Economised Statistische Berichten
Stichting Het Nederlands
Economisch Instituut
Verslag over het jaar 1982
Het weekblad verscheen 50 maal; de
jaargang telde 1.380 (het vorige jaar 1.304)
bladzijden (exclusief omslag en register). Enkele nummers waren geheel aan bijzondere
onderwerpen gewijd: Het arbeidsbestel onder druk, Aanbodeconomie, De zorgzame
overheid, Miljoenennota en Macro-Economische Verkenning 1983, alsmede Gokken
in Nederland.
Samenwerking met Oost-Europa
Het Instituut onderhoudt vanaf 1956 wetenschappelijke betrekkingen met universiteiten en hogescholen in Oost-Europa. Met
name de contacten met Polen zijn intensief.
Formele samenwerkingsovereenkomsten
heeft het NEI gesloten met de universiteiten
Curatorium
jaren zijn krachten aan het Instituut te heb- van Gdansk en Lodz, alsmede met de Econoben gegeven. Als secretaris van het curatori- mische Academic van Katowice. Voorts beIn 1982 had het curatorium de volgende
um blijft hij voor het Instituut behouden. staat er informeel contact met de Econosamenstelling: voorzitter: jhr. mr. J. H. Lou- Prof. dr. L. B. M. Mennes en drs. E. H. Mul- mische Academic van Poznan, de Hogedon (Aerdenhout) — tot 1 juli 1982; dr. J. M. der werden tot directeur benoemd met in- school voor Planning en Statistiek (SGPIS)
Goudswaard (Wassenaar) — vanaf 1 juli gang van 1 januari 1983.
in Warszawa en de Poolse Academic van
1982. Ondervoorzitter: dr. J. M. GoudsWetenschappen (PAN). Daarnaast bestaan
waard (Wassenaar) — tot 1 juli 1982; mr. J. J.
er contacten met wetenschapsbeoefenaars in
van der Lee (Den Haag) — vanaf 1 juli 1982. Redactie Economisch Statistische
Hongarije, Joegoslavie en de DDR.
Penningmeester: dr. D. M. N. van Wensveen Berichten
In 1982 verbleven er negen gasten op het
(Rotterdam). Secretaris: prof. dr. H. W.
Instituut voor perioden varierend van twee
Lambers (Rotterdam). Leden: Z.K.H. Prins
Commissie van redactie: drs. R. Iwema, tot zes weken. De samenwerking beperkt
Bernhard der Nederlanden (Baarn); dr. J. E. prof. dr. L. H. Klaassen, prof. dr. H. W. Lam- zich niet tot het ontvangen en begeleiden van
Andriessen (Wassenaar); drs. J. A. Bakker bers (tot 1 juli 1982), prof. dr. L. B. M. Men- stagiaires; het actief deelnemen aan congres(Wassenaar); dr. J. Bartels (Wassenaar); ir. nes, drs. P. J. Montagne, prof. dr. J. H. P. sen alsmede publikaties over en weer maken
LF. de Boer (Rotterdam); drs. W. A. J. Bogers Paelinck, drs. A. de Wit. Redacteur-secreta- er eveneens deel van uit. Zo is in 1982 verder
(Heerlen); prof. dr. C. J. F. Bottcher (Den
ris; drs. L. P. J. van der Geest. Adjunct-revorm gegeven aan het initiatief van het NEI
Haag); mr. M. G. de Bruin (Zeist); mr. P. van dacteur-secretaris: drs. J. A. Kamps.
een speciale serie publikaties te laten verDijke (Zeist); K. Fibbe (Rotterdam); ir. A. P.
schijnen onder de titel Contributions to East
Oele (Rhoon) — tot 12 maart 1982; drs. J. C.
European economic research; in het verslagSmit (Lunteren); F. Swarttouw (Schiphol);
Algemeen
jaar zijn vier auteurs in de gelegenheid gedr. H. J. Witteveen (Wassenaar).
weest in deze reeks te publiceren en daarmeOp 25 november kende de Katholieke Ho- de de uitwisseling van onderzoekresultaten
Jhr. mr. J. H. Loudon, sinds de jaren vijftig
geschool Tilburg aan professor Lambers een en van ideeen te bevorderen, ook tussen de
met enige statutaire onderbrekingen voorzit- eredoctoraat toe. Op 4 oktober werd aan Oosteuropese landen onderling. Deze bijter van het curatorium, gaf de wens te kennen professor Klaassen door de Universiteit van dragen hebben betrekking gehad op: de door
per 1 juli 1982 af te treden; hem valt veel Lodz (Polen) een eredoctoraat verleend. De arbeiders geleide bedrijven; de ontwikkeling
dank toe voor de vele jaren waarin hij leiding heer W. T. M. Molle, hoofd van de Afdeling van de dienstensector in de Oosteuropese
heeft willen geven. Per 1 juli 1982 werd hij Vestigingspatronen, werd met ingang van 1 landen; buitenlands krediet en economische
opgevolgd door dr. J. M. Goudswaard, voor- September benoemd tot bijzonder en buiten- groei; en enkele opmerkelijke trends in de
heen Ondervoorzitter. Mr. J. J. van der Lee gewoon hoogleraar in de ,,economie van de
economische relatie tussen Oost en West.
trad als Ondervoorzitter per 1 juli 1982 tot het Europese integratie” aan de Universiteit van Deze publikaties worden aan geiinteresseercuratorium toe. Ir. A. P. Oele trad wegens ve- Limburg; op 23 September verdedigde de den ter beschikking gesteld en zijn verrijkend
le andere werkzaamheden in het voorjaar af. heer Molle zijn proefschrift Industrial loca- voor de inzichten in de stand van de wetenAan het einde van het verslagjaar trad mr. M.
tion and regional development in the Europe- schap in Oost-Europa en de methode van onG. de Bruin statutair af en werd per 1 januari an Community. Drs. J. A. Bourdrez, hoofd
derzoek aldaar.
1983 opgevolgd door drs. D. de Bruyne (Den van de Afdeling Transport-Economisch en
Haag).
Economisch-Technisch Onderzoek, verliet
het Instituut op 1 juni wegens het bereiken Het onderzoekingswerk
van de pensioengerechtigde leeftijd. Hij werd
Directorium en secretariaat
opgevolgd door drs. J. Vogelaar als hoofd Buiten Europa
van de Afdeling Transport-Economisch OnProf. dr. L. H. Klaassen, president-direc- derzoek en door drs. G. R. Otten als hoofd
Beira Port Study. In opdracht van het Neteur; prof. dr. H. W. Lambers, directeur — van de Afdeling Economisch Onderzoek
derlandse Ministerie van Buitenlandse Zatot 1 juli 1982; prof. dr. J. H. P. Paelinck, di- Energie en Grondstoffen. In de serie Foun- ken is in 1981 gestart met de Nedeco-studie
recteur; prof. dr. L. B. M. Mennes, adjunct- dations of empirical economic research ver- voor de haven van Beira. Het Instituut heeft
directeur; drs. E. H. Mulder, adjunct-direcschenen 6 studies en in de Olijfreeks 2 stu- de leiding van dit onderzoek waarin voorts
teur; drs. B. K. Tjioe, adjunct-directeur — dies.
deelnemen het ingenieursbureau Dwars,
vanaf 1 juli 1982; drs. P. J. Montagne, algeOp 31 december telde het Instituut 97 meHederik en Verheij en het Waterloopkundig
meen secretaris; drs. A. de Wit, secretaris.
dewerkers. Vorig jaarbedroeg dit aantal 104.
Laboratorium, terwijl voorts voor de hydrauVan de 97 medewerkers zijn er 68 werkzaam lische metingen en boringen Osint VOF is
Per 1 juli 1982 legde prof. dr. H. W. Lam- in de researchafdelingen en 29 in de service- gecontracteerd. De studie bestaat uit vier onbers zijn functie als directeur neer, na ruim 44 afdelingen.
derdelen:
ESB 17-8-1983
733
1. rehabilitatiestudie van de bestaande haven. Het doel van dit onderdeel is net analyseren van de huidige situatie en het aan-
geven van maatregelen om de haven op
peil te brengen voor de onafhankelijkheid
het district Fayoun in Egypte. Het doel van
project te formuleren en voor te bereiden dat
deze missie luidde het beoordelen van het
zich zal richten op de uitvoering van deze
realiseren van een kippenslachterij in het district Fayoun. Uit het rapport is af te leiden dat
de vleesconsumptie in Egypte nog laag is en
ontwikkelingsprojecten op Kabupaten/districtsniveau. Het voorgestelde project is inmiddels in uitvoering genomen en DGIS
van Mozambique. In 1982 is geadviseerd
ter zake van de implementatie van de
maatregelen, voor 1983 dient de implementatie zelf plaats te vinden;
dat een van de doeleinden van de regering is
heeft het NEI verzocht de begeleiding van dit
de vleesconsumptie per hoofd te verhogen.
Dit betekent dat ook de slachtcapaciteit in
project te verzorgen.
Bangladesh. De studie betrof onderzoek
Egypte aanzienlijk moet worden uitgebreid.
naar de wenselijkheid en de vorm van de re-
2. voorbereidingsstudie voor het masterplan;
Het rapport concludeert dan ook dat het ecomisch is verantwoord in het Fayoun-district
3. onderzoek toegangskanaal Beira. Parallel
kippen te fokken en te slachten. De missie
aan het eerste punt is de mogelijkheid onderzocht om het toegangskanaal te verdiepen van 6 tot 14 meter. In het verslagjaar is dit onderzoek afgerond waarbij is
voegt er wel aan toe dat technische hulp vanuit Nederland in de toekomst nodig blijft.
Oman. Als uitvloeisel van een eerdere
habilitatie van de Chhatak gasbron in Bangladesh. Het onderzoek werd door twee deskundigen uitgevoerd, waarvan een door het
NEI werd geleverd. De taak van de NEI-consultant betrof het schatten van het huidige en
toekomstige energieverbruik in het Chhatak-
gebleken dat de diepte van 14 meter in-
HVA/NEI-studie is in Oman een marketing-organisatie voor groente en fruit opge-
gebied en het uitvoeren van een financiele,
economische en sociale beoordeling van het
derdaad te realiseren is;
4. masterplan study. In het verslagjaar is
aangevangen met het vooruitberekenen
richt. Voor meer inzicht in de marktverhoudingen is gevraagd een opzet te maken van
een prijzenstatistiek. Het NEI heeft, behalve
project, waarbij verschillende technische alternatieven werden onderzocht. De studie
werd uitgevoerd op verzoek van DGIS. In het
van de verkeersbewegingen en is de mogelijkheid bezien van Beira als doorvoer-
aan de opzet van deze statistiek, ook bijge-
kader van de studie werd een missie van twee
Mozambique onderzocht. Dit onderdeel
dragen aan het begeleiden van het verzamelen van de prijzen. De opdracht werd verstrekt door HVA International bv.
Melkfabriek in Zanzibar. Samen met de
weken naar Bangladesh uitgevoerd.
On self sufficiency. In opdracht van het
Gaia Institute is een vooronderzoek uitgevoerd over de zelfvoorziening. De problema-
is afgerond in 1982. Ook is afgerond het
Melkunie Holland is deelgenomen aan een
tiek luidde: kunnen de regie’s in de wereld
onderzoek naar de beste lokatie voor
bulkterminals en thans wordt gewerkt aan
missie naar Zanzibar ter beoordeling van het
voorstel om verzamelpunten voor melk te
de afronding van het masterplan dat ra-
stichten. Een van de hoofdconclusies van de
missie is dat dergelijke verzamelpunten als
onhaalbaar kunnen worden beschouwd in
zelfvoorzienend worden en zo ja, tegen welke
inspanning? Het rapport behandelt de vraag
in welke mate de omvang van de zelfvoorziening in de verschillende regio’s in de wereld
zich ontwikkeld heeft. In het onderzoek zijn
26 gebieden en 39 produktgroepen onder-
haven voor de regio. Daarbij is ook de
mogelijkheid van export van kolen van
mingen geeft tot het jaar 2000.
Kagera irrigatieproject. Onder leiding van
het NEI is een missie gezonden naar Kagera
verband met de onvoldoende melkproduktie
derlandse regering gefinancierde missie was
in de betrokken districten.
Kilimanjaro onderhoudscentrum. Ten
einde de financiele en economische haal-
het beoordelen van de technische en economische levensvatbaarheid van het oprichten
baarheid van een volledig onderhoudscentrum voor vliegtuigen in Kilimanjaro te kun-
zelfvoorziening is te geven.
van een irrigatiesysteem. Dit systeem zou
nen beoordelen heeft het Instituut een kos-
Binnen Europa (exclusief Nederland)
moeten dienen om in Kagera een voldoende
suikeropbrengst (aanbod) te verkrijgen, wel-
ten-baten-analyse ter zake uitgevoerd. De
in Tanzania. Het doel van deze door de Ne-
ke verwerkt wordt in de nabijgelegen suikerfabriek. De conclusie luidt dat een van de on-
conclusie luidt dat vanuit een economisch en
financieel oogpunt het project het beste kan
leend inzake de geplande uitbreiding van de
oliezaadproduktie in Morogoro in Tanzania.
worden beeindigd. Wanneer de economische
voorwaarden in Tanzania verbeteren dan
kan er ruimte zijn het project voor een voiledig onderhoudscentrum voor vliegtuigen in
Kilimanjaro opnieuw te overwegen.
Jamfabriek Guinee Bissau. In opdracht
van DGIS is een ,,feasibility study” uitgevoerd voor de bouw en exploitatie van de
Onlangs is aldaar een oliemolen gebouwd
sappen- en Jamfabriek Titina Sila in Guinee
derzochte irrigatiesystemen levensvatbaar
kan zijn, indien aan een aantal grondtechnische condities blijvend zal worden voldaan.
Morogoro Oil Mill Project. Op verzoek
van de Nederlandse regering is bijstand ver-
met een capaciteit welke ver uitgaat boven
Bissau. De resultaten van deze studie wijzen
het aanbod van oliezaden uit de regio. Het
doel van de missie was dan ook eerst vraag-
uit dat alleen als er blijkt dat pulp kan worden
geproduceerd voor de export een duidelijke
en aanbodcondities te beschrijven en vervol-
positieve aanbeveling kan worden gedaan
scheiden. De resultaten voor de onderscheiden regio’s zijn zo verschillend dat er geen al-
gemene conclusie over het niveau van de
Vestigingsfactoren in Europa (FLEUR).
In 1972 is in opdracht van de EG begonnen
met het FLEUR-project (Factors of Location in EURope). In 1982 is dit grote project
afgerond met een eindrapport. Het doel van
de studie was een dynamisch interregionaal
en intersectoraal model te ontwikkelen en
operationeel te maken voor de EG. Met dit
model diende niet alleen het verleden verklaard te kunnen worden, maar ook de toekomstige veranderingen in de regionale verdeling van de werkgelegenheid in de onder-
scheiden sectoren. Geconcludeerd mag worden dat het project met succes is afgerond. In
vergelijking met de meeste ,,nationale”
gens aan te geven de te treffen maatregelen
met betrekking tot de uitbreiding van de fa-
modellen is het Europese FLEUR-model zo-
inzake de oliemolen. Uit de veelheid van fac-
briek.
Landbouwprojecten Suriname. Op verzoek van de regeringen van Suriname en Nederland is een missie samengesteld voor een
tussentijdse evaluatie en beoordeling van een
drietal landbouwontwikkelingsprojecten in
wel omvattender alsmede gedetailleerder.
Vooral de behandeling van de interregionale
Suriname.
Rurale ontwikkeling Centraal- en NoordAceh. In het verslagjaar heeft het NEI meegewerkt aan het identificeren van een aantal
Het doel van het project was te onderzoeken
toren welke vraag en aanbod van oliezaden
bepalen blijkt het prijssysteem in Tanzania
een belangrijke belemmering te zijn voor de
oliezadensector aldaar.
National Soil Service. Op verzoek van het
Directoraat voor Internationale Samenwerking (DGIS) is meegewerkt aan een identificatiemissie naar Tanzania inzake de status
van de National Soil Service en ter zake zijn
aanbevelingen voor de korte en lange termijn
uitvoeringsprojecten welke eventueel door
gedaan. Uit het missieverslag is af te leiden
de Nederlandse Technische en Financiele Bi-
dat het opbouwen van een instituut als dat
laterale Hulp kunnen worden uitgevoerd in
van de NSS een zaak van lange termijn is;
aanbevolen wordt deze dienst volledig zelf-
Aceh. De deelactiviteiten betreffen: koffieteelt en processingverbetering; kleinschalige
standig te maken, zowel op het terrein van
het management als op het terrein van de financien.
Kippenmissie Fayoun Egypte. Op verzoek
van DGIS is geparticipeerd in een missie naar
irrigatie en verbetering rijstverbouw; bevordering van de kleinindustrie; ruraal wegenbouwproject. Daarna is te zamen met een expert van het ISS een missie uitgevoerd om een
Nederlands Technisch en Financieel Hulp-
734
en intersectorale dynamiek is een nieuw element in het FLEUR-model.
Prospects of regional employment; scanning of technological options (PRESTO).
hoe de technologic de regionale ontwikkeling be’invloedt en op welke wijze onderzoeken technologisch beleid kunnen worden gericht op een beter regionaal evenwicht. Het
NEI heeft op een tweetal deelterreinen bijdragen geleverd aan dit Europese onderzoekproject: regionale scenario’s in Europa;
technologische veranderingen, vestigingspatronen en regionale ontwikkelingen. Voorts
is in het verslagjaar een bijdrage geleverd aan
de synthese van dit project. Een belangrijke
beleidsaanbeveling uit de synthese luidt dat
er geen eenvoudige algemene recepten zijn
I
voor het herorienteren van de technologische
ontwikkeling in Europa ten behoeve van een
meer evenwichtige regionale ontwikkeling.
Voor iedere regio dient het arsenaal en de samenstelling van de maatregelen apart te wor-
den opgebouwd.
Regionale arbeidsmarktbalans in Europa
(LABEUR). Doel van dit door de Europese
Commissie opgedragen onderzoek was het
makcn van projecties inzake vraag en aanbod
van arbeid voor de EG als geheel, voor de
tien lidstaten en voor niet minder dan 110 regio’s. Voor 1985 en 1990 zijn de vraagpro-
jecties volgens drie scenario’s (centraal, pessimistisch en optimistisch) opgesteld en de
aanbodprojecties volgens een centrale variant. Vervolgens zijn vraag en aanbod op elk
ruimtelijk niveau en volgens de drie scenario’s met elkaar geconfronteerd. De berekeningen laten zien dat de werkloosheid in de
Europese Gemeenschap sterk de neiging
heeft zich naar alle regie’s uit te breiden.
Overigens bh’jkt Nederland een wel zeer ne-
gatieve ontwikkeling door te maken.
op de fricties tussen vraag en aanbod. Het
tweede deel van de studie betreft de specificatie van een model van de arbeidsmarkt
voor de bouwnijverheid, waarin de rol van de
relatieve loonvoet zo volledig mogelijk is uitgewerkt. Met behulp van dit model zijn de effecten van veranderingen van de relatieve
loonvoet, alsmede van verkleining van de
en inkomens. In opdracht van het Ministerie
van Volksgezondheid en Milieuhygiene zijn
berekeningen gemaakt over de bevolkingsomvang en het aantal huishoudens tot het
jaar 2000. Ook is in dit onderzoek aandacht
besteed aan de regionale ontwikkeling en de
inkomensontwikkeling van huishoudens.
Deze onderzoekgegevens worden gebruikt
fricties tussen vraag en aanbod, op zowel de
voor een onderzoek naar de milieuvervui-
korte als de lange termijn, voor de bouwnijverheid nagegaan.
Arbeidsmarkt voor leerkrachten in het
voortgezet onderwijs. Medio 1980 heeft de
ling.
Beroepsbevolking woon wagenbewoners.
minister van” Onderwijs en Wetenschappen
ge omvang en samenstelling naar leeftijd en
opdracht verleend tot het verrichten van de
eerste fase van een onderzoek inzake de
vraag naar en het aanbod van leerkrachten in
het voortgezet onderwijs. Op basis van een te
Het Ministerie van WVC heeft het NEI verzocht een raming te maken van de toekomsti-
tot 1995 vooruitberekeningen worden ge-
geslacht van de potentiele beroepsbevolking
van woonwagenbewoners. In het verslagjaar
zijn de gevraagde gegevens verstrekt.
Economie onder buitengewone omstandigheden. Het vooronderzoek naar de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen voor
maakt. Het reele aanbod van leerkrachten in
Nederland onder buitengewone omstandig-
het voortgezet onderwijs zal volgens de resul-
taten van het onderzoek in de periode 19787
heden in opdracht van het Ministerie van
Economische Zaken werd in 1982 afgerond.
ontwikkelen model moesten voor de periode
1979 tot 1995/1996 geleidelijk stijgen, naar
In hetzelfde jaar werd het vervolgonderzoek
aangevangen.
Nederland
schatting met ruim 30%. De vraag naar leerkrachten zal in de periode 1978/1979 tot
ArbeidsmarktmodelAMO-K. Deze studie
is verricht binnen het kader van het Nationaal
1983/1984 stijgen met 4%, maar daarna tot
1994/1995 met bijna 20%. Volgens de uitgevoerde berekeningen zal zich dus op de
Stuurgroep Dienstenonderzoek van het Ministerie van Economische Zaken is in het verslagjaar het onderzoek uitgevoerd naar de internationale handels- en transportfunctie
van Nederland als stapelplaats. Dit onderzoek is opgedragen aan het NEI in samenwerking met het Economisch Bureau voor
het Weg- en Watervervoer. Het doel van dit
Programma
Arbeidsmarkt
Onderzoek
(NPAO). Doel van deze in 1982 afgesloten
studie was het leveren van een bijdrage aan
de methodologische coordinatie van het
NPAO. Daarnaast zou het te ontwikkelen
model de empirische werkelijkheid in redelijke mate moeten beschrij ven zodat een instrument ten behoeve van het beleid zou worden
verkregen. Aan het NEI werd de opdracht
verstrekt een volledig (macro-)economisch
model te bouwen waarin de arbeidsmarkt
duidelijk zou zijn geexpliciteerd. Met het uit-
gebrachte rapport is een belangrijke fase in
de bouw van het model van de arbeidsmarkt
afgesloten. Er is een operationeel model
(AMO-K) ontwikkeld dat een beeld verschaft van de processen die zich op middel-
lange termijn op de arbeidsmarkt afspelen in
samenhang met het sociaal-economisch ge-
lange termijn een aanzienlijk aanbodoverschot voordoen. In het verslagjaar zijn de
voorbereidingen begonnen voor de tweede
fase van het onderzoek. In deze fase zal de
aandacht worden gericht op de actualisering
van de arbeidsmarktprognoses en op een verdere ontwikkeling van het model. De werkzaamheden zullen worden toegespitst op bepaalde onderdelen, zoals het meervoudige
bezit van bevoegdheden, de relatie tussen
vraag, aanbod en tewerkstelling en het
leeftijdsaspect.
De arbeidsmarktproblemen van Molukkers. Bind 1981 heeft het Ministerie van
Sociale Zaken opdracht gegeven een onderzoek te verrichten naar de arbeidsmarktproblematiek van de in Nederland verblijvende
Molukkers. Het onderzoek is opgesplitst in
een verkennende fase welke in 1982 is uitge-
beuren. Met behulp van het model kunnen
voerd, en een vervolgonderzoek in 1983. De
prognoses worden opgesteld en kunnen de
opdracht voor het verkennende onderzoek is
effecten van beleidsingrepen worden nage-
verstrekt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en aan het NEI. Uit het verkennende onderzoek blijkt dat de Molukkers
gaan. Uit de met behulp van AMO-K uitgevoerde simulates zijn sombere vooruitzich-
ten ten aanzien van de ontwikkeh’ngen op de
arbeidsmarkt af te leiden en zo kan de vraag
worden gesteld in hoeverre en op welke wijze
de arbeidstijd dient te worden verkort. Het
thans ontwikkelde model maakt het mogelijk
de effecten van de verschillende vormen van
arbeidstijdverkorting na te gaan. Het uitge-
brachte rapport is als nr. 2 in de Olijfreeks
van het NEI gepubliceerd.
Schaarsteverhoudingen en belonings-
op de Nederlandse arbeidsmarkt twee
hoofdproblemen ondervinden: een grote
werkloosheid en voor de werkenden het uit-
blijven van bevorderingen. Tijdens de verkenning is voorts inzicht verkregen in een
aantal achtergronden, zoals bij het werkloosheidsvraagstuk de achterblijvende schoolresultaten van Molukse leerlingen, de discri-
minatie bij sollicitaties en sollicitatiemoeilijkheden in het algemeen, mede door taalmoei-
structuur. Als bijdrage aan de voorbereiding
van het rapport Vernieuwingen in het ar-
lijkheden.
beidsbestel&aa in 1982 is uitgebracht door de
Wetenschappelijke Raad voor het Rege-
het NEI een voorstel ingediend voor een onderzoek naar de zogeheten harde kern van de
Jeugdwerkloosheid (16-22 jarigen). In het
ringsbeleid (WRR) is een deelstudie uitge-
voerd over de Schaarsteverhoudingen en de
beloningsstructuur. In deze studie is getracht
meer inzicht te verschaffen in de rol welke de
beloningsstructuur speelt bij het verslechterende functioneren van de arbeidsmarkt. Het
eerste deel van de studie is gewijd aan de invloed van de flexibiliteit van de loonstructuur
ESB 17-8-1983
Jeugdwerkloosheid. In maart 1982 heeft
verslagjaar is het vooronderzoek gereedgekomen en is een voorstel voor een hoofdon-
derzoek ingediend. In het voorstel voor het
hoofdonderzoek staan de voltooide werkloosheidsduur en de werkloosheidsfrequen-
tie (recidivisme) centraal.
Bevolkingsomvang, aantal huishoudens
Stapelplaatsfunctie. In opdracht van de
onderzoek is om inzicht te krijgen in de facetten die bepalend zijn voor de uitoefening en
de ontwikkeling van voornoemde functies en
in de mogelijkheden tot versterking van deze
functie voor Nederland. In het rapport wordt
ingegaan op de sterke en zwakke punten van
de belangrijkste facetten van de handels- en
transportfunctie. Het rapport bevat een reeks
van aanbevelingen voor verbeteringen, niet
alleen gericht aan de overheden, maar ook
bestemd voor het bedrijfsleven.
Consumptieve gevolgen van arbeidstijdverkorting. Op verzoek van de Directie Con-
sumentenbeleid van het Ministerie van Economische Zaken heeft het NEI een vooronderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van arbeidstijdverkorting voor de consument. Het
doel van het onderzoek is vast te stellen of er,
gezien de hoofddoelstelling van het consumptiebeleid (het verbeteren van de mogelijkheden om door middel van consumptie
behoeften te bevredigen), voorkeuren bestaan voor bepaalde vormen van arbeidstijdverkorting. Het uitgevoerde vooronderzoek
heeft in het verslagjaar reeds geleid tot de opdracht voor een hoofdonderzoek ter zake.
Kosten maagzweren. In het verslagjaar is
gereedgekomen een synthese van het door
het Instituut uitgevoerde onderzoek naar de
kosten van maagzweren voor de Nederlandse economic en het effect erop van een nieuw
soort geneesmiddel (cimetidine). De opdracht tot dit onderzoek is gegeven door
Smith, Kline and French. Uit de onderzoeken is af te leiden dat over de periode 1972-
1980 de ziekenhuiskosten voor de behandeling van maagzweren met f. 62 mm. zijn gedaald, zijnde met 49%. Ongeveer driekwart
van deze dating wordt verklaard door verbeterde diagnoses (endoscopie) en overheidsoptreden, een kwart van de kostendaling kan
735
worden verklaard uit het gebruik van het ge-
ven en in brandstofverkoopbedrijven, alsme-
neesmiddel cimetidine, waardoor het aantal
operaties wezenlijk is verminderd. Ook in
andere landen is dit verschijnsel geconstateerd. In Engeland is daarnaast geconsta-
de de grenseffecten. Uit het onderzoek volgt
schappelijke literatuur op het gebied van de
maatschappelijke en economische functie
dat benzineprijsverhogingen leiden tot afne-
van wegen en de hoofdlijnen worden aange-
ming van het autogebruik. De reactie op de
geven die uit deze literatuur naar voren ko-
prijsverhogingen zal niet voor iedereen het-
men. Uit dit literatuuronderzoek kan worden
zelfde zijn. Zo zal op lange termijn door het
optreden van zuinige auto’s substitutie gaan
optreden. Voor de autobranche zal dit leiden
tot een vermindering van het aantal benzine-
afgeleid dat van de projecten die zich thans in
de wegenbouwprogramma’s bevinden een
gering economisch ontwikkelingseffect uitgaat en dat dit effect moeilijk te kwantifice-
verkooppunten en een vermindering van de
werkgelegenheid in deze branche. Wat betreft de grenseffecten zal het effect niet beperkt blijven tot een venninderde benzineverkoop in de grensstreken maar ook leiden
tot een verlies voor de Nederlandse detail-
ren is.
Woon-werkplaatsveranderingen. In het
van het Projectbureau Integrale Verkeers- en
Vervoerstudies is in het verslagjaar een rapport uitgebracht over de woon- en werk-
handel in verband met gecombineerde aankopen.
Compartimenteringswerken Oosterschelde. In opdracht van de Rijkswaterstaat heeft
plaatsveranderingen in de Noordvleugel van
de Randstad (deelrapport III). Het onderzoek heeft ten doel te meten wat het effect
van een verandering van werkadres is op de
Sibas, in deze vertegenwoordigd door het
beslissing van verschillende typen huishou-
teerd dat de baten voor de economic substantieel zijn wanneer het ziekteverlof in de beschouwingen wordt betrokken. Voor Neder-
land is dit belangrijke aspect nog onvoldoende bestudeerd.
Bemiddeling op de woningmarkt. In op-
dracht van het Ministerie van Economische
Zaken is in het verslagjaar het rapport uitgebracht over de bemiddeling op de woningmarkt. Als probleemstelling van het onder-
zoek is geformuleerd: welke personen bewegen zich op de markt van bemiddeling bij de
aan- en verkoop van woningen en in hoeverre is er bij kopers en verkopers sprake van tevredenheid of ontevredenheid over de ver-
kader van het meerjarige werkprogramma
leende diensten. Uit het onderzoek zijn twee
NEI en het Waterloopkundig Laboratorium,
dens om te gaan verhuizen en op de keuze
hoofdlijnen af te leiden. De eerste is dat gemiddeld bijna 93% van de respondenten tevreden is over de dienstverlening van de bemiddelaar. Ten tweede is naar voren geko-
een studie verricht met als doel het verschaffen van inzicht in de effecten van het uitstel-
van de nieuwe woongemeente. Informatie
over dit gedrag is van belang om vast te stel-
len van de aanleg van een of beide comparti-
len of van beleidsmaatregelen, gericht op een
menteringsdammen in de Oosterschelde
betere ruimtelijke afstemming van wonen en
men dat de bemiddelaars gezamenh’jk slechts
voor een periode van 1 tot 4 jaar. In deze be-
werken (maatregelen op het terrein van wo-
een vrij beperkt gedeelte van de woningmarkt bestrijken.
Exploitatie van overdekte zwembaden. Dit
leidsanalytische studie is getracht op syste-
ningbouw, werkgelegenheid en verkeer en
matische wijze de relevante informatie te verzamelen en te presenteren op een zodanige
wijze dat de besluitvorming over de wenselijkheid en de wijze van uitstel wordt onder-
vervoer), het gewenste effect mag worden
verwacht. In dit derde deelrapport worden
de theoretische concepten ontwikkeld die
ten grondslag liggen aan de te kwantificeren
steund. De volgende aspecten zijn in de analyse betrokken: het milieu, de visserij, de
scheepvaart, de waterhuishouding, de bevei-
verzamelde gegevens (de gehouden enquete)
onderzoek is in het verslagjaar vervolgd en
met het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur is besproken op welke
wijze een follow-up van het onderzoek zal
worden uitgevoerd.
modellen. Voorts wordt beschreven hoe de
zijn verwerkt. Ten slotte bevat het rapport
Internationale dubbele belastingheffing.
liging van het achterland, het wegverkeer en
enkele verkenningen gebaseerd op het be-
In 1982 is een onderzoek gereedgekomen
naar de economische betekenis voor Neder-
-vervoer, de bouwnijverheid, de Internationale betrekkingen met name met Belgie en de
schikbare cijfermateriaal. Daaruit blijkt o.m.
dat de verlenging van de woon-werkafstand
land van bestaande verdragen ter voorko-
gevolgen voor de rijksbegroting.
Maatschappelijke veranderingen en per-
wegens een werkverandering al bij betrekke-
sonenverkeer. Het Projectbureau Integrate
toonbare invloed heeft op het verhuisgedrag
en dat de reactietijd bij toenemende afstand
ming van dubbele belastingen. Het onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van enkele
banken.
Heroverweging aanleg wegen. In het kader
van de heroverwegingen onderzoekt Rijkswaterstaat varianten van wegenaanleg. Het
Instituut is verzocht een evaluatie te maken
Verkeers- en Vervoerstudies (IWS) heeft
opdracht gegeven na te gaan of het mogelijk
is een kwantitatief systeem te ontwikkelen
waarin de effecten van maatschappelijke veranderingen zichtbaar kunnen worden ge-
van de economische effecten van het verschil
maakt. Doel van de verkennende studie is na
in investeringsniveaus per jaar. Conform de
opdracht zijn onderzocht: a. de directe en
te gaan welke veranderingen in het totale
mpbiliteitsbeeld het gevolg zullen zijn van het
lijk kleine afstandsverlengingen een aan-
geleidelijk afneemt.
EOPAS. In het kader van de projectgroep
Effecten Openstelling Autosnelwegen
(EOPAS) is behoefte gebleken aan onderzoek naar de gevolgen van besluiten tot aanleg en openstelling van autosnelwegen op de
ruimtelijke spreiding van maatschappelijke
indirecte effecten van investeringen, en;
toenemen van de bevolking met een afwij-
activiteiten. Op verzoek van de Dienst Ver-
b. de (regionaal-)economische ontwikkelin-
kend mobih’teitspatroon. De studieopdracht
gen. Uit het onderzoek valt af te leiden dat
is tweeledig, enerzijds het identificeren van
het niet aanleggen van autowegen repercussies heeft voor de sector grond-, water- en
groepen met specifieke mobiliteitskenmerken en anderzijds het schetsen van veran-
wegenbouw. Thans gaat daar per jaar f. 2,5
deringen in het totale personenverkeer en
mrd. om en is er een werkgelegenheid van
16.000 arbeidsplaatsen. Uit het onderzoek
blijkt voorts dat via het uitstralingseffect het
indirecte effect op produktie en werkgelegenheid bijna net zo groot is als het directe ef-
-vervoer. Het onderzoek wordt afgesloten
met een uitgebreid vooruitberekeningssysteem waarin de effecten van veronderstelde
keerskunde van het Ministerie van Verkeer
en Waterstaat heeft het NEI in het verslagjaar
een verkennende studie over dit onderwerp
uitgevoerd. Het vooronderzoek is afgesloten
met een voorstel tot een hoofdonderzoek
waarbij aangevangen zou moeten worden
met een globale analyse van verschillen in de
bevolkingsontwikkeling in gemeenten die
verschillen naar toegankelijkheid tot het
snelwegennet.
De ontwikkeling van de werkgelegenheid.
fect op produktie en werkgelegenheid. Wat
betreft de regionale ontwikkelingseffecten
maatschappelijke veranderingen op de mobiliteit verankerd zijn.
Decentralisatie van verkeers- en vervoerbeleid. In opdracht van de Raad voor het Bin-
wijst dit onderzoek niet uit dat wegenaanleg
nenlands Bestuur is door de Vakgroep Be-
Dienst is een onderzoek verricht naar de mo-
een significante invloed heeft op de ontwikkelingseffecten van de regio.
stuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoek
gelijkheden om tot een kwantitatief onder-
Deelvariabilisatie autokosten. In opdracht
ingesteld naar de mogelijkheid tot decentra-
van het Ministerie van Economische Zaken is
lisatie van het verkeers- en vervoerbeleid.
een onderzoek uitgevoerd naar de economische effecten van variabilisatie van autokosten. Onder variabilisatie wordt verstaan
het geheel of gedeeltelijk vervangen van de
motorrijtuigenbelasting door verhoogde
benzineaccijnzen. De opdracht is beperkt tot
Het NEI is gevraagd een deelbijdrage te leveren en na te gaan of er een systematiek valt
waar te nemen in de overheidsuitgaven voor
verkeer en openbaar personenvervoer. Het
blijkt dat dit inderdaad het geval is.
De economische betekenis van wegen. In
In opdracht van de Rijksplanologische
bouwde vooruitberekening van de sectorale
werkgelegenheid in Nederland te komen.
Het thans ontwikkelde model (RESPONS) is
zodanig opgebouwd dat naast de resultaten
van een kwantitatieve verklarende analyse
van de werkgelegenheidsontwikkeling ook
kwalitatieve aspecten in het projectiemodel
kunnen worden ingebracht.
Arbeidsmarktontwikkeling in zeehaven-
het ramen van produktie- en werkgelegen-
opdracht van de provincie Noord-Brabant is
heidseffecten als gevolg van daling van het
een rapport opgesteld waarin een overzicht
Commissie Zeehavenoverleg, thans Voorlo-
autogebruik in garage- en verwante bedrij-
wordt gegeven van de bestaande weten-
pige Nationale Havenraad, is een onderzoek
736
gebieden. In opdracht van de toenmalige
uitgevoerd naar de toekomstige ontwikkeling van de arbeidsmarkt van een drietal
zeehavengebieden (Noordzeekanaalgebied,
Nieuwe Waterweggebied, Eemsmondgebied). Voor deze drie gebieden zijn ramingen
opgesteld van de ontwikkelingen op middellange termijn van het aanbod van en de vraag
naar arbeid per opleidingsniveau. Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat in alle onderscheiden zeehavengebieden een aanzienlijk aanbodoverschot zal ontstaan en dat dit
vooral geconcentreerd zal zijn bij het aanbod
met een laag scholingsniveau.
De Zeister arbeidsmarkt. Op verzoek van
de gemeente Zeist is een onderzoek uitgevoerd naar vraag en aanbod op de Zeister arbeidsmarkt. Voorts is in het onderzoek aandacht besteed aan de behoefte van het be-
zoek, waarin de verschillen in kwaliteit tussen
Rotterdam en een aantal andere steden is onderzocht. Wat betreft de havengebonden
factoren is Rotterdam vergeleken met Hamburg, Bremen, Amsterdam, Antwerpen en
Le Havre. Voor de niet-havengebonden bedrijvigheid is een vergelijking gemaakt met
Amsterdam, Dordrecht, Gouda, Breda en
Zwolle. Als belangrijkste conclusie levert het
rapport het gegeven dat zowel de havengebonden industriele bedrijvigheid als de aanvoer en verwerking van grondstoff en en halffabrikaten in Rotterdam onder druk staan.
Rotterdam blijft aantrekkelijk voor de aanen afvoer en vervaardiging van eindproduk-
ten, alsmede voor de activiteiten op het terrein van de chemie en de invoer van energieprodukten. Het rapport wordt afgesloten
drijfsleven en instellingen aan (bedrijfs-)
met aanbevelingen welke sectoren perspec-
terreinen en ten slotte diende het onderzoek
antwoord te geven op de vraag welk werkgelegenheidsbeleid de gemeente dient te volgen
en welke instrumenten daartoe ter beschik-
tiefvol voor de gemeente Rotterdam zijn.
Binnenstad Amersfoort. Naast het hierna
vermelde winkelonderzoek heeft het Instituut in opdracht van de gemeente Amersfoort ook een onderzoek gedaan naar de bedrijvigheid in de binnenstad van Amersfoort.
Ten behoeve van het globale bestemmings-
king staan. Uit het onderzoek blijkt dat, gelet
op de nationale economische situatie, het
moeilijk zal zijn de in de studie opgestelde
maximum werkgelegenheidsprognose te realiseren. Ten einde het voorgestelde stimule-
tie van en een enquete onder de bedrijven
rende, wervende en selectieve werkgelegen-
uitgevoerd. Daardoor is het mogelijk geweest
heidsbeleid te realiseren dient de gemeente
een meer dan lokale taakopdracht van de
provincie Utrecht te verwerven.
De ruimtelijke aspecten van de commercieledienstensector. Als onderdeel van het hiervoor vermelde dienstenonderzoek is nader
het functioneren van de bedrijvigheid in de
binnenstad nader te onderzoeken. In het onderzoek is voorts Amersfoort vergeleken met
een aantal kleinere en grotere binnensteden.
Voor de bedrijvigheid is vergeleken met Arnhem, Breda, Dordrecht, Groningen, Haarlem, ‘s-Hertogenbosch en Leiden. Aan het
einde van het rapport wordt geconcludeerd
dat de gemeente Amersfoort beleidskeuzen
zal dienen te maken op welke wijze de verschillende functies in de binnenstad zich ver-
onderzocht op welke wijze het regionale be-
leid kan inspelen op specifieke karakteristieken van de dienstenactiviteiten, zodat deze
een bijdrage kunnen leveren aan de economische ontwikkeling van regio’s met achterbh’jvende welvaart. Uit het onderzoek kan
plan voor de binnenstad is er een inventarisa-
der mogen ontwikkelen. Daarbij wordt een
pleidooi gehouden voor de versterking van
worden afgeleid dat er een zekere vrijheid
van lokatiekeuze is in de commerciele dienstverlening waarop het regionale beleid kan inspelen en ook dat de betekenis van de commerciele dienstverlening interessant is voor
het regionale beleid. Het rapport wordt afgesloten met enkele suggesties voor de aanpassing van het Nederlandse regionale beleid inzake de commerciele dienstensector.
Bedrijfsterreinen Stadsgewest ‘s-Hertogenbosch. In opdracht van het Stadsgewest
de woonfunctie in de binnenstad.
Kantoren Leeuwarden. De laatste jaren is
in de gemeente Leeuwarden in toenemende
mate de behoefte gevoeld aan een integrale
planmatige aanpak van het beleid ten aanzien van kantorenbouw. Ten einde inzicht te
verwerven heeft het gemeentebestuur van
Leeuwarden besloten een onderzoek telaten
‘s-Hertogenbosch is een raming gemaakt van
breide enquete onder de kantoorhoudende
instellen naar de behoefte aan kantoorac-
commodatie in Leeuwarden. Er is een uitge-
de toeneming van de behoefte aan bedrijfsterreinen in het Stadsgewest in de jaren 1995,
bedrijven en instellingen gehouden. Er wordt
aanbevolen geen verdere versterking van de
2000 en 2005 ten opzichte van 1990. De uitwerkgelegenheid na te streven in de binnenkomst van dit onderzoek wordt ten principa- stad van Leeuwarden maar het accent meer
le gebruikt voor het structuurplan Stadsge- te leggen op de bewoning van dit gebied. Het
west ‘s-Hertogenbosch. Het onderzoek be- is gebleken dat in de toekomst nog een grote
staat uit drie onderdelen: a. een analyse van behoefte aan nieuwe kantoorruimte kan
de aanbodzijde van de arbeidsmarkt; b. de worden verwacht, waarvoor meer dan volvraagzijde van de arbeidsmarkt en; c. con- doende ruimte is gereserveerd.
frontatie van vraag en aanbod.
DPO Midden-Gelderland. Nadat in 1981
Vestigingsplaatsfactoren in Rotterdam. het rapport Regionaal distributie-planoloHet onderzoek naar de Vestigingsplaatsfacgisch onderzoek Midden-Gelderland was
toren en de bedrijvigheid in Rotterdam heeft verschenen is in het verslagjaar de laatste
tot doel inzicht te verschaffen in de sterke en • hand gelegd aan de deelrapporten voor niet
zwakke kanten van de vestigingsplaatsfacto-
minder dan 32 gemeenten. Daarmede is in
ren van Rotterdam en de invloed daarvan op
de ontwikkeling van de regionale bedrijvigheid. Het onderzoek diende voorts aanknopingspunten te bieden voor het regionaaleconomisch en wervingsbeleid van de gemeente Rotterdam. Het in 1982 uitgebrachte
rapport betreft de eerste fase van het onder-
nauwe samenwerking met het CIMK een van
de omvangrijkste dpo’s afgesloten. Doelstelling van het onderzoek luidde het aanreiken
van informatie ten dienste van het beleid gericht op het realiseren van een optimaal evenwicht in de toekomst tussen de belangen van
consumenten en ondernemers. De uitkom-
ESB 17-8-1983
sten van dit onderzoek zijn bruikbaar voor de
provinciale overheid voor het bijstellen van
het streekplan Midden-Gelderland. Voor de
lokale overheden zijn de uitkomsten van belang voor het opsteUen c.q. bijstellen van ge-
meenteh’jke structuur- en bestemmingsplannen.
Winkelen in Amersfoort. De Raad van de
gemeente Amersfoort heeft opdracht verleend tot het instellen van een distributie-pla-
nologisch onderzoek in het bijzonder gericht
op de binnenstad van Amersfoort, alsmede
voor het ontwerp-structuurplan Amersfoort-Noord. Het doel van het onderzoek
was dan ook inzicht te geven in het huidig en
toekomstig functioneren van het kern-winkelapparaat (voor stad en regie) en van de
verzorgingsstructuur in Amersfoort-Noord.
Voorts diende het onderzoek inzicht te geven
in het effect van de eventuele vestiging van
een zelfbedieningswarenhuis. Uit het onderzoek is af te leiden dat bijna de helft van de
omzetten in de semi-duurzame en duurzame
sector afkomstig is van buiten de gemeente
Amersfoort. Voorts blijkt dat er door de nog
omvangrijke woningbouw tot 1990 ruimte is
voor uitbreiding van het winkelareaal, zowel
in de binnenstad als daarbuiten.
DPO Rotterdam. Het distributie-planologisch onderzoek Rotterdam-centrum en de
vier hoofdwinkelstraten is in 1982 afgerond
en vormt daarmede een af sluiting van de gro-
te onderzoeken in het Rijnmondgebied op dit
terrein. Het doel van dit onderzoek was antwoord te krijgen op de essentiele vraag: kan
het Rotterdamse centrum de (potentiele)
omzetverliezen dragen wanneer de Oosterhof, Hoogvliet-centrum, Spijkenisse-centrum worden gerealiseerd c.q. uitgebreid?
Voorts diende het onderzoek antwoord te
geven op de mogelijkheden tot het realiseren
van winkelvoorzieningen aan het Weena. In
1982 is het hoofdrapport verschenen waarin
de resultaten van alle dpo’s in het Rijnmondgebied zijn samengevat en waarin beschreven
is een uitvoerige risicoanalyse van de onder-
zoeksuitkomsten. Randvoorwaarden voor
de distributieve voorzieningen in Rotterdam-centrum zijn: het feitelijk bouwen en
bezetten van de geplande woningbouw in
Rotterdam en regio, het in de hand houden
van de regionale winkelvoorzieningen in het
Rijnmondgebied en het verbeteren, doch ten
minste gelijkhouden van de bereikbaarheid
van het centrum.
Gevoeligheidsanalyse NEI- winkelmodel,
Als gevolg van de veranderende economische situatie in Nederland heeft de gemeente Rotterdam verzocht een gevoeligheidsanalyse op de uitkomsten van het bestaande dpo van Rotterdam uit te voeren.
Voor een drietal groepen varianten zijn omzetverschuivingen berekend. Deze varianten
betroffen: a. alternatieve inkomensontwik-
kelingen tot 1985; b. alternatieve woningbouwprognoses; c. gewijzigde bereikbaarheid van het Rotterdamse stadscentrum. Begin 1983 is hierover gerapporteerd.
Meubelvestigingen in Capelleaan den IJs-
sel. De gemeente Capelle aan den Ussel heeft
opdracht gegeven de effecten van nieuwe
meubelvestigingen aan de Hoofdweg op basis van een drietal varianten te onderzoeken.
Met gebruikmaking van het regionale winkelmodel kan worden geconstateerd dat de
737
meubelbranche in Rijnmond-noordoost re-
latief is achtergebleven en dat het vraagstuk
van het al dan niet vestigen van grote meubelzaken niet binnen de gemeentelijke schaal
Energieverbruik dh energiebesparing in verkeer en vervoer. In het verslagjaar is het NVIrapport verschenen.
stanties, werkzaam op het gebied van recreeen onderzoek naar ontwikkelingen op de
atie en toerisme, te verenigen in de opzet van
Industrieel waterverbruik. In opdracht van
vakantiemarkt. Aan het NEI is verzocht een
kan worden opgelost. De uitstraling van gro-
Gedeputeerde Staten van Gelderland is een
informatieronde te maken langs de partici-
te meubelvestigingen blijkt ver te reiken.
Nieuw winkelcentrum in Landgraaf. De
raad van de toenmalige gemeente Schaesberg heeft opdracht verleend een onderzoek
literatuuronderzoek uitgevoerd op het gebied van industrieel waterverbruik. Uit het
onderzoek is af te leiden dat met name in de
panten en op basis daarvan een ontwerp voor
een onderzoek op te stellen. In het vooronderzoek Vakantiemarkt is hiervan verslag ge-
Verenigde Staten veel aandacht wordt besteed aan hergebruik en recirculatie van wa-
daan.
Computerwerkzaamheden ETI-Overijs-
in te stellen naar de gevolgen van het tot stand
komen van de nieuwe gemeente Landgraaf in
dpo-opzicht en de gevolgen van de vestiging
van een eventueel nieuw winkelcentrum op
basis van twee groottevarianten. Uit dit onderzoek is af te leiden dat realisatie van een
nieuw centrum dan ook alleen kan plaatsvinden, wanneer eerst het overschot aan winkels
is weggewerkt en bovendien wanneer er een
aanzienlijke uitbreiding van het aantal wo-
ningen zal plaatsvinden.
Energieverbruik en energiebesparing in
verkeer en vervoer. Het NEI heeft een bijdrage geleverd op het terrein van regionale prognoses (huishoudens, arbeidsplaatsen) alsmede op het terrein van de simulatiemethodologie ten behoeve van het NVI-onderzoek
ter in de industrie. Voorts valt op dat meer
sel. In het verslagjaar heeft het NEI het Eco-
betrouwbare voorspeUingen van het industrieel waterverbruik niet kunnen berusten
nomisch-Technologisch Instituut Overijssel
den met factoren welke het eenvoudig trendmatig verloop van het waterverbruik verstoren. Daarbij kan worden gedacht aan substitutiemogelijkheden zoals vervanging van waterkoeling door luchtkoeling of hergebruik
als substituut voor geleverd water. Naast het
bijgestaan bij het herstructureren van computerwerkzaamheden. Het advies valt in
twee fasen uiteen. In fase 1 is geadviseerd op
welke wijze de jaarlijkse provinciate werkgelegenheidsenquetes het best kunnen worden
verwerkt. Daarnaast zijn de mogelijkheden
aangegeven welke het ETIO ter beschikking
staan om de computerverwerking in het algemeen intern beter te kunnen beheersen. In
literatuuronderzoek werden op landelijk en
fase 2 is geadviseerd bij welk rekencentrum
regionaal niveau gegevens verzameld ten behoeve van een vervolgonderzoek.
het ETIO zich het best kan aansluiten, alsmede op welke wijze het eigen personeel de
noodzakelijke computerkennis kan worden
bijgebracht.
op eenvoudige extrapolatie. Bij het opstellen
van prognoses moet rekening worden gehou-
Vakantiemarkt. Op initiatief van de Rijks-
luchtvaartdienst is getracht een negental in-