Ga direct naar de content

Over professoren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 26 1989

Over professoren
Met op een na mooiste moment in de
carriers van een academicus is het ontvangen van een brief met het verzoek
van een benoemingscommissie om te
reflecteren op een hooglerarenplek. Het
mooiste moment is als die zelfde academicus kan antwoorden dat hij1 al is
voorzien en dat zijn benoemingsprocedure elders met passende traagheid
wordt afgerond.
Het is imrners buitengewoon bijzonder gewoon hoogleraar te worden. Een
hoogleraar wordt wel eens benoemd
omdat hij een bekwaam en creatief onderzoeker is. Na zijn benoeming bestaat zijn belangrijkste onderszoeksinspanning uit het vinden van gaatjes in
zijn agenda. Hij wordt immers overspoeld met veel belangrijker managementtaken zoals daar zijn het vaststellen van het maximale aantal fotocopieen per hoofd per dag. Het is een
schitterende baan.
Een hoogleraar wordt belaagd door
faculteiten met enorme tekorten en ministers van onderwijs in grote geldnood.
Een hoogleraar dient daarom dagelijks
in vol ornaat ten strijde te trekken om
zijn terrein te verdedigen en de omvang
van zijn vakgroep op hetzelfde niveau
te houden. Hij moet meters ambtelijke
brieven schrijven en kilometers formulieren invullen om te zeggen wat hij
gisteren gedaan heeft en morgen zal
doen. Het is een prachtige baan.
Aan een hoogleraar worden bij voorkeur onbegrijpelijke wetenschappelijke
papers en slechtgeschreven ambtelijke
stukken gestuurd met het verzoek om
er desondanks nog iets zinvols over te
zeggen respectievelijk iets constructiefs mee te doen. Van hem wordt verwacht dat hij zich af en toe verkleedt in
toga en baret en in deze uiterst onhandige kleding slimme vragen stelt aan
een doodzenuwachtige promovendus
tot vermaak van de aanwezige familie.
Het is een enige baan.
Logisch dat een groot aantal hoopvollen zitten te wachten tot de bewuste
brief met de uitnodiging tot solliciteren
op de deurmat valt. Hoelang is het zinvol om op die brief te wachten? Hoelang
mag men hopen ooit nog hoogleraar te
worden? Om een antwoord te vinden op
deze kwellende vragen ben ik in de
archieven van de pedel van de Leidse
universiteit gedoken en neb van 107
Leidse professoren de levensgeschiedenis gelezen die ze te zamen met de
aankondiging van hurt oratie aan de
andere hoogleraren van de universiteit
sturen. In die beknopte levensbeschrijving staat meestal netjes de geboortedatum, de afstudeerdatum en de promotiedatum vermeld. De benoemingsdatum en de faculteit waar iemand werd

ESB 25-10-1989

J.J.M. Theeuwes

benoemd, staat op de aankondiging
zelf. Het geslacht van de professor is
ook nog wel te achterhalen, maar het
vermelden of men al of niet gehuwd is
en kinderen heeft, varieert heel sterk.
lets minder dan de helft van mijn
observaties (52) betrof hoogleraren die
in de jaren 1987-1989 hebben georeerd. De overige observaties komen
van hoogleraren die ongeveer tien jaar
geleden (1976-1979) oreerden. Ik
noem hen zo dadelijk, enigszins overdreven: de jonge en de oude generatie.
Bij de 107 hoogleraren zitten slechts 6
vrouwen. Wel zijn er 23 personen bij die
niet in Nederland of ‘Nederlands-lndie’
(zo wordt het door de oude generatie
genoemd) zijn geboren.
De gemiddelde professor in mijn
steekproef was net geen 26 toen hij
afstudeerde en had vervolgens bijna 8
jaar nodig voor zijn proefschrift (aio’s let
op: dat is twee keer zo lang als jullie nu
mogen van die zelfde professor!). Hij
was daarmee zo tussen zijn 33ste en
zijn 34ste klaar. Gemiddeld genomen
werd hij 8 a 9 jaar later, op zijn 42ste tot
hoogleraar benoemd. Die gemiddelde
leeftijd was hetzelfde voor de oude en
de jonge generatie. De oude generatie
was weliswaar wat ouder bij het afstuderen, maar werd in kortere tijd na de
promotie hoogleraar. Dus 42 is echt wel
de kritische leeftijd.
Rond die gemiddelde leeftijd zit natuurlijk een flinke spreiding (de standaardfout is 7 jaar). Maatschappelijk
gezien lijkt 42 vrij oud om hoogleraar te
worden. Er blijven weinig jaren over om
de investering die gepleegd is om iemand hoogleraar te maken terug te verdienen. Als de VUT-leeftijd in het onderwijs steeds lager wordt, blijft er op den
duurgeen tijd meer overom hoogleraar
te zijn. Vermoedelijk zal het inkorten van
de studieduur en het snellere promove-

ren van aio’s in de toekomst leiden tot
jongere hoogleraren.
Maar het ging om de vraag hoelang
iemand moet wachten. Om hoogleraar
te worden moet men gepromoveerd
zijn. Vanaf de promotie begint de klok te
lopen. Er zijn hoogleraren die reeds in
hun promotiejaar werden benoemd. Er
zijn er die meer dan een kwart eeuw
hebben moeten wachten. Het is dus
nooit te laat om te blijven hopen. De
kans op benoeming wordt echter kleiner
naarmate de jaren verstrijken. Tenminste dat zou men kunnen afleiden uit de
snelheid waarmee mijn Leidse hoogleraren professor werden. Een kwart onder hen had slechts drie jaar nodig.
Binnen de zeven jaar na de promotie
was de helft over de hooggeleerde
streep.
De duur tussen promotie en benoeming varieert ook van vakgebied tot
vakgebied. Uit een regressie waarin ik
deze duur relateerde aan de faculteit
waarin iemand werd benoemd, bleken
de geneeskunde en de wis- en natuurkunde significant van de andere te verschillen. Het duurt bijna vijf jaar langer
om in de faculteit geneeskunde benoemd te worden en bijna drie jaar langer in de faculteit wis- en natuurkunde.
Vrouwen deden er vijf jaar langer over
dan de mannen. Het verschil is weliswaar statistisch significant maar uiteindelijk zitten er maar zes vrouwen in mijn
steekproef.
Ook is het goed om weten of men er
baat bij heeft om in zo kort mogelijke tijd
te promoveren. Uit de schattingsresultaten blijkt ook dat voor elk jaar dat men
langer had gedaan over zijn dissertatie,
de benoeming na de promotie een half
jaar eerder plaatsvond. Op het eerste
zicht lijkt dat erop te wijzen dat men er
voordeel aan heeft om lang over zijn
dissertatie te doen, immers dan wordt
men nadien sneller hoogleraar. Maar
dat is niet zo. Netto gaat men er een half
jaar op achteruit: elk extra promotiejaar
levert slechts een half jaar eerder benoeming op. Je verliest dus nog steeds
een half jaar van je leven voor je professor bent.
Voor al die ambitieuze mensen die,
wachtend op de postbode, niet in de
zenuwen willen zitten tot hun tweeenveertigste, is het aan te bevelen om snel
te promoveren, man te zijn en zich verre
te houden van de geneeskunde en de
wis- en natuurkunde.
J.J.M. Theeuwes
1. Uit mijn gegevens blijkt dat ik in 94% van
de gevallen goed zit als ik naar een hoogleraar verwijs als zijnde een man, wat eigenlijk
heel triest is.

1043

Auteur