. Deze overtuigingen druisen lijnrecht in tegen de sinds de tweede wereldoorlog
gangbare theorieen. In tegenstelling met het keynesianisme en
het monetarisme die vooral aandacht hadden voor de vraagkant, concentreert deze nieuwe school zich op de aanbodkant.
Reden om haar aanhangers ,,supply-side economists” te
dopen. Door de verkiezing van Reagan krijgen zij nu een kans
om hun ideeen in economisch beleid om te zetten en zo een
eind te maken aan de Amerikaanse problemen van inflatie,
lage groei en begrotingsdeficit.
Figuur 1. De Laffercurve
Belastingopbrengst
Gemiddelde
aanslagvoet
De Laffercurve en ,,Kemp-Roth”
De ,,supply-side economics” kent twee in het oog springende onderwerpen: de Laffercurve en de voorstellen van Kemp
en Roth om de belastingen te verlagen. Het zijn ook de beste
aanknopingspunten om wat dieper te graven in de theorieen
van de ,,aanbodkanters”.
Laten we van wal steken met de Laffercurve. Arthur Laffer
van de University of Southern California kwam omstreeks
1974 met deze curve voor de dag. Hij zou ze voor het eerst
getekend hebben op een servet in een Washingtons restaurant
voor het oog van enkele sceptische ambtenaren. Laffer
betoogde dat het Amerikaanse systeem van progressieve
inkomstenbelastingen zo’n nefaste invloed had op de motivatie tot werken, sparen en investeren dat het via een kleinere
groei van het nationaal inkomen de belastingopbrengsten
deed dalen (zie figuur 1).
Door een belastingverlaging, zo orakelde Laffer, zouden de
prikkels om meer te werken, sparen en investeren in ere
worden hersteld. Het stijgende nationaal inkomen zou automatisch meer zaad in het overheidsbakje brengen. Anders
gezegd, volgens Laffer ligt de Amerikaanse belastingdruk in
het dalende gedeelte van de curve 1). Een belastingverlaging
zou de belastingopbrengst doen toenemen, en – wat belangrijk is – al na een zeer korte tijd! Dat impliceert dat de
belastingverlaging niet vergezeld hoeft te gaan met uitgavenverminderingen.
548
Een econoom die dergelijke stellingen verkondigt mag
rekenen op een grote aantrekkingskracht bij politici. Volksvertegenwoordiger Jack Kemp en senator Bill Roth lanceerden dan ook hun intussen bijna legendarisch geworden
wetsvoorstel om de inkomstenbelasting over drie jaar met
dertig procent te verlagen. Ronald Reagan nam de ,,KempRoth proposals” in zijn economisch programme op.
Keynes is dood, leve Say!
Wat zit er nu achter deze twee steeds weer in het nieuws
komende punten? Ze richten de schijnwerpers op de aanbodkant, ,,the supply-side of the street”. Dat is helemaal niet
revolutionair, want Laffer c.s. keren daarmee terug naar een
van de wortels van de economie, de sinds Keynes alom
verguisde wet van Say. Volgens ,,la loi des debouches”
creeert, zoals genoegzaam bekend is, elk aanbod zijn eigen
*De auteur is verbonden aan het seminarie voor Internationale
economie te Gent.
1) Laffer werkte later zijn curve uit in een model met twee produktie-
factoren (arbeid en kapitaal). Zijn conclusie blijft dezelfde. Cf.
A. B. Laffer, The ..ellipse”: an explication of the Laffer curve in a two
factor model. Economic Study, A. B. Laffer Associates, 28 juli 1980.
jlvraag. Goederenprijzen, lonen en interestvoeten zorgen er-
voor dat aanbod en vraag in evenwicht blijven op de
administratieve voorschriften waaraan moest worden vol-
daan. De wig werd er alleen maar door vergroot.
goederen-, arbeids- en kapitaalmarkt. Permanente werkloos-
Zo gesteld ligt de oplossing voor de problemen voor de
heid was in dit systeem niet mogelijk. Toen kwarn Keynes. Hij
hand: verhoog het aanbod door de rol van de overheid te
draaide de causaliteit om: de vraag creeert het aanbod.
Langdurige werkloosheid ontstaat bij een vraagtekort; de
verminderen. Dergelijke soort redenering is niet nieuw, men
vindt ze b.v. ook terug bij de theoretic! van het draagvlak in
Nederland. Welke concrete maatregelen formuleren de aanbodkanters nu om de toestand te verhelpen?
overheid kan dat tekort aanvullen door een deficit te kweken
op haar begroting.
Na aanvallen op de keynesianen door o.a. de monetaristen
en de Oostenrijkse school met Von Hayek, hebben de
,,supply-siders” in de Verenigde Staten het failliet van het
De inkomstenbelasting
keynesianisme alvast ingeluid. Zij schuiven immers de schuld
van het samengaan van inflatie en werkloosheid (de ,,stagflatie”) op Keynes. De door hem gei’nspireerde economische
politick zorgde ervoor dat de overheid een steeds grotere
invloed op de economie ging uitoefenen via wetgeving en
uitgaven. Men deed wel aan ,,deficit spending” als het nodig
was, maar men vergat te remmen in tijden van hoogconjunctuur. Restrictieve maatregelen zijn immers niet erg populair.
Daardoor kwamen de overheidsuitgaven op een steeds hoger
niveau te liggen 2). Die bestedingen moesten betaald worden
uit steeds hogere belastingen.
Enerzijds moest de particuliere sector daardoor een groeiend gedeelte van haar middelen in de vorm van belastingen en
sociale lasten aan de overheid afstaan en kon bijgevolg relatief
minder goederen en diensten aanbieden. Die fiscale en
parafiscale lasten hebben een wig (een ,,tax wedge”) gedreven
„…between what it costs a firm to employ a worker or
acquire a unit of capital, and what that worker or saver
receives net” 3). De wig kan grafisch worden voorgesteld in
een eenvoudig vraag- en aanbodschema (zie figuur 2).
Hun paradepaardje is de serieuze verlaging van de inkomstenbelasting. Dat verklaart waarschijnlijk de grote populariteit van de aanbodeconomen, hoewel dit luik van hun
voorstellen bij nader inzien los in de scharnieren hangt. De
hoge tarieven van de inkomstenbelastingen (tot 70% marginale belastingvoet voor interesten en dividenden, tot 50%
voor de lonen en salarissen) zijn de rotte plekken die moeten
worden uitgesneden.
De netto lonen zouden door de belastingverlaging kunnen
stijgen en dat zou de mensen motiveren om meer te werken
(meer overuren, minder absentei’sme, meer deeltijdwerk,
latere pensionering, kortere frictiewerkloosheid) 6). Daardoor zou de produktiviteit de hoogte ingaan. Cruciaal in de
redenering – en ook een zeer zwak punt – is de verwachting
dat het additionele inkomen zal worden gespaard en beschikbaar komen voor investeringen. Aangespoord door de produktiviteitstoename en de getroffen investeringsvriendelijke
maatregelen, zouden de bedrijven eveneens geneigd zijn om
meer te investeren. Tevens zou een gedeelte van de zwarte
activiteit weer wit kunnen worden. Belastingontwijking en
-ontduiking – waardoor de allocatie van grote kapitalen
wordt bei’nvloed – zouden voor een gedeelte overbodig
Figuur 2. De wig
worden 7). Resultaat is een verhoging van het aanbod en van
de economische activiteit.
Aanbod van
produktiefactor
Kostprijs
ondernemer
,,Incentives”?
De redenering van de aanbodeconomen steunt (of beter
gezegd wankelt) op twee onbewezen hypothesen. De eerste is
dat een belastingverlaging tot meer werk zal leiden en de
tweede dat het additionele inkomen zal worden gespaard.
Prijs zonder
bclasting
Netto vergoeding
produktiefactor
Wat betreft de eerste veronderstelling komen we terecht bij
de relatie tussen loon en arbeidsaanbod. Dat verband is
moeilijk vast te stellen omdat zich bij een loonwijziging twee
tegenstrijdige effecten voordoen: het inkomens-en het substi-
Hoeveelheid
tutie-effect. Vanaf een bepaald loon kan een loonstijging
leiden tot een verminderde arbeidsinspanning. Empirisch
onderzoek over de effecten van een belastingvermindering op
het arbeidsaanbod levert ook al weinig bemoedigende resultaten op voor de aanbodkanters. Alleen voor getrouwde
vrouwen is er een grote elasticiteit gevonden tussen netto-
Na belasting wordt er minder van de produktiefactoren
gevraagd en ook minder aangeboden 4). Geringere tewerkstelling, minder investeringen en dus een geringere activiteit in de
onderzoek meent H. Rosen dat „ . . . in the short run, at least,
it is unlikely that reductions in labor’s tax burden will unleash
Factorgebruik
met belasting
Factorgebruik
zonder belasting
loonwijzigingen en arbeidsaanbod. Op basis van het gedane
particuliere sector zijn het gevolg. Het aanbod van de
particuliere sector had verder nog te lijden onderde oliecrises
en de daarmee samenhangende wereldrecessie.
Anderzijds wendde de collectieve sector die belastinggelden
niet altijd even produktief aan. Het verminderde aanbod van
de particuliere sector werd dus niet volledig goed gemaakt
2) Ter verklaring van de knellende overheidsgreep op de economie
negeren de ,,supply-siders” blijkbaar het onderzoek van de ,.public
door de collectieve sector.
choice”-school die de bureaucratisering als de grote schuldige
Tegenover het verminderde globale aanbod stond dus een
onverminderde vraag. De vraag werd immers in stand
aanwijst.
3) Laffer, op. cit., biz. 5.
gehouden door de overheidsuitgaven (overgedragen inkomens en bestedingen). Het gevolg was inflatie. Eventuele
tekorten op de begroting wakkerden deze nog aan 5). De
4) Of de ondernemer dan wel de produktiefactoren de grootste last
de vraag- en aanbodcurve.
5) The biggest challenge. Searching for a new way to cut steep
creativiteit van de ondernemers werd daarenboven nogdanig
beknot door de huizenhoge stapel formulieren die voor alles
en nog wat moesten worden ingevuld en door de boekdelen
1 ESB 10-6-1981
van de ,,wedge” moet(en) dragen, hangt af van de elasticiteiten van
inflation and restore sound growth, Time, 19 januari 1981, biz. 45.
6) A guide to understanding the supply-siders, Business Week,
22december 1980, biz. 77.
7) Laffer, op. cit., biz. 25.
549
an enormous amount of work effort” 8)! Ook Francis Bator is
van mening dat ,,the evidence suggests that overall there will
door de collectieve sector. Laat men de gelddrukpersen
draaien, dan wakkert men de inflatie aan. De inflatie zou de
be at best only a small positive effect” 9).
belastingopbrengsten ook wel doen toenemen, maar dat het
De tweede hypothese stelt de vraag naar de omvang van de
gemiddelde spaarquote. Daarover zijn eveneens geen alge-
op die manier gebeurt is vast niet de bedoeling. Zelfs de
,,supply-siders” kunnen de vraag niet volledig wegdenken.
meen geldende uitspraken te doen; men moet terugvallen op
Het ziet ernaar uit dat de gematigden het zullen winnen van de
empirisch onderzoek. Gezaghebbend is het werk van Edward
radicalen, want in het programma dat Reagan wil voorleggen
aan het congres komen belangrijke bezuinigingen op de
overheidsuitgaven voor.
Denison. Hij onderzocht het verband tussen de bruto particuliere besparingen en het bruto nationaal produkt van de
Verenigde Staten tussen 1929 en 1958 (later door anderen
geactualiseerd tot 1974) en vond dat die quote zeer stabiel was
(,,Denison’s law”). Dit houdt in dat „ . . . a change in the
average tax rate is completely offset, for a given level of
income, by a change in the average propensity to consume out
of GNP in the opposite direction” 10). Te verwachten valt dat
dus het bijkomende netto inkomen grotendeels zal worden
geconsumeerd. De aanbodkanters doen aan ,,wishful thinking” als ze beweren dat hun belastingvermindering via de
besparingen de investeringen zal stimuleren.
De bedrijven
Het stimuleren van de investeringen met de bedoeling de
produktiviteit en daarmee het aanbod aan te moedigen, is het
meer serieuze en minder spectaculaire gedeelte van de aan-
bodeconomie. Het biedt ook de beste kansen op succes. Zoals
Laffer het hoogste woord voert inzake de inkomstenbelastingen is Martin Feldstein, professor te Harvard, de man die het
opneemt voor de bedrijven. Alhoewel hij het met heel wat
minder publiciteit moet stellen, zijn zijn stellingen minstens
even belangrijk.
Volgens Feldstein is het achterblijven van de investeringen
te wijten aan het belastingsysteem dat in tijden van inflatie
consumentenkrediet en hypotheekleningen goedkoper en
bedrijfsinvesteringen duurder maakt. De inflatie duwt inkomens steeds meer in hogere belastingschalen. Daardoor stijgt
de belastingbesparing uit hoofde van de aftrekbaarheid van
betaalde rente. De reele interestvoet na belastingen, dus de
nominale interestvoet gecorrigeerd voor de belastingaftrek en
de inflatievoet, komt daardoor zo laag te liggen dat hypotheekleningen en aankopen op krediet eigenlijk niet zo duur
zijn als de nominale rente doet vermoeden. Hetzelfde geldt
voor de bedrijven, maar daar komt een andere factor het spel
bederven. Gecombineerd met de bestaande afschrijvingsregels (op basis van de historische kostprijs) drukt inflatie
immers het reele rendement op investeringen. Het positieve
effect van de belastingaftrek gaat voor de investeringen dus
Monetaire politiek
De opvattingen van de aanbodkanteconomen over de te
voeren monetaire politiek zijn voor een gedeelte monetaris-
tisch. De groei van de geldhoeveelheid moet – om de inflatie
zoveel mogelijk in te dijken – in de pas lopen met het verloop
van de reele groei van de economic op lange termijn. Zij
hebben echter niet veel vertrouwen in de mogelijkheden van
de Federal Reserve Board (Fed) om de geldgroei onder
controle te houden. De Fed verdeelt te veel haar aandacht
tussen de geldhoeveelheid en de interestvoeten. Als ze het al
zou kunnen zou de Fed zich alleen moeten inlaten met het in
bedwang houden van de geldvoorraad. Dit is ook wat zij als
concrete maatregel van monetair beleid voorstellen. De
inflatie zou erdoor verminderen en samen met de door de
belastingverlaging gegenereerde besparingen zou dit de rente
vanzelf doen dalen.
De theoretische inzichten van de ,,supply-siders” gaan
echter veel dieper. Ze staan zeer sceptisch tegenover de Fed;
In de eerste plaats weet men niet precies hoe men de
geldhoeveelheid moet definieren. In de tweede plaats zijn er
de enorme kapitalen die, om voordeel te behalen uit verwachte wisselkoersinterest- en inflatieverschillen, over de wereld
rondzwerven en monetair beleid op nationaal niveau onmogelijk maken. Ze zijn niet gespeend van enige zin voor
romantiek, want wat ze werkelijk willen is een terugkeer naar
de gouden standaard 12). Ze willen de dollar opnieuw
koppelen aan de goudvoorraad omdat die voorraad volgens
hen tamelijk stabiel blijft. Aldus zou het discretionaire
element uit de monetaire politiek verdwijnen. De geloofwaardigheid van het monetaire beleid zou in ere worden hersteld
en de waarde van de dollar zou zich stabiliseren, zowel
binnen- als buitenlands. Zover komt het voorlopig nog niet.
De Fed heeft trouwens een onafhankelijke positie ten opzichte van de president en zal waarschijnlijk weinig van haar
huidige politiek afwijken.
verloren. Als remedie schrijft Feldstein voor: belastingverlagingen voor de bedrijven om tot investeren aan te zetten en
Conclusie
restrictieve monetaire politick om de consumptie af te
De ,,supply-siders” zijn een van de speerpunten van
,,Nieuw Rechts” 13). Deze heterogene intellectuele beweging
heeft als bindmiddel de onvrede met de wereldwijde economische crisis die we sinds halverwege de jaren zeventig kennen en
met het onvermogen van de overheid om daar, ondanks haar
veelvuldige bemoeienissen, iets wezenlijks aan te veranderen.
Meer nog: de overheid vergroot, door haar inefficient en
antiproduktief optreden, de crisis. De gemeenschappelijke
remmen. Die belastingverlagingen moeten dan groot genoeg
zijn om het renteverhogend effect van de strakke geldpolitiek
te overtreffen 11).
Begrotingstekort
Tussen de ,,supply-siders” blijft het twistpunt bestaan of de
daling van de belastingopbrengsten al dan niet gepaard moet
gaan met een overeenkomstige vermindering van de overheidsuitgaven. Volgens Laffer zou de belastingdaling zich zelf
betalen: ze zou zo snel gevolgd worden door een verhoogde
economische activiteit dat bijna onmiddellijk de nieuwe belastingopbrengsten zouden binnenstromen. Dat is in de reali-
teit van het economische beleid niet vol te houden. Minder
radicale aanbodeconomen wijzen crop dat een bepaalde mate
van uitgavenvermindering onontbeerlijk is. Een grotertekort
op de begroting zou immers de positieve gevolgen van de
belastingverlaging teniet doen. Financier! men het tekort
door een beroep te doen op de kapitaal- en geldmarkten, dan
krijgt men daar een ,.crowding out” van de particuliere sector
550
8) H. S. Rosen, What is labor supply and do taxes affect it?, American
Economic Review, mei 1980, biz. 171.
9) F. Bator, America’s inflation. The sins of wages, The Economist,
21 maart 1981, biz. 29.
10) P. A. David en J. L. Scadding, Private savings: ultrarationality,
aggregation and ,,Denison’s law”, Journal of Political Economy,
maart/april 1974, biz. 228.
11) M. Feldstein, Tax rules and the mismanagement of monetary
policy, American Economic Review, mei 1980, biz. 182.
12) What supply-siders hope to achieve, Business Week, 17 novemver 1980, biz. 158.
13) Zie J. van den Doel, Nieuw Rechts, ESB, 21 januari 1981, biz. 55.
vijand van Nieuw Rechts is dus de overheid, de tot bemoeizieke schoonmoeder vergroeide nachtwaker die dringend een
kopje kleiner gemaakt moet worden.
De heropleving van rechts komt tot uiting in de verkiezing
van Reagan, de economische politick van Margaret Thatcher,
de hernieuwde belangstelling voor de Oostenrijkse school en
voor Von Hayek, Milton Friedman, het Institute of Economic Affaires, het Institutum Europaeum enz. Enkele van de
ideeen en stromingen in Nieuw Rechts werden door een aantal
economen (Laffer, Feldstein, Mundell, Ture, Roberts …) tot
vrouw Thatcher stemt hen wellicht minder hoopvol, hoewel
ze voor het (voorlopig?) mislukken ervan wel een verklaring
hebben. Drie belangrijke beleidsfouten zijn volgens hen
gemaakt: de controle op de geldhoeveelheid was onvoldoende, de overheidsuitgaven werden niet genoeg beknot en de
belastingverlagingen waren te gering 15).
Interessant is de manier waarop de ,,supply-siders” in de
belangstelling komen. Niet via boeken of wetenschappelijke
tijdschriften. Zij hebben hun lot verbonden aan dat van
Reagan en komen daardoor aan bod in bladen als Business
een min of meer coherent geheel verwerkt, ingepakt en
Week en Time. Is dit een aanwijzing dat economic een
voorzien van een brandnieuw etiket als de prive-economie
supersnelle wetenschap wordt? Het gevaar ontstaat alleszins
van Reagan de wereld ingestuurd. ,,Min of meer coherent”,
dat men alleen oog heeft voor de hoofdlijnen en theorieen
want tussen de aanbodeconomen onderling heersen er ook
belangrijke meningsverschillen. Feldstein c.s. vinden de voorstellen van Kemp-Roth ,,a comic book caricature of serious
supply-side economics” 14). Er is geen overeenstemming over
de vraag of de belastingvermindering moet vergezeld gaan
van uitgavenverlagingen en in welke mate.
verworden zo gemakkelijk tot slagzinnen. Genuanceerde en
Buiten dat etiket en enkele details hebben de aanbodkan-
supply-siders”, ,,the high priest of supply stimulus” zijn niet
ters trouwens niet veel nieuws te vertellen. Ze hebben oude
slogans afgestoft en aangepast en proberen daarmee een
Want zij zijn vanzelfsprekend niet de eersten die een heilzame
van de lucht. Ontdaan van dat religieus omhulsel blijft alleen
de overtuiging dat door het terugdringen en de sanering van
het overheidsingrijpen de economic nieuw leven kan worden
ingeblazen, en dat is heus geen monopolie van de aanbod-
werking verwachten van belastingverlaging. Eminente econo-
kanteconomen!
plaatsje te krijgen onder de zon van de economische theorie.
men zoals Adam Smith, Jean-Baptiste Say, Colin Clark,
Milton Friedman hebben er reeds eerder op gewezen. Ook in
het recente verleden vindt men een voorbeeld: de belasting-
gedetailleerde gedachtenontwikkelingen zijn in dergelijke
weekbladen immers onmogelijk. De ,,supply-siders” zijn aan
dat gevaar niet ontsnapt. Ze worden voorgesteld als de
verbreiders van de ,,supply-side”-godsdienst. Termen als
,,supply-side guru”, ,,supply-side credo”, ,,the bible of the
F. Naert
verlagingen die John F. Kennedy doorvoerde in het begin van
dejaren zestig. Ze waren succesvol, maar volgens de ,,supplysiders” niet omdat ze de vraag stimuleerden (om welke reden
ze werden gegeven), maar omdat ze een gunstig effect hadden
op het aanbod. Dat er toen geen inflatoire gevolgen waren is
volgens hen een goed voorteken. Het experiment van me-
14) Walk on the Supply Side, Newsweek, 2 juni 1980, biz. 66.
15) The British experiment shows how not to do it, Business Week,
1 december 1980, biz. 107.