Dit artikel is een reactie op ‘Economische ontwikkeling: de rol van irrationele keuzes‘
De Koninklijke Verenging voor Staathuishoudkunde had geen beter thema kunnen kiezen voor haar preadvies dan de gedragseconomie. Juist dit jaar ging de Nobelprijs voor de economie naar een gedragseconoom: Richard Thaler, samen met Cass Sunstein onder meer bekend van hun kaskraker Nudge: improving decisions about health, wealth, and happiness. De titel ‘gedragseconomie’ kan daarbij wat dubbelop klinken. Velen van ons leerden al tijdens hun studie de beroemde definitie van Lionel Robbins (1932), volgens welke economie de wetenschap is die menselijk gedrag bestudeert als relatie tussen doelen en schaarse middelen met alternatieve aanwendingsmogelijkheden. Economen grossieren voor hun modellen en empirisch onderzoek ook in gedragsvergelijkingen. Heel nieuw is de term dus niet in de economische wetenschap. Wat anders is, is dat de gedragseconomie leert waarom mensen minder rationeel denken dan veel economische theorieën en modellen ons vaak willen doen geloven. Zij maakt daarbij gebruik van inzichten uit de psychologie.
Centraal in de bijdrage van Bulte staat de these uit de gedragseconomie dat mensen verliesavers zijn: aan het verlies van een bepaald bedrag hechten zij een grotere waarde dan aan een even grote winst (Kahneman en Tversky, 1979; Tversky en Kahneman, 1992). Anders geformuleerd: een boete doet meer pijn dan een bonus van eenzelfde omvang aan genot oplevert. De auteur laat het effect zien aan de hand van een experiment in Oeganda, waarbij deelnemers konden kiezen voor een beloning vooraf (met risico van terugbetalen) of achteraf. Als zij een minimumopbrengst niet zouden halen, moesten zij hun bonus weer inleveren of zouden zij deze in het laatste geval mislopen. Het blijkt nu dat deelnemers aan het experiment (het sorteren van bonen) die vooraf werden betaald productiever waren dan deelnemers die ervoor kozen achteraf hun beloning te ontvangen. (De kans is groot dat hierbij een selectie-effect optreedt. Het onderzoek, waaraan Bulte refereert bevat echter ook vergelijkbare resultaten met een gerandomiseerd experiment.)
De vraag is nu wat de betekenis van dit experiment is. Kunnen we verwachten dat ondernemers hun eigenbelang gaan inzien en werknemers vooraf gaan betalen? Betekent dit dat we voor sub-Sahara-Afrika veel meer naar een stukloon toe zouden moeten? Bulte gaat niet zover, maar vraagt zich af of dit mechanisme van verliesaversie wellicht gebruikt kan worden om ontwikkelingsprojecten succesvoller te maken. Hij noemt als voorbeeld de conditional cash transfers, waarbij mensen een vergoeding krijgen als zij aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Dat kan bijvoorbeeld het laten inenten van baby’s zijn of het naar school laten gaan van kinderen.
Vormt dit preadvies nu voldoende reden om experimenten op dit terrein te starten? Het lijken nogal grote stappen van een test van dertig minuten naar aanpassing van de financieringssystematiek van ontwikkelingsprojecten. Zo weten we niet of deze effecten ook op langere termijn optreden. Ervaring kan er bijvoorbeeld toe leiden dat beide varianten naar elkaar toe groeien. Ten tweede zouden we ook meer moeten weten over mogelijke andere effecten. Zo is niet duidelijk wat een clawback-mechanisme in een arbeidsomgeving op langere termijn voor psychologische (stress!) en sociale gevolgen heeft.
Cash transfers, zoals Bulte noemt, hebben in de afgelopen twintig jaar een hoge vlucht genomen, over het algemeen met positieve resultaten. Interessant daarbij is dat ongebonden overdrachten in een aantal gevallen zeker zo effectief blijken als de gebonden overdrachten. Waar de eerste categorie vooral effectief is als het gaat om directe armoedebestrijding, verbetering van voeding en het mogelijk maken van specifieke investeringen, bereikt de laatste betere resultaten bij de bevordering van onderwijsdeelname. De uiteindelijke effectiviteit van transfers hangt af van de hoogte, de betalingsfrequentie, de regelmaat van betaling, de vraag wie de subsidie krijgt (de man of de vrouw), de effectiviteit om de subsidie op de doelgroep te richten en de wijze waarop deze bij het programma wordt betrokken. De frequentie is in het geval van een terugbetalingsregime niet onbelangrijk. Bij maandelijkse betalingen lijkt het onderscheid tussen bonus vooraf en bonus achteraf in de praktijk goeddeels te verdwijnen: in het traditionele voorbeeld krijgt de deelnemer aan het einde van de maand geen geld als hij in gebreke blijft; onder een clawback-mechanisme moet hij het bedrag van die maand terugbetalen, maar krijgt hij wel alvast de betaling voor de volgende maand. In beide gevallen is het inkomen op dat moment uit het programma nul. Een voorwaarde voor de effectiviteit van het voorgestelde model is ook dat condities hard zijn en naleving effectief wordt gemonitord. In de huidige praktijk is dit lang niet altijd het geval en het is maar de vraag of dat onder een clawback-mechanisme verbetert: wellicht nog lastiger dan om een arm gezin geen geld toe te kennen is om een arm gezin geld terug te vragen. (Waar het gaat om conditionaliteiten aan overheden, zijn de ervaringen niet hoopvol. Collega’s van Bulte, waaronder emeritus hoogleraar Jan Willem Gunning, hebben overtuigend laten zien dat zij niet werken (Collier et al., 1997). Juist de negatieve ervaringen met het instrument hebben geleid tot de hoge vlucht van vormen van financiering achteraf, zoals cash on delivery (Birdsall et al., 2012). Daar staat tegenover dat betalingen niet altijd regelmatig plaatsvinden. In die zin kan een clawback-regime voor de deelnemers tot een grotere zekerheid leiden en daarmee tot een grotere prikkel om zich aan de voorwaarden van het programma te houden. Maar dat is nog iets anders dan verliesaversie.
Ontwikkelingssamenwerking heeft grote behoefte aan frisse denkers als Erwin Bulte. De oprichting van de kennisplatforms, die beogen om de expertise van wetenschappers, beleidsmakers, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij elkaar te brengen, vormt daarvan uitdrukking. Voor het ministerie blijft de context van belang: het is mogelijk dat er situaties zijn waarin een clawback-mechanisme een bijdrage kan leveren aan de vermindering van armoede, maar daarvoor willen we eerst een beter zicht op de effecten hebben, voordat we ons in een oplossing storten die achteraf toch blijkt tegen te vallen. In zijn wetenschappelijke werk erkent de auteur de onzekerheden als hij stelt dat de randvoorwaarden van verliesaversie nog goeddeels onontgonnen terrein zijn (Bulte et al., 2017). Het ministerie wil graag helpen de grenzen te verkennen. We vragen daarom de Vereniging voor Staathuishoudkunde te inventariseren hoeveel economen hun aannemer of schilder vooraf betalen.
Literatuur
Birdsall, N., W.D. Savedoff, A. Mahgoub en K. Vyborny (2012) Cash on delivery: a new approach to foreign aid. Washington, DC: CGD Books.
Bulte, E., D. van Soest en J. List (2017) Toward an understanding of the welfare effects of nudges: evidence from a field experiment in the workplace. University of Chicago. Discussion Paper.
Collier, P., P. Guillaumont, S. Guillaumont en J.W. Gunning (1997) Redesigning conditionality. World Development, 25(9), 1399–1407.
Kahneman, D., en A. Tversky (1979) Prospect theory: an analysis of decision under risk. Econometrica, 47(2), 263–291.
Robbins, L. (1932) An essay on the nature and significance of economic science. Auburn, AL: Ludwig von Mises Institute [2007].
Tversky, A. en D. Kahneman (1992) Advances in prospect theory: cumulative representation of uncertainty. Journal of Risk and Uncertainty, 5(4), 297–323.
Auteur
Categorieën