mening
Laten we ophouden over
de Randstadprovincie
I
edere week is er wel ergens een pleidooi voor de heilige graal
van de Randstadprovincie. Onlangs echter een meer kritisch
stuk in ESB van 18 mei (van Oort et. al, 2007), waarin aangegeven werd dat de Randstad als los zand aan elkaar hangt.
Eerder was het professor Hans Engels die in de Staatscourant
(8 mei 2007) een vurig pleidooi hield voor de Randstadprovincie
als aloplossend vehikel. Hij laakt minister Eurlings die geen trek
heeft in de vorming van de Randstadprovincie. Ik steun Eurlings
en andere critici van dit bestuurlijk hobbyisme. In navolging van
de Commissie-Kok die tijdens de kabinetsformatie in januari een
krachtig pleidooi hield voor deze Randstadprovincie, komen de
geluiden over deze superprovincie regelmatig naar boven. Het
rapport van de Commissie-Kok was weer een steunbetuiging
aan de eerdere acties van de Holland-Acht (bestuurders van vier
provincies en vier steden). Terecht dat het kabinet het idee van de
Randstadprovincie niet overneemt. Allemaal leuk voor de studeerkamer en debatzalen, maar praktisch onwenselijk.
De achtergrond om voor één Randstadprovincie te pleiten is
meestal gebaseerd op een tweetal argumenten. De eerste reden is
dat een bestuurlijke eenheid met één krachtdadig bestuur de logistieke en infrastructurele problemen in de Randstad kan oplossen.
Dat is ook de reden dat minister Eurlings van Verkeer wordt opgeroepen nu het voortouw te nemen. De tweede drijfveer is dat een
als eenheid optredende Randstad een betere concurrentiekracht
heeft ten opzichte van andere regio’s in Europa. Beide redenen
zijn niet voldoende om over te gaan tot een jarenlang bestuurlijke
chaos, extra bureaucratie en baantjesjagerij.
Het aanpakken van een randstadbrede infrastructuur is inderdaad
lastig wanneer alle burgemeesters, wethouders, gedeputeerden
en andere mensen daarover moeten meepraten. Welnu, til dit
onderwerp nu naar het hoogste niveau, zijnde de rijksoverheid, en
leg daar de strakke regie. De rijksoverheid gaat tenslotte ook weer
over de verbindingen van de Randstad met de gebieden buiten de
Randstad. Zo gebeurt het ook in het bedrijfsleven wanneer divisie- of business unit-overschrijdende acties nodig zijn. We gaan
voor het oplossen van één probleem toch niet een op veel punten redelijk goed werkende structuur van 150 jaar oud overhoop
gooien? De tweede reden om een Randstadprovincie te creëren,
concurrentiekracht, is onterecht. Ook daarvoor moeten we geen
ingewikkelde bestuurlijke reorganisatie opstarten. Wanneer al dat
stof in neergedaald en we deze superprovincie rond hebben, heeft
door al dat navelstaren het internationale bedrijfsleven echt al
gekozen voor andere locaties in de wereld. De snelheid van het (internationale) bedrijfsleven is enkele fracties groter dan dat van de
heren bestuurders. Het is ook niet zo dat een economisch sterke
provincie een grotere schaal moet hebben dan de verschillende nu
bestaande provincies. Een mooi voorbeeld is Zuidoost-Brabant. Dit
gebied is kleiner dan Zuid-Holland en toch is dit landsdeel, zijnde
een deel van de provincie Noord-Brabant, een ijzersterke regio
betreffende concurrentiekracht en bedrijvigheid. En het begon
pas echt goed te draaien nadat de eindeloze experimenten met de
agglomeratie-Eindhoven, ook zo’n vierde bestuurslaag met functies voor bestuurlijke hobbyisten en baantjesjagers, achter de rug
412
ESB 29
juni 2007
waren. Natuurlijk is Zuidoost-Brabant niet van een omvang als de
Duitse Länder of het gebied van Noord-Italië, maar dat is niet altijd nodig. Kwaliteit is hier leidend en niet kwantiteit. Enkele sterke
punten van de regio Zuidoost-Brabant zijn dat de stad Eindhoven
er achter staat, dat een cluster van stevige bedrijven, met Philips
natuurlijk als drijvende kracht, prominent aanwezig is en dat kennisinstellingen overal participeren. De kwantiteit wordt bereikt door
slimme contacten en netwerken richting Noord-Limburg, België en
Duitsland. En het voor Brabant bredere effect wordt bereikt doordat de andere Brabantse steden automatisch meeprofiteren van
het succes van Eindhoven en omstreken. Voor het gehele succes
is er geen ambtenaar of bestuurder bijgekomen. En wanneer we
internationaal stappen willen zetten met regiovorming, dan is meer
winst te behalen bij het intensiveren van de grensoverschrijdende
samenwerkingen in Twente, Limburg, Brabant en Zeeland.
Dus, laten we ophouden met te pleiten voor één gekunstelde
Randstadprovincie. Ik zie het verband niet tussen de bestuurlijke
structuur enerzijds en economische groei anderzijds. Er bestaat
niet zoiets als een juiste geografische schaal, zeker niet als het
gaat om economische ontwikkeling. Zie ook de soliditeit van
relatief kleine regio’s als Singapore en Hongkong. En wanneer we
nieuwe structuren in het leven roepen in Nederland, zou dat leiden
tot een extra bestuurslaag, want ik heb nog niemand horen bepleiten om met dat ene randstadbestuur direct de gemeentelijke en
provinciale overheden inclusief bestuurders te schrappen. Het zou
leiden tot jarenlange verlammende discussies over randverschijnselen en politiek hobbyisme, terwijl de echte issues, verbetering
van de infrastructuur en versterking van de kwalitatieve concurrentiekracht, niet aan bod zouden komen. Sterke regio’s hebben geen
Commissie-Kok nodig en zeker geen bestuurlijke reorganisatie van
vele kostbare jaren.
Literatuur
Engels, H. (2007) Randstad op achterstand. Staatscourant, 8 mei.
Oort, F. van, M. Burger, O. Raspe en J. Ritsema van Eck (2007) De Randstad
hangt als los zand aaneen. ESB, 92(4510), 292–295.
Frank van den Heuvel
Directiesecretaris DELTA NV