Reanimeer het poldermodel
Aute ur(s ):
Frank den Butter (auteur)
De auteur is hoogleraar Algemene Economie aan de Vrije Universiteit, Amsterdam. fb utter@feweb .vu.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4445, pagina 509, 29 oktober 2004 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Na het mislukken van het voorjaarsoverleg hebben de beleidsvoornemens in de Miljoenennota
en de algemene beschouwingen de oorlog in de polder alleen nog maar vergroot. De overheid trekt eigenzinnig haar eigen plan en neemt
het buitenspel zetten van het polderoverleg vooralsnog voor lief. De vakbeweging rest niets anders dan de sociale onrust aan te
wakkeren.
Hoe erg is dat? Natuurlijk kent het poldermodel zo zijn nadelen. Het leidt tot stroperigheid in de besluitvorming en tot een kostbaar woud
van onoverzichtelijke compromisregelingen. Een periode van conflict waarbij de bezem door het model gaat, kan dan ook geen kwaad. Per
saldo is het polderoverleg voor ons land echter zeer waardevol geweest en heeft het ons, met name in de twee laatste decennia van de
vorige eeuw, een omvangrijke welvaartsgroei gebracht. Goed lopend polderoverleg bevordert de sociale rust en drukt daarmee de
implementatiekosten van beleidsmaatregelen. Dat maakt het gewenst het poldermodel te reanimeren. Daartoe is echter meer nodig dan
snuffelen, verkennen en een compromis waar, in de woorden van oppositieleider Bos, over de eigen schaduw wordt heen gesprongen.
Het echte probleem is een gebrek aan een maatschappelijke visie, die ondersteund wordt door een breed gedragen economische
beleidsanalyse. Visionaire economen die zich intensief bij het polderoverleg betrokken voelen, zoals Tinbergen, Holtrop en ook
Schouten, ontbreken in de huidige situatie. Zij wisten op de belangrijke momenten met groot gezag de sociale partners en de overheid tot
de orde te roepen en de polderdiscussie in goede banen te leiden. Nu zijn de tijden veranderd en is er minder plaats voor zulke dominante
maar tegelijkertijd ook zeer geëngageerde persoonlijkheden. Dat maakt het echter niet minder nodig om een visie te ontwikkelen over de
na te streven beleidsdoelen en de daarbij geldende afruilwaarden.
Zo ontbreekt het de vakbeweging aan visie om een goede afweging te maken tussen de verschillende vormen van solidariteit. Zijn wij
vooral solidair met de armen van de huidige generatie, met de jongeren of de armen in de rest van de wereld? Ruimhartig solidair zijn op
alle drie gebieden kan niet: economen zijn het er over eens dat er sprake is van een onvermijdelijke afruil tussen deze drie vormen van
solidariteit. Openlijk durft de vakbeweging niet te kiezen, maar de feitelijke keuze is toch in hoofdzaak voor solidariteit met de ouderen.
Genereuze uittredings- en pensioenregels voor de ouderen gaan echter ten koste van de jonge generatie werkenden.
Ook de werkgevers vertonen weinig visie. Daar gelden de Verenigde Staten als ideaalbeeld en is de leidende gedachte dat Nederland in
alles zoveel mogelijk op de Verenigde Staten moet gaan lijken: een langere werkweek, minder vakantie, een sobere sociale zekerheid,
investeringen in hoogwaardige technologische kennis en stimulering van toponderzoek. Willen we dat wel allemaal in Nederland?
Zonder verdere looncompensatie betekent de arbeidstijdverlenging gewoonweg een verlaging van het uurloon en dus een extreme vorm
van loonmatiging. Daar staat dan baanzekerheid tegenover, maar in plaats van de economische groei te bevorderen, remt dit de
dynamiek. Het is immers juist wenselijk dat niet-productieve banen verdwijnen en vervangen worden door productieve banen. Een goed
vormgegeven stelsel van sociale zekerheid draagt bij tot een soepel verloop van deze processen van baanvernietiging en baancreatie.
Dat heet de ‘irrigatiefunctie’ van de sociale zekerheid. Dat zouden de economen beter aan de werkgevers moeten uitleggen.
Kortom, de sociale partners sluiten zich op in een bastion van behoudendheid. De premier heeft wel een maatschappelijke visie maar
blijkt niet in staat om die in het politieke besluitvormingsproces te verwezenlijken. Zijn roep om meer verantwoordelijkheid voor de
burgers laat zich in economische termen vertalen tot een poging meer intrinsieke motivatie terug te brengen in het doen en laten van de
burgers. De dominante rol van de overheid en de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheid heeft er toe geleid dat in de afgelopen
decennia extrinsieke motivatie meer en meer bepalend is geworden voor het handelen van de burgers. Een steeds groter deel van de
verantwoordelijkheid werd afgeschoven op de regelende overheid. Dit brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee en betekent
een afbraak van sociaal kapitaal. De literatuur bevat mooie beschrijvingen van situaties waarin regelgeving en de daarbij behorende
controle de aanleiding vormden voor een verdringing van intrinsieke door kostbare extrinsieke motivatie (zie bijvoorbeeld Mosch, 2004,
blz. 46).
Voor de gewenste reanimatie van het polderoverleg is dus een nieuwe, breed gedragen maatschappelijke visie nodig, die geschraagd
wordt door een moderne economische analyse. Hoe komen we aan zo’n bezielende visie? Het zou helpen wanneer de huidige goede
Nederlandse economen hun gezag beter in het polderoverleg lieten gelden en vanuit hun kennis van de economie de sociale partners
zouden bijstaan om hun doelstellingen helder te formuleren. Dat mag dan best ten koste gaan van wat internationale publicaties.
Literatuur
Mosch, R.H.J. (2004), The economic effects of trust; theory and empirical evidence. Tinbergen Institute Research Series 340, Thela
Thesis.
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)