Ga direct naar de content

Natuur niet gebaat bij agrarisch natuurbeheer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 21 2006

re a c t i e

Natuur niet gebaat bij
agrarisch natuurbeheer
In ESB nr. 4481 van 10 maart 2006 verscheen een artikel van
Roel Jongeneel, Nico Polman en Louis Slangen onder de titel
“Natuur in Nederland: kosten-batenanalyse van de Ecologische
Hoofdstructuurâ€. Henk Folmer en Wim Heijman reageren hierop.
De natuur is er slecht aan toe in Nederland. De biodiversiteit
neemt af en vooral weidevogels kunnen zich niet of nauwelijks
handhaven. Om de natuur te beschermen en te verbeteren, zet
de overheid sterk in op de ecologische hoofdstructuur (EHS).
Hiermee wordt beoogd de versnippering van biotopen via de aanleg van corridors tussen natuurgebieden tegen te gaan. Vooral vanwege de aankoop van de noodzakelijke grond is dit een kostbare
zaak. Jongeneel et al. constateren dan ook terecht dat een dergelijk
fors beslag op de algemene middelen een goede analyse van kosten en baten vereist (Jongeneel et al., 2006). Zij stellen zich in dit
verband de vraag of agrarisch natuurbeheer tot kostenbesparing
kan leiden. Immers, agrarisch natuurbeheer houdt in dat boeren
zich bij hun conventionele agrarische bedrijfsvoering beperkingen
opleggen (zoals het later maaien van gras), die de natuur ten goede
kunnen komen. Bij agrarisch natuurbeheer behoeft geen grond te
worden aangekocht door de overheid, blijven boeren inkomsten
halen uit hun agrarische activiteiten en hoeven ze slechts voor hun
beperkingen gecompenseerd te worden. Daarom ligt het voor de
hand dat agrarisch natuurbeheer goedkoper is dan natuurbeheer
door natuurbeschermingsinstanties als Natuurmonumenten. De
analyse van Jongeneel et al. bevestigt deze veronderstelling.
Bij hun analyse gaan Jongeneel et al. er echter van uit dat de
natuurwaarden geleverd door agrarisch natuurbeheer en door
natuurorganisaties aan elkaar gelijk gesteld kunnen worden. Zij
vergelijken daarom slechts de kosten per hectare natuurbeheer
onder beide regimes. Het vergelijken van de kosten per hectare
zonder daarbij de kwaliteit van de natuurwaarden in ogenschouw
te nemen, is echter aanvechtbaar en verdient allesbehalve het
predicaat kosten-batenanalyse. Jongeneel et al. gaan voorbij aan
de nadelen verbonden aan agrarisch natuurbeheer, zoals deze in
menig ecologisch onderzoek zijn vastgesteld (D. Kleijn et al., 2006;
F. Berendse et al., 2004; D. Kleijn et al., 2003). Deze nadelen zijn:
• boeren bieden hun gronden aan voor de beheersregelingen
op basis van bedrijfseconomische overwegingen in plaats van
ecologische;
• beheersovereenkomsten worden afgesloten voor een beperkte
tijd. Als de looptijd van de overeenkomst is verstreken, kan de
grond weer aan het natuurbeheer worden onttrokken. Dit is
nadelig voor de zo gewenste continuïteit van het beheer;
• boeren kunnen niet worden verplicht aan beheersovereenkomsten deel te nemen. Dit kan aanleiding geven tot versnippering
van de natuur (wat de EHS nu juist beoogt tegen te gaan!);
• in vergelijking met professionele natuurbeheerders beschikken boeren over te weinig kennis van natuur en ecologie.
Reacties op artikelen kunt u sturen naar redactie-esb@economie.nl.

188

ESB  21-4-2006

Bescherming van bijvoorbeeld weidevogels vereist reservaten
van een behoorlijke omvang die op ecologisch verantwoorde
wijze worden beheerd. Een dergelijk beheer staat echter op
gespannen voet met conventionele agrarische bedrijfsvoering en
is daarom voor boeren een weinig aantrekkelijk alternatief. De
baten van een dergelijk beleid (niet gemeten in hectares, maar in
termen van natuurbescherming) zijn echter ook veel hoger. Of
de baten in dit geval tegen de kosten opwegen zal gemeten moeten worden met een echte maatschappelijke kosten-batenanalyse.
Moeten boeren zich dan helemaal niet met natuurbeheer
bemoeien? In strikte zin is dat inderdaad het geval. In de EHS
hebben boeren weinig te zoeken tenzij ze dezelfde natuur produceren als natuurorganisaties (maar dan zijn ze geen echte boer
meer!). Het landschapsbeheer buiten de EHS ten behoeve van
met name de recreatie daarentegen, kan heel goed aan de boeren
worden overgelaten. Zij verlenen dan een collectieve (groene)
dienst waar een adequate betaling tegenover moet staan.
Samengevat zou de groene ruimte in grote lijnen als volgt
kunnen worden ingedeeld en beheerd:
• voor landbouw geschikte gebieden: ten dienste van (grootschalige) landbouw (eventueel gekoppeld aan internationale
agroclusters);
• voor groene diensten geschikte gebieden: landbouw onder
beperkingen ter bescherming en verbetering van landschap,
zoals de instandhouding van boomwallen en slootkantbeheer;
• EHS: ecologisch beheer.
Met een dergelijke indeling van het groene gebied zou aan de
behoeften van samenleving tegemoet kunnen worden gekomen
en zou ook het boerenbelang zijn gediend. Uiteraard zou de wenselijkheid van een dergelijk beleid met behulp van een echte maatschappelijke kosten-batenanalyse moeten worden onderzocht. n
Henk Folmer en Wim Heijman

De auteurs zijn respectievelijk hoogleraar algemene economie en hoogleraar
regionale economie aan Wageningen Universiteit. De eerste auteur is tevens
hoogleraar methoden en technieken aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen,
Rijksuniversiteit Groningen.
wim.heijman@wur.nl

Literatuur
Berendse, F., et al. (2004). Declining Biodiversity in Agricultural Landscapes
and the Effectiveness of Agri-environment Schemes. AMBIO, 33 (8), 499-502.
Jongeneel, R., N. Polman & L. Slangen (2006). Natuur in Nederland: kosten-batenanalyse van de Ecologische Hoofdstructuur. ESB, nr. 4481, 10 maart 2006, 104
Kleijn, D., et al. (2003) How effective are European agri-environment schemes
in conserving and promoting biodiversity? Journal of Applied Ecology,
40 (6), 947-969.
Kleijn, D., et al. (2006) Mixed biodiversity benefits of agri-environment schemes
in five European countries. Ecology Letters, 9, 243-254.

Of deze kosten volledig uit de algemene middelen moeten worden
gefinancierd, is de vraag en onderwerp voor nader onderzoek.

Auteurs