Olie: brandstof voor inflatie
Aute ur(s ):
R.A.J. Bosman (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Ronald Bosman, Rob ert-Paul Berb en, Ard den Reijer en Ad Stokman van De Nederlandsche
Bank. R.A.J.Bosman@dnb .nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4447, pagina 576, 26 november 2004 (datum)
Rubrie k :
dnb-indicator
Tre fw oord(e n):
Door de hoge olieprijs stijgt de inflatie, vooral via de snelle doorwerking van autobrandstoffen. Gas- en elektriciteitsprijzen zullen
volgend jaar stijgen.
Hoewel de conjunctuurindicator wijst op een opleving van de economie, duidt de realisatiereeks op een traag herstel figuur 1. Dit wordt
ook weerspiegeld in de inflatie die zich al geruime tijd op een laag niveau bevindt. Begin dit jaar schommelde de cpi-inflatie rond 1,2-1,3
procent. In mei bereikte de inflatie met 1,5 procent een tijdelijk hoogtepunt, voornamelijk als gevolg van hogere tabaksaccijnzen sinds
april. Vervolgens zette een daling in naar een dieptepunt van 1,0 procent in september; het laagste niveau in de afgelopen vijftien jaar.
Deze daling werd vooral veroorzaakt door lagere prijzen voor voedingsmiddelen – mede als gevolg van de aanhoudende prijsoorlog in de
supermarkt – en lagere prijzen voor kleding. In oktober liep de inflatie echter sterk op naar 1,4 procent, mede door de sterke prijsstijging
van autobrandstoffen. Dit roept de vraag op hoe de energieprijzen van invloed zijn op de inflatie in Nederland.
Figuur 1. dnb-conjunctuurindicator
Autobrandstoffen, gas en elektriciteit
Ondanks de daling van de olieprijs de afgelopen maand is de prijs van een vat Brent-olie sinds begin dit jaar aanzienlijk gestegen: van e
24 naar e 34, met een hoogtepunt van bijna 41 euro in oktober. Op korte termijn kan olie de inflatie op twee manieren beïnvloeden: via
autobrandstoffen (benzine, diesel en lpg) en via gas en elektriciteit. Beide energieproducten wegen namelijk voor ongeveer 3,6 procent
mee in het goederen- en dienstenmandje waarmee de inflatie wordt berekend.figuur 2
Figuur 2. Bijdragen aan cpi-inflatie en olieprijs, bijdragen in procentpunten respectievelijk procentuele mutaties t.o.v vorige
overeenkomstige periode.
Bron: cbs en Thomson Financial
toont de bijdrage van beide energieproducten aan de inflatie en de ontwikkeling van de olieprijs. De bijdrage van autobrandstoffen is
sinds begin dit jaar sterk toegenomen: van nagenoeg nul in januari naar een half procentpunt in oktober. De figuur laat zien dat
olieprijsstijgingen snel en krachtig doorwerken in de brandstoffenprijzen.
De inflatiebijdrage van gas en elektriciteit is sinds begin dit jaar iets afgenomen. Opvallend is dat de gas- en elektriciteitsprijzen de
ontwikkeling van de olieprijs met grote vertraging volgen. Dit komt voornamelijk door de prijsregulering van de overheid. Zo was tot 1
juli van dit jaar de gasprijs – zij het met een flinke vertraging – gekoppeld aan de prijs voor huisbrandolie. Met het oog op de liberalisering
van de energiemarkt zijn dergelijke prijsregels losgelaten. Dit betekent dat veranderingen van de olieprijs sneller zullen doorwerken in de
gas- en elektriciteitsprijzen. Energiebedrijven hebben al aangegeven begin volgend jaar hun prijzen met ruim tien procent te verhogen.
Dit zal een inflatiebijdrage betekenen van ongeveer 0,4 procentpunt.
Indirecte inflatiebijdrage
Op de lange termijn kunnen hogere olieprijzen de inflatie ook indirect beïnvloeden. Zo stijgen de verbruikskosten voor producenten.
Voorzover deze kostenstijging niet ten laste van de winstmarges wordt gebracht, stijgen de industriële afzetprijzen. Dit kan zich dan
vertalen in hogere prijzen voor consumentengoederen. Overigens is de olie-intensiteit de laatste decennia flink afgenomen. Het
olieverbruik per eenheid bbp (uitgedrukt in peta joules per eenheid volume-bbp) bereikte met 0,72 een hoogtepunt in 1970 en daalde
vervolgens naar een ratio van rond 0,3 in de periode 2000-2003. Opwaartse prijseffecten zijn daardoor relatief bescheiden. Een ander
indirect effect is dat werknemers de door hoge olieprijzen veroorzaakte prijsstijgingen willen compenseren met hogere lonen. Dit kan een
extra inflatoir effect veroorzaken. Voor een dergelijke doorwerking in de lonen zijn in Nederland thans geen aanwijzingen, gelet ook op de
toezegging van vakbonden in het recent overeengekomen sociaal akkoord.
Ronald Bosman
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)