Ga direct naar de content

Loonachterstanden van vrouwen en allochtonen verklaard

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 12 2009

arbeidsmarkt

Loonachterstanden van vrouwen
en allochtonen verklaard
Loonverschillen tussen mannen en vrouwen en tussen
allochtonen en autochtonen worden deels verklaard door
verschillen in individuele kenmerken, zoals onderwijsachtergrond. Er zijn echter ook belangrijke verschillen in hoe die
kenmerken het loon beïnvloeden. Zo is het onderwijsrendement voor vrouwen lager dan voor mannen.

N

ederlanders vinden gelijkheid van kansen
belangrijk. Toch is er nog steeds sprake
van segmentatie op de Nederlandse
arbeidsmarkt. Zo werken er nog altijd
minder vrouwen dan mannen (Europese Commissie,
2008). Bovendien verdienen vrouwen gemiddeld
twintig procent minder dan mannen. Verschillen in
beloning blijken ook voor te komen tussen allochtone
en autochtone werknemers. Loonverschillen hebben
niet alleen te maken met interacties tussen individuen, maar ook met groepsinteracties. Lonen zijn
lager voor beroepen waarin veel vrouwen werkzaam
zijn (Macpherson en Hirsch, 1995). Loonverschillen
tussen mannen en vrouwen nemen echter af naarmate er meer vrouwelijke managers in de top van
de organisatie zitten (Cohen en Huffman, 2007).
Discriminatie kan optreden wanneer een werkgever
handelt alsof de kosten hoger liggen dan het loon
bij werknemers uit een bepaalde groep (Becker,
1957). Dit staat haaks op de strijd om talent binnen
te halen. Discriminatie is niet alleen onwenselijk
vanuit ethisch en sociaal perspectief, het is ook
economisch inefficiënt omdat de prikkel afneemt
om arbeid aan te bieden en menselijk kapitaal op
te bouwen. Loonverschillen kunnen ook te maken
hebben met verschillen in onderwijsachtergrond en
werkervaring, uiteenlopende voorkeuren van mensen,
of sector-specifieke kenmerken. Zo verdienen werknemers in de financiële sector gemiddeld meer
dan mensen die werkzaam zijn in de horeca. Om
effectief beleid te kunnen ontwikkelen is het essentieel om inzicht te hebben in de oorzaken van beloningsverschillen. Uit een kwantitatieve analyse van
de loonverschillen tussen mannen en vrouwen, en
tussen autochtone en allochtone werknemers blijkt
dat terugdringing van loonongelijkheid per groep een
verschillende aanpak vereist.

Mincer-schattingen
Erik Canton
Wetenschappelijk medewerker bij het Centraal
Planbureau

362

ESB

Onderwijs, werkervaring en trainingen vergroten
het menselijk kapitaal van werknemers (Mincer,
1974). Zogeheten Mincer-vergelijkingen geven
voor elk van deze factoren afzonderlijk het effect
op het gemiddelde loon aan. Ook wordt normaliter

94(4562) 12 juni 2009

een dummyvariabele toegevoegd die een bepaalde
groep, bijvoorbeeld mannen of vrouwen, kenmerkt.
Econometrische schattingen geven dan een coëfficiënt voor de groepsindicator, en deze waarde geeft
dan weer hoeveel meer of minder werknemers in de
ene groep verdienen ten opzichte van hun collega’s
in de andere groep, gegeven dat ze verder dezelfde
kenmerken bezitten.
Het hoeft echter niet zo te zijn dat de achtergrondkenmerken voor beide groepen dezelfde invloed
op het loon hebben. Zo kan het rendement van
onderwijs of werkervaring verschillen tussen werknemers in beide groepen. Bij de Blinder-Oaxacadecompositie wordt de Mincer-vergelijking apart
geschat per groep, zodat groepsspecifieke coëfficiënten voor de kenmerken van werknemers worden
verkregen. Vervolgens wordt het verschil van het
gemiddelde loon per groep opgedeeld in een verklaard deel en een onverklaard deel. Het verklaarde
deel heeft betrekking op verschillen in individuele
kenmerken, en het onverklaarde deel verwijst naar
de verschillen in rendementen van die kenmerken en
dus naar hoe die kenmerken tot uitdrukking komen
in hogere lonen. Zo wordt gevonden dat een extra
jaar onderwijs voor vrouwen minder salarisverhoging
oplevert dan voor mannen. Het is niet helemaal juist
om dit onverklaarde deel aan te duiden als discriminatie omdat er geen rekening is gehouden met
niet-waargenomen heterogeniteit tussen individuen.
Niet-waargenomen verschillen in voorkeuren, talent
of motivatie tussen werknemers kunnen immers
de schattingsresultaten beïnvloeden. De gebruikte
dataset komt van het Arbeidsvoorwaardenonderzoek
(AVO; Hoeben et al., 2007), uitgevoerd tussen 1996
en 2006, en bevat 359.369 waarnemingen. De
gevonden resultaten over het verschil in loon voor
mannen en vrouwen heeft betrekking op alle jaren,
terwijl voor de onderzochte loonverschillen tussen
allochtonen en autochtonen, vanwege beperktere
beschikbaarheid van de data, de periode 1998 tot
2006 is gebruikt.
De logaritme van het individuele bruto uurloon wordt
verklaard door het aantal jaren scholing, werkervaring, inclusief een kwadratische term om rekening
te houden met afnemende meeropbrengsten, type
arbeidsrelatie (voltijd of deeltijd), economische
sector en bedrijfsomvang.

Resultaten
Het bruto uurloon van vrouwen was in 1996 bijna
25 procent lager dan dat van mannen, en net onder
de twintig procent lager in 2006. Figuur 1 toont

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

een geleidelijke daling van het
Ten slotte, het loonverschil tussen mannen en vrouwen zou
Een aanzienlijk
loonverschil, en de decompositie
twee procentpunt afnemen als de verdeling over sectoren voor
in het verklaarde en onverklaarde
mannen en vrouwen dezelfde zou zijn, dus als bijvoorbeeld
deel van het
deel. Het verklaarde deel betreft
acht procent van de mannen en acht procent van de vrouwen
loonverschil tussen
de gemiddelde verhoging van het
in de industrie werkzaam zou zijn.
loon van vrouwen wanneer zij
Het onverklaarde deel van het loonverschil bedraagt 8,9
mannen en vrouwen
dezelfde kenmerken als mannen
procent. Dit deel hangt met name samen met onderwijs
blijft onverklaard,
zouden hebben. Het onverklaarde
en werkervaring. Zo blijkt uit de aparte Mincer-schattingen
deel is de gemiddelde loonsvervoor mannen en vrouwen (niet gerapporteerd in tabel 2) dat
wat kan duiden op
hoging van vrouwen wanneer de
vrouwen lagere onderwijsrendementen hebben, namelijk 7,7
discriminatie
regressiecoëfficiënten van de
procent hoger salaris per extra scholingsjaar tegenover 9,3
Mincer-schattingen van de groep
procent voor mannen. Ook werkervaring levert voor vrouwen
mannen wordt gebruikt voor de
minder salaris op dan voor mannen. Dit zou te maken kunnen
groep vrouwen. Ongeveer de helft van het totale
hebben met eerdergenoemde carrièreonderbrekingen, maar ook met een verschil
loonverschil kan worden verklaard door verschillen
in deelname aan trainingen tussen mannen en vrouwen, of met discriminatie.
in scholing, werkervaring, type arbeidsrelatie (voltijd
Het verklaarde deel van het totale loonverschil tussen autochtonen en allochof deeltijd), economische activiteit en omvang van
tonen bedraagt 12,8 procent. Het zijn voornamelijk verschillen in scholingshet bedrijf. Een aanzienlijk deel van het loonverschil
niveau die hiervan de oorzaak zijn. Allochtonen hebben minder onderwijs
tussen mannen en vrouwen blijft onverklaard, wat
genoten, namelijk gemiddeld 12,4 jaar tegenover veertien jaar voor autochtone
kan duiden op discriminatie.
werknemers. Het onverklaarde deel is 6,5 procent. Volgens de aparte MincerHet gemiddelde loonverschil tussen allochtonen en
schattingen (niet gerapporteerd) hangt dit onverklaarde deel met name samen
autochtonen is de afgelopen jaren nagenoeg gelijk
met lagere rendementen van onderwijs en werkervaring voor allochtonen, welgebleven. Figuur 2 laat zien dat tussen 1998 en
licht vanwege de onvolledige overdraagbaarheid van kennis over landsgrenzen en
2006 allochtonen twintig procent minder verdientaalproblemen (Europese Commissie, 2008), maar discriminatie zou ook een rol
den en dat dit loonverschil voor meer dan de helft
kunnen spelen.
verklaard kan worden door verschillen in kenmerken
Het loonverschil verklaard
tussen autochtonen en allochtonen.
De loonverschillen op de Nederlandse arbeidsmarkt tussen mannen en vrouwen
Tabel 1 presenteert verschillen in onderwijsachteren autochtonen en allochtonen zijn nog steeds groot. Een belangrijk deel van
grond, werkervaring en deeltijdwerk voor mannen
en vrouwen en voor autochtonen en allochtonen in
2006. Een nadere uitsplitsing van de diverse facFiguur 1
toren van de Blinder-Oaxaca-decompositie, evenLoonverschillen tussen mannen en vrouwen (in procenten).
eens voor 2006, is gepresenteerd in tabel 2. Het
verklaarde deel van het totale loonverschil tussen
30
mannen en vrouwen bedraagt 9,6 procent, wat
25
correspondeert met het onderste deel van de staaf
20
voor 2006 in figuur 1. Inkomensverschillen tussen
30
mannen en vrouwen worden in ongeveer gelijke mate
15
25
verklaard door verschillen gerelateerd aan onder10
20
wijsdeelname, werkervaring, deeltijdwerk en sector.
5
Mannen hebben gemiddeld veertien scholingsjaren
15
in de AVO-data, en vrouwen 13,8 jaren, gepresen0
10
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2004
2006
teerd in tabel 1. De jongere generaties vrouwen zijn
5
Verklaard
Onverklaard
echter minstens zo goed opgeleid als de mannen.
0
Als vrouwen ook gemiddeld veertien jaar naar school
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2004
2006
zouden gaan, dan zou het loonverschil tussen
Verklaard
Onverklaard
mannen en vrouwen 2,2 procentpunt kleiner zijn.
Figuur 2
25
Mannen hebben gemiddeld 21,2 jaar werkervaring,
Loonverschillen tussen autochtonen en allochtonen (in procenten).
tegenover 19,4 voor vrouwen, en deze verschillen
20
in werkervaring dragen 2,5 procentpunt bij aan het
25
15
verklaarde deel van het loonverschil. Hierbij dient
te worden opgemerkt dat de feitelijke werkervaring
20
10
van vrouwen nog lager is, omdat er geen rekening
15
5
is gehouden met carrièreonderbrekingen, bijvoorbeeld in verband met het krijgen van kinderen. Als
100
vrouwen even vaak in deeltijd zouden werken als
1998
1999
2000
2001
2002
2004
2006
5
Verklaard
Onverklaard
mannen, dan zou het loonverschil 2,9 procentpunt
lager zijn. Voor vrouwen die vrijwillig voor deeltijd0
1998
1999
2000
2001
2002
2004
2006
werk kiezen is in deze context geen additioneel
Verklaard
Onverklaard
beleid nodig, zij accepteren een wat lager uurloon in
ruil voor de mogelijkheid om in deeltijd te werken.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4562) 12 juni 2009

363

Tabel 1

Verschillen in enkele kenmerken tussen mannen en vrouwen en tussen
autochtonen en allochtonen in 20061.

Onderwijs (in jaren)
Werkervaring (in jaren)
Deeltijdwerk (in procenten)
1

Mannen
14,0
21,2
6,2

Vrouwen
13,8
19,4
29,4

Autochtonen Allochtonen
14,0
12,4
20,5
20,2
15,0
17,3

N = 43.737.

Bron: Eigen berekeningen gebaseerd op AVO-gegevens
Tabel 2

Decompositie van het verklaarde loonverschil in 2006 (in procenten)1.

Loonverschil tussen
m
­ annen en vrouwen
Verklaard
Onderwijs
Werkervaring
Deeltijdwerk
Sector
Bedrijfsomvang
Totaal
Onverklaard

2,2*
2,5*
2,9*
2,0*
0,0
9,6*
8,9*

Loonverschil tussen
a
­ utochtonen en allochtonen

imperfecte overdraagbaarheid van kennis, vaardigheden en gebruiken over landsgrenzen, en met taalproblemen. Overheidsbeleid gericht op snelle integratie
van allochtonen is behulpzaam, maar ook internationale standaardisering van diploma’s en competenties
helpen hierbij.
De resultaten van de Blinder-Oaxaca-decompositie,
gepresenteerd in tabel 2, maken het mogelijk
gericht beleid te ontwikkelen om ­oonverschillen
l
terug te dringen. De uitdaging zal zijn om te
v
­ erklaren waarom het onderwijsrendement voor
vrouwen en allochtonen lager is dan voor mannen en
a
­ utochtonen, en of dit samenhangt met discriminatie
of met andere factoren.

11,7*
–0,4
0,3*
1,4*
–0,3*
12,8*
6,5*

* Significant op éénprocent-niveau.
1
N = 43.737.

Bron: Eigen berekeningen gebaseerd op AVO-gegevens

deze beloningsverschillen is terug te voeren op verschillen in individuele kenmerken. Volgens de decompositie-analyse blijkt het verklaarde deel van het
loonverschil tussen autochtonen en allochtonen vrijwel volledig terug te voeren
op verschillen in onderwijsachtergrond. Beleidsinspanningen om meer hogeropgeleide migranten aan te trekken, zoals de recente introductie van de blauwe
kaart in de EU om hoogopgeleide niet-Europeanen binnen te halen, zullen dan
ook kunnen leiden tot een vermindering van het loonverschil tussen autochtonen
en allochtonen. Het verklaarde loonverschil tussen mannen en vrouwen wordt
beïnvloed door meerdere factoren, namelijk verschillen in onderwijs, werkervaring, het belang van deeltijdwerk, en sectorale activiteit, waarbij opvalt dat deze
factoren alle ongeveer even belangrijk zijn. Dit vergt een geïntegreerde aanpak.
Bij deeltijdwerk moet allereerst duidelijk worden waarom vrouwen vaker in deeltijd werken dan mannen. Wellicht is dit de behoefte van de vrouwen zelf, zodat
werk en gezin beter te combineren zijn. Aan preferenties moet de overheid niet
zoveel proberen te veranderen, alleen als sprake is van paternalistische motieven
of externaliteiten. Dit geldt eveneens voor de sector waarin mensen werkzaam
zijn. Mannen en vrouwen zijn verschillend verdeeld over sectoren, er werken
bijvoorbeeld relatief veel vrouwen in het onderwijs en relatief veel mannen in de
bouw, wat invloed heeft op het loonverschil. Maar wellicht voelen vrouwen zich
meer senang in functies in bijvoorbeeld onderwijs of zorg. Intrinsieke motivatie
voor een bepaald beroep kan een neerwaarts effect op het loon hebben. Het
gevoel iets te betekenen voor de maatschappij kan ertoe leiden dat werknemers
genoegen nemen met een lager salaris. Een dergelijk lager loon voor bepaalde
beroepen is misschien onrechtvaardig, maar het kan wel efficiënt zijn omdat
daarmee niet alleen de loonkosten worden gedrukt, maar ook de niet intrinsiek
gemotiveerden worden geweerd (Canton, 2005). Omdat een deel van het loonverschil gerelateerd is aan verschillen in individuele preferenties is het voor de
overheid wellicht niet efficiënt om te proberen om het verklaarde loonverschil
volledig weg te werken.
Een aanzienlijk deel van het loonverschil blijft onverklaard, vooral veroorzaakt
door de lagere rendementen van investeringen in menselijk kapitaal via onderwijs
en werkervaring. Een jaar langer onderwijs levert voor vrouwen en allochtonen
minder extra salaris op dan voor mannen en autochtone werknemers. Dit kan
duiden op discriminatie, maar er kunnen ook andere verklaringen zijn. Zo kan
een lager onderwijsrendement voor allochtone werknemers te maken hebben met

364

ESB

94(4562) 12 juni 2009

Literatuur
Becker, G. (1957) The economics of discrimination. Chicago: The
university of chicago press.
Canton, E. (2005) Power of incentives in public organizations
when employees are intrinsically motivated. Journal of
institutional and theoretical economics, 161(4), 664–680.
Cohen, P. en M. Huffman (2007) Working for the woman?
Female managers and the gender wage gap. American sociological review, 72 (oktober), 681–704.
Europese Commissie (2008) Employment in Europe 2008
Luxemburg: Directorate-General for Employment, Social
Affairs and Equal Opportunities.
Hoeben, J., A. Faas, M. Bos en J. Samadhan (2007)
Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2006, een onderzoek naar de
ontwikkelingen in de bruto-uurlonen en de extra uitkeringen. Den
Haag: Arbeidsinspectie, Macpherson, D. en B. Hirsch (1995)
Wages and gender composition: Why do women’s jobs pay
less? Journal of labor economics, 13(3), 426–471.
Mincer, J. (1974) Schooling, experience, and earnings. New York:
NBER Press.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteur