Ga direct naar de content

Pensioen en solidariteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 14 1997

Pensioen en solidariteit
Aute ur(s ):
Walderveen, T.P. van
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4106, pagina 381, 14 mei 1997 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
pensioenen

Van alle onderwerpen op het terrein van de sociale zekerheid, komt de oudedagsvoorziening waarschijnlijk het meest ter sprake.
Meestal gaat het om de houdbaarheid van de AOW als de vergrijzing toeslaat. Maar er is ook veel aandacht voor het functioneren van
de pensioenfondsen. Bij het laatste thema gaat het vooral om meer keuzevrijheid om tegemoet te komen aan individuele wensen van
verzekerden. Voor pensioenfondsen brengt dat grote spanningen met zich mee.
Het pensioenstelsel in Nederland bestaat uit drie lagen. De eerste laag is de basisvoorziening, de AOW. De werkenden betalen de AOWuitkeringen. De tweede laag wordt gevormd door de aanvullende pensioenen, die per bedrijf of bedrijfstak via een pensioenfonds worden
geregeld. De aanvullende pensioenen zijn in principe welvaartsvast. De derde laag bestaat uit pensioenregelingen die een ieder naar
wens kan afsluiten. Op individueel niveau kan wellicht het hoogste pensioenrendement worden behaald, maar er blijft altijd onzekerheid
bestaan of het op deze wijze vergaarde vermogen voldoende is om de welstand tijdens het pensioen te kunnen handhaven.
In de tweede laag van de verplichte aanvullende pensioenen broeit het. Per onderneming of bedrijfstak wordt van de werknemer premie
geheven, die daarmee een aanvulling op zijn AOW financiert. Deze regeling werkt als een verzekering. Met de ingelegde premies wordt
een pensioen opgebouwd, maar als om wat voor reden dan ook de ingelegde premies tekort schieten past de werkende generatie de
premies aan om de inkomensrechten van de gepensioneerden te garanderen. Er is sprake van risicodeling tussen generaties om de
inkomsten van ouderen te beschermen tegen macro-economische gevaren als inflatie of een crisis op de financiële markten. Dit systeem
is niet alleen rechtvaardig omdat het ongelijkheden tussen generaties kan verevenen, het is ook efficiënt omdat de jongere generatie zich
meestal makkelijker kan aanpassen aan veranderende welvaartsomstandigheden dan de ouderen.
De solidariteit die nodig is om de risicodeling tussen generaties mogelijk te maken staat echter van allerlei kanten onder druk. Ten eerste
is er de maatschappelijke ontwikkeling dat de individuele voorkeuren van verzekerden steeds meer uit elkaar lopen. De pensioenfondsen
baseerden zich aanvankelijk op het traditionele model van een man als kostwinner, die gedurende zijn carrière bij een onderneming
werkzaam blijft. Met de komst van alleenverdieners, tweeverdieners en deeltijdwerkers onstaat er behoefte aan differentatie in premies en
pensioenrechten. Vroeger vielen verzekering en solidariteit samen: iedereen zat in hetzelfde schuitje. Nu mensen zich ervan bewust zijn
dat dit niet meer zo is, brokkelt het draagvlak voor risicodeling af.
Ook de vergrijzing zet de solidariteit onder spanning. Voor het welvaartsvaste aanvullende pensioen wordt het risico dat de premies niet
toereikend zijn doorgeschoven naar de werkende generatie. Bij een verouderende bevolking, zoals thans het geval is, kan er een situatie
ontstaan waarbij een relatief kleine actieve bevolking een fikse premie-aanvulling moet betalen ten behoeve van de ouderen, die veel
langer leven dan was voorzien. Voor de werknemers komen de grenzen van de solidariteit in zicht.
Maar ook vanuit het gezichtspunt van de werkgever staan de pensioenfondsen onder druk. Door de grote handelingsvrijheid van
pensioenfondsen zijn er grote verschillen ontstaan in beleggingsbeleid en daardoor ook in de pensioenpremies van de werknemers.
Pensioenfondsen die veel in aandelen hebben belegd kunnen het zich veroorloven om een jaartje geen premie te heffen.
Pensioenfondsen die volledig dicht bij huis in obligaties hebben belegd, verlangen van hun deelnemers de normale bijdrage aan de
pensioenvoorziening. Grote verschillen in pensioenpremie zijn vooral nadelig voor ondernemingen die te maken hebben met veel
concurrentie op de arbeidsmarkt en op hun afzetmarkt. Dit dwingt de pensioenfondsen tot betere prestaties, anders komt ook voor de
werkgever de grens om nog aan een dure collectieve regeling mee te werken in zicht.
Matige beleggingsprestaties kunnen er ook voor zorgen dat de solidariteit afbrokkelt tussen bedrijven in een bedrijfstakpensioenfonds.
Bij uiteenlopen van het personeelsbestand zullen sommige bedrijven (jonge groeiers) door een ander risicoprofiel graag uit het
bedrijfstakpensioenfonds stappen. Hierdoor ontstaat een proces van risicoselectie, waarbij de ondernemingen met de grootste
pensioenverplichtingen achterblijven.
Als men een welvaartsvaste aanvulling op de AOW wil behouden, is er alle reden om de prestaties van pensioenfondsen kritisch te
bezien. Voorts zou men de druk op solidariteit kunnen verlichten door de aanvullende pensioenaanspraken te verminderen ten gunste
van meer ruimte voor individuele pensioenregelingen in de derde laag. Daar is alle reden toe. Onlangs maakte het pensioenfonds van
ABN Amro bekend gedeeltelijk te willen overstappen op een pensioen op basis van beschikbare premies in plaats van een
gegarandeerde pensioentoezegging. Een van de aanleiding werd gevormd door de vele reparatiemaatregelen die nodig waren omdat de
overheid de AOW jaar op jaar niet welvaartsvast heeft gekoppeld aan de loonontwikkeling. In feite deed de overheid een extra beroep op
de solidariteit van de werkenden met een aanvullende pensioenregeling om het AOW-gat op te vullen. Kennelijk waren de grenzen van
de solidariteit bereikt.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur