Opa had een laagbetaalde baan, vader en moeder leefden van een uitkering, hoe groot is de kans dat kleindochter – en zoonlief wederom met een kleine beurs moet overleven? Anne Gielen onderzoekt het.
Over de interviewreeks Economische invloeden
Dit interview is deel 1 van een reeks interviews die journalist Peter Olsthoorn onafhankelijk hield met economische wetenschappers voor het project De Uitdagingen van Transitie van de decanen economie en bedrijfskunde.
Bekijk hier de overzichtspagina.
Anne Gielen is hoogleraar bij de afdeling Economics van de Erasmus School of Economics (ESE) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze promoveerde in de Economie aan de Universiteit van Tilburg. Daarna heeft ze gewerkt aan de Universiteit Maastricht en vertrok ze naar IZA [Institute of Labor Economics] in Bonn voor de nodige internationale oriëntatie, voordat ze zich wendde tot Rotterdam waar ze in juni 2022 haar oratie hield, getiteld “Mind the Gap – Economisch beleid en ongelijkheid”.
Haar onderzoeksinteresses liggen op het gebied van arbeidseconomie, gezondheidseconomie en toegepaste micro-econometrie. Onlangs publiceerde ze met collega’s over Sociaaleconomische ondegelijkheid en de pandemie; Effect van inzet van werkloze grootvaders op kleinkinderen op school, en Intergenerationele overloopeffecten van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (met een column op VoxEU) met Gordon Dahl van de Universiteit van Californië.
Dit laatste behelst onderzoek naar de afhankelijkheid van arbeidsongeschiktheid die overgaat van de ene generatie op de volgende. Wat wilt u vinden?
Gielen: “In mijn studies richt ik me op hervormingen in de sociale zekerheid die de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden. Kort gezegd wil ik weten: als de uitkeringen van vader of moeder veranderen, wat zijn dan de gevolgen voor kinderen en kleinkinderen? Het fenomeen dat meerdere generaties van een gezin afhankelijk zijn van uitkeringen komt vaker voor bij bepaalde groepen. Wat zijn de oorzaken?”
Welke hypothese heeft u?
“Het zou kunnen dat ouders en kinderen bepaalde kenmerken delen, denk aan genen of de leefomgeving, waardoor ze allebei een hoger risico lopen om uitkeringsafhankelijk te worden. Er kan ook een direct causaal effect zijn. Ouders die zelden of nooit werk hebben gehad, zijn misschien minder goed in staat om hun kinderen te helpen met bijvoorbeeld het schrijven van een sollicitatiebrief. Als je de oorzaken weet, kan dit aanknopingspunten bieden voor beleid om afhankelijkheid van uitkeringen, en ongelijkheid in het algemeen, te verminderen.
Regeringen voeren programma’s en regelingen uit met de beste bedoelingen, waarvan niet evident is dat het langetermijneffect overeenkomt met het kortetermijndoel van het programma of de regeling. Terwijl we ook op de langere termijn ongelijkheid en armoede willen bestrijden.”
U ontving in 2017 een 800.000 euro grote Vidi-subsidie van het NWO. Wat heeft u ermee gedaan?
“Mede dankzij deze beurs heb ik een onderzoeksgroep kunnen vormen die vijf jaar kon werken aan dit belangrijke onderzoek. We zien heel duidelijk dat effecten van regelingen nog impact hebben tot wel drie generaties! Als je zoveel geld van de overheid krijgt, is het ook goed om bevindingen terug te koppelen naar die overheid en samenleving. Zo heb ik onlangs bijgedragen aan een klankbordgroep van het ministerie van Sociale zaken die betrokken was bij de periodieke evaluaties van de werkloosheidsregelingen. De kern: wat kunnen we ervan leren, hoe gaan we verder? Dat leverde recent een rapport op.”
In juni 2022 was u medeorganisator van een internationale conferentie met tevens een bijeenkomst met beleidsmakers van nationale en lokale overheden. Wat leverde dat op?
“Wetenschappers en beleidsmakers hebben gesproken over het maatschappelijk relevante thema ‘ongelijkheid’ en leerden van elkaars uitgangspunten, bevindingen en ervaringen. Die middag werd zo positief ontvangen qua herkenning en leermomenten dat dit een vervolg kreeg op 7 november jl. met een bijeenkomst over het thema ‘onderwijs’ inclusief een lezing van Nobelprijs winnaar Guido Imbens.”
Waarom neemt u aan steeds meer grensoverschrijdend onderzoek deel?
“In Nederland kunnen we veel leren van de wetenschap en praktijk in andere landen. Bovendien is onderzoek vanuit internationaal vergelijkend perspectief erg leerzaam. Wij kunnen goed bijdragen aan dergelijke internationale samenwerkingen vanwege de beschikbaarheid van de unieke Nederlandse data van het CBS.”
Zo te zien doet u nog weinig interdisciplinair onderzoek. Is dat moeilijk?
“Dat komt op gang. Sinds 2019 werk ik met een internationaal consortium bestaande uit economen en sociologen aan een studie over inkomensmobiliteit. Dat heeft recent geresulteerd in een publicatie. Momenteel werk ik samen met de Erasmus School of Social and Behavioral Sciences (ESSB) aan het vraagstuk van intergenerationele mobiliteit en armoede. Juist een thema als dit heeft vele facetten, en maakt het bij uitstek geschikt om vanuit verschillende disciplines – en gezamenlijk – te bestuderen.”
U wilt met en voor de stad Rotterdam armoede onderzoeken. Hoe verloopt dat?
“We zijn voor verschillende projecten in overleg met de gemeente, waarmee we hopen met onderzoek een bijdrage te leveren aan de bestrijding van ongelijkheid en armoede.”
Uw onderzoek en bevindingen lijken erop te wijzen dat u een voorstander bent van meer zelfredzaamheid en minder voetstoots mensen proberen te redden met uitkeringen die op korte termijn soelaas bieden. Klopt dat?
Gielen: “Nee, dat klopt niet. Mijn persoonlijke mening is niet relevant binnen mijn wetenschappelijke werk. Ik wil me juist richten op bewezen effecten op basis van data, als basis voor aanbevelingen voor beleid. Over die arbeidsongeschiktheid vonden we inderdaad dat het verlagen van uitkeringen positieve effecten had op kinderen en kleinkinderen. Maar we onderzochten arbeidsongeschiktheid van 25 jaar geleden. Dat was een heel andere groep, want er is sindsdien veel bezuinigd op arbeidsongeschiktheidsregelingen. Als je vandaag de dag dezelfde hervorming zou uitrollen, zouden de effecten heel anders kunnen uitpakken.”
Dat roept de vraag op: hoe kun je als overheid dan rekening houden met de langetermijn effecten waar u voor pleit?
“We moeten veel meer bewijs verzamelen over de langetermijneffecten. Nobelprijswinnaar econoom Esther Duflo was hier en vertelde het volgende: bij de evaluatie van één soort beleid zet je één stip op de kaart, en er moeten veel stippen worden toegevoegd voordat je conclusies kunt trekken over armoedebestrijding. Je moet kijken naar o.a. migratieachtergronden, verschillende periodes, maatregelen en omstandigheden. Helaas is dat volledige beeld er nog niet.”
Is dit een dilemma, u wilt immers iets betekenen voor toekomstig beleid?
“Ja, maar niets doen is geen optie. Beleidsmakers moeten rekening houden met intergenerationele effecten van regelingen. We hebben al argumenten kunnen aandragen dat het armoedeprobleem breder over generaties heen bekeken moet worden. En er volgen op termijn zeker meer relevante uitkomsten die bijdragen aan een completer beeld.”
Het Decanenoverleg wil proberen tot meer nationale samenwerking tussen Nederlandse businessscholen te komen. Heeft u al gezamenlijke projecten inzake armoede en ongelijkheid? Wat is er mogelijk?
“Het uitbannen van armoede staat bovenaan de Sustainable Development Goals. Het is een veelsproken thema, dat zeker aanleiding geeft voor samenwerking, met data en ook gezamenlijk onderzoek.”
Kan toepassing van big data meer oorzaken en gevolgen van armoede en ongelijkheid tegelijk blootleggen op de langere termijn?
“Dit komt snel op, zie de toepassing van genetische data door mijn collega Van Kippersluis. In mijn onderzoek zijn bestanden over geboortes toegevoegd om na te gaan of overheidsbeleid nog impact kan hebben op geboorteuitkomsten van een derde generatie. Daarover is nog maar heel weinig bekend. Big data ontwikkelt zich snel om inderdaad een nog breder beeld te krijgen.”
Big data leveren meer correlaties op, maar is causaliteit moeilijk aan te tonen?
“Meer data leiden tot grondiger onderzoek, maar economen willen inderdaad graag de impact van elk afzonderlijk aspect kunnen bepalen. Alhoewel er veel mogelijkheden zijn voor causale beleidsevaluaties op grote schaal, is het nog een uitdaging om alle onderliggende mechanismen in kaart te brengen en te onderscheiden .”
In een stad als Rotterdam kunt u persoonlijk veel observeren en juist ‘kleine data’ meenemen in onderzoek. Wat levert dat op?
“Persoonlijke observaties kunnen inspireren tot nader onderzoek, maar ik hou niet van openlijk te speculeren op basis van enkele observaties. Zeker als hoogleraar moet je meningen en feiten scheiden. De mening van een wetenschapper wordt vaak geïnterpreteerd als feit. In publieke uitingen ben ik voorzichtig, juist vanwege mijn titel. Zolang ik geen zekerheid heb over werkelijke oorzaken en gevolgen, zwijg ik liever.”
Auteur
Categorieën