Ga direct naar de content

Plannen voor de AOW

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 30 1996

Plannen voor de AOW
Aute ur(s ):
Pelle, E.S.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4082, pagina 945, 20 november 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
pensioenen

Het plan van Van Zijl om de AOW veilig te stellen, is de afgelopen week alom als een politieke truc ontmaskerd 1. Van Zijl, en met
hem de fracties van PvdA, D66 en VVD in de Tweede Kamer, willen een fonds vormen om de financiering van de AOW in de toekomst
veilig te stellen. De benaming ‘fonds’ doet denken aan sparen en dus aan kapitaaldekking, maar dat is in dit geval een misverstand. Het
fonds zou moeten worden gevuld met belastinggelden die als gevolg van de economische groei binnenstromen. Vervolgens zou het
fonds staatsobligaties opkopen, zodat de bijdragen aan het fonds meetellen voor de vermindering van de staatsschuld. Dit maakt echter
geen enkel verschil met het rechtstreeks aflossen van staatsschuld. Met het fonds wordt niet extra gespaard, en de lasten voor de
toekomstige generatie worden er niet (extra) door verminderd.
Het onderscheidende van dit plan is, dat nu wordt vastgelegd dat er in de toekomst een bepaald bedrag voor de AOW beschikbaar moet
zijn. Dat zou de zekerheid van de uitkering ten goede kunnen komen: voor de politici van de toekomst wordt het moeilijker om de AOW te
verlagen, mocht men daar zin in hebben. Of dat zo werkt, valt te betwijfelen. Het tempo waarmee het fonds wordt uitgeput, de hoogte van
premies en belastingen, en de hoogte van de AOW-uitkering, het zal altijd een beslissing van toekomstige politici blijven. De
bescherming tegen verlaging van de AOW zal in de toekomst vooral van de electorale macht van de ouderen komen. Zo bezien loopt de
hoogte van de AOW niet het meeste gevaar wanneer de vergrijzing op z’n hoogtepunt is, maar in de jaren ervoor. De afgelopen jaren is
dat al enigzins gebleken: er is regelmatig afgezien van koppeling van de AOW aan de gemiddelde loonstijging, zodat de AOW is
achtergebleven bij de welvaartsontwikkeling. Het plan van de kamerleden zal dat niet kunnen voorkomen, omdat het economisch gezien
de financiering van de AOW in de toekomst niet gemakkelijker maakt.
Stel, dat we dat wel zouden willen, wat zou de politiek dan kunnen doen? Een eerste, in de afgelopen weken veel besproken mogelijkheid
is èchte fondsvorming, dat wil zeggen sparen voor de AOW van later, dat wil zeggen: (gedeeltelijke) kapitaaldekking. Door nu extra
premies of belasting te heffen en later minder, wordt voorkomen dat de belastingdruk en de vergrijzing gelijk oplopen, zodat de
arbeidsparticipatie niet het sterktst ontmoedigd wordt op het moment dat dit het slechtste uitkomt. Kapitaaldekking heeft echter ook
nadelen. Het is gevoelig voor onverwachte inflatie, genereert extra besparingen waar Nederland al zoveel van heeft, en die leiden op
korte termijn tot hogere lasten ook voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarom lijkt een ‘mix’ van omslag en kapitaaldekking zoals het
Nederlandse pensioenstelsel die kent, zo gek nog niet.
Het alternatief is verbreding van de belasting- en premiebasis van de AOW 2. Nu wordt alleen AOW-premie geheven over de eerste f.
42.123 aan inkomen, en zijn ouderen hiervan uitgezonderd. Het kabinet wil de heffingsgrondslag verbreden door de AOW gedeeltelijk te
financieren vanuit de Rijksbegroting, en dus met belastinggeld. Dat betekent dat er ook door hogere inkomens, winsten, omzet enz. wordt
bijgedragen aan de financiering van de AOW. Ook het parlementsplan kent dit effect, omdat hierin het ‘fonds’ gevoed zal worden met
belastinggelden.
Een logische volgende stap is het, om de premiegrondslag van de AOW te verbreden naar de pensioeninkomens van ouderen. Dat is
aantrekkelijk, omdat deze verbreding vooral effect heeft op het moment dat het aantal ouderen toeneemt, en dus de uitgaven stijgen. Ook
vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid is er veel voor te zeggen. Over de pensioenpremies die iemand gedurende de loopbaan betaalt
wordt tenslotte geen belasting geheven onder het motto, dat dat gebeurt op het moment dat het pensioen wordt uitgekeerd. Het is in de
geest van dit beginsel, dat de belastingtarieven op het moment van premieheffing en pensioenuitkering gelijk zijn.
Natuurlijk kan een dergelijke verandering niet in één keer worden doorgevoerd. Ouderen en mensen die tegen hun pensioen aanzitten
zouden met een flinke daling van hun netto pensioeninkomen worden geconfronteerd, op een moment dat ze daar niets meer aan kunnen
doen in de vorm van extra besparingen. Als we ooit de pensioenuitkeringen zwaarder willen belasten, moet dat lang van te voren
besloten worden zodat de jongeren van nu hun voorbereidingen kunnen treffen. En als de vergrijzing op z’n hoogtepunt is, is de kans
groot dat de electorale macht van de ouderen een dergelijke oplossing blokkeert. Kortom, eigenlijk is het nu een geschikt moment om tot
cohortsgewijze invoering van deze verbreding te besluiten. Dat zou een politiek èn economisch goed plan zijn

1 Zie bijvoorbeeld M. Visser, AOW-spaarpot is een truc, Elsevier, 16 november 1996; F. Kalshoven, Van Zijl speelt balletje-balletje met
de AOW, de Volkskrant, 16 november 1996.
2 Over het belang van de breedte van de heffingsgrondslag voor de hoogte van de AOW-premie zie J. Stoekenbroek, Misverstanden

over de AOW , ESB, 2 oktober 1996, blz. 820 -822.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur