Nederland prijst zich rijk met het Centraal Planbureau. Waar in een ander land de politiek zo maar wat cijfers kan masseren, voorkomen in Nederland de rekenmeesters van het CPB een dergelijk marchanderen. En zo ook in de verkiezingscampagne, alle partijprogramma’s werden doorgerekend. Maar het heeft een keerzijde: de dominantie van CPB modellen leidt tot verstarring in partijprogramma’s en het politieke debat. Visie ontbreekt, en de bevalligheid van een politicus op het moment is bepalend. En dat is niet acceptabel in deze tijden van grote maatschappelijke veranderingen.
Begrijp ons niet verkeerd: het CPB doet zijn werk goed. Als op een Europese top de Franse minister met tekortkomingen in zijn begroting kwam aanzetten was dat de volgende keer verholpen: de groeiverwachtingen waren naar boven bijgesteld, en budgettaire problemen waren als sneeuw voor de zon verdwenen. In Nederland maakt de onafhankelijke rol van het CPB dit onmogelijk. Het moet worden toegejuicht dat partijen worden gedisciplineerd om een programma op te tuigen waarin een dubbeltje niet drie keer kan worden uitgegeven. Het geeft een mooi contrast met de Amerikaanse presidentsverkiezingen die de New York Times vorige week deed verzuchten dat “The growing number of misrepresentations appear to reflect a calculation of both parties that shame is overrated and that no independent arbiters command the stature [..] to hold the campaigns to account [..]”. Het CPB heeft die statuur wel.
Maar het is niet alleen goed nieuws. Politieke partijen nemen elkaar de maat door zich blind te staren op modeluitkomsten. Schijnbaar zijn ‘harde’ cijfers – hoe onzeker en onvolledig ook – moeilijk te negeren. Maar een model is niet de werkelijkheid, het is een abstractie. Het lijkt wel of de politici de lessen van de bancaire crisis zijn vergeten. Het blinde vertrouwen van bankiers in hun interne risicobeheersingsmodellen speelde een niet onbelangrijke rol in het ontstaan van de crisis. Modeldoorberekeningen zijn een hulpmiddel, ze kunnen helpen iets te begrijpen, maar ze geven geen volledig plaatje.
Door het zo centraal zetten van modeluitkomsten dreigt ook een visieloze kijk op de maatschappij. ‘Reverse engineering’, inspelen op modellen, en kijken wat voor soort maatregel goed uit het model komt, is een sport geworden onder politici. Deze spielerei leidt niet alleen tot het uitbuiten van mogelijk zwakke punten in het model, maar erger nog het ontmoedigt elke type beleid dat schijnbaar moeilijk is door te rekenen of waarvan het effect ontbreekt in het model. Het is kwalijk als daardoor maatregelen die goed zijn voor economische groei maar onzichtbaar blijven in het model worden genegeerd. Misschien is dat wel waarom er in de verkiezingscampagne zo weinig over onderwijs wordt gesproken. Het belang van de kenniseconomie valt niet te kwantificeren in een model.
Een model werkt goed in een relatieve voorspelbare omgeving met vaste verbanden. hierin zullen de korte termijn boekhoudkundige verhoudingen dan ook snel domineren. De analogie met een onderneming is dat het boekhoudkundig perspectief nuttig is voor het beheersen van de onderneming (disciplinering), maar geen houvast biedt voor het vinden van voorspoedige groei.
Het keurslijf van het model leidt dan tot verstarring en zeer gestandaardiseerde beleidsvoornemens. Dit bijt des te meer omdat er grote structurele wijzigingen plaatsvinden in de economie _- zoals ontwikkelingen in informatie technologie en globalisering – die juist vragen om een model overstijgende visie. Hoe gaat Nederland zich positioneren in deze ‘nieuwe’ wereld? En wat betekent dat voor U en ik?
Natuurlijk valt er ook heus wel kritiek te leveren op de modellen van het CPB zelf. De Nederlandse economie heeft eind vorig jaar zware klappen gekregen door het instorten van het consumentenvertrouwen. Het consumentenvertrouwen is echter voor het CPB niet te vatten in haar modellen, en het effect van de maatregelen van de verschillende politieke partijen op het consumentenvertrouwen al helemaal niet. Voor de woningmarkt bijvoorbeeld is de vraag relevant wat het effect is van duidelijkheid en geloofwaardigheid van beleid op consumentenvertrouwen. Gebrek aan geloofwaardigheid en duidelijkheid over de spelregels op de woningmarkt worden door velen gezien als een belangrijke reden voor het vast zitten van deze markt. Als het CPB zegt dat de ‘belofte’ van de VVD om niet te sleutelen aan de hypotheekrente-aftrek de huizenprijzen met x% positief beïnvloedt, dan is dit alleen zo als iedereen er van overtuigd is dat de VVD tot in het hiernamaals aan de macht blijft en zich nooit bedenkt. Maar dat is natuurlijk onzin. Geloofwaardigheid van beleid is cruciaal en dat zit niet in de CPB modellen.
.
Uiteindelijk heeft economische groei te maken met radartjes die in elkaar vallen, een soort coördinatieprobleem. Innovatie is zo een soort coördinatieprobleem. Waar komt het vandaan? Wat voor type beleid helpt? Hoe een nieuw Silicon Valley te krijgen? Hoe kunnen universiteiten een veel grotere spin-off hebben naar hun omgeving? Wederom zijn dit geen grootheden die in de modellen worden gevangen.
Het is prachtig dat we een CPB hebben dat een fundament onder de beloften van partijen legt, maar laat het de politicus niet weerhouden van een modeloverstijgende visie. En er is misschien wel een dubbele causaliteit: niet alleen heeft de dominantie van de CPB modellen visie onderdrukt, maar gebrek aan visie heeft mogelijk ook geleid tot de excessieve dominantie van de modellen. En dat is niet acceptabel.
Auteur
Categorieën