■ Joost van Gemeren, Paul Verstraten en Peter Zwaneveld (CPB)
Cijfers over de arbeidsmarkt in grensgebieden zijn minder rooskleurig dan elders in Nederland. Dat geldt bijvoorbeeld voor de werkloosheid en de arbeidsparticipatie. Minder bekend is dat ook de beloning voor arbeid lager is in grensregio’s.
Vooral in gebieden dicht bij de Duitse landsgrens zijn de lonen relatief laag. In 2014 bedroeg het bruto-uurloon circa 19 euro in gemeenten die direct tegen de Duitse grens aan liggen, ofwel gemeenten waarvan minimaal 75 procent van de grond binnen 12,5 kilometer van de grens ligt (het eerstegraadsgrensgebied). Dat is een euro lager dan bij bedrijven buiten het grensgebied. In gemeenten die iets verder landinwaarts liggen, maar wel voor minimaal 75 procent binnen 25 kilometer van de Duitse grens (het tweedegraadsgrensgebied), betalen bedrijven 80 cent minder per uur dan bedrijven in het binnenland.
In gemeenten langs de Belgische grens worden ook lagere lonen betaald dan buiten het grensgebied. Direct aan de grens is het uurloon circa 80 cent lager, en in het tweedegraadsgrensgebied is het verschil 15 cent.
De oorzaak van de lagere lonen is allereerst dat er samenstellingseffecten zijn. De bevolking in het grensgebied is bijvoorbeeld meer vergrijsd en minder goed opgeleid dan in het binnenland, met als gevolg dat de bewoners een lager loon ontvangen. Een andere verklaring is dat ligging aan de grens an sich een nadeel is. De grens vormt bijvoorbeeld een taal- en cultuurbarrière, waardoor werknemers en werkgevers minder goed aan elkaar gekoppeld kunnen worden als zij niet uit hetzelfde land komen. Dit matchingprobleem verlaagt de productiviteit en daarmee de lonen. De loonachterstand is dus niet voor niets groter in gemeenten met Duitstalige buren dan in gemeenten grenzend aan België (Vlaanderen). Een lopend onderzoek van het CPB moet vaststellen hoe groot het nadelige effect van de grens op de lonen daadwerkelijk is.
Auteurs
Categorieën