Stad en platteland
Aute ur(s ):
Nijmeijer, H. (auteur)
Sector nationale rekeningen van het CSB
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4256, pagina 427, 19 mei 2000 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
economie, samenleving
Stedelijkheid
Het CBS hanteert de zogenoemde omgevingsadressendichtheid als maatstaf voor stedelijkheid. De maatstaf is gebaseerd op de
gemiddelde adressendichtheid binnen een cirkel met een straal van één km. Op deze wijze wordt getracht de mate van menselijke
activiteiten weer te geven. De indeling naar stedelijkheid kent vijf klassen, van niet-stedelijk tot zeer sterk stedelijk. Op 1 januari
2000 waren er in Nederland 537 gemeenten. Volgens bovenstaande indeling zijn hiervan twaalf zeer sterk stedelijk en 197 nietstedelijk. Zijn er nog verschillen tussen de steden en het platteland? (zie figuur 1)
Figuur 1. Stedelijkheid Nederlandse gemeenten, 2000.
Banen in de landbouw
De tijd dat het landelijk gebied vrijwel uitsluitend georiënteerd was op de landbouw is voorbij. Er zijn nog wel enkele gemeenten zoals
bijvoorbeeld Schipluiden, Boskoop en Anna Paulowna met een aanzienlijk deel van de banen van werknemers in de bedrijfstak
Landbouw en visserij (respectievelijk 33, 28 en 27 procent in 1998) maar dat zijn de spreekwoordelijke uitzonderingen. In de meeste
gemeenten, ook die buiten de stedelijke gebieden, komt het aandeel van de banen van werknemers in deze bedrijfstak niet boven de vier
procent (zie figuur 2).
Figuur 2. Werkzame beroepsbevolking naar onderwijsniveau, 1998
Bevolking en opleiding
Ten opzichte van de landelijke leeftijdsverdeling is de groep 20-35 jarigen in de zeer sterk stedelijke gemeenten flink
oververtegenwoordigd en in de niet-stedelijke gemeenten licht ondervertegenwoordigd. Studie of werk, al dan niet gecombineerd met
andere overwegingen zorgen voor deze trek naar de stad. Het onderwijsniveau van de werkzame beroepsbevolking in de steden en het
landelijk gebied vertoont ook grote verschillen. Afgestudeerden hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs zijn in de steden
tweemaal zo sterk vertegenwoordigd als in de niet-stedelijke gemeenten. Mensen met voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs
zijn juist op het platteland zeer sterk aanwezig; 64 procent van de werkzame beroepsbevolking heeft dit opleidingsniveau.
Inkomens
Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inkomensontvanger met 52 weken inkomen (1996, exclusief studenten) verschilt in de zeer sterk
stedelijke gemeenten nauwelijks van dat in het landelijk gebied: 30.600 gulden tegen 31.400 gulden. Bij deze vergelijking dient men zich te
realiseren dat het om gemiddelden gaat. De verschillen tussen buurten binnen steden kunnen aanzienlijk zijn. Zo is het gemiddeld
besteedbaar inkomen in de Haagse buurt Marlot 60.400 gulden terwijl de buurt Spoorwijk in dezelfde gemeente blijft steken op
vierentwintigduizend gulden. Verder kunnen de verschillen tussen landelijke gemeenten onderling ook groot zijn. De gemeenten in deze
categorie liggen immers verspreid over het gehele land. In de gemeente Maarn in de provincie Utrecht bijvoorbeeld, ligt het gemiddeld
besteedbaar inkomen per inkomensontvanger op bijna veertigduizend gulden. De inkomensontvangers in de gemeente Reiderland in
Oost-Groningen verdienden daarentegen gemiddeld minder dan 27 duizend gulden (zie figuur 3).
Figuur 3. Gemiddeld besteedbaar inkomen per inkomensontvanger in de gemeente Den Haag, 1996
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)