.
ESB Statistiek
Historische landenvergelijking van welvaartspeil
D
e financiële welvaart van een land wordt veelal weergegeven door
zijn bbp per capita, ofwel de jaarlijkse economische activiteit die
per persoon wordt geproduceerd. De Verenigde Staten zijn de
rijkste economie ter wereld en dienen als maatstaf voor andere landen.
Aan het begin van de jaren zestig waren de Europese landen beduidend
armer dan de VS. Zo bedroeg het bbp per inwoner in België slechts 60
procent van dat van de VS. Met 73 procent scoorde Nederland beter.
Tijdens de gouden jaren zestig en zeventig vernauwde de welvaartskloof
met de VS razendsnel. Zo bereikte het relatieve welvaartspeil een piek
van 82 procent in Nederland in 1975, en enkele jaren later piekte ook de
Duitse en Belgische welvaart. Lang hebben deze landen dit niet kunnen
vasthouden. De crisis in de jaren tachtig leidde tot een geleidelijke afkalving van de bereikte relatieve welvaartsposities. In Duitsland werd deze
dalende trend nog versterkt door de hereniging met het armere OostDuitsland in de jaren negentig. Pas in 2005, toen het bbp per capita gedaald was tot nauwelijks 63 procent van de VS, kon de trend gekeerd
worden dankzij ingrijpende hervormingen in de arbeidsmarkt. Nederland slaagde erin de neerwaartse trend reeds in de jaren negentig te keren
dankzij de snellere acceptatie van nieuwe technologieën, voornamelijk
ICT. Dit stuwde de Nederlandse welvaart omhoog tot een nieuwe piek
van 81 procent in 2009. Sindsdien zijn de kansen opnieuw aan het keren.
De aanhoudende eurocrisis eist haar tol. Projecties van het IMF geven
aan dat de relatieve welvaartsniveaus in het komende decennium zouden
terugvallen tot niveaus die vergelijkbaar zijn met de jaren zestig. België
zou erg te lijden hebben: bij ongewijzigd beleid daalt het welvaartspeil
internationaal
ten opzichte van de VS met ruim 10 procentpunten in minder dan tien
jaar. Ook Nederland zou een terugval kennen, zij het minder erg. Er
wordt verwacht dat de huidige Europese hervormingen over enkele jaren
hun vruchten afwerpen. Duitsland, de sterkste groeimotor van Europa,
kan evenmin gelijke trend houden met de VS en zou eind 2023 een welvaartspeil kennen van slechts 65 procent van dat van de VS. Deze projecties zijn alarmerend en wijzen op de noodzaak van diepgaande hervormingen. â– Steven Vanneste (BNP Paribas Fortis)
Bbp per capita als percentage van dat in de
Verenigde Staten
In procenten
85
80
75
70
65
60
1960
1970
1980
België
1990
2000
Nederland
E
176
2020
Bron: Maddison historical data, IMF
Zelfstandigen sparen minder voor oude dag dan ze willen
en door het Nederlandse kabinet ingestelde werkgroep van zzpvertegenwoordigers legt momenteel de laatste hand aan een
vrijwillige collectieve pensioenregeling voor zzp’ers. Beleidsinterventies op dit terrein kunnen wenselijk zijn als er sprake is van een
marktfalen dat ertoe leidt dat zelfstandigen minder sparen voor hun
oude dag dan ze eigenlijk zouden willen.
De figuur geeft meer inzicht in dit onderwerp. De bovenste twee lijnen
geven voor zelfstandigen en werknemers het antwoord weer op de vraag
“Wilt u (…) aangeven hoe belangrijk u sparen vindt ter aanvulling van
een (eventueel lagere) AOW-uitkering in de toekomst?†Zelfstandigen
blijken het sparen ter aanvulling van hun AOW belangrijker te vinden
dan werknemers. Bovendien neemt het verschil tussen de twee groepen
toe vanaf 2005.
De twee middelste lijnen geven het percentage eigenaars van derdepijlerproducten weer. Men zou kunnen verwachten dat zelfstandigen vaker
eigenaar zijn van dergelijke producten, omdat zij meestal minder tweedepijlerpensioen hebben. Dat blijkt echter niet uit de gegevens. Er zijn
verschillende redenen voor het feit dat zelfstandigen minder vaak een
derdepijler-pensioenproduct hebben dan op basis van de daarvoor geldende fiscale voordelen verwacht zou mogen worden. Zo zijn er gedragseconomische argumenten, bijvoorbeeld uitstelgedrag. Bovendien wegen
de fiscale voordelen niet voor iedereen op tegen de relatief beperkte flexibiliteit van formele pensioenproducten. Overigens geeft de figuur nog
geen informatie over de gemiddelde hoogte van pensioenbesparingen
in de derde pijler. Die blijkt voor de zelfstandigen met een derdepijler-
2010
Duitsland
monetair
pensioenproduct wel substantieel hoger te zijn dan voor werknemers
met zo’n product.
De onderste twee lijnen geven het aandeel weer van respondenten die
van plan waren om te sparen, maar die een jaar later daar niet in geslaagd
blijken te zijn. De figuur laat zien dat zelfstandigen er vaker niet in zijn
geslaagd hun oorspronkelijke voornemen te halen. â– mauro mastrogiacomo (DNB)
Respons voor verschillende typen respondenten
50
In procenten
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
2011
Zelfstandigen die sparen voor het oude dag belangrijk vinden
Werknemers die sparen voor het oude dag belangrijk vinden
Zelfstandig, eigenaar van een derdepijlerproduct
Werknemer, eigenaar van een derdepijlerproduct
Werknemer, wil sparen maar lukt niet
Zelfstandige, wil sparen maar lukt niet
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Bron: DHS
Jaargang 99 (4681) 21 maart 2014
Statistiek ESB
Wereldeconomie langzaam uit het dal
H
et economische herstel houdt aan en verbreedt zich naar
meer en meer landen. In termen van productievolume mag
de onmiddellijke schade van de crisis op wereldniveau inmiddels zijn ingehaald, in historisch perspectief voltrekt het herstel zich in
een matig tempo. De wereldwijde industriële productie ligt nu, vijf jaar
na aanvang van de crisis, slechts 9 procent boven het niveau van begin
2008. Het handelsvolume is 11 procent hoger. Na een kortstondige
Ontwikkeling volume industriële productie
170
2005 = 100
160
150
140
130
120
110
100
90
80
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Volume industriële productie, opkomende economieën
Volume industriële productie, geavanceerde economieën
Volume wereldgoederenhandel
groei
& conjunctuur
groeispurt volgend op de val is in veel geavanceerde economieën in 2011
een tweede groeivertraging opgetreden (figuur). Meer recentelijk is ook
de productiegroei in opkomende markten iets vertraagd (figuur). Dat
laatste neemt niet weg dat de industriële productie in opkomende economieën nu 31 procent hoger is dan begin 2008, terwijl deze in geavanceerde economieën 6 procent lager is.
Dat de verwerkende industrie in opkomende economieën sneller groeit
dan die in geavanceerde economieën is al jaren zo. In geavanceerde economieën groeit de industrie nog maar mondjesmaat. Daarna hebben opkomende landen een cruciale rol gespeeld in de wereldeconomie. Niet
alleen is de industriële productieval in opkomende landen aanzienlijk
kleiner geweest dan die in geavanceerde economieën, vanaf 2009 is ook
de industriële productiegroei steeds hoger geweest dan in geavanceerde
economieën. Toch is ook het groeitempo in opkomende markten na de
crisis niet teruggekeerd naar dat van vóór de crisis.
Ondertussen neemt het wereldwijde groeitempo wel toe. In het laatste
kwartaal van 2013 is de industriële productie het snelst gegroeid sinds
het eerste kwartaal van 2012; het laatste kwartaalcijfer van 2013 van de
wereldhandel is het hoogste sinds het vierde kwartaal van 2010. Het
wordt de komende maanden nog spannend om de ontwikkeling van de
wereldhandel te volgen. Zal de tempoversnelling die zich in de laatste
maanden van 2013 heeft voorgedaan, aanhouden? â– jos ebregt (CPB)
Bron: CPB Wereldhandelsmonitor, verslagmaand december 2013
Tijdelijke contracten mogelijk voorbode langer herstel
I
n februari van dit jaar bracht het CBS het positieve nieuws dat de
Nederlandse economie in het vierde kwartaal van 2013 met 0,7
procent is gegroeid. Vooral de componenten investeringen (+5,3
procent) en export (+0,4 procent) en de industriële sectoren bleken hiervoor verantwoordelijk te zijn (CBS, 14 februari). In de Metalektro, een
industriële sector die voor meer dan de helft van zijn omzet afhankelijk is
van de export, waren al iets langer tekenen zichtbaar van pril herstel. De
figuur toont onder meer dat de omzetgroei na een dieptepunt in oktober
Verdeling type contracten personeel Metalektro
100
In procenten
In procenten
90
30
20
80
70
10
60
50
0
40
-10
30
20
-20
10
0
jul ’10
jan ’11
jul ’11
Ingeleend / totaal (linkeras)
jan ’12
jul ’12
jan ’13
Tijdelijk / totaal (linkeras)
jul ’13
-30
jan ’14
arbeidsmarkt
2012 weer is gestegen en vanaf de tweede helft van 2013 weer positief is.
Tevens zien we dat deze stijging nagenoeg simultaan plaatsvond met een
explosieve groei van de flexibele schil in de sector. In de eerste helft van
2013 nam vooral het aandeel werknemers op tijdelijke contracten toe.
In de tweede helft van het jaar nam het aandeel ingeleende (uitzend)
krachten toe. In totaal groeide het aandeel van de flexibele schil over
2013 van 14 naar 35 procent. Dit betekent dat op dit moment ruim een
derde van de werkgelegenheid in de sector bestaat uit flexibele werkgelegenheid. Ook in 2010 en 2011 kende de sector een opleving waarbij in
diverse kwartalen meer dan 10 procent omzetgroei werd gehaald. Ook
toen ging dit gepaard met een piekaandeel van 31 procent flexibele schil.
Het betrof toen echter voornamelijk ingeleende krachten. Deze bleken
in de twee jaren daarna, toen de omzetgroei weer daalde, overtollig.
Anders aan de huidige opleving, is dat de Metalektrobedrijven deze in
eerste instantie hebben opgevangen met meer tijdelijke contracten dan
inleners. Inmiddels is ook het aandeel inleners toegenomen en is zowel
het aandeel tijdelijke contracten als het aandeel inleners relatief hoog.
Hopelijk is deze keuze om de groei vooral met tijdelijke contracten op
te vullen en medewerkers dus zelf in dienst te nemen, een teken dat het
herstel dit keer langer aanhoudt dan in de periode 2010–2011. ■Ruud
gerards (ROA)
Omzetgroei (rechteras)
Bron: ROA, Arbeidsmarktmonitor Metalektro, 2010-2013; CBS
Jaargang 99 (4681) 21 maart 2014
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
177