Door de nieuwe Miljoenennota en de krapte op de arbeidsmarkt is er de aflopen periode in de media en politiek veel aandacht geweest voor de hoogte van de marginale druk. Vaak wordt er gewezen op situaties van werkenden met een marginale druk van meer dan tachtig procent. Dat beeld is gebaseerd op gestileerde voorbeeldhuishoudens. Een marginale druk van meer dan tachtig procent is in de praktijk echter nog altijd een uitzondering, zo blijkt uit een microsimulatie met Mimosi op basis van een representatieve steekproef van 100.000 huishoudens.
De marginale druk is het deel van de stijging van het bruto inkomen dat niet resulteert in een toename van het besteedbare inkomen. Dat kan komen door belastingen of het wegvallen van toeslagen.
Veel van de toeslagen en heffingskortingen bouwen af bij een hoger inkomen om de lagere inkomensgroepen inkomensondersteuning te bieden, en om het voor de overheid toch betaalbaar te houden. Dat zorgt ervoor dat met name werkenden met een bruto-inkomen tussen de circa 25.000 en 40.000 euro een hoge marginale druk kunnen ondervinden, wat hun prikkel om meer te werken kan verkleinen. De marginale druk staat dus niet op zichzelf, maar is het gevolg van politieke afwegingen.
Het koopkrachtpakket van het kabinet uit de laatste Miljoenennota verhoogt de marginale druk. Het pakket is er vooral op gericht om de lagere inkomens te helpen bij het betalen van de hoge energierekening. Door de verhogingen van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget neemt de marginale druk van sommige huishoudens ook toe omdat ze deze hogere toeslagen zullen verliezen bij een toename van hun inkomen.
De meeste werkenden hebben in 2023 een marginale druk van tussen de vijftig en zestig procent (figuur). Ongeveer veertien procent van de werkenden heeft in 2023 een marginale druk van meer dan zestig procent. Dat aandeel is met vier procentpunt gestegen ten opzichte van 2022. Slechts twee procent van de werkenden heeft een marginale druk van meer dan tachtig procent, wat ongeveer gelijk is gebleven ten opzichte van een jaar eerder. Het zijn vooral eenverdieners en alleenstaanden die relatief vaker toeslagen ontvangen, waar tweeverdieners als gevolg van hun dubbele inkomen meestal geen recht op hebben.