Risicogewogen kapitaaleisen vormen een cruciaal ingrediënt van de Baselse akkoorden. De idee is dat een bank voor een minder risicovolle lening minder en voor een meer risicovolle lening meer kapitaal moet aanhouden. Onder de Baselse akkoorden mogen banken hun zelf ontwikkelde Internal Rating Based (IRB) modellen gebruiken om het risicogewicht van een lening uit te rekenen. Een recente studie van de Bank of International Settlement (BIS), de internationale vereniging van centrale banken, bekijkt hoe consistent de risicogewichtenzijn van bezittingen in een hypothetische handelsportfolio van 15 internationale banken. Het onderzoek bevestigt wat Andrew Haldane van de Bank of England en het IMF in eerdere studies al constateerden. Risicogewichten voor vergelijkbare bezittingen kunnen per land en per bank aanzienlijk verschillen. Het vereiste kapitaal voor de hypothetische portfolio loopt uiteen van 13,5 tot 34 mln euro.
De BIS noemt twee oorzaken. Ten eerste blijken de IRB modellen gevoelig voor gemaakte veronderstellingen, waarbij volgens de BIS complexere modellen meer variatie in uitkomsten laten zien. Dit is veruit de belangrijkste factor.Ten tweede hanteren toezichthouders uiteenlopende methodieken. De toezichthouder zet de resultaten van de IRB modellen van de bank namelijk om in een kapitaalvereiste aan de hand van een vermenigvuldigingsfactor. Sommige toezichthouders hanteren de ondergrens van 3, terwijl andere veel hoger gaan zitten tot wel 5,5.
We weten nog niet precies hoe groot de verschillen zijn omdat het onderzoek maar naar een deel van de bankbalans kijkt.Daarom gaat de BIS ook nog het bankenboek bekijken. Maar een te grote heterogeniteit in risicoweging leidt tot Akerlof’s knollen-voor-citroenen probleem. Marktpartijen weten namelijk niet precies welke banken strenge en welke banken coulante toezichthouders hebben en ook niet hoe het IRB model van een specifieke bank precies in elkaar zit. Is het risicogewogen kapitaal van een bepaalde bank nu 10% (een citroen), of eigenlijk maar 6% (een knol)? Omdat markten niet weten welke bank de citroen is en welke de knol behandelen ze alle banken alsof ze 8% risicogewogen kapitaal hebben.Goed gekapitaliseerde banken betalen daardoor een te hoge prijs voor hun financiering, terwijl ongezonde banken een te lage prijs betalen en gratis meeliften met de gezondere banken. Dit verstoort investeringsbeslissingen en ondermijnt de prikkels voor banken om hun eigen vermogen te verhogen. En het kan ook de onderhandelingen tussen Europese landen over een bankenunie bemoeilijken. Een land met een strenge toezichthouder wil immers niet opdraaien voor landen met coulante toezichthouders.
Hoe moet het nu verder met risicogewogen kapitaaleisen? Er zijn ruwweg drie mogelijke routes: (1) zorg ervoor dat toezichthouders meer grip krijgen op de complexe modellen van banken, (2) schakel de markt in als disciplinerende factor, en (3) zorg ervoor dat toezicht minder afhankelijk wordt van risicogewogen kapitaalvereisten. Niet geheel verassend kiest de BIS vooral voor de eerste (en een beetje voor de tweede) optie, met voorstellen om meer data te verzamelen en openbaar te maken, de modelkeuzes van banken in te perken, en het goedkeuringstraject voor gebruikte IRB modellen te harmoniseren. Het zou goed zijn ook over die andere opties eens serieus na te denken.