Regels de maat genomen
Aute ur(s ):
Bergeijk, P.A.G. van (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het ministerie van Economische Zaken.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4096, pagina 194, 5 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, macro-economie
Macro-economen hebben de vraag naar de invloed van regulering op de macro-economie lange tijd links laten liggen. Ten onrechte,
betoogt Brian Goff. Er is veel tijd gestoken in monetaire politiek en financieel overheidsbeleid, maar de opbrengst van deze
intellectuele investering is gezien het gebrek aan concensus een vergeefse geweest. De stelling die in Goffs nieuwste boek op
originele wijze wordt uitgewerkt, is dat economen zich beter hadden kunnen bezig houden met een zaak die er wel toe doet: regulering
1.
Goff begint met de theorie: hoe werken micro- en meso-economische rigiditeiten door in de macro-economie? Het meest heldere en
directe aangrijpingspunt van regulering is de aanbodzijde. In de productie ondervindt men de gevolgen bijvoorbeeld doordat een
bepaalde technologie wordt voorgeschreven of juist verboden, of omdat de productieomvang wordt beperkt. Daardoor kunnen
schaalvoordelen niet worden geplukt, of wordt een stimulans tot innoveren geboden of juist ondergraven. Hierdoor kunnen
productiviteit en winstgevendheid worden beïnvloed. Voor- zover regulering aan de vraagzijde aangrijpt, zijn de effecten veelal indirect.
Voorbeelden zijn inkomenseffecten, een afnemende vraag door gereguleerde sectoren naar – niet gereguleerde – intermediaire goederen
en diensten en wijzigingen in de preferenties onder invloed van langdurige niet-beschikbaarheid c.q. voorschrijving. Een belangrijk
aspect van regulering is dat bedoeld of onbedoeld de verhoudingen tussen marktpartijen worden gewijzigd (bijvoorbeeld uit
inkomenspolitieke overwegingen). Dit is niet alleen een derde aangrijpingspunt waarlangs regulering de economische prestaties kan
beïnvloeden; het verklaart ook waarom we zoveel lobby-activiteiten kunnen waarnemen. Lobbies zijn in het algemeen onproductief, en de
voor ‘rent seeking’ ingezette middelen vormen het vierde kanaal waarlangs regels en economie samenhangen. Langs ieder van deze vier
kanalen kan regulering invloed op de macro-economie uitoefenen, bijvoorbeeld indien er intertemporele of geografische overloopeffecten
naar andere markten zijn.
Vervolgens moet ‘regulering’ worden geoperationaliseerd en gemeten. Hiertoe bepaalt Goff een effectieve reguleringsindex (ERI). Deze
index kan worden opgevat als het gemeenschappelijke element in een zestal variabelen die ieder een bepaalde dimensie van regulering
weergeven: de fysieke omvang van de regelgeving (het aantal pagina’s), het personeelsbestand in de belangrijkste regelgevende
instanties, het aantal maatregelen van bestuur, het aantal civiele rechtzaken, het aantal advocaten per hoofd van de beroepsbevolking en
het aantal ambtenaren op lokaal niveau (anders dan onderwijzers). De aldus voor de Verenigde Staten geschatte reguleringsmaatstaf
vertoont over de naoorlogse periode een gestage stijging met het begin van de jaren tachtig en 1992 als typische uitbijters. Goffs ERI
vertoont cyclische fluctuaties rond deze lange-termijntrend.
Een interessante vraag is nu hoe de aldus gemeten regulering de macro-economie beïnvloedt. Hiertoe stelt Goff, in lijn met zijn ongeloof
dat economen concensus kunnen bereiken over het theoretisch ‘juiste’ model, een louter statistisch model op waarbij in tijdreeksen voor
economische kernvariabelen (waaronder de ERI) een systematisch historisch patroon wordt geidentificeerd met de methode van
zelfregressie en voortschrijdend gemiddelde (ARMA). Deze methode behelst een onderzoek naar de statistische samenhang tussen
tijdreeksen. Dit is een erg mechanistische aanpak die, zoals Goff zelf al aangeeft, voor verfijning en uitbreiding vatbaar is. Desondanks
geven de resulaten toch een eerste inzicht in de mogelijke macro-economische invloed van regulering (zie tabel 1). Deze invloed is
bepaald omvangrijk: sinds het begin van de jaren vijftig is de toenemende regulering geassocieerd met een productieuitval van bijna een
procent per jaar; het werkgelegenheidsverlies komt over deze periode neer op 750.000 arbeidsjaren.
Tabel 1. Gemiddelde jaarlijkse invloed van verandering in regulering (VS 1950-1990)
Bnp
Werkloosheid
Werkgelegenheid
Gem. productiviteit
Aandelenkoersen
-0,9%
0,5%
-0,3%
-0,7%
-7,4%
Goffs vertrekpunt dat regulering zowel positieve als negatieve effecten kan hebben en dat de onderzoeksmethode in principe alle
mogelijkheden van tevoren moet openlaten, is helaas niet consequent uitgewerkt omdat Goff meer de nadelen dan de voordelen van
regulering benadrukt. Dit is mede een gevolg van de gebruikte definitie, die regulering uitzondert die geen aanleiding geeft tot
meningsverschillen (bijvoorbeeld regels die crimineel gedrag verbieden). Volgens Goff is dit geen probleem omdat het debat niet zozeer
zou gaan over het bestaan van regulering, als wel om de hoeveelheid en de omvattendheid van regels en met name de veranderingen in
de reguls. De strafwetgeving is aan relatief weinig verandering onderhevig. Een deel van de niet bestudeerde regulering betreft echter
eigendomsverhoudingen en hierdoor blijft toch een belangrijk gedeelte van het institutionele economische raamwerk buiten beeld.
Bij de door Goff ontwikkelde maatstaf kan men vraagtekens plaatsen omdat heel ongelijke grootheden tot een gemeenschappelijke
noemer worden herleid. Het voorbeeld van het nieuwe Nederlandse mededingingsregime maakt duidelijk dat sommige in omvang
beperkte veranderingen van de regels een wezenlijke invloed op het economische klimaat kunnen hebben. Goffs methode is dus niet
boven twijfel verheven, maar zijn verkennende stappen vormen zeker een intellectuele uitdaging voor Nederlands onderzoek naar de
effecten van deregulering
1 B. Goff, Regulation and macroeconomic performance, Kluwer Academic Publishers, 1996, ISBN 0-7923-9684-7.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)