Ga direct naar de content

Oude schoenen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 29 1983

Oude schoenen
Onlangs heeft de voorzitter van de Sociaal-Econornische
Raad, dr. J. W. de Pous, zich met een brief tot de ministerpresident gericht om de ernstige kritiek over te brengen die
in de Raad bestaat op de wijze waarop het kabinet de SER
betrekt bij de voorbereiding van het beleid op sociaal en economisch terrein. Directe aanleiding was het passeren van de
SER bij het kabinetsvoornemen om de WW-uitkering te verlagen voor mensen die al een pensioen ontvangen; hierover
werd een wetsontwerp ingediend zonder dat de SER – zoals
wettelijk verplicht is – in de gelegenheid was gesteld advies
uit te brengen. Maar ook bij andere gelegenheden was al irritatie in de Raad ontstaan omdat adviesaanvragen op zo
korte termijn moesten worden afgehandeld dat van een zorgvuldige advisering geen sprake kon zijn of omdat het kabinet
vrijwel zonder motivering van uitgebrachte adviezen afweek
en ministers zelfs publiekelijk verklaarden de adviezen bij
voorbaat naast zich neer te leggen.
Natuurlijk kan men het bovenstaande als een incident beschouwen. De meeste commentatoren zijn het er echter over
eens dat er wel iets meer aan de hand is 1). Al een aantal jaren kan men ernstige kritiek op het functioneren van de SER
beluisteren. De SER zou lijden aan een gebrek aan slagvaardigheid; op belangrijke beleidsterreinen wordt geen consensus meer bereikt, maar worden slechts de bekende tegenstellingen tussen werkgevers en werknemers gereproduceerd;
onderhandelingen zijn in SER-verband niet mogelijk omdat
de vertegenwoordigers van de organisaties geen mandaat
hebben van hun achterban om zaken te doen; de SER zou
te weinig representatief zijn voor het gezamenlijke bedrijfsleven en ten slotte zou de SER als ‘s lands belangrijkste adviesorgaan op sociaal-economisch gebied steeds meer overvleugeld worden door de WRR die zonder de ballast van een
achterban veel sneller en doelmatiger kan werken. Dat de regering de SER passeert is daarom geen incident, maar een
symptoom van het feit dat de SER door de gewijzigde politieke en sociaal-economische omstandigheden langzaam
maar zeker uit de tijd is geraakt.
Zonder twijfel is de kritiek op de SER niet uit de lucht gegrepen. Maar voordat de conclusie wordt getrokken dat de
SER heeft afgedaan, zal eerst moeten worden nagegaan of de
traditionele nineties van de SER thans inderdaad niet meer
worden vervuld.
In die nineties zijn in de loop der jaren belangrijke verschuivingen opgetreden. Zo is de beleidsvormende rol die de
SER in de jaren vijftig en begin zestig met succes vervulde al
lange tijd nagenoeg uitgespeeld. De tijd dat werkgevers- en
werknemersvertegenwoordigers, ondersteund door de adviezen van deskundigen, in een soort koehandel op centraal niveau het percentage van de nationale loonstijging vaststelden, ligt ver achter ons. Het harmoniemodel Hep in de jaren
zestig stuk. In plaats daarvan werd een warnet van gefragmenteerde afspraken over de economic gespannen, dat uiteindelijk in hoge mate in economische verlamming resulteerde. Het lijdt geen twijfel dat hier orde op zaken moet
worden gesteld (zie ook de column van Albeda in dit nummer) maar het is nog allerminst uitgekristalliseerd welke orde
op welke zaken het betreft en welke rol de SER of andere organen daarin zouden kunnen spelen. Wel ligt het voor de
hand te veronderstellen dat de SER als representant van de
gevestigde belangen bij de indenting van een nieuw sociaaleconomisch bestel niet de meest vernieuwende instantie zal
zijn die men zich kan denken; veeleer is een defensieve opstelling te verwachten.
Ook de beleidsadviserende rol van de SER staat onder
druk. Dat ligt voor de hand als de sociale partners slechts
verdeelde adviezen of vage compromissen weten te produceren. De WRR en de commissie-Wagner hebben zich reeds als
belangrijke concurrenten aangediend. Na een zeven jaar du-

ESB 6-7-1983

rend zelfonderzoek van de SER 2), dat in 1980 werd afgerond, kwamen de sociale partners nog duidelijk tot de conclusie dat de balans van het SER-werk voor hen positief
doorsloeg, maar daar kan verandering in komen als de regering op een ander kompas gaat varen. Tot nu toe wijst alles
er nog op dat de sociale partners ook onder de huidige omstandigheden bereid zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid te blijven dragen (het centraal akkoord van vorig najaar
over de arbeidstijdverkorting was daar een demonstratie van,
maar de regering speelt hoog spel als zij die bereidheid te veel
in de waagschaal stelt.
Zonder twijfel vervult de SER ook een functie in het creeren van een maatschappelijke legitimatie voor het beleid.
Door het geven van inspraak kan de regering zich proberen
te verzekeren van maatschappelijke steun voor de te treffen
maatregelen. Ook wanneer in de SER geen unanimiteit
wordt bereikt kan toch een zekere toetsing op haalbaarheid
en wijze van uitvoering van beleidsmaatregelen plaatsvinden
waardoor de effectiviteit van het beleid wordt bevorderd.
Zuiver ,,technocratische” beslissingen missen die legitimatiebasis. Niettemin kan ook met een beroep op het gezag van
deskundigen of op de ernst van de situatie (de economische
crisis) onder bepaalde voorwaarden voldoende maatschappelijke steun voor beleidsmaatregelen worden verworven.
Een tendens in de richting van versterking van het ,,technocratische” element in de besluitvorming ten koste van het
,,corporatistische” is al door velen gesignaleerd.
Ten slotte vervult de SER ook een functie als forum voor
overleg. De vele ontmoetingen van bestuurders en stafleden
van werkgevers- en werknemersorganisaties in de plenaire
SER-vergaderingen en tijdens het commissiewerk bieden de
mogelijkheid tot een voortdurende uitwisseling van gedachten en inzichten. Zonder twijfel draagt deze ,,overlegcultuur” sterk bij tot wederzijds begrip en gedogen ook al lopen
de standpunten uiteen. Dit wordt algemeen als een groot
goed van onze arbeidsverhoudingen beschouwd 4). Hoewel
natuurlijk ook elders ontmoetingen plaatsvinden is de betekenis van de SER voor het creeren van deze sociale infrastructuur van niet te onderschatten belang.
Het voorgaande samenvattend zou de conclusie kunnen
luiden dat de betekenis van de SER voor de beleidsvorming
op dit moment beperkt lijkt en dat zich op het terrein van de
beleidsadvisering concurrenten hebben aangediend. De legitimatie van het beleid wordt momenteel meer gezocht in de
dwang van de omstandigheden dan in het creeren van een
breed maatschappelijk draagvlak onder de meest betrokkenen in het bedrijfsleven. Dat zou er op kunnen wijzen dat de
SER zijn belangrijkste functies heeft verloren. Als forum van
overleg en ideeenuitwisseling is de SER echter nog steeds van
grote betekenis voor het sociaal-economische klimaat in ons
land. Daarvoor heeft zich tot nu toe nog geen gelijkwaardig
alternatief aangediend. Als het het kabinet iets waard is dit
klimaat te behouden, dan zal het iets moeten investeren in
het in stand houden ervan, indachtig de oudhollandse wijsheid dat men geen oude schoenen weggooit voor men nieuwe
heeft. Dat betekent dat het kabinet de inbreng van de SER
in de besluitvorming serieus zal moeten blijven nemen en op
herkenbare wijze in het beleid tot uitdrukking laten komen.
L. van der Geest
1) Zie b.v. Arend Geul, De navigatoren van Den Haag, Beleid &
Maatschappij, april 1983.
2) SER, Rapport Taak, samenstelling en werkwijze van de SociaalEconomische Raad. ‘s-Gravenhage, 1980.
3) Zie b.v. A. Peper in zijn inleiding tot de bundel: A. Peper (red.),
De Sociaal-Economische Raad: probtemen en loekomst, VUGA Uitgeverij, ‘s-Gravenhage, 1981, biz. 5.

589

Auteur