Ga direct naar de content

Nieuwe economie: de echte test

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 9 2001

Nieuwe economie: de echte test
Aute ur(s ):
Bergeijk, P.A.G., van (auteur)
UBS, OCFEB en Universiteit van Zürich.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4294, pagina 123, 9 februari 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De onstuimige groei van de Amerikaanse economie heeft veel traditionele economische leerstukken op hun voetstuk doen wankelen.
De door vele – ook toonaangevende – economen aan de internet-‘boom’ gerelateerde productiviteitsstijging in de Verenigde Staten van
jaarlijks zo’n anderhalf procent over de periode 1975-1995 tot bijna drie procent gemiddeld over de laatste vijf jaar, vormde een
krachtig gif tegen het weer opleven van de inflatie in een boven zijn potentieel groeiende Amerikaanse economie. De
productiviteitswinst compenseerde voor de door een krappe arbeidsmarkt geïndiceerde loonstijgingen. De onder andere door het
internet enorm toegenomen prijstransparantie en scherpe, in essentie wereldwijde, concurrentiedruk maakten het steeds moeilijker
kostprijsstijgingen aan afnemers door te berekenen. Hoge langdurige groei, lage inflatie en een gezonde arbeidsmarkt bleek opeens
een realiseerbare combinatie.
Net nu ook de meest sceptische econoom door het Amerikaanse productiviteitswonder bekeerd leek te zijn tot een vrijwel
onvoorwaardelijk geloof in de tot in de hemel groeiende bomen van de New Economy, hapert echter plotsklaps de Amerikaanse
economische motor. Opeens is een ouderwetse recessie geen risico meer, maar een waarschijnlijkheid. Zorgen om de financierbaarheid
van het lopende-rekeningtekort, de abnormaal lage spaarquote en de vooruitzichten voor een nog steeds overgewaardeerde
aandelenmarkt domineren de krantenkoppen in de financiële pers. Het ontwaken uit de Amerikaanse droom is ontnuchterend.
Voor sommige vakgenoten zal de hernieuwde geldigheid van economische wetmatigheden een opluchting zijn. Het collegedictaat
behoeft tenminste geen herziening en eerder voorgeschreven beleidsrecepturen kunnen simpelweg worden verlengd. Het
aangekondigde einde van de conjunctuurbeweging lijkt nu even misplaatst als het geloof in de maakbaarheid en stuurbaarheid van de
economie dat vlak voor de eerste oliecrisis het economische wereldbeeld domineerde.
Voor de meesten van ons economen zal het (voorlopige?) einde aan het Amerikaanse wonder echter toch meer als een teleurstelling
komen. De productiviteitswinst van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën beloofde immers het economische paradijs op
aarde: een geheel nieuw perspectief voor de vertegenwoordigers van de ‘dismal science’. Helaas gooit de Amerikaanse zondeval roet in
het eten.
Enige troost kan wellicht nog wel worden geput uit het feit dat ook de toonaangevende internationale financieel-economische
organisaties de plank hebben misgeslagen. Terugblikkend kan men vaststellen dat sinds begin vorig jaar de aanvankelijke scepsis rond
de nieuwe economie en de aandacht voor neerwaartse risico’s voor de wereldeconomie in toenemende mate plaats moesten maken voor
een wel erg optimistische kijk op de wereld. Het IMF, de OESO en de Europese Commissie omarmden uiteindelijk het idee van een nieuwe
economie en pasten hun prognoses zowel voor de korte termijn als voor het groeipotentieel op middellange termijn dienovereenkomstig
aan. Maar het feit dat (bijna) iedereen het mis heeft gehad is toch wel een erg schrale troost voor het macroeconomen-ego.
Toch zit er juist voor de economische wetenschap een goede kant aan de afkoeling van de Amerikaanse volkshuishouding. De vraag
naar de bestendigheid van de invloed van de internetrevolutie op de productiviteit was immers geen bij voorbaat uitgemaakte zaak. De
gemeten stijging van de arbeidsproductiviteit zou ook veroorzaakt kunnen zijn door de wetmatigheid dat de productiviteit de neiging
heeft te stijgen in een periode van hoogconjunctuur. Zoals een vertraging van het groeitempo leidt tot onderbezetting en dus een lagere
gemeten productiviteit van de productiemiddelen, zo worden op de top van de conjunctuurgolf de beschikbare menskracht en machines
maximaal ingezet. Dus zou de Amerikaanse productiviteitswinst ook de reflectie kunnen zijn van het sinds de tweede helft van de jaren
negentig hoge en sterk groeiende productieniveau. Een bovenmatig groeitempo dat bovendien niet op de langere termijn te handhaven
is. De afkoeling in de Verenigde Staten biedt een uniek natuurlijk experiment om te toetsen welke hypothese correct is. Is de Amerikaanse
productiviteitswinst een conjunctureel fenomeen geweest of zal de internetrevolutie een bestendige invloed op de productiviteit blijken
te hebben? Deze vraag zal de economische wetenschap de komende jaren zeker bezighouden.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur