Neerlands sociale kapitaalbalans
Aute ur(s ):
Beugelsdijk, S. (auteur)
De auteur is als aio verb onden aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en aan de werkgroep European Values Survey (evs) van de
Universiteit van Tilburg.
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4398, pagina D18, 27 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Sociaal Kapitaal
Tre fw oord(e n):
nederland
In dit artikel beschrijven we de internationale ‘sociaal-kapitaalpositie’ van Nederland. We maken allereerst een vergelijking tussen
Nederland en ons omringende landen op macroniveau. Vervolgens gaan we van macro naar regionaal niveau. Op beide niveaus
blijkt dat Nederland over veel sociaal kapitaal beschikt.
Zoals elders in dit dossier is beschreven, zijn de twee meest bekende maatstaven van sociaal kapitaal ‘inbedding in sociale netwerken’
en ‘onderling vertrouwen’. Hoe scoort Nederland op deze maatstaven van sociaal kapitaal? De score van Nederland op sociaal kapitaal
krijgt pas betekenis als we deze vergelijken met de scores in de ons omringende landen. In eerste instantie richten we ons op
vertrouwen, omdat de discussie in de literatuur zich hierop lijkt toe te spitsen. Vertrouwen is gemeten door aan een representatieve
selectie van de bevolking de vraag voor te leggen of zij hun medemens vertrouwen of dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn. Uit de
gegevens van het European Values Studies (evs) blijkt dat Nederland zich in de bovenste regionen bevindt op de maatstaf van algemeen
vertrouwen: zestig procent van de geënquêteerden geeft aan dat zij hun medemens vertrouwen. Het gemiddelde van de 31 landen die in
het onderzoek in 1999 zijn opgenomen bedraagt de helft, namelijk 30,5 procent.
Vertrouwen en economische ontwikkeling
In figuur 1 hebben we een vergelijking gemaakt tussen algemeen vertrouwen als dimensie van sociaal kapitaal en het niveau van
economische ontwikkeling. De gegevens omtrent vertrouwen hebben we aangevuld met data over het bruto nationaal product (bnp) per
hoofd die afkomstig zijn van Maddison1. Nederland hoort samen met Zweden (66 procent), Finland (58 procent) en Denemarken (66
procent) tot de landen die de hoogste score op vertrouwen hebben. Zoals uit de grafiek naar voren komt, zit Nederland in de rechter
bovenhoek. De doorgetrokken lijn suggereert een positief verband tussen vertrouwen en welvaart. Rijke landen scoren relatief hoog op
de vertrouwensladder. In aanvulling op deze cross-sectie is de vraag of deze vertrouwensmaatstaf van sociaal kapitaal gevoelig is voor
fluctuaties in de tijd. De evs biedt voor een aantal landen de mogelijkheid een vergelijking in de tijd te maken. In figuur 2 hebben we voor
een aantal landen aangegeven wat de score is op vertrouwen in 1990 en in 1999. Voor geen van de geselecteerde landen zien we een
extreme stijging of daling. De score op onderling vertrouwen is juist opmerkelijk stabiel. Voor Nederland zien we een stabiele hoge score.
De in figuur 1 gesuggereerde positieve relatie tussen vertrouwen en welvaart is dus geen toevalstreffer. De vraag rijst echter of het
genoemde positieve verband tussen vertrouwen en welvaart standhoudt indien we controleren voor een reeks andere relevante factoren
die economische ontwikkeling beïnvloeden. Zoals uit figuur 2 al blijkt, valt het verband tussen vertrouwen en welvaart weg indien we de
puntenwolk van arme (Oost-Europese) landen linksonder weglaten. Deze observatie correspondeert met andere analyses omtrent de
robuustheid van vertrouwen in relatie tot economische ontwikkeling2.
Figuur 1. Relatie tussen vertrouwen en bnp per hoofd, 1999.
Figuur 2. Vertrouwen in de tijd (percentage positieve antwoorden op vertrouwensvraag)
Regio’s in Europa
Om de internationale sociaal-kapitaalpositie van Nederland nader te onderzoeken, doen we een analyse op regionaal niveau. We
bestuderen 54 Europese regio’s, inclusief Nederland3. Naast de internationale vergelijking van Nederland is er nog een tweetal redenen
voor een nadere analyse van Europese regio’s. Ten eerste is het een toets of Putnam’s analyse voor Italiaanse regio’s gegeneraliseerd
kan worden. Ten tweede beperken we door een regio-analyse de ‘verstorende’ effecten van nationale institutionele kenmerken.
Vertrouwen is een complex begrip en algemeen vertrouwen is voor een belangrijk deel gebaseerd op het al dan niet functioneren van
instituties4. Om de ‘pure’ rol van vertrouwen te meten is het daarom van belang af te zien van landspecifieke instituties. De dataset waar
we gebruik van maken, is afgeleid van de European Values Studies (evs). Naast de eerdergenoemde vertrouwensvraag meten we sociaal
kapitaal via het lidmaatschap van verenigingen. Door deze gegevens te regionaliseren zijn we in staat om scores te bepalen voor regio’s
op vertrouwen en dichtheid van lidmaatschap van verenigingen in het jaar 1990. Om de invloed van netwerkrelaties te bepalen, meten we
in navolging van Putnam en de politicologen van de Wereldbank Stephen Knack en Philip Keefer de dichtheid van het lidmaatschap van
verenigingen. Nederland scoort op deze dimensie van sociaal kapitaal wederom bijzonder hoog, net als overigens de (andere)
Scandinavische landen. De hoogste score van lidmaatschap van verenigingen in Europa wordt behaald in Oost-Nederland; de laagste in
Sardinië. Om het economisch belang van deze hoge scores in Nederland te onderzoeken, schatten we een groeiregressie . De basis van
onze analyse is een standaard empirisch groeimodel van Barro. We hebben in eerste instantie de economische groei tussen 1950 en 1998
proberen te verklaren uit het initiele niveau van het bruto regionaal product in 1950, de scholingsgraad op regionaal niveau zoals
gemeten in 1977 en de gemiddelde investeringsquote op nationaal niveau. De economische data voor de 54 West-Europese regio’s zijn
afkomstig van Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek.
Uitkomsten onderzoek
De resultaten zijn helder. Algemeen vertrouwen hangt niet significant samen met economische groei. Ook als we kortere periodes
analyseren, bijvoorbeeld 1970-1998, zien we geen enkel statistisch verband tussen vertrouwen en regionaal-economische groei. De reden
voor onze niet-significante bevinding wordt duidelijk indien we de reeds genoemde robuustheidsanalyse van Knack en Keefer en die
van Zak en Knack in ogenschouw nemen5. Zij bestuderen de relatie tussen vertrouwen en economische groei op landenniveau. De
economische functie van algemeen vertrouwen hangt zoals eerder opgemerkt sterk samen met het al dan niet functioneren van
instituties. De studie van 54 relatief goed ontwikkelde West-Europese regio’s en het niet significante resultaat van algemeen vertrouwen
moet dan ook in dit licht worden bezien. De relatie tussen lidmaatschap van verenigingen en groei is er wel. Sociaal kapitaal gemeten in
de vorm van netwerkrelaties hangt significant samen met economische groei in deze 54 regio’s. De stelling van Putnam dat sociale
netwerkrelaties van belang zijn voor regionaal-economische ontwikkeling, lijkt daarmee bevestigd.
Conclusie
In dit artikel hebben we de internationale sociaal-kapitaalpositie van Nederland bestudeerd. Daartoe hebben we een analyse op macroen regionaal niveau gemaakt. Voor beide niveau’s geldt dat Nederland hoog scoort op zowel vertrouwen als netwerkrelaties. Ook hebben
we indicaties dat sociaal kapitaal relatief stabiel is in de tijd. Met behulp van een groeiregressie hebben we het economisch belang van
sociaal kapitaal beschreven. De conclusie luidt dat Nederland internationaal vergeleken over veel sociaal kapitaal beschikt. We hebben
tevens aangetoond dat lidmaatschap van verenigingen positief samenhangt met groei. Aanvullend onderzoek is echter nodig om te
bepalen wat dit betekent voor de economische ontwikkeling van Nederland. Deze conclusie werpt nieuw licht op de vraag naar de rol van
de overheid, die elders in dit dossier centraal staat. Uit onze analyse komt immers naar voren dat Nederland internationaal gezien
helemaal geen gebrek heeft aan sociaal kapitaal. Toch moeten we voorzichtig zijn. Het lidmaatschap van verenigingen is slechts een
benaderingsvariabele voor sociaal kapitaal. Lidmaatschap is een reflectie van een onderliggend construct, namelijk sociaal kapitaal.
Actief ‘sociaal-kapitaalbeleid’ dat enkel is gericht op bijvoorbeeld een toename van het aantal leden van voetbalclubs, zou daarmee
verworden tot het aanpakken van de manifeste signalen, zonder de onderliggende latente structuur in ogenschouw te nemen. Minister
De Geus maakt hierin een vergissing met zijn bewering “Vrijwilligerswerk draagt niet alleen bij aan meer sociaal kapitaal, maar levert
daarnaast ook een bijdrage aan onze economie” en zijn daaruit voortkomende voorstel “vrijwilligerswerk te stimuleren en te faciliteren” 6.
Dossier Sociaal kapitaal
F.A. van der Duyn Schouten en J.W. Oosterwijk: Sociaal kapitaal van wetenschap naar beleid
G.M.M. Gelauff: Sociaal kapitaal in de economie
A.B.T.M. van Schaik: Empire van sociaal kapitaal
A.L. Bovenberg en J. Potters: Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?
P. Dekker: Tussen sociale cohesie en politieke democratie
G.B.M. Engbersen: De armoede van sociaal kapitaal
L. Borghans en B. ter Weel: Vriendelijk, maar toch duidelijk
R.H.J. Mosch: Sociaal handelskapitaal
S. Beugelsdijk: Neerlands sociale kapitaalbalans
P.H.M. Ruys: De coöperatie als beheerder van sociaal kapitaal
S. Beugelsdijk en N.G. Noorderhaven: Sociaal kapitaal en ondernemingszin
J. Veenman: Allochtonen en hun sociaal kapitaal
J. de Koning en R. Kunnen: Sociaal kapitaal en vergrijzing
S.E.P. Raes: Een overheidsrol bij sociaal kapitaal
D. Wolfson: reactie: Sociaal kapitaal en openbaar bestuur
S.G. van der Lecq: De Dagobert Duck van het sociaal kapitaal
1 A. Maddison, The world economy: a millennial perspective, oeSO, Parijs, 2001. BNP-data hebben betrekking op 1998.
2 S. Beugelsdijk, H.L.F. de Groot en A. B.T.M. van Schaik, Trust and economic growth, a robustness analysis, Tinbergen discussion
paper TI-049/3, Amsterdam, 2002.
3 Voor een uitgebreide verslag van onze analyse verwijzen we naar S. Beugelsdijk en A.B.T.M. van Schaik, Social capital and regional
economic growth, CentER discussion paper 102, 2001.
4 B. Nooteboom, Trust, Edward Elgar, Cheltenham, 2002.
5 Zie voor referenties de bijdrage van Van Schaik in dit esb-dossier.
6 A. de Geus in ViceVersa, magazine van de UvT, februari 2003, blz. 4.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)