Ga direct naar de content

Shota!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 24 2001

Shota!
Aute ur(s ):
Reitsma, A. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4321, pagina 641, 24 augustus 2001 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Alsof de muziek is uitgezet, zo plotseling eindigde vrijdag de miljoenendans tussen voetbalclub Ajax en haar 27-jarige spits Shota
Arveladze. Arveladze mag na afloop van zijn contract vertrekken.
Wat was er aan de hand?
In 1995 bepaalde de Europese Commissie in het zogenaamde Bosman-arrest dat de mededinging en het vrij verkeer van personen te veel
werden beperkt als aan het einde van een contract met een voetbalspeler, aan diens nieuwe werkgever een transfersom werd gevraagd.
Sindsdien zijn spelers aan het einde van hun contract ‘transfervrij’ en is het voor profclubs zaak om voetballers ruim voor het einde van
hun contract ‘kwijt te raken’. Dán moet namelijk nog wel een transfersom betaald worden en is het voor kopende clubs niet aantrekkelijk
de lange maanden nog te wachten tot de speler ‘gratis’ is af te halen. Voor Ajax was het, met nog negen contractmaanden te gaan, dus nu
al van belang Shota te laten bijtekenen zodat zijn vertrek in ieder geval met een flinke transfersom beloond zou worden.
Voor voetballers is wachten tot ze transfervrij zijn juist wél aantrekkelijk. Worden ze gedurende de looptijd van hun contract verkocht,
dan moet het bedrag dat de koper voor hen over heeft, worden gedeeld tussen de oude club en de speler. Is deze daarentegen
transfervrij, dan hoeft het bedrag dat de aanstaande club zou willen uitgeven niet te worden verminderd met een transfersom en ontstaat
in principe ruimte voor een hoger salaris voor de speler. Dat wetend wilde Shota ook alleen bijtekenen op salarisvoorwaarden die
vergelijkbaar waren met wat hij zou kunnen krijgen als hij transfervrij was. Beide partijen lopen dus vooruit op de waarde die de
voetballer voor een andere club zou hebben en proberen daarvan een zo groot mogelijk deel naar zich toe te trekken. Om haar getouwtrek
kracht bij te zetten, liet Ajax Arveladze een paar wedstrijden op de bank zitten.
Deze weinig elegante touwtrekkerij bracht Ajax in de media op de beklaagdenbank. En terecht. Al bij het tekenen van het contract was
Ajax immers duidelijk wat de contractduur zou zijn. Als de club er in die periode niet in is geslaagd de kosten voor opleiding of de
aankoopsom terug te verdienen, heeft hij óf niet goed gerekend, óf een verkeerde inschatting gemaakt van de opbrengsten gedurende de
contractperiode óf niet goed onderhandeld over het loon. Anders gezegd: hij is er niet in geslaagd om de investeringskosten en de
beloning van de speler op een zodanige manier te verdelen, dat aan het einde van de contractperiode de investering in de speler met een
voldoende winstmarge is terugverdiend. Zulke fouten behoren niet te worden goedgemaakt door een speler tot bijtekenen te dwingen.
Nog idioter is het om Arveladze te laten bijtekenen om via de daarmee verhoopte transfersom nog wat goed te maken van de tegenvallers
die Ajax leed door het transfervrije vertrek van enkele grote spelers. Als het publieke getouwtrek, en daarmee het Bosman-arrest ergens
goed voor is, dan is het wel om te laten zien welke clubs de slechtste rekenmeesters hebben.
Zo kan er althans naar de situatie gekeken worden als we alleen investeringskosten en de voorziene opbrengsten van een speler in de
beschouwing meenemen. Dat Ajax ook na het einde van de contractduur nog op een transfersom hoopt, vat ik dan op als een
goedmakertje van wat de club eventueel in de exploitatie tekort is gekomen. Maar er is natuurlijk meer aan de hand. Wanneer wordt
vermoed dat een speler een marktwaarde heeft die hoger is dan waarvoor hij bij zijn huidige club in de boeken staat is de vraag aan wie
de overwaarde toevalt.
Clubs brengen bij verkoop van de speler het verschil tussen marktwaarde en boekwaarde ten gunste of ten laste van het resultaat 1. Nu
steeds meer clubs aan de beurs genoteerd zijn, is de waarde van een positief saldo van groeiend belang. Clubs willen daarom koste wat
kost spelers onder contract houden totdat zich een koper aandient. Geen ideaal voorbeeld van het vrij verkeer van personen.
Moet het hele transfersysteem dan op de helling? Niet helemaal. Omdat het onlogisch lijkt dat een club iemand aanstelt die in de
overeengekomen contractperiode zijn geld niet waard is, ligt het voor de hand dat aan het einde van het contract een club de kosten
‘eruit’ heeft; een speler moet op die grond transfervrij weg kunnen. Maar als het contract tussentijds wordt gebroken, is het logisch dat
de club een vergoeding ontvangt op basis van niet terugverdiende investeringskosten en nog te verwachten opbrengsten. Hij heeft dan
immers de gemaakte kosten nog niet geheel terugverdiend. Maar aan wie valt nu waarde toe die daarna eventueel nog overblijft? Als het
mogelijk is objectief vast te stellen welke opleidingskosten de ‘oude’ club gemaakt heeft om de marktwaarde te realiseren, is dat mijns
inziens aan de speler. De opbrengsten die hij bij zijn oude club kon genereren zijn gerealiseerd of, bij tussentijdse breuk, vergoed. De
waarde die hij bij zijn nieuwe club heeft, hangt samen met de nieuwe speelomgeving en zijn eigen kwaliteiten. Dat zijn restfactoren die
niet binnen het bereik van de oude club liggen. De implicatie van dit alles is, dat een club in principe zelf in staat moet zijn de kosten
terug te verdienen gedurende de contractduur. De overwaarde die een speler heeft valt hem toe. Na afloop van het contract mag de
speler daarom niet langer worden gedwongen bij te tekenen en is hij transfervrij. De vrijgemaakte Arveladze is een voorbeeld van hoe het
moet.

1 Zie W.A. Dolfsma, Mensen op de balans, MAB, april 2001, blz. 134-141.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur

Categorieën