Sterke markt, sterke overheid
Aute ur(s ):
L.J. Brinkhorst (auteur)
Minister van Economische Zaken
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4464, pagina D1, 30 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
Ten geleide
Tre fw oord(e n):
Marktwerking is cruciaal voor meer economische groei en dynamiek in Nederland. Juist nu is een goed moment om terug te kijken en
lessen te trekken uit het verleden. We staan immers op de drempel van een nieuwe fase in het marktwerkingsbeleid. De herordening van
de semi-publieke sectoren (zorg, onderwijs) plaatst ons voor veel nieuwe vragen. ENCORE, de ‘denktank’ van industrieel-economen, zet
de effectiviteit van het marktwerkingsbeleid mede met dit dossier opnieuw op de kaart.
Begin jaren tachtig werden de eerste voorzichtige stappen naar meer marktwerking gezet. Het ‘corporatistische Nederland’ uit die tijd
werd gekenmerkt door een grote mate van overheidsingrijpen met als gevolg een zware en snel toenemende collectieve lastendruk, een
fors financieringstekort en veel beperkende regelgeving. Het kabinet-Lubbers I zette onder meer in op privatisering van staatsbedrijven
en het op afstand zetten van taken die voorheen door de rijksoverheid werden verricht.
Vanaf begin jaren negentig heeft de marktwerkingsgedachte een grotere vlucht genomen. Zo is onder invloed van Europa een start
gemaakt met liberalisering van netwerksectoren, de telecommunicatie en elektriciteitssector voorop. En Paars I startte met de MDWoperaties (zo’n zeventig in totaal), waarin een groot aantal sectoren kritisch is doorgelicht op onnodige regels die de welvaart
belemmerden. Met de invoering van de Mededingingswet in 1998, kon ‘Nederland kartelland’ aangepakt gaan worden.
Sindsdien zijn er grote successen behaald. De afschaffing van de winkeltijdenwet, de deregulering van de vestigingswet, de liberalisering
van de telecommunicatiesector en de invoering van de Mededingingswet hebben grote impact gehad. Van Bergeijk en Bremer geven een
overzicht. Ook het artikel van Janssen over de telecommarkt geeft aan welke vruchten markthervorming kan afwerpen. Natuurlijk zijn er
ook dingen misgegaan. Denk aan de taxi’s en de concurrentie op het spoor (zie Rietveld & Van Gent).
De successen en tegenslagen hebben een schat aan ervaring opgeleverd. Uit die ervaringen kunnen we drie algemene lessen trekken.
Ten eerste: baken publieke en private verantwoordelijkheden duidelijk af. Definieer vooraf het publieke belang en houd daarop ook strikt
toezicht. Soms zijn publieke belangen impliciet geformuleerd. Daardoor worden knelpunten pas zichtbaar na het introduceren van
marktprikkels (bijvoorbeeld het publieke belang toegankelijkheid bij postkantoren).
Ten tweede: borging van publieke belangen is maatwerk. Er is geen blauwdruk. Bij de instrumentkeuze is het wenselijk zoveel mogelijk
gebruik te maken van de mogelijkheden van concurrentie. Een voorbeeld is het aanbesteden van concessies in het openbaar busvervoer.
Daar worden kostenvoordelen van 10 tot 20% gerealiseerd, bij gelijkblijvende of toenemende kwaliteit. Tegelijkertijd moet er rekening
worden gehouden met de voorkeuren en mogelijkheden van consumenten. Zo willen consumenten in de telecommunicatiemarkt niet
steeds van nummer wisselen. Daarom zijn de overstapdrempels verlaagd door het doorvoeren van nummerportabiliteit.
Ten derde: hou rekening met tegenstand vanuit de gevestigde belangen. Bij het openbreken van markten met een gesloten of
monopolistisch karakter blijkt steeds weer dat de weerstand vanuit partijen met gevestigde belangen groot is. Politieke moed is essentieel
om deze weerstand het hoofd te bieden. Evenals een goed en transparant transitiepad met stappen in de juiste volgorde, goed toezicht in
de transitiefase en eventueel compensatie voor veranderingen in eigendomsrechten.
De komende jaren krijgt elk beleidsterrein te maken met de vraag ‘hoe krijgt de burger meer waar voor z’n geld’. Ik denk dan met name aan
de kwaliteit en keuzevrijheid van de semi-publieke dienstverlening in de sectoren zorg, onderwijs en wonen. Om deze uitdagingen
tegemoet te treden luidt mijn adagium: een sterke markt én een sterke overheid. Een sterke markt om de kracht van ondernemers én
consumenten te benutten. Een sterke overheid om duidelijk te maken waar de overheid voor staat en dat ondubbelzinnig te
verwezenlijken.
We zijn hard op weg om van het ‘Nederland kartelland’ van vroeger een concurrerende, innovatieve en groeiende economie te maken. Dat
is in het belang van de consument. Daarbij is het belangrijk onze kennis van marktordening maximaal in te zetten en verder te
ontwikkelen. Het debat tussen beleidsmakers en wetenschappers speelt hierin een belangrijke rol. Dit Dossier is een welkome bijdrage
aan de discussie, nu we belangrijke uitdagingen in verschillende sectoren voor de boeg hebben.
Dossier: Tien jaar mededinging- en reguleringsbeleid
L.J. Brinkhorst: Sterke markt, sterke overheid
P.A.G> van Bergeijk en S. Bremer: Modern markttoezicht in Nederland
E.E.C. van Damme: Kosten-batenanalyse liberalisering elektriciteitsmarkt gewenst
V. Shestalova en J.M. Pomp: Overstapkosten en welvaart
M.C.W. Janssen: Telecommunicatie: te winner takes it all?
H.A. van Gent en P. Rietveld: Deregulering railvervoer duldt geen zigzagbeleid
M.P. Schinkel: Operatie MCW: een tussenstand
H.A.Keuzenkamp: Marktwerking in de zorg
A.W.A. Boot: Financiele sector en concurrentie
S. van Wijnberge: Staat op privaat: wat misgegaan is en waarom
J. Hinloopen en J.J.M. Theeuwes: Opwinding over marktwerking
Marcel Canoy: 10 jaar marktordening
Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)