4 OCTOBER 192
AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN
Economisch
,
~Statistische
Beric
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
7E JAARGANG
WOENSDAG 4 OCTOBER
1922
No.
353
INHOUD
BIz.
De
HERVATTING DER BRUSSELSCHE ZEERECHTCONFERENTIE
door
Mr.
G.
van jSooten Azn ……………….. ….
852
Enkele opmerkingen naar aanleiding van de praeadviezen
van Prof. Dr. Kohibrugge en Mr. Ries over de vraag:
welken
invloed zal de ecônomicbe ontwikkelingder laatste
jaren uitoefenen op het bevolkingscijfer, in het bijzonder
van Nederland? door
Prof. Mr.
R. W.
Methorst ……
852
De geldelijke uitkomsten van het Staatsspoorweg (S.S.)
bedrijf in Indië door
G. P. J.
Caspersz …………..
855
De disconto-wijziging der Nederlandsche Bank. – Een
terugblik door
Mr.
J.
van Galen
met Naschrift door
Prof. Mr. G.
W. J.
Bruins ………………….
856
De Economische beteekenis van het bevriezen van Visch
volgens het procédé Ottesen 1 door
J.
M. Bottemanne.
. 857
Londensche Correspondentie
……………………..
859
AANTEEKENING:
Bruinkoolproductie en verbruik van Duitschland
.. .. 860
BOEKAANKONDIGING:
Emile James: L’adoption d’une Monnaie de Compte In-ternationale, bespr. door
Mr.
J.
Westerman Liolstijn
861
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
. ..
863-870
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankataten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Assistent-Redacteur voor het weekblad:
D. J.
Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 13, Rotterdam.
4angeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postch.ique- en girorekening
Rotterdam No. 8408.
Abonmementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in. Nederla.nd f 20,—. Buitenland en Kolo’niën f 25,-
per jaar.
,
Lose nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
De verdere publicaties vars het Instituut uit ga.ande
ontvangen de aboivné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
3 OCTOBER 1922.
In den toestand van de geldmarkt kwam ook deze
week weinig verandering. De geldvraag bleef onver-
minderd aanhouden, zoodat particulier disconto, voor-
al de laatste dagen der wek in verband met de
maandswisseling, nog eerder iets hooger noteerde.
Herhaaldelijk moest 3
5
/s pOt. toegestaan worden en
heden werd tot 3% pOt. afgedaan. Ook de prolongatie-
rente was hooger; enkele malen werd 4 pOt. genoteerd,
maarin den regel was voor 3%pCt. geld beschikbaar.
De weekstaat van dc Nederlandsche Bank geaft dit-
maal enkele vrij belangrijke wijzigingen te zien. De
post binnenlandsche wissels steeg met
f
36 millioen.
Deze stijging komt ten dccle voor rekening van den
Staat; het bedrag der rechtstreeks hij de Bank ge-
plaatste schatkistpromessen liep in de afgeloopen
week van
f
39 millioen tot
f
64,4 millioen op. Tege-
lijJertijd namen ook de beleeningen, blijkbaar in ver-
band met de maandwisseling, met
f
29,5 millioen toe.
Het renteloos voorschot aan het Rijk daalde daaren-
tegen met
f
5 millioen.
fDc post papier op het buitenland verminderde met
f
2,9 millioen. Ook ditmaal schijnt dus weder een
gedeelte van de buitenlandsche wisselportefeuille der
Bank in saldi te zijn omgezet. Hiertegenover stond
blijkbaar slechts een zeer geringe afgifte van dol-
tal’s; de post diverse rekeningen onder het actief
iiam althans met ruim
f
2,5 millioen toe.
De biljettencirculatie steeg met
f
40,6 millioen; de
rekening-courant saldi met
f
11,6 millioen. Het be-
schikbaar metaalsaldo daalde met
f
12,1 millioen.
0p de wisselmarkt trok de sterke daling van Lon-
den de aandacht. In verband met de moeilijkheden
met Kemalisdan en de vrees voor daaruit voortkomen.-
dën oorlog, was het aanbod de geheele week overwegend
en de reeds in de vorige week aangevangen daling
m.akte snellen voortgang, zoodat Zaterdag voor 11,25
werd afgedaan. Daarna kwam eenige ontspanning die
mt de gunstige berichten van gisteren de stemming
verder deed omslaan, zoodat weder 11,36 genoteerd
werd.
-Ook marken waren weder flauw. Weliswaar was
het verloop, na de zeer flauwe opening op Maandag,
niet ongunstig en verschillende dagen eerder prijs
–
houdend, maar later nam de flauwe stemming hand
over land toe en gisteren werd weder voor 14 afge-
daan.
0 LONDEN, 30 SEPTEMBER 1922:
4
Ondanks de kwartaaiswisseling en het feit, dat er
btrekkelijk weinig Treasury Bills vervielen, heeft de
g]dmarkt zich in de afgeloopen week gekenmerkt
door groote gemakkelijkheid. Voor het dekken van
vocyrbijgaande tekorten werden op Maandag, Dinsdag
en Vrijdag kleine bedragen bij de Centrale Instelling
opgenomen. Daggeld steeg niet boven 2 pOt., terwijl
voor saldo’s niet meer dan 1 pOt. betaald behoefde te
wbrden. Zevendaags-geld werd tegen 1% pOt, ver-
niuwd, doch nieuw 7-d. geld voor October was niet
onder 1
9
/4
pOt. verkrijgbaar, welke noteering zelfs tot
3 pOt. opliep. De discontomarkt bleef ongevoelig voor
hetgeen op de geidmarkt plaats vond; de verwachting,
dat á
,
eld de volgende week ruim zal zijn, beheerschte
dé stemming. Prima 3-mnds. Bankwissels waren vast
op 2%—% pOt. en Januari-papier noteerde
2
5
Iio-
% pOt. . •. .
852
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
DE HERVATTING DER BRUSSELSCHE
ZEERECHTCONFERENTIE.
In 1914, toen de oorÏog uitbrak, was alles gereed
voor een laatste onderhandeling te Brussel over hêt
onderwerp van de beperking der reedersaansprakelijk-
heid. Jarenlang hadden de voorstanders van de drie
voornaamste wettelijke regelingen: de Engelsche, de
Fransche en de Duitsche, elkander van de voortrof.f e-
lijkheid hunner onderscheidene nationale wetten op
dit punt trachten te overtuigen, totdat eindelijk een
compromis was opgesteld, waarin ieder iets van het
zijne kon terugvinden. Het scheen alsof de strijd van
nu af aan nog alleen zou loopen over bijkomstige on-
derwerpen en dat de hoofdzaak rijp was voor een be-
slissing.
Evenwel, de oorlog kwam tusschenbeide en het werk
der unificatie van het zeerecht bleef, zooals zooveel
andere nuttige arbeid, liggen tot betere tijden.
De Belgische regeering, van oordeel zijnde, dat die
tijden thans zijn aangebroken, heeft de Staten, die op
de vorige Conferentie vertegenwoordigd waren, uit-
genoodigd de onderhandelingen op 17 October a.s. te
hervatten en daarbij te behandelen de beperking der
reedersaansprakelijkheid en de voorrechten en hypo-
theken op schepen, een en ander op de basis van het-
geen in 1914 was bereikt.
In het bezit van deze uitnoodiging heeft de Neder-
landsche regeering gemeend opnieuw aan eenige des-
kundigen advies te moeten vragen omtrent hetgeen
haar thans te doen staat. Zeer terecht. Het advies van
de commissie, die in 1914 haar rapport uitbracht, lag
nog altijd gereed, doch het was niet onwaarschijnlijk,
dat in de 8 jaren, welke sedert de opstelling van dat
stuk waren verloopen, zich nieuwe feiten hadden
voorgedaan, welke redenen zouden kunnen geven om zich niet meer naar dat advies te gedragen. En al had-
den zich ook zulke feiten niet voorgedaan, toch was
ecn nieuwe beschouwing, thans op grooten afstand,
van de toenmalige voorstellen niet overbodig. In 1914
zat men nog midden in de unificatie-beweging, thans
heeft men het voordeel van dee uit de verte te kun-
nen bekijken en men moet hiervan partij trekken.
Nu is het zeker, dat, vanuit de verte en niet in
de historische lijn beschouwd, het verzoeningsvoor-
stel, zooals het in 1914 ter tafel zou worden gebracht
en ook nu weer wordt aangeboden, er niet bijzonder
fraai uitziet. Het is opportunistisch in elkaar gezet,
mist daardoor beginselvastheid en is reeds hierom
moeilijk te hauteeren. Dit wil echter niet zeggen, dat
het, absoluut verwerpelijk is, Het belang van unifi-
catic van een zoo belangrijk verkeersrecht als het zee-
recht is zoo groot, dat men tevreden kan zijn met een
regeling van een tweede qualiteit, wanneer zij mau
gelijkheid brengt. En, na de lange jaren gedurende
welke men de verschillende systemen, zoowel van het
fo.rfait als van het abandon en van de reëele executie
heeft moeten bekijken, hebben de specialiteiten op
zerechtgebied, die het compromis in elkaar zetten,
heel goed geweten, dat iets eenvoudigers en duidelj-
kers misschien wel gevenscht, doch op het oogen-
blik niet te verkrijgen was.
Men kan zich voorstellen, dat in 1914 de verschil-
lende deelnemers aan de conferentie den jaren-
langen strijd tamelijk beu waren geworden en, moe
van ‘t vechten, gaarne naar een compromis wilden
om ecuig resultaat te kunnen bereiken. Thans hebben
de strijders van toenmaals een periode, zooal niet van
rust, dan toch van afleiding achter zich en wellicht zijn er onder hen, die niet afkeerig zijn van de her-
vatting der principieele discussies. Er is dus iets voor
te zeggen dat men hier te lande niet al te huiverig
zij om met iets nieuws aan te komen, indien dit
althans niet van dien aard is, dat men daaruit de con-
cluie zou moeten trekken, dat dezerzijds geen prijs
meer op het bereiken van een accoord wordt gesteld.
Het belangrijkste dat wij omtrent de reedersaan-
sprakeljkheid mede te deelen hebben is wel dit, dat
ten onzent sedert de laatste conferentie een wetsont-
werp is ingediend, dat niet is gebaseerd op het com-
promis, doch op het Engelsche systeem. Wanneer wij
het bij deze mededeeling laten, dan zal men öp dit
voor
O]3S
gewiditig, doch internationadl onbelangrijk
feit verder niet letten. De kansen voor het compromis
zijn dan door ons niet bedorven, maar aan den anderen
kant krijgen wij, bij aanneming hiervan, ons ontwerp
weer om te werken. Men zou dus geneigd
zijn
om ver-
der te gaan en aan de Conferentie voor te stellen het
Engelsche stelsel ook internationaal te maken.
Waarschijnlijk zullen de Engelschen daarvoor wel
gevoelen, doch men moet niet vergeten, dat, na een
min of meer dramatische scne in een der vorige hijeenkomstea, Engeland juist een deel van zijn
systeem plechtig op het internationaal altaar heeft
geofferd
011
nu misschien zal aarzelen om aanstonds
terug te treden, wanneer van een der kleine Staten
een nieuw geluid wordt gehoord.
Voor zoovet het compromis Duitsche elementen be-
vat, is het voor een beoordeeling of deze al dan niet
ter vereenvoudiging eruit gelaten kunnen worden, te
vroeg en tevens te laat. In 1919 zou men zich om-
trent de Duitsche stukien in het compromis niet veel
bekommerd hebben, in .1922 ziet men wel in, dat men
met de Duitschers; die roet rassche schreden hun
positie ter zee herviiuen, rekening moet houden,
doch ‘t is nog (lizekur in welke mate, en men is ook
met zijn figuur, over en weer, nog wat verlegen.
Wat de Staten, die het stelsel van het zeefortuin
aanhangen, Frankrijk aan ‘t hoofd, betreft, kan’ men
met groote waarschijnlijkheid rekenen op een volko-
men afwijzende houding.
Een belangrijk punt is bovendien, dat het .verzoe-
ningsvoorstel reeds basis van wetgeving is geworden
i.n België, Griekenland en Roemenië.
Er zal dus van deze zijde met omzichtigheid en be-
leid te werk moeten worden gegaan, wil men de mo-
gelijkheid van internationaal vergelijk niet in gevaar
bren gen..
Geheel overbodig is het evenwel zich te schromen
voor critiek op het avant-projet betreffende de
hypotheken en privileges. Hieromtrent is men altijd gemakkelijker geweest dan wanneer het de reeders-
aai.sprakelijkheid betrof. Onlangs is in de pers de op-
merking gemaakt, dat een bepaald privilege groote
schade zou kunnen toebrengen aan het scheepscre-
diet. Zulk een opmerking, indien gegrond bevonden,
zal mu zeker kunnen overbrengen en er is alle kans,
dat zij met dankbaarheid zal worden aanvaard, te meer
omdat het hier slechts betreft het terugnemen van
een stap, dien men eigenlijk nooit goed gemotiveerd
heeft.
G.
VAN SLOOTEiJ
AzN.
ENKELE OPMERKiNGEN NAAR AANLEiDING VAN
DE PRAEADVIEZEN VAN PROF. DR. KOIJLBRUGGE EN MR. RIEE OVER DE VRAAG: WELKEN INVLOED
ZAL DE ECONOMJSCI1E ONTWIKKELING DER
LAATSTÉ JAREN UITOEFENEN OP HET BEVOL-
KINGSCIJFER, IN lIET BIJZONDER VAN
NEDERLAND?
Het was een gelukkige gedachte van het bestuur
der Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de
Statistiek om bovengenoemde vraag voor de vergade-
ring van 7 October a.s. aan de orde te stellen en we
mogen beide praeadviseurs dankbaar zijn voor de be-
langrijke beschouwingen, welke in hun studies zijn
neergelegd. Er zijn evenwel twee punten waaromtrent
ik iets in het midden zou willen brengen, uitsluitend
om te trachten zooveel mogelijk misverstand uit den
weg te ruimen in een probleem z66 delicaat en be-
langrijk als dat van het bevolkingsvraagstuk.
In het praeadvies van Mr. Ries lees ik op blz. 28129
het volgende:
,,Het resultaat van een en ander is, dat de bevolking
in de laatste
50
jaar zér aanzienlijk is vermeerderd en dat
wel in ecu steeds versneld tempo. In de periode van
1909-
1920
is het aantal Nederlanders met ongeveer een mii-
35-
3O.:
l5
1•
UN.NUI…I…•N……..J.I..Ul…uI…N
•••NNU
••
UNUUa.UM•••N
i.
•.U..
•
•nlm.
•
p
ûl._v
:
…:.:
!••U1
W
a.
II..W.N
•.M…
•UIU•UU
i…uu.u.Iu
.
•
.
IÏR…IU
I.uii
E
AUlJ$UIUU
MN…uu.Ul…….
*U..U…mIERaUa..
•
••••1
r.mI.
.
•R
im
IN…
‘iy
t..
t
•U
•tNUNN
•
…..
•••UIN
..
om
•_’1
–
…….
—
IENNEMERE
••UiNi•
tPUIiUNNUiiNII
!PU!UU!IllU!UUNllI!INuNUam••uNl
•.u…
lu
mmm
4
October 1922
ECONOMISCH-STA1STISCHE BERICHTEN
853
lioen toegenomen. Blijft het relatief toeneniingscijfer groeieii
zooals het tot nog toe onafgebroken heeft gedaan, dan zal
cle termijn binnen welke onze bevolking met een millioen zielen aanwast, nog korter worden. Doch zelfs bij een niet
groeien, doch constant blijven van het relatief toenemings-
cijfer van thans, komen wij tot merkwaardige getallen. De
bevolking van ons land zal clan in
49,16
jaar verdubbelen,
over een eeuw zullen er
27,5
millioen Nederlanders zijn,
over twee eeuwen 110 millioen!”
,,Dat ik niet vrees dat het zoo’n vaart zal loopen is den
lezer reeds eerder gebleken. Doch uit deze cijfers blijkt on-
getwijfeld 66n ding met groote zekerheid: van een drei-
gende ontvolking van ons land kan binnen af zienbaren
tijd geen sprake zijn en zelfs de kans op stagnatie der be-
volkingstoename is nog gedurende een lange reeks van
jaren niet aanwezig. Immers men moet niet vergeten, dat
op dit gebied veranderingen altijd zeer geleidelijk en lang. zaam plaats grijpen, zoodat alleen reeds uit het tempo van
de bovengenoemde toeneming tot ecn nog betrekkelijk lang
voortbestaan van een geregeld aceres mag worden gecon-
cludeercl. Nu de economische ontwikkeling door den oorlog
in zeer hevige mate is verstoord, zou deze sterke tendeutie
tot toeneming, die uiteraard als aanpassingsverschij nsel
slechts voor langzame wijziging vatbaar is, echter wel tot
zekere bezorgdheid aanleiding kunnen geven.”
,,Deze hezorgd1eid neemt nog toe, indien men zich de
structuur van de toeneming van het Nederlandsclie
volk
gedurende de laatste halve eeuw voor oogen stelt.’
In een noot wordt daarbij vermeld, dat deze ge-
gevens ontleend zijn aan een arti]cel van Prof. Dr.
C. A. Verrijn Stuart in de ,,Econ.-Stat. Berichten”
van 1 Juni 1921.
Het gedeelte nu van het belangrijke artikel van
Prof. Verrijn Stuart, waarin de aangehaalde gegevens
voorkomen, luidt letterlijk aldus:
,,Trouweus een toeneming met
1,42
pOt. der aanvangs-
bevokiug per jaar is, van al het voorafgaande nog afge-
zien, niet slechts ongcwenscht, doch op den duur volkomen
onhoudbaar. Zij zoucle beteekenen eene verdubbeling van
de bevolking in
49,16
jaar tijds, indien zij regelmatig voort-
duurde,
eene onderstelling, welke wij, lettend op
het
stij.
flend beloop
van
de boven mede gedeelde toenewcin.qspereen-
tages, ons
zeker een
oogenblik
mogen veroorloven. *)
Er
is wel niemand die meenen kan dat ons land over een eeuw
aan 27,5
millioen zielen, over twee eeuwen
110
millioen
wc,ongelageuheicl en een menschwaardig bestaan zou kun-
non lieden. Doch indien dit zoo is, en emigratie van ette-
lijke millioenen alleu reeds uit ons land natuurlijk niet
mogelijk zoude zijn, dan zijn er slechts twee wegen, waar-
laiig een daling van het toenemingscijfer, welke anti-
zienlijk moet wezen, wil zij doel treffen, te verwezelijken
is: vermeerderde sterfte of verminderde nataliteit. Den
eersten weg zal niemand begeerlijk willen noemen, zoodat
daling van het geboortecijfer de oplossing zal moeten bren-
geld
van het henauwend probleem, hetwelk in de medege-
deelde cijfers besloten ligt.”
Nu zij het mij .vergund daartegenover deze vraag te
stellen:
Mogen we, met de feiten voor oogen, .,,een oogen-
blik” ons veroorloven aan te nemen, dat de aanwas der bevolking één, zelfs twee eeuwen lang zal toe-
37
hierin verandering zal komen in dien zin, dat de im-
migratie blijvend grooter wordt ‘dan de emigratie –
ik laat den oorlogstijd buiten beschouwing – is Vrij-
wel uitgesloten. Het geboorte-overschot is het verschil
tusschen het aantal geborenen en het aantal over-
ledeiien. De toeneming van dit overschot in Neder-
land sedert
1810/80, is niet
het gevolg van een toe-
neming van het relatief geboorte-cijfer, integendeel
dit daalde regelmatig sedert
1816,
doch is
uitsluitend
het gevolg van een
nog sneller
afnemen van het rela-
tief sterfte-cijfer. Dit laatste nu kan nielj steeds door
blijven dalen, omdat al wat geboren is ook eenmaal
moet sterven. Nu zijn de allesoverheerschende vragen
deze: zal het
geboortecijfer
relatief
blijven
dalen en
zoo ja, in welk tempo en tot hoever zal het sterfte-
cijfer kunnen dalen?
– Aangenomen mag mi. wel worden dat men het ei
vrij wel over eens is, dat de oorzaak van de
g
eb
o
o
r
te?
daling gelegen is in de Westersche cultuur. Ons
systeem vai onderwijs en opvoeding is, voor ecn groot
deel, gericht op het streven naar materieele welvaart;
er is wijziging gekomen in en vermindering van het
godsdienstig leven; de moderne opvoeding kweekt het
verantwoordelijkheidsgevoel bij het individu aan; er
wordt meer dan vroeger gelet op de belangen van elk
individu afzonderlijk; de middelen van vervoer bevor-
deren verplaatsing van gezinnen en individuën; do
vrouw neemt meer deel aan het openbare leven en den
beroepsarbeid; deze en zooveel andere uitingen der
vestersche cultuur hebben de mentaliteit geleid in d
richting van het begeei-en van weinig kinderen. Hoe
verder dit cultuurproces voortgaat – en ve zijn eerst
an het begin – hoe meer kans ei- bestaat dat
het relatief geboorte
–
cijfer blijft dalen en zelfs nog
sneller gaat dalen dan nu reeds het geval is. Die da-
ling is niet het gevolg van – gelijk men vroeger wei
meende – gebrek aan welvaart, integendeel
zij is be-
gonnen bij de meest welvarenden en bij de meest intel-
lectueelen.
Dit is een vaststaand feit en alle middelen
in de laatste jaren aaflgewend om groote gezinnen
materieel te steunen door premiën of hooger loon voor
gehuwden met kinderen, hebben tot dusver het proces
niet kunnen vertragen.
We zien dan ook het geboortecijfer
bij
ons te lande
an
1816
tot 1900 vrij regelmatig en na 1900 in snel-
ler tempo dalen.
Nu is het mi. niet gewaagd te ondersteilen dat do
rechte lijn, welke de beide punten, aangevende de rein-
tieve geboorte in
1816
en in 1914, verbindt, in de toe-
komst eerder naar beneden, gelijk van 1900 tot 1914
het geval was, dan naar boven zal ombuigen. Maar
laten we voor het ooenblik aannemen dat de geboorte-
lijn blijft dalen volgens een rechte lijn, welke ligt in
het verlengde van de lijn die de jaren
1876
en 1914
verbindt, gelijk op onderstaande grafiek is aange-
geven.
nemen met een jaarlijksch aceres van 1,42 pOt.?
Het a:utwoo.td op deze vraag zal ni.i. ontkennend
moeten luiden en wel om deze reden.
Ons bevolkings-accres ontstaat, aangezien
bij
ons te
lande de emigratie grooter is dan de immigratie, door
het overschot van geboorte boven sterfte. De kans dat
*) Cursiveering is van mij. M.
Om nu een geboorte-surplus van 14 per 1000 te be-houden, zal de sterftelijn evenwijdig met de geboorte-lijn moeten loopen en wel z66, dat geboorte en sterfte
steeds 14 per 1000 verschillen. In 1949 zou de geboorte dan gedaald zijn tot 20 per 1000 der bevolking (in som-
mige Departementen van Frankrijk is de geboorte nu
reeds gedaald tot 10
t
12 per 1000) en de sterfte tot 6
per 1000. Lieten we nu beide lijnen nog verder dalen
854
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
met dezelfde tussehenruimte (geboorte-overschot van
14 per 1000), dan zouden we reeds spoedig tot de onge-
rijmdheid komen dat het algemeene sterftecijfer tot
nul zou kunnen dalen. Daar een sterfte van 6 per 1000
een verhoudingscijfer is, dat we wel nimmer zullen
bereiken, zoo mag men veilig aannemen dat uiterlijk
in 1049 het geboorte-overschot en daarmede ook het
bevolkiugsaeeres steeds minder zal worden dan 14 pci
1000. Dat een geboorte-surplus van 14 per 1000 66n
en zelfs twee eeuwen zou kunnen voortduren, is dus
niet mogelijk, indien we aannemen dat de geboorte-
lijn daalt met een door ons aangenomen snelheid,
dia
zeker niet te groot genomen is.
De belangrijke vragen: wanneer zullen die twee lij-
nen elkaar z66 dicht naderen, dat we, rekening hou-dend met een emigratie-surplus, zullen kunnen spre-
ken van een stationaire bevolking en hoe gorot zal
die stationaire bevolking dan zijn, zijn moeilijk te
beantwoorden.
Dat de geboortelijn zal dalen tot 6 en daâr de
sterfteljn zal ontmoeten, is niet zeer waarschijnlijk,
maar al zou dit het geval zijn, dan nog zou de bevol-
king van Nederland op dat tijdstip, in het jaar 2009,
niet meer dan 1534 millioen zielen tellen.
Nu is het echter waarschijnljker dat de geboorte-
lijn sneller daalt dan we hebben aangenomen, omdat
de oorzaken welke tot die daling hebben geleid, hoe
langer hoe meer zullen doorwerken tot in alle klassen der maatschappij: een
cijfer
van 10 of 12 geborenen
per 1000 inwoners moet in een niet te verre toekomst
geenszins als onmogelijk worden beschouwd, aange-
zien dit
cijfer
nu reeds in sommige Departementen
van
Frankrijk
is bereikt:
En het sterftecijfer, al mocht het ooit dalen tot 6 per 1000, zal daarna weer moeten
stijgen;
immers
met alle hygiënische maatregelen bereiken we ten
slotte niet anders dan uitstel van den dood. Wat we
nu zien gebeuren is niets anders dan verschuiving van
eene bezetting van lagere leeftijdsklassen naar die van
hoogere leeftijdsklassen. Naarmate de hoogere leef-
tijdsklassen meer bezet worden, naar die mate zal ook
het algemeene
sterftecijfer
in de toekomst weer moeten
stijgen. liet kruisen van beide
lijnen
zou in dat geval
vroeger plaats hebben dan over 87 jaai en mocht dit
zoo zijn, dan zal onze bevolking een maximum van
1534 millioen nimmer bereiken.
Het benauwende probleem, dat in de door den heer
Verrjn Stuart medegedeelde
cijfers
(het als geoor-
loofd aannemen van een toeneming van 1,42 pCt. der
aanvangsbevolking per jaar gedurende twee eeuwen,
met als gevolg 2734 millioen zielen over één eeuw en
110 millioen zielen over twee eeuwen) besloten ligt,
wordt, als men de feiten overeenkomstig het boven-
staande beschouwt, tot kleinere en mi. juistere pro-
porties teruggebracht.
Toch blijft een mogelijke toeneming der bevolking
tot: stel 12 â 15 millioen zielen als maximum, zeker
van genoeg belang om de vraag te wettigen of een
dergelijke densiteit niet te groot is voor ons land.
ik zou geneigd zijn mij aan te sluiten bij de meening
van Prof. Kohibrugge, die in zijn praeadvies zegt:
,,een land is overhevolkt als de inwoners niet voldoen-
de produceeren. Daarbij is het natuurlijk onverschil-
lig of het eene land voedingsmiddelen, het andere in-
dustrieproducten levert.”
En wanneer men mij nu vraagt of het dan toch niet
in elk geval veiliger zou zijn maar vast propaganda te
maken voor het N.-Malthusianisme, daar dit toch het
eenige directe middel is om een te snelle bevolkings-
toename tegen te gaan, dan zou ik willen antwoorden:
neen, de bezwaren daaraan verbonden acht ik te groot;
laten we beginnen met af te wachten hoe snel het
proces der geboortevermindering om zich heen grijpt.
Het zou hier wel eens kunnen gaan als zoo vaak, dat
de eenmaal opgeroepen geesten niet meer te bezweren
zijn.
In vorenstaande grafiek zijn voor het jaar 1922 de
sterfte- en geboortecijfers weergegeven, zooals die wa-
ren in het tijdperk van Jan. t.m. Aug. van dit jaar.
In verband met onze beschouwingen over de geleide-
lijk voortgaande daling van de geboortelijn, is het
van belang de inaandeljksehe beweging der geboorte-
lijn na te gaan gedurende de laatste jaren. In het jaar
1017 was het geboorteeijfer gedaald tot 26 per 1000
der bevolking. Hoe de loop van de geboortelijn nu
geweest is van 1 Jan. 1017. af leert de volgende
grafiek.
Bij deze grafiek zijn de volgende bijzonderheden op
te merken:
lo. Het aantal huwelijken, dat in dc maand Mei
altijd beduidend hooger is dan in andere maanden
van het jaar, doet steeds het geboortecijfer ongeveer
10 maanden later stijgen.
2o: De geboortetoeneming in 1919 had ongeveer
10 maanden na het sluiten van den wapenstilstand
(Nov. 1918) plaats.
3o. Na eenige schommelingen is het maandeljksche
geboorte-cijfer weer ongeveer gekomen tot de hoogte
die het in 1911 had. Die lijn is dus blijkbaar weer op
weg haar ouden loop te vervolgen.
Het tweede punt waaromtrent ik iets in het midden
zou willen brengen, betreft een uitspraak in het be-langrijke praeadvies van Prof. Kohlbrugge. Hij zegt
op hlz. 41 het volgende:
1917
1918
1919
I9O
1921
1922
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
855
,,Het dunkt
mij
(materieel beschouwd) verstandiger in
,,plaats van het neo-malthusiauisme te propageeren, onmici-
,,clellijk den strijd op te geven tegen de zuigelingensterfte.
,,Een toestaud als die in Limburg en Noord-Brabant met
,,groote nataliteit en groote zuigelingensterfte, is gezonder
,,dan die in Holland en Friesland met zeer geringe natali-,,teit en sterfte. De zuigelingensterfte kan men, hoe groot
,,men haar door onthouding ook late worden, onmiddellijk
,,doen ophouden, over het neo-malthusianisme heeft men
,,geen macht meer, zoodra het tot zede geworden is.”
Hier komt weer even om den hoek kijicen de vroe-ger van sommige zijde wel eens verkondigde stelling
dat de zuigelingensterfte zoo nuttig was, als zijnde
een ,,wieding der natuur”, waardoor men een sterk
ras overhoudt. Ik had gedacht dat die stelling voor
goed begraven was na do felle bestrijding, die zij van
menige deskundige zijde heeft ondervonden. Maai
hier leeft zij weer op, als bestrijding van de zui-
gelingenbescherming.
Er zij daarom hier in het kort nog eens aan her-
innerd dat zuigelingenbescherming allerminst ten
doel heeft om zieke en zwakke stumperdjes in het
leven te houden. Was dit wèl het geval, dan zou men
daarmede, evenals met andere ziekenverpleging, kun-
nen ophouden en met evenveel recht of onrecht alle
zieken, jong en oud, die bijv. geen kostwinners zijn
of worden (de keus wordt moeilijk) eenvoudig kunnen
laten doodgaan, ten einde daardoor de sterkere indi-
viduen over to houden en meteen de bevolkingstoe-
neming wat tegen te gaan.
Ik laat de moeilijkheid eener oplossing van dit pro-
bleem gaarne voor rekening van eventueele voorstan-
ders van dit stelsel, dat m.i. toch weinig kans heeft
om in onze moderne samenleving te worden toegepast.
Maar nu de zuigelingenbescherming. Houdt daar
tijdelijk mee op, zegt Prof. Kohibrugge.
Zuigelirigenbescherming heeft ten doel om door
voorlichting aan moeders en aanstaande moeders te
bevorderen dat
gezond geboren kinderen zoo veel
mogelijk gezond blijven;
er tegen te waken dat ge-
zond geboren kinderen door onverstand der ouders
of verzorgers, ziekelijk worden en daardoor vatbaarder voor allerlei kwalen als: raehitis, bioedarmoede, tuber-
culose etc. die aan de ouders, zoowel
materieel
als mo-
reel veel zorg geven en die het kind later bemoeilijken
in het uitoefenen van een beroep. Zuigelingenbe-
scherming is niet anders dan
voorkoming
van ziek-
ten, en dit is in de praktijk gebleken ,,materieel be-
schouwd” in alle opzichten voordeeliger te zijn dan ziekenverzorging daarna. Zij staat volkomen op &n.
lijn met opvoeding in open lucht van kinderen, met
hygiënische verzorging van kinderen in den school-
tijd, met sport voor de jeugd en voor volwassenen,
met een hygiënische levenswijze der ouderen. Zij is
in één woord verbetering van het ras en volgens alle
deskundigen moet men daarmede zoo vroeg mogelijk
beginnen, wil men kans hebben op succes. De door sommigen toegejuichte zuigelingensterfte daaren-
tegen, ontstaat in hoofdzaak door onoordeelkundige
voeding (koemelk in plaats van moedermelk, voeden
met bier (Limburg!) etc.), verkeerde behandeling
(dotjes met brandewijn om de kinderen zoet te hou-
den, vervuiling waardoor veel kans op besmetting
ontstaat) en dergelijke praktijken meer, die
bij
de
kinderen welke het leven er bij houden, een verderfe-
lijke nawerking achterlaten. Zouden de voorstanders
van grootere zui gelin gensterfte eene natuurlijk-hy-
giënische verzorging der pasgeborenen willen tegen-
gaan en oogluikend een verwaarloozing willen bevor-
deren? Ik kan het niet gelooven. In elk geval sprui-
ten de maatregelen tot bescherming van het gezond
geboren kind tegen onkunde en sleur van de zijde der
verzorgers, voort uit eene langzaam gerjpte
over-
t’ui ging
in onze samenleving, die niet willekeurig
stop gezet en weer in gang gebracht kan worden.
H. W.
MErHQRST.
21 September 1922.
DE GELDELIJKE UITKOMSTEN VAN HET
STAATSSPO OEWEG (S.S.)-BEDRIJF IN 1NDIE.
De beschouwingen van den heer Reitsma in de Nos.
344/341 over bovonstaand onderwerp naar aanleiding
mijner daarover in de Nos. 298, 322 en 323 verschenen
artikelen nopen mij tot een kort wederwoord.
Op principieele punten van verschil ga ik hierbij
niet in; ik zal mij slechts bepalen tot eenige opmer-
kingen van geheel zakelijken aard.
Ik had betoogd, dat de bedrijfsoverschotten voor
1921 en 1922, die door de Indische Regeering op res-
pectievelijk 25 millioen en 36 millioen gulden waren
geraamd, veel te hoog waren geschat, en dat op geen
hoogere overschotten mag worden gerekend dan van
respectievelijk 8 millioen en 10 millioen gulden. De
heer Reitsma meent aan
mijn
schatting voor 1921 niet
meer waarde toe te mogen kennen dan aan die der
:Regeering, en haar voor het loopende jaar zelfs ge-
heel ter zijde te moeten leggen, omdat hij bij nareke-
ning daarin een fout van 9 millioen had ontdekt. Dat
de heer Reitsma die vondst doen kon ligt hieraan, dat,
hoewel ik overeenkomstig mijn bedoeling de vermoe-
cleljke uitgaven ovei 1922 berekend had in de ver-
onderstelling, dat zij 20 pOt. hooger zouden zijn dan
die over 1921, ik abusievelijk schreef, dat daarbij uit-
gegaan was van een aceres van 10 pOt., en dat de
heer Reitsma bij zijn berekeningen dit percentage
heeft aangenomen.
Al zegt de heer Reitsma het niet met ronde woor-
dien, uit zijn heele betoog straalt duidelijk door, dat hij aanmerkelijk gunstiger uitkomsten verwacht dan
ik in uitzicht stelde.
Uit hetgeen inmiddels bekend is geworden omtrent
de uitkomsten over 1921 en de vermoedelijke uitkom-
sten over 1922, blijkt .echter, dat ik ze destijds wel
degelijk vrij juist gepeild heb.
De uitkomsten over 1921 zijn te vinden in het on-
langs verschenen ,,Voorloopige Verslag der Staats-
spoor- en Tramwegen in N.-I.” over dat jaar, hetwelk
in beknopten vorm een overzicht geeft van de voor-
naamste gebeurtenissen betrekkelijk het bedrijf en van
de geldelijke uitkomsten, zij het dan ook slechts in
voorloopige cijfers,
die echter uiteraard nauwkeurig
genoeg
zijn
om daarnaar het
bedrijf
te beoordeelen.
Het is voor de eerste maal, dat een
dergelijk
verslag
wordt uitgebracht en zoo spoedig de uitkomsten van
een exploitatiejaar bekend raken. Zonder dat zou men
de uitkomsten over 1921 eerst in de tweede helft van
1923 vernomen hebben, daar het definitieve uitvoerige
verslag over 1921 dan pas het licht zal zien. Aan de
algemeen gevoelde en ook door mij geuite grief, dat
dc bedrjfsuitkomsten veel te laat gepubliceerd wor-
den, wanneer zij bijna alle actualiteit verloren hebben, is door de uitgifte van het Voorloopig Verslag op prij-
zenswaardige wijze tegemoet gekomen.
Blijkens het overzicht voorkomende op blz. 5 heeft
het bedrijfsoverschot, vernieuwingen en herstel van
buitengewone schade medegerekend, rond 10 millioen
gulden bedragen, zoodat mijn raming van 8 millioen gulden er niet ver naast is geweest.
Op de vermoedelijke uitkomsten van 1922 geven de
door den V.olksraad behandelde Begrootingsstukken
voor 1923 eenigen kijk.
Op blz. 15 der daartoe behoorende ,,Nota betreffen-
de den toestand van ‘s Lands financiën” (Oud. 1 –
stuk F) wordt nl. afgaande op de uitkomsten in de
tweede helft van 1921 en de eerste maanden van 1922
de verwachting uitgesproken, dat het bedrijfsover-
schot rond 21 millioen zal ,,tegenvalien”. Daaruit
volgt, dat het thans door de Regeering geschat wordt
op 15 millioen gulden, een bedrag, dat mijn raming
van 10 millioen gulden reeds vrij dicht
nabij
komt,
en ik vermoed, dat na ommekomst van het jaar wel
blijken zal, dat het werkelijk verkregen bedrijfsover-
schot nog minder van het doormij geraamde zal af-
wijken, omdat ik het niet heel waarschijnlijk acht, dat niettegenstaande den sterken teruggang, dien het ver-
voer in 1922 tegenover dat in 1921 vertoont, eerst-
856
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
genoemd jaar nog een bedrijfsoverscho’t zal opleveren
van 15 millioen gulden, terwijl in 1921 er maar een
van 10 millioen gulden is verkregen. De particuliere
spoor- en tramwegen verwachten dan ook, voor zoo-
verre mij bekend, allen een teruggang van het be-
drijfsoverschot. Al sluit dit nog niet in zich, dat het-
zelfde zich bij S.S. zal voordoen, zoo ligt hierin toch
wel een sterke aanwijzing, dat de verwachting der In-
dische Regeering van een aanmerkelijken vooruitgang
van het bedrijf weinig kans heeft van verwezenlijking.
De heer Reitsma stelt de vraag, waarom ik als be-
stuurder van den Sumatrastaatsspoorweg, welke func-
tie ik van 1907/1912 vervuld heb, geen tariefverhoo-
ging voor die lijn heb voorgesteld, hoewel zij evenmin
rendeerde en b.v. in 1911 slechts een bruto-overschot
van 2,38 pOt. van het aanlegkapitaal opbracht.
Vati iemand, die zoo thuis is in de geschiedenis der
Indische spoor- en tramwegen, had ik deze opmerking
allerminst verwacht, omdat toen ter tijde de tarieven
op den Sumatrastaatsspoorweg veel hooger waren dan
waar ook, behalve in Deli, en zoo hoog zelfs, dat zij
een ernstige belemmering vormden voor de verkeers-
ontwikkeling. Het reizigersvervoer bleef dientengevol-
ge op een
vrijwel
constant laag peil; voor het goede.
renvervoer gold met uitzondering van het vervoer ten
behoeve der Ombilinmijnen ongeveer hetzelfde. Op
initiatief van het Departement van Gouvernements-
bedrijven heb ik daarom in 1910 voorstellen uitge-
werkt tot een vèrgaande verlaging der reizigerstarie-
ven. Deze tarieven
zijn
geleidelijk ingevoerd en een
succes gebleken; het reizigersverkeer heeft zich sedert
sterk ontwikkeld.
De goederentarieven zijn verlaagd door toevoeging
van een lagere klasse, waarin de producten voor de
inlandsche markt, voor welke de bestaande vrachten te hoog waren, opgenomen werden.
Deze maatregelen hebben in
belangrijke
mate mede-
gewerkt tot de verhooging der ôpbrengst.
Daarnaar te streven behoort de taak te zijn van den
bestuurder. De eene maal zal
hij
daartoe den weg moe-
ten inslaan van tariefverlaging, een andere maal daar-
entegen dien van tariefverhooging. Welken hij te kiezen
heeft wordt geheel door de omstandigheden bepaald,
en ik denk er dan ook niet aan om, zooals de heer
Reitsma het uitdrukt, ,,het plompe middel van tarief-
verhooging” als een algemeen panacé ter verkrijging
van betere geldelijke uitkomsten aan te bevelen, doch
wel handhaaf ik mijn meening, dat in het tijdvak van
hoogconjunctuur en de daarmede gepaard gaande geld-
depreciatie, hetwelk achter ons ligt, S.S. met zijn
tariefverhoogin gen lang niet ver genoeg is gegaan, en
dat daaraan de treurige geldelijke uitkomsten zijn te
wijten. De gang van zaken
bij
de particuliere ver-
keersondernemingen is daar om zulks te bewijzen.
Dat
thans
verdere vrachtverhooging uit den booze
moet worden geacht, nu het vervoer zoo sterk is ach-
teruitgegaan en er zelfs nog geen aanwijzingen be-
staan, dat het laagtepunt bereikt is, ben ik vol-
maakt met den heer Reitsma eens, maar daarmede
wordt het vroeger verzuimde niet goed gepraat, zoo
min als door te wijzen op winsten in voorgaande jaren
behaald.
G.
P. J. CASPERSZ.
DE DISOONTOWIJZIGING DER NEDER-
LANDSCHE BANK. – EEN TERUGBLIK.
Mr. J. vnu Galen te Goudia schrijft ons:
Den 18en Juli 1922 sluit een periode vnn ruim
7 jaren af, vaarin de Neidnrlandsulie Baizk haaT wis-
seidisconto qreeft gehainjdlhaaf4 op 4 Y pOt., niettegen-
sbaand.e den grooten dTaJnig op haar uitgeoefanld olm het
disconto in 1920 te verhoogen. De Nederlandsche
Bank is niet tot rverhoaging overgegnan en hee&t, iidh aansluitende ‘bij die meeste huitenflandshe c&ooulatie-
banken, thans haar rbriezen
v
e
r
laagd.
Wij staan nog te dicht ‘bij ide iafgesloiten periode om
een geheel volledig oordeel ‘te kunnen ‘vellen; maar
de grooite lijnen hunnen wij aan’wij,aen en daaraan ide
çlisconto-politiek der Nederlandsche Bank toetsen.
De
lijn
van ons economisch leven heeft in de jaren
1915-1922 twee groote schommelingen getoond: de
ongekende bloei van de jaren 1919-1920 en de onge-
kende crisis van de jaren 1921-1922. En gedurende
de geheele periode bleef het disconto der NederlandL
sche Bank hetzelfde.
Is het de juiste politiek geweest?
,,Een cicuilatibank, zegt Sclwaiiz in ,,Dishont-
,,politik”, moet op ‘de geheele ontwikkeling van het
,,economisch leven, de tendens dezer ontwikkeling, op
,,de houding der banken, van het publiek, van handel
,,en industrie, van de Beurs, maar ook op de interna-
,,tionaie handels- en :geidbewegingen acht slaan, zij
,,moet wo nooclig leiidend, regelend in het vrije spel
,,dier econorm.ische leradhten
inigiijpen,
event. remmend
,,op handels-, haak-, Beurs- en uakeniwereld iniwerrken,
,,in ‘t kort, zij moet hij haar maatntgeilen ver vooruit-
,zienide, een boven de dagelijksohe vraag- ‘en aanbod
,;uitgaiand doel nastreven.”
Een onveranderd disconto der centcaJe c.redietin
stelling
wijst
op een rustige, stabiele, izekere ontwiik-
keling van het econotmisch leven. Met een variatie
op het: ,,Gelukkige ‘volken, die geen geschiedenis heb-
ben”, kan men zeggen: ,,Golukkige ‘volken, wier civ-
culatiebanken hun disconto niet behoeven te ver-
anderen.”
Ziet men naar liet disconto der NderJandsche
Bank, ‘dan zou men ons volk gediu.ren’de de laatste
7 jaren onder die gelukkige volken moeten rangschik-
kn. De werkelijkheid. ‘toont ons de ironie dezer ,be-
wering.
De golven van ‘ons economisch ieven gingen hoog,
maar de Nederiand,sche Bank bespeurde blijkbaar geen
rimpeitje, dat ‘haar kon bewegen iets te d:oen, ja toch,
ééumaal, toen zij nl. eenige ‘maatregelen nam tegen de
credietvraa,g der gemeenten.
Is ‘dit ‘het ,,]ei’denid, regeiend optreden in het Vrije
spel der economische krachten?”
In het disconto,
af
liever in de beweging van het
disconto, moet zich de beweging ‘van ‘het economisch
leven afspiegelen; daarom was in het jaar 1920 een
disoonto-‘verhooging gewensoht geweest en is disconto-
verlaging thans op haar plaats. Hiermede wordt vol-
strekt ‘niet ,bed:oeid, dat een di.sconto-verbooiging in
1920 de
schijn-welvaart
zou hebben tegengehouden,
evenmin als thans Ide crisis veriholpen ‘kan iworden
door cie disconto-verlaging. Maar clait cie disconto-
verhooging resultaten gehad ‘zou hdhben is zeker, ook
al hadden in dien tijd de meeste banken die ¶htlip ider
Neiderinn’dische Bank niet innooffig om te voldoen aan de
creclietkuhoef’ten. Alleen de psychologische ifactoir aou
in dien tijd al gunstig gewerkt hchben. Rad db een-
train credietinstefflnig hare tarieven verhoogd, de ban-ken zouden ongetwijfeld ‘minder vrjgevig aijn geweest
hij hun orediet’verieenirizg: die disconto-verlioeging zou
een waarschuwing geweest zijn: Pais op!
De directie ‘van, een onzer groots Ibanken gaf on.
langs in een interview te
kennen,
‘dat zij hij cie erediet-
verieening steeds relkenimg hield ‘met een dvenitueei
noodig herdisconto van de promessen der aspirant-
credietnemers en daartoe van tevoren ide Nederland-
sche Bank raadipieegde. Zooails hier ‘dus (het gewone
z.g. fia’t op eredietpapier werd niet ‘bedoeld) db Ne-
derlandsche Bank indirect invloed uit kon oefenen op
do credietverleening, ,aoo had zij odk met haar idisconto
i nh±i’rect invloed uit kunnen oefenen.
Deze indirecte, psychologische invloed is niet te
onderschatten. Prof. Oassel wijst er in het Viertel-
jahresbericht van de Skandinaviska Kreditaktien-
holaget van Januari 1922 op, hoe de prijsdaling in
Europa in het najaar van 1920, welke het einde der
,,hoom”-por,iode in’luidde, zuiver het gevolg ‘was ‘v’arn
psyciiologisdhe factoren ; aan de verhoudingen in
Europa veranderde op zichzelf niets in dien itijd, maar in Amerika begon dle teruggang in aakna, waardoor in
Ena’ opa uit angst de stemming omsloeg.
Zelcer, de disconto-politiek mist veel van haar wer-
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
857
king, vergeleken bij vöôr den oorlog; met name heelt
disoonto-verirooging sinds het verbien van den gouden
standaard door de meeste landen zijn goud-aantrek
kende werking verloren en ook lijkt mij het ant
woord, dat Prof. Cassel gaf aan den industrieel, toen
deze zich over de disconto-verhooging der Zweedsche
J3auk beklaagde, wat demonstratief. ,,Wat doet ge
liever, zei Prof. Cassel, 1 pOt. rente meer betalen
voor uw bedrijfsc.rediet, of tweemaal per jaar uw ar-
beiders 10 pOt. loonsverhooging geven?”, daarmede
aangevende de infiationistische tendens, die opgeslo-
ten ligt in een disconto-politiek, welke het disconto
enkele percenten houdt beneden de kapitaalrente.
,,Door het verlaten van den gouden standaard
(w’aand,00T de hierboven genoemde goud’aantrdkiken-
,,de en goud-afstootende werking van de disconto-ver-
,.anderisigen wordt uitgeschakeld, Sdhr.) ijs de ver(hoo-
,,ging of verJlaging van het baniddsconto zuiver een
,,psych’ologisch probleem geworden”, zegt The Econjo-
mist (B’aiking Nnstber, 20 Mei 1922, p. 966). ,,Het
,,Baii’kdiisconjto beweegt zich, in zooverie onisiders
auunen .ontfdeldken, geheel in venbaind met do i’nrzich-
,,ten, welke wonden gekoesterd in de veegaiderzaal van
,de Bank of Enjgiand, betreffende ide wenschelijkhd
,,v’a,n duur ‘of godkoop geld”….
Zou het psychologisch niet juist geweest zijn, in-
dien de Nederlandsche Bank in 1920 althans
iets
ge-
daan had, wat de overdreven expansie-zucht van han-
del, industrie en bankwezen had tegengewerkt?
Het zij nogmaals gezegd: disconto-verhooging had
de ,,boom” niet
tegengehouden,
maar wel tegen
gewerict.
Maar mocht de Nederlandsche Bank een zoo belang-
rijke factor eenvoudig uitschakelen?
Men kan thans reeds
wijzen
op een anderen ver-
keerden invloed, welke de handhaving van een dis-
contovoet, enkele percenten beneden de kapitaalrente,
gehad heeft. Evenals de gemeenten door het lage
tarief der Nederlandsche Bank geprikkeld werden
hun vlottende schuld op te laten loopen, omdat con-
solidatie hun op belangrijk hoogere rentelasten
kwam te staan (ongeveer 2 pOt.!), zoo zijn ook vele
banken en industrieën er niet toe overgegaan hun be-
drijfscredieten, welke gebruikt waren als ,,Kapitals-
anlage” in het
bedrijf,
en dus feitelijk gedekt moesten
worden op de kapitaalmarkt, te consolideeren in
vaste leeningen of aandeelenuitgiften. De banken
maakten geen haast met de consolidaties, omdat het
aanhouden der credieten voor hen een groote rente-
winst beteekende en de credietnemers waren bij con-
solidatie in leeningen duurder uit.
Verscheidene iyaezk’en jsou.den buiten vele verifiezen
gebleven zijn, ieidieiu izij in den tijd, dat de gelegen-
heiid daartoe kans garf, hun groote orediieten geconso-
lidoerci hadden, en het iiiisioo
van
uich [hadden adge-
wenteid. De verliezen aouiden ‘natuurlijk toch geleden
zijn, maar door het publiek, waardoloir ide banken
thans sterker izouden hebben gestaan. Hierdoor zou
de crisis ‘zeer reker minder schenp siju geworden, want
het bankwezen, de ruggegT
,
aart van liet eoonmisch
lelven, zou grooter weerstand hebben gehad’.
Wij bespreken hier eenige punten, waarbij de iu-
vl’odd van het disconto der Nederijajndsche Bank een
rol apeelde. Het waren ddbet-poaten op de rekening
der gevolgde diseonto-poiitik. Als credit-post stelt
men hier vaak tegenover, dat een dijseonrto.verlh’ooginjg
,,toch niets gegeven nou hebben” en de ,,’genzonde” in-
dustrie met zwaardere lasten nou hebben getroffen.
Wat het eerste betreft, wij ‘hebben hierlboven reelds
gewezen op de ook thans, na het verlaten van den
goud’en stantdaar,d’, nog groote hebee[kenis van het dis-
conto. Wat het laatste betreft, de ,,gezoirde” industrie
‘zou minder geleden hebben Idoor een .disconbo.verhoo-
ging dan door de inflationistische tendens van het
lage disconto, waardoor vele indhss’triën kon4dien ont-
staan, die de reëele kwp’itaallre.nite niet konden ren-
deerern en daarom niet levensvatbaar ‘waren op den
duur, maar in dien ‘tijd de ,,gerzionde” indruistriën idiwon-
gen tot hoogere bonen enz., in het algemeen de pro-
ductie-kosten dezer in;d’ustriën iopvoorden. Laten wij
tot verdere weder.leggin.g dezer bew@iii.ng
volstaan met
te verwijzen naar het bekende memorandum van Pr:of.
Oasseil voor ‘de Bruss’eisdhe Oonderentie (‘pag. 22, 23).
Mr.
J. VAN GALEN.
*
0
0
[Alhoewel wij gemeend hebben aan dit artikel
plaatsruimte niet te moeten onthouden, moet er toch
op gewezen worden, dat wie een historische beschou-
wing wil geven, welke bovendien heeft te strekken.
tot motiveering van een goed- of afkeurend oordeel
over een in het verleden gevolgde gedragslijn, het
zich niet zoo gemakkelijk kan maken als de schrijver
van bovenstaand artikel. De omstandigheden, waar-
onder de bedoelde politiek werd gevoerd, dienen in
het licht van hun eigen tijd te worden bezien en de voor- en nadeelen eischen uitvoeriger behandeling
dan hierboven gegeven wordt. Een juiste weging der
voor- en nadeelen is bovendien slechts mogelijk voor
wie de beschikking heeft over meer precieze gegevens
omtrent de toenmalige samenstelling van de porte-
feuille der circulatiebank en omtrent de juiste ver-
houding tusschen haai en de groote particuliere ban-
ken in die periode, dan tot dusver ter beschikking
stonden. De schrijver beschikt hier blijkbaar over niet
meer materiaal dan indertijd bij de door hem aange-
haalde discussie ter beschikking stond. B.]
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAN HET
BEVRIEZEN VAN VISCH VOLGENS
HET 1’ROCEDE OTTESEN.
I.
In de Algeaneene Vergadering van de Nederland-
sche Vereeni
j
ging voor Koeltechniek te Anisterda.m op
12 Noivenzber 1921 werd door mij moer incidenteel op
het belang van de toepassing van het patent Otteaein
voor het bevriezen van yiseh, dat in het bezit
van.
den
Staat is, voor de
groote
Stoomvraartdijnjen gewezen en
uit de daarop gevolgde discussie bleek, dat de belang-
stelling voor .dat procédé groeiiende is. De aandrang, die na deze discussie is gekomen, om haar in de Ver-
eeniging meer uitvoerig te bespreken, heeft het be-
stuur dezer Vereenigiinig dan ook aanleiding gegeven
dit punt aftondbrlijk op de raggencla voor de algemeene
vergadering van 30 3uni jl. te plaatsen en mij te
verzoeken het op die vergadering in te leiden, wat mij
aangenaam is geweest te kunnen doen.
Deze zaak is echter niet alleen uit koeltechnisch,
maar ook uit economisch oogpunt belangrijk, en het
komt mij daarom van belang voor in dit tijdschrift
een uiteenzetting van bedoeld procédé te geven en van
de ibeteekenjirs, diie ‘zijn tioeipass±oig naar mijne meening
voor ons land heeft.
Inderdaad kan men naar mijne meening de betee-kenis van deze methode in verschillend opzicht niet licht te hoog schatten en dat dit niet een zuiver per-
soonlijk inzicht is, blijkt wel daaruit, dat het de aan-
dacht van velen in het buitenland heeft getrokken.
Zoo wordt in een niet lang geleden verschenen Ame-
rika’ansch rapport
mediegndeeld,
dat ,,there is ‘elviklence
on all sides of a widespread interest in brine freez-
ing”. Verder heeft het aanleiding gegeven tot een
zorgvnuidirg en diepgaand’ wetenschappelijk onderzoek
in niet minder dan, ïvijf verschillende landen, nu.
Duitsc’hla..nd, Engeland, Frankrijk, ‘do Vereenigde Sta-
ten ‘vun Noord-Amerika en last but not ‘least Nder-
laud’izlif, waan. Prof. D. A. de Jong uit Leiden en izijn
medwerkers D.roogleever Fortuyn, v. i)riest ien ‘Mild-
denidiorip zich veel iaroe’irte ‘voor de Ibestudeering ‘ervan
gegeven hebben.
Op deze onderzoekingen zelf zal hierachter nader
worden teruggekomen, maar ik meen in de eerste
plaats te moeten uiteenzetten, waarom. het vraagstuk,
hoe versche visch ‘op zoodanige wijze te conserveeren,
dat zij in kwaliteit en in smaak niet of althans eerst
GewIcht
nRC.
S00000(
2500.001
2000.001
tsodtoo(
iooao
50000C
858
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
na geruimen tijd achteruitgaat, een probleem vormt
economisch van hooge orde en dus van veel meer be-
teekenis, dan velen tot dusver misschien geneigd zijn
geweest aan te nemen.
Tot nu toe wordt in Europa, behalve in sommige
gedeelten van Rusland, versche visch zoo goed als
alleen in ijs geconserveerd, zoowel voor het goed hou-
den na de vangst, als voor de verzending naar de
markten en de consumenten.
In lucht bevroren visch heeft – en m.i. terecht –
een slechten naam gekregen en dien zal zij dan ook
wel niet verliezen.
Het is intusschen genoegzaam bekend, dat ijs-con-
serveermg ook een zeer gebrekkige methode is: zij laat
niet toe de visch langer dan gemiddeld ongeveer twee
weken na de vangst goed te houden. Wel is de lage
temperatuur, die de ‘visch door het ijs verkrjgt, nl.
enkele graden boven 0
0
0., ongunstig voor ont-
wikkeling van de bacteriën, die het bederf veroorzaken,
maar meer dan die vertragen kan zij niet, terwijl an-
derzijds het smeltend ijswater en de vochtige toe
stand waarin de visch er door gehouden wordt, weer
gunstig zijn voor de verspreiding en den groei dezer
bacteriën. En wat de deugdelijkheid, èn wat den
smaak betreft, gaat de visch dan ook geleidelijk ach-
teruit, totdat zij aan het einde van enkele weken
oneetbaar gaat worden. Lossing, verkoop, verpak-
king, vervoer, enz., alles moet dan ook zoo snel
mogelijk geschieden, opdat zij, v66r het bederf te ver
is ingetreden, den consument bereikt heeft. Dat het
ontwikkelen van al die snelheid kostbaar is, ligt voor
de hand: men Idenke sichts aan de vele dure bei,ds-
krachten die er voor n’oodiig ‘zijn en die Jicoge spoorweg
–
tarieven voor snel vervoer.
Intussdhen is het ‘toch, ,o’n’damks de gbrekikigbeid en
de kostbaarheid van de methode, zoowel direct als in-
direct, aan haar te danken, dat in de laatste 50 jaar
de verschvisscherj zich hier in Europa tot een reus
–
achtig bedrijf heeft kunnen ontwikkelen.
De waarde van de schepen, die dezen tak van nij
–
verheid uitoefenen, de haveninrichtingen, die er
spe,ciaal voor zijn gebouwd, de pakhuizen, werkplaat
–
sen, machinefabrieken, werven, ijsfabrieken, enz., die
hij behoeft, is moeilijk nauwkeurig te schatten, maar
nadert wellicht een bedrag van
3/4
tot 1 milliard gul-
den. De geheele productie alleen van de Noord- en
West-Europeesche landen, dus met uitzondering van
Portugal, Spanje en de overige Middellandschezee-
landen, had in 1913 reeds een gewicht van bijna 3
milliard KG., met een waarde van ongeveer 400 mil-
lioen gulden bereikt.
Hieruit kan men zich eenigszins een denkbeeld vor-
men van de beteekenis van dit bedrijf, dat verkregen
is, dank
zij
een gebrekkige conserveermethode; van
hoeveel waarde dus een uitnemend procédé, dat in
staat is de visch veel langer en beter te conserveeren, dan tot dusver in ijs mogelijk was, voor de visscherij
en iden visch’ha.udei meet wezen, kan hieruit worden
afgeleid. Wordt een dergelijk procédé op groote schaal
toegepast, dan zal de behoefte aan snelle distributie
verminderen, de handel uitbreiden, de afzet toenemen,
het bedrijf winstgevender worden.
Een en ander zal echter niet alleen direct, maar ook
indirect het gevolg wezen van de betere conservee-
ring, omdat daardoor het groote voordeel wordt ver-
kregen, dat de fluctuaties in den aanvoer en dienten-
gevolge van de prijzen grootendeels geneutraliseerd
kunnen worden.
De moeilijkheid ul., die de handel in versche visch
ondervindt, spruit niet alleen voort uit de bederfeljk-
heid van de waar – er
zijn
meer bederfelijke waren,
die echter die
moeilijkheid
niet zoo sterk ondervinden,
zooais bijv. melk en eieren, – doch ook uit de groote
fluctuatieá in den aanvoer, zooals
bij
andere waren
niet voorkomen.
Deze is ibij de vis’db ‘het gevolg van ibiJzondere oerza-
ken, als het trekken van de visch tengevolge van ver-
schillen in temperatuur en ‘zontgehalte, zoomede van
voortiplaati’ngsârang en rvoedjiamgsbeh&edte, .ver?der
stormweer, enz., altegaar oorzaken, waarop de mensch
geen invloed kan uitoefenen. Daardoor loopen de vang-
sten niet alleen van seizoen tet seizoen, unJaar van
week bo’t week, van dag tot diaig dik’wij’ls aanzien-
lijk uiteen, en als gevolg daarvan in de eerste
plaats de marktpijzen. De economische wetten gelden
natuurlijk ook hier: geregelde vraag ken zich uit den
aard der zaak slechts ontwikkelen, dt:lr waar geregeld
aanbod is, dus slechts voor ongeveer die hoeveelheid,
die steeds wordt aangevoerd, m.a.w. den minimum
aanvoer. Stijgt de aanvoer plotseling daarboven, dan
is daarvoor ook niet ineens evenredig meer vraag en
de marktprjs moet dan noodwendig dalen, tot een
zoodanig laag niveau waarop de handel hoopt, dat
althans zooveel gelegenheidsvraag zal ontstaan, dat
de visch geplaatst wordt. in verband met den korten
tijd, gedurende welken de visch consumabel blijft,
slaagt de handel daarin echter volstrekt niet
altijd
en
het gevolg daarvan is, dat soms groote hoeveelheden
bederven en verloren gaan en dat andere partijen
tout prix, dus met groot verlies moeten worden ver-
Iocht. De groote risico, die de handel dus heeft, maakt
dit
bedrijf
dikwijls zeer speculatief en noopt hem dik-
vijls, waar dat
mogelijk
is, zich door hoogere win-
sten, dan anders noodig zouden zijn geweest, tegen
verlies te dekken.
Van de in den vischaanvoer en de
prijzen
voorko-
mende fluctuaties kan de onderstaande grafische
voorstelling een denkbeeld geven.
Aanvoer en gemiddelde prijs per maand van versche
treilvisch te IJmuiden over het jaar
1913.
uuuius•ii•
Behalve de
moeilijkheid
die groot- en kleinhandel
van deze fluctuaties ondervinden, hebben zij ook nog
dit groote nadeel, dat zij door de groote prjsschom-
melingen, die er het gevolg van zijn, het publiek van
het vischgebruik afkeerig maken.
ik geloof niet, dat het aan twijfel onderhevig is, of
er zou heel wat minder vleesch en heel wat meer
visch gegeten worden, indien deze laatste even gemak-
kelijk als thans het vleesch
verkrijgbaar
was, en het
vleesch’ even onregelmatig en met even varieerende en
relatief hoogere
prijzen
als thans de visch.
Oonserveering nu voor langeren duur zal het mo-
gelijk maken met het teveel van den aanvoer op het
eene tijdstip, het tekort op het andere aan te vullen
en de fluctuaties dus te neutraliseeren.
in de eerste plaats zal het visscherijbedrijf daarvan
profiteeren, omdat daardoor de gemiddelde marktprjs
hoeger zal wenen: immers, de ilzoiyge afslagprij.zen ‘wor-
den siedht hij g’eringe aanvoeren en dus ldiei,ne kwan-
‘tunis, betiaa.lcl, de lage ‘prijzen ‘echter hij niasealie aaeivoe-
ren, zoodat zij den geniiddeiden rij,s ‘sterk duuikken. Bij
geringe prijsfluctuaties mag worden verwacht, dat de
gemiddelde
prijs
boven den tegenwoordigen gemiddel-
den
prijs
zal liggen, en dat dit voor den consument
toch geen duurdere visch behoeft te beteekenen, zal
uit het voorgaande duidelijk zijn.
Verder zal de handel er voordeel van trekken, om-
dat hij dan veel gemakkelijker geregelden afzet zal
krijgen, waardoor zijn bedrijf veel minder speculatief
zal worden; dit zal ook eenvoudiger en gemakkelijker
Prijs
fr
cents
perkfi
97
•
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
859
ingericht kunnen worden, omdat men voor voorraad
kan zorgen en dus de soorten en hoeveelheden, die
besteld worden, steeds uit magazijn kan leveren; bo-
vendien kan de distributie langzamer en dus met
minder kosten geschieden.
De consument zal de visch niet alleen daardoor
goedkooper kunnen koopen, maar ook omdat de handel
minder speculatief wordt en dus in zijn prijzen geen
risicopremie voor de verliezen behoeft op te nemen:
dc eerste zal zoowel daardoor, als door de gelegenheid
te allen tijde, datgene wat hij wenscht in goede kwa-
liteit te krijgen, meer visch gaan gebruiken.
De gemeenschap wordt ten slotte ook nog daardoor
gebaat, dat zij zich veel meer dan vroeger met een
gezonder en goedkooper eiwitrijk voedsel dan vleeseh
zal kunnen voeden. J.
M. BOTTEMANNE.
LONDENSCHE CORRESPONDENTIE.
De Oostersche 7westie; rede van Mr.
Burton over de Britsche schuld aan de Vereenigde Staten; het rapport van de
commissie voor de Indische tarieven;
Short time in de 7atoenindustrie; Lord
Northcliffe’s dagblad belangen in handen
van een speciale maatschappij.
Onze Londensehe correspondent schrijft ons d.d.
30 September 1922:
This morning’s n e w s f r o m t h e E a s t is so
depressing that one cai only hope that some eleventh
hour miracle is going to keep this country out of
mischief. The position is already reacting badly all-
round, and if we are dragged into War, Heaven only
knows how it is going to be firianced. Yesterday the
Ameriean exchange had a bad drop, and it will be
almost impossible to prevent an infiationary wave at
the very moment when discussion of the debt question
is about to begin seriously, though if we are to spend
]arge amounts in the East it is a li•ttle difficult to see
how we are going to pay America at all. No-one knows
how much is being spent at the moment in preparati-
ons, but it is already fairly eertain that Sir Robert
1-lorne’s hope of a surplus has gone the way of other
pious aspirations, and that we may consider ourselves
lucky if we do not have to have an additional shilling
in the Income Tax next year to even up things. Of
course, if there is war, we shail have more taxation,
1 am thinking now only of the cost of meeting the
extra expenditure already incurred.
As a sort of preliminary to the debt discussions in
Washington next month, we had this week M r. B u r-
ton’s speech to the American Ohamber
o f 0 o m m e r c e, delivered in the presence of the
Chaneellor of the Exehequer and several banking
magnates. Mr. Burton is member of the Funding Corn-
mission and his remarks were sensible and to the
point. Arnerica, to begin with, expected payment. The
loans were raised at considerable cost to the American
taxpayer, and they were not all of them required for
direct war financing, that is, a portion was borrowed
for after-war purposes. Again, there was ‘the prestige
of this country to consider: did it accord with the
traditional posit:ion of the United Kingdorn to demand
cancellation, and moreover, would it not impair the sanctity of contract every-where? Then Mr. Burton
added, what guarantee does the United States possess
that sums remitted by it will not simply be wasted
011
further armaments? Here, unfortunately, current
events only too clearly help his argument.
In this week’s ,,Saturday Review”, the well-known
writer on finanee, Mr. Hartley Withers, expounds the view that it might pay this country to settie the whole
issue by handing over to America a eertain proportion
of our holdings of dollar seeurities. This was a plan
originally put forward by an American, and Mr. Withers is only introducing it to the public. It is obvious to begin with, that it would deprive this
country of considerable influence abroad: but this is
not the most important aspect of the matter from the
economie standpoint. From this standpoint, it makes
no difference at all whether we raise the dollars wc
require directly or indireetly, in any case we shal]
have to do without the amount of goods and service
whieh we transfer to America. Apart from this, it is
doubtful whether the American securities we now
hold amount to more than a small proportion of our
total debt. In the Report of the Dollar Seeurities
Committee, the remaining proportion was estimated
at some £ 75 millions, and, of eourse, a certain amount
has probably been sold since. Let us suppose we have
even added to the total, what is £ 100 millions when
we have nearly a milliard to pay?
The fanaties who are ahvays talking about our trade
with the rest of the Empire compensating us for the
destruction of Europe, have had rather a shock this
week, when the official summary of the
Report of the Indian Tariff Commis-
s i o n w a s p u b ii s h e d. Even the majority of the
Oommission revealed itself as thoroughgoing protec-
tionist in sentiment, the minority of course was more
outrageous in tone. India is to have proteetion where
it can be shown:
That natural advantages exist.
Where, without the existeuce of a tariff, the
advanee of an industry would be doubtf al, or where
it would not develop so rapidly as is desirable.
Where an industry is eventually able to face
world competition.
Apart from this, industries important from the
standpoint of national defence, even if the Indian
conditions are not favourable, should, if necessary, ho ;,adequately” protected. Raw materials, and industrial
machinery, as wll as partly manufactured goods used
hy Indian industries, should be free of duty, or lightly
taxed – the usual question-begging phrases, it will
be noted. Certain other measures connected with the
improvement of Indian productive capacity are also
diseussed in the report, and in particular the farnous
counter-vailing excise duties come in for detailed dis-
cussion and criticism. A free hand is demanded with
regard to these.
On the question of Imperial preference, the majo-
rity do not desire to see preferences granted as of right to the United Kingdom. Any general system of prefe-
rences would involve burdens whieh it would not be
fair to ask India to bear, on the other hand the grant
of specific preferenees is recommended where the
loss to India would not be appreciable. But, ,,no pre-
ferenee should in any way diminish the protection
required by Indian induntries.”
In the case of other portioxis of the Empire, there
shali be no free grants of preferential duties at all,
any reductions are to be by way of ,,reciprocal” con-
cessions.
The working out of these policies is to be entrusted to a Tariff Board of three members ,,of high standing and ability.”
This Report has come as rather a shock even to
Protectionists, thus, even the ,,Times” is a little
warmhearted, though in one respect it criticises the
Report as not going far enough. The Report does not
want to put obstacles in the way of the flow of capita]
into India, and the ,,Times” anxiously points to the
danger of foreign control over vital sources of supply,
and therefore is more protectionist even than the
report. For Lancashire, thë proposals are, of eourse,
a heavy blow. It is to be noted that the Report is
signed, not only by native Indians, but also by
European business men, and therefore can be taken
as fairly representative of Indian business opinion as
a whole. It is quite dear that it will not be possible for the Home Government permanently to oppose
the wishes of the Indian business world, even if it
desired to do so; but it will add another complication
to those whieh face the business world here.
Short time in the cotton industry
860
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
begins this week-end, but it appears that some sections
of the industry are by no means satisfied with what has already been done in the way of restricting out-
put. A meeting has taken place this week in Man-
chester, over which Sir Charles Macara presided, to
go further into the subject. The opinion was there
expressed, that a large number of firms are gradually.
sliding into insolvency. The trouble of course is not
only the world-depression, it is in part the result of
the ridiculous over-capitalisation of certain firm
resulting from the cotton boom of the post-Armistice
period. It by no means foliows that the best thing to
do is to restrict production stili more; on the con-
trary, there is a great deal to be said for drastic revi-
sions of capital accounts.
Lord Northcliffe’s vast newspaper
interests have now been placed in the hands
of a special company with a capital of
£ 1.6 0 0.0 0 0. This company was to offer the capi-,
tal to the public next Moriday, but so great was the
desire to subscribe, that prospectuses were yesterday.
bought and sold for the mere opportunity of sendiog
in an early application. Old City hands say that nothing like it has been seen sinee Rothschild’s
backed the Bürma Ruby flotation rnany years ago.
Another interesting piece of news this morning is
the statement that two more catering firms are to
combine; the ,,A. B. C.”, the oldest of the popular.
catering companies is offering to take over Lockharts.
The latter is a company running eating-houses for
the working classes, which has failen onto evil days.
The ,,A. B. C.” itself has not had a very brilliant time.
cluring the war, but is now looking up again. Is this
proposed amalgamation another sign of the fact that
the ,, working classes” are disappearing, and that the
phrase only remains as a journalistic convention?
Certainly, the standard of comfort and decency has
enormously risen, and no one can be surprised if
people have outgrown the standard of taste main-
tained by Lockharts. One wishes it were so: unfor-
tunately, the size of brewery profits shows that ther
is a good deal of the old Adam left.
AANTEEKENING.
B
r
uinkoolproductie en -verbruik van,
D u ii s c h 1 a n d. –
Aan ,,Wirtschaft und Statistik”.
ontieenen
wij
enkele gegevens betreffende de bruin-,
koolproductie en het verbruik van deze brandstof in
Duitschland.
De steenkolenproductie van Duitschiand was voor
den oorlog voldoende om in de b
r
andstoffenbehoeftefl
te voorzien en maakte bovendien nog export mogelijk.
De met het vredesverdrag samenhangende veranderiii-.
gen hebben in Duitschland echter een nijpend brand-
stoffentekort doen ontstaan. Een vermeerdering van,
de steenkolenproductie op het overgebleven gebied
stuit op groote bezwaren, daar het aanleggen van
nieuwe schachten groote kosten met zich mede brengt
en geruimen tijd vergt. Bovendien is er gebrek aan
geschoolde mijnwerkers.
In den bruinkolenmijnbouw waren voor den oorlog
echter nog niet alle p
r
oductiemogelijkheden uitge-
buit; er waren integendeel afzetmoeilijkheden. Van
1000 tot 1013 was de productie van 41 millioen ton
tot 87 millioen ton gestegen. In 1918 bedroeg de pro-.
ductie ruim 100 millioen ton, doch 1919 vertoonde
weer een daling tot op 94 millioen. Sinsdien hield
de stijging aan en in 1921 werd 123 millioen ton be-
reikt. De productie van het eerste halfjaar bleek als
volgt verdeeld:
in
1000 t.
District ten Oosten v.d. Etbe …………….
17.609
Micklen-,Duitsohland ten Westen
fv,d.
]2Jbe
28.591
Bijulandi
…………………………….
18.183
Overige districten ……………………..
1.550
65.933
Een productieverhooging was bij de bruinkolen veel
gemakkelijker, dan bij de steenkolen, aangezien de
technische
moeilijkheden
veel geringer zijn. In 1921/’22
werd ni. ruim 80 pOt. der bruinkolen uit groeven ge-
wonnen. Schachten ontbreken dus bijna geheel en de.
eischen, die aan de arbeiders wat geschooidheid be-
treft gesteld worden,
zijn
niet zoo hoog als bij de
steenkolenmi.jnbouw. Met de productievermeerdering
houdt een
aanzienlijke
toeneming van het aantal ar-
beiders verband, waardoor in verschillende distric-
ten een ernstige woningnood ontstond.
Bij de vraag in hoeverre de bruinkolen de steenkolen
vervangen kunnen, gaat het er niet alleen om, of de
bruinkoolproductie vermeerderd kan worden, doch
gaat het er ook om of de bruinkolen voor dezelfde
doeleinden gebezigd kunnen worden als de steen-
kolen.
Het bruinkolenverbruik heeft twee schaduwzijden,
nl.: 1. de transportkosten zijn bij de bruinkolen aan-
merkelijk hooger dan bij de steenkolen;
2. de bruinkolen kunnen niet als brandstof voor
alle industrieën gebruikt wôrden.
De ruwe bruinkool heeft
bij
gelijk gewicht onge-
veer een derde van de stookwaarde van de steenkool.
De transportmoeilijkheden worden door onderstaande
cijfers, die de kosten van een millioen warmte-een-
heden bij steenkool en bruinkool en het aandeel van
de vracht daarin aangevën, nader geïllustreerd.
1)
kosten ‘kosten pOt. kosten pOt.
vin4pl.
100 KM.
vracht
300 KM.
vracht
atstamal
astam4
Steenkolen …..
168 M. 198 M.
15,4
244 M. 31,1
•l)ruink.-briiketben
153 ,,
199 ,,
23,0
267 ,,
42,6
ruwe ‘bruinkool . ..
89 ,,
181 ,,
50,7
317 ,,
71,8
In de nabijheid van de groeven en schachten is het
verbruik van bruinkolen aanzienlijk goedkooper, dan
het verbruik van steenkolen. Bij een afstand van 100
KM. wegen de kosten, echter reeds ongeveer tegen
elkaar op, terwijl bij een transport per spôorveg van
300 KM. het verbruik van bruinkolen reeds aanmer-
kelijk duurder is. Alleen in de omstreken der vind-
plaatsen kon het verbruik van bruinkolen een groote
beteekenis krijgen.
In 1921 werd 57 pCt. van de Duitsche bruinkool-
productie voor de fabricage van briketten gebruikt.
In genoemd jaar werden 28.243.000 ton briketten ge-
fabriceerd. In het laatste jaar begonnen twee nieuwe
brikettenfabrieken haar bedrijf uit te oefenen. De bri-
kettenfabricage ondervindt echter in zooverre moei-
lijkheden, dat alleen de oude fabrieken rendeeren,
doordat
bij
deze fabrieken de boekwaarde der installa-
ties en gebouwen afgeschreven is. In de verkoop-
prijzen vindt men geen vergoeding, die voldoende is
voor het bouwen van nieuwe fabrieken. De rentabili-
teit van nieuwe fabrieken is zoodoende meer dan twij-
felachtig.
De technische moeilijkheden verbonden aan het ge-
bruik van bruinkolen worden door nieuwe vindingen
op het gebied der warmtetechniek wei verminderd,
doch nog lang niet opgeheven. De transportmoeilijk-
heden worden door een ,,Wanderung der Industrie
zur Kohle” ‘verminderd.
Onderstaande statistiek geeft een overzicht van
het gebruik dat van de bruinkool voor verschillende
doeleinden gemaakt wordt.
ruwe
brui nkol-
bruinko.l
briketten
pOt.
pCt.
Huisbrand
…………………
5,1
52,7
Spoorwegen en scheepvaart
—,3
1,—
Gasiajbr. en waterileidiing
—,5
—,5
El’eotr. Oenitr…….. … . … . ….
22,7
4,2
Ohemishe md. ……………..
22,4
5,8
Textiel- en Papier.Ind. ‘ ……….
13,3
6,5
Ertswi.unirg, ijzer- en rmetaalind.
11
2
6
11.6
Levenrmiddel’en md …………..
5,7
3,6
DIversen
…………………..
18,5
14,1
) Groin’dsla.g der berekening, zijn de prijzen van hot
Rhei’n-Westf. Stein’koh1.en-.SyndIk’ait en
van
het
Biioi,i-
Braunieoihion-.Syuidiikat, vaatgesteki
1 Juli 1922.
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Speciaal de chemische industrie en de electrische
centrales hebben een groot bruinkolen verbruik. De
grooto electrische-k.rachtcentrale Zschornewitz (G-ol-
pa) in het idistriot van Bitterfelid en Wittberg, 120
KM. van Berlijn, crei4bruikt dagelijks 7200 rt. bruin-
kelen. Deze centirnie voorziet niet .aildeen Berlijn ‘van
oloctricitie.it, idoeth zij staat ook in verbinding snet do
groote etidertioffaibrielcen en taluminiiiinfabrieken van
Midde-Duitso.h1and. Deze ohmische en metalinrgi-
sche iii&ustri•eën verbruiken t7ellf ook weer groote hoe-
voiheden bruijnkool. Ok de andere brninkolenddstvic-
ten vertoonen soortgelijke toestanden. De afzet ge-
schiedt voor een groot deel riionder gebruik van spoor-
wegen.
Het gelbruiik van de ‘bruin’kooi bij de vindplaats
wordt duidelijk id000r onderstaande cijfers aangetoond.
De cijfers geven aan do gemiddeld onaanidelij’ks ver-zonden hoeveelheid bruinkool der drie bruinkolendis-
bricten naar niciere districten. De hoeveel.Jieden in
de naibijheid van ide vindplaatsen verbruikt zijn door
cruïeleve cijfevs aaizgelgev
l
eu:
Brandenburg
Merseburg,
Cassel en
Thüringen
Rijnland,
links van den
Rijn
gemiddeld per maanit in 1000 t.
1922 1913
1922
1913 1922
1913
Oost-Pruisen
8,3 3,9
8,4
–
–
–
iiannover,Bruns
wijk, Oldenburg
enz ………..
–
46,9
14 18,1
20,7 Silezië
……..
..95,6
..-
26,9
13,8
3,-
–
–
Berlijn
en voor-
steden
………
154,1
149,7
30,4
16,3
–
–
Brandenburg
120,6 170,9
37,1
28,.-.
– –
Magdeburg en
Anhalt ……..
33,2
–
146,5
98,8
–
–
Merseburg,
Cas
.
sel,
Thüringen
–
3,4
495.3
440,7
–
–
41,3
54,8
322,5
211,8
–
–
Rijnland, links
v.
Sachsen ………
d.
Rijn ……..
–
–
3,9
–
558,1
201,7
Saargebied
.
–
..
–
–
–
11,5
–
Noordzeehavens
10,8
2,2
20,2
–
6,-
15,2
Niettegeristaande het verbruik overwegend
bij
de
vindplaatsen geconcentreerd blijft, valt op dat in
1922 reeds bruinkolen ntinr zeer ver
verwijderde
stre-
ken verzonden worden, hetgeen het steenkolengebrek
typeert.
Een zee klein percentage van de Duitsche bruin-
koolproductie wordt als grondstof voor de chemische
industrie gebruikt, voorni. voor teerproducten –
BOEKAANKONDIGING.
.Tiadoption d’une Monnaie de Comple
Internationale,
door Emile James, Edi-
tions de Ja Vie Universitaire 1922.
Emile James heeft een iteressant boek geschreven,
waarin hij de moeilijkheden uiteenzet, die voort-vloeien uit de tegenwoordige ontreddering in het
internationaal betalin gsvei-keer en nagaat in hoever
de instelling van internationaal geld, zooals dat nu
en vroeger is voorgesteld en zelfs gedeeltelijk in prak-
tijk gebracht, voor die moeilijkheden een oplossing
zou kunnen
zijn.
Het resultaat van zijn onderzoek is
negatief: internationaal geld kan niet helpen, althans niet voor de voornaamste moeilijkheden, waartegen-
over men zich geplaatst ziet en hoewel dus een ,,moh-
naie de compte internationale” op zichzelf geen red-
middel blijkt te zijn, is zijn studie toch zeer de moeite
waard gelezen te worden, omdat hij de verschillende
systemen van internationaal geld aan een nauwkeurig
onderzoek onderwerpt en daarbij een goed overzicht
geeft van den tegenwoordigen toestand
:
aanwijst waar
de zieke plekken zijn en wat daarvoor dan Wel de ge-
neesmiddelen zijn. Daarbij blijkt dan dat zij, die de
invoring van internationaal geld voorgesteld hebben,
allen eigenlijk zelf ook wel ervan bewust
zijn
ge-
weest, dat zij daarmede alléén geen genezing konden
brengen, maar noodzakelijk hunne voorstellen hadden
aan te vullen met andere maatiegelen, hetgeen zoo-
doende voor ieder hunner tot een eigen systeem
leidde, al naar gelang van ieders inzicht van dec toe-
stand.
Het is mijn doel niet hier een extract van het boek
te geven in dier voege, dat de inhoud geacht zou kun-
nen worden geheel weergegeven te zijn. Ik wil slechts
in groote trekken de
lijnen
van het betoog hier laten
volgen, opdat het eene opwekking voor belangstellen-
den moge zijn het boek zelf ter hand te nemen.
Emile James schetst eerst de tegenwoordige ver-
schijnselen op de wisselmarkt en wijst op de fluctua-
ties der wisselkoersen, veroorzaakt door het niet slui-
ten van de betalingsbalans en door de verandering
in bi:nnenlandsche koopkracht van verschillend geld.
Als een element van groote beteekenis in de betalings-‘
balans wijst James speciaal op de speculatieve vraag
en aanbod, die soms van grooten omvang kunnen zijn
(Frankrijk vereffende daarmede volgens hem in 19191
1920 voor een groot deel zijn deficit in de betalingsba-
lans ad 46 milliard) en die den loop der koersen onder-
hevig doen zijn aan de gebeurtenissen op politiek ter-
rein. De onvastheid in de wisselkoersen belemmert in
hoog.e mate het handels- en credietverkeer en daarne-
vons staat als tweede nadeelige omstandigheid het feit,
dat de valuta’s van verschillende rijken op de buiten-
landsche wisselmarkt gevallen zijn beneden hare koop-
krachtpariteit, met andere woorden, de waarde van die
valuta’s is in andere landen meer gevallen, dan de
prijzen in het binnenland zijn gestegen, met het ge-
vo]g van ,,Entgüterung” eenerzijds en ,,dumping” aan den anderen kant.
In 1920, toen men allerwege de gevolgen van in
–
flatie ondervond, was de opinie algemeen, dat alleen
deflatie weder verbetering zou kunnen brengen. James
zegt, dat dit nog de ,,doctrine officielle de l’état fran-
çais” is, doch hijzelf is van meening, dat zulk een
politiek, zooal uitvoerbaar, in elk geval zoo groote
nadeelen met zich zou brengen,dat deze niet geacht
Icunnen worden in eene behoorlijke verhouding te
staan tot de nagestreefde voordeelen. In het algemeen
zou men dan ook in Frankrijk volgens hem thans wel
tot het inzicht gekomen zijn, dat devalvatie deze
periode van ontreddering zal hebben af te sluiten en
dat de politiek dus moet zijn de omstandigheden te
scheppen, waarbij zulk een devalvatie uitvoerbaar is.
Het is vi-ij onverschillig, welke die deva.lvatie ten
slotte zal zijn, mits slechts daarna het geld op die ge-
reduceerde waarde gehandhaafd wordt. Daarom moet
eerst alle inflatie ophouden en de betalingsbalans
sluitend zijn, waarbij men ook de in het buitenland
op speculatie aangehouden valuta niet vergeten moet,
waarvan het zich immers bij het naderen van cene
fixeering in den koers zal ontdoen. Deze beide voor-
waarden zijn bijna nergens nog te verwezenlijken, en
daarom noemt James alle plannen om na devalvatie tot stabiliseering over te gaan thans nog ontijdig.
Of zou de instelling van internationaal geld, van
een internationale verrekeningseenheid de oplossing
kunnen brengen, die immers zou kunnen leiden tot de
opheffing van de geheele wisselmarkt, met de zich
daarop voordoende schadelijke uitwassen incluis?
• Een verrekeningseenheid is een maat, een verreke-
ningsmunt is een middel om de verrekening te doen
plaats hebben. Het is mogelijk een verrekeningseen-
heid te hebben, zonder voor de verrekening munten te
behoeven (voorbeelden het middeleeuwsche bankgeld
in Nederland en Duitschiand en het meer speciaal
Fransche Kermis-geld). Als een verrekeningseenheid,
waarbij de verrekening daarentegen wel door middel
van munten moet geschieden, is in de geschiedenis de
Fransche ,,livre d’argent” bekend. In beide gevallen
was de eenheid onafhankelijk van de waarde, die de
in omloop zijnde geidstukken hadden. Verder kan de
862
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4
October 1922
waarde van de eenheid op goud of zilver gebaseerd
zijn, maar ook slechts fictief zijn, waarmede de in-
vloed van een waardeverandering van het metaal dan
wel voorkomen wordt, doch waartegenover het be-
zwaar staat, dat de waardebepaling dan door de een
of andere autoriteit heeft te geschieden en dus afhan-kelijk wordt van menschelijke inzichten en zwakheid.
James behandelt in dit verband de theorieën van
Cournot (1850), Irving Fischer, Mongin en Bourguin
(1881188) en beschouwt dan nader, eerst werkelijk in-
ternationaal
ged,
hetzij op goud gebaseerd, hetzij zon-
der ,,étalon” en daarna internationaal relceiigeId.
V66r 1870, toen maten en gewichten meer en meer
internationaal gelijk werden, was men met de Latijn-
sche Muntunie aardig op weg in den franc werkelijk
internationaal geld op metaal basis te krijgen, doch
het overgaan in vele landen tot den gouden standaard
tegenover het vasthouden elders aan den zilveren of
aan het bimetallisme belette intusschen later de ver-
wezenlijking. Aangezien men wel inzag, dat er zonder
een internationaal biljet toch steeds wisselkoersen
zouden blijven
bestaan, hield men zich daarmede ook wei bezig (Jules Wolf op de Brusselsche Conferentie
van 1892, M. G. François 1893, Raphael Georges Levy
1896), doch zonder veel aandrang. In 1920 komt het
idee eener ,,monnaie ujiiverselle” weer meer naar
voren. (Delacroix en Nogaro) met het bepaalde doel
intusschen om door uitreiking aan landen met on-
gunstige betalingsbalans deze te helpen in hun strijd
tegen depreciatie van de eigen valuta en tevens als
vorm voor het mobiel maken van de Duitsche oorlogs-
schuld. Aangezien het nieuwe geld noodzakelijk het
crediteurland Amerika met eene nieuwe inflatie be-
dreigde en de op de Duitsce schuld gebaseerde ,,bons
d’or” qua karakter geen geld, maar beurswaarden wa-
ren, zijn de voorstellen ten slotte algemeen afgekeurd.
James wijst er op, dat het hier evenals bij verdere
plannen, in
werkelijkheid
niet ging om een ,,reforme
monétaire”, maar om eene credietorganisatie.
De voorstellen voor een werkelijk internationaal
geld, doch zonder een gouden standaard, zijn uitge-
gaan van Nogaro, die ook dat geld wilde uitreiken
aan de landen met ongunstige betalingsbalans, en ver-
der van een ongenoemden
schrijver
in het Bulletin
quotidien de la Sociétô d’études et d’informations
économiques van
1
Januari 1922, die een stoutmoe
dige credietorganisatie ontwierp in den vorm van
eene internationale bank, die op langloopende obliga-
ties in dollars middelen tot zich zou trekken, om die
als besant-banco’s weer uit te leenen op korten ter-
mijn. De details dier voorschotten waren zeer
s
p
ec
u:
latief. In schijn was de besant-banco eene nieuwe
eenheid, op goederen en niet op goud gebaseerd,
waarbij het streven voorzat koopkrachtpariteiten en
niet de noteeringen op buitenlandsche wisselmarkten
bij de voorschotten in aanmerking te nemen; in wer-kelijkheid echter was de besant-banco op den dollar,
dus wel op goud gebaseerd en de regeling eene zui-
vere, maar zeer riskante credietorganisatie.
James
wijst
erop, dat ook bij deze voorstellen het
nieuwe internationale geld niet stabiliteit van de wis-
selkoersen zal medebrengen, doch dat evenwicht in
de betalingsbalans daarvoor noodig is. Men heeft dus
eene internationale crediet-organisatie in het leven
te roepen, niet internationaal geld. Van weinig be-
lang acht hij het, dat dit geld van Nogaroen de be-
sant-banco zoogenaamd niet op goud gebaseerd zou-
den zijn en dus niet de waardeverandering van het
goud zouden meemaken; immers indien het goud thans in waarde gestegen is, is dit een gevolg van
het
rijzen
van den dollar en dit is weer veroorzaakt
door de ongunstige betalingsbalans van nagenoeg de geheele wereld tegenover Amerika. Het loslaten van
het goud acht James in de praktijk geen voordeel,
eerder een nadeel, omdat alle goudlanden zullen wei-
geren die richting uit te gaan, zoodat het nooit een
internationaal geld zou worden. Na deze beschouwingen over werkelijk internatio-
naal geld volgt dan een onderzoek naar het nut, dat
een internationaal verrekeningsgeld, een monnaie de
compte internationale, zou kunnen brengen. De plan-
nen in deze richting
grijpen
minder hoog, omdat zij
zich houden aan een gouden basis, en zijn ook verder
eerder uitvoerbaar, omdat voor verrekeningsgeld geen
tusschenkomst van den Staat, geen internationale
conferenties noodig zijn, doch slechts eene krachtige
particuliere Organisatie als een bank, die de plannen
eenvoudig in
praktijk
brengt. De geschiedenis kent
ook reeds dit internationale verrekeningsgeld, nl. dat
der Amsterdamsche en andere wisselbanken en dat
dor Fransche kermissen, zoodat de ervaring omtrent
het nut kan voorlichten. Wat is echter met zulk inter-
nationaal verrekeningsgeld op zichzelf, dus zonder
crediet aan deficit landen, zonder internationale mun-
ten of biljetten, zonder een vaste verhouding tot de
bestaande gedesorganiseerde circulatie, te bereiken?
Stabilisatie van de binnen- en buitenlandsche waarde
van het bestaande geld zeker niet. Maar wel, dat de
internationale handel en ook de handel in het bin-
nenland weer een bruikbaar middel verkrijgen ter ver-
rekening der transacties, ook al geschieden deze op
termijn, een verrekeningsmiddel, dat zoodoende den
tijd kan overbruggen die nog verloopen moet, totdat
elk land weer
zijn
eigen geld op goud kan fixee-
ren. Iets is er dus zeer zeler mede te winnen, doch
eene werkelijke oplossing der moeilijkheden kan er
onmogelijk van verwacht worden, geen stabilisatie
als hierboven bedoeld en ook niet een eind aan de
ruïneuze Entgiiterung.
In deze richting van internationaal verrekenings-
geld gaan de voorstellen van Emile Lederer en Lan-
desberger, die voor Duitschland en Oostenrijk een
bank willen stichten die rekeningen in een nieuwe
goudeenheid zal openen, zonder echter daarbij aan te
geven, hoe Duitschland en Oostenrijk de beschikking
over zulke goudsaldo’s zullen
krijgen
en evenmin hoe
de goudwaarde dier saldo’s in de bestaande omstan-
digheden internationaal zal zijn te handhaven; en ver-
der het plan van Frank A. Vanderlip met
zijn
Gold
Reserve Bank for the United States of Europe, die
althans een aanzienlijk goudfonds tot basis neemt,
doch verzuimt aan te geven op welke
wijze
te verzeke-
ren is, dat de Europeesche dollar niet op den duur
tegenover den Amerikaanschen zal deprecieeren, im-mers dat ingebrachte goudfonds kan niet geacht wor-
den voldoende te zijn de betalingsbalans tot het nood-
zakelijk evenwicht te brengen. Voor de ideeën van Mr. Vissering, ni. diens ontwerp voor een nieuwe bank voor Oostenrijk, die rekeningen in eene nieuwe goud-ecnheid zal openen samengekop-
peld met de oprichting van een Barter-Institute, een troc, voelt Jamds ten slotte het meest.
Hij
acht deze
plannen, hoewel voor bepaalde landen ontworpen, in-
ternationaal toepasselijk en zou daarvan voor de prak-
tijk het meeste, doch ook weer niet alle heil ver-
wachten. Het eindpunt is devalvatie en fixeering van
het bestaande geld, maar
•
om daartoe te geraken is
een tusschenperiode onvermijdelijk, waarin het nieu-
we verrekeningsgeld, los van het bestaande, voor den
handel ter beschikking zal zijn en in welke periode
dan de inflatie stop gezet moet worden, de schulden herzien, eene internationale credietverleening in het leven geroepen en een ruiling van goederen georga-
niseerd in een Barter-Institute. Vooral deze laatste
gedachte acht James van belang, omdat zulk een rui-
ling zou medebrengen eene voortdurende vereffening
zonder defi&t, zoodat de goudwaarde der rekeneen-
heid niet in gevaar zou komen, zonder dat daarvoor
een goudstock noodig is,
terwijl
het verder misschien
mogelijk zou zijn, daardoor aan de Entgüterung een
einde te maken. De bezwaren tegen deze plannen o.a.
door Prof. Pigou en Henri Burton ingebracht, acht
James in het algemeen ongegrond;
zijnerzijds
is
hij
evenwel niet voldaan, omdat het Barter-Institute
alleen ondr bepaalde voorwaarden de Entgüterung
zal kunnen voorkomen, terwijl hij meent, dat die voor-
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
863′
1
waarden zich niet zullen voordoen. De Entgüterung
is namelijk een gevolg van het zakken der inheemsche
valuta op de buitenlandsche wisselmarkten beneden
de koopkrachtpariteit, beneden de waarde, welke die
valuta in het binnenland ten aanzien van de daar aan-
wezige goederen nog heeft behouden. Zoolang nu
buy.
een Duitsche verkooper niet verplicht kan worden zijn’
verkoopen via het Barter-Institute te laten loopen ter
verrekenirig tegen wereldmarktprijs in de nieuwe
eenheid, zal de praktijk blijven, dat hij zich laat ent-
güteren door verkoop tegen een prijs, gevonden door
omrekening van de binnenlandsche markenwaarde
zijner goederen tegen den beneden koopkrachtparitei
gedaalden markenkoers op de buitenlandsche wissel-
markt, waarbij hij zijnerzijds een markenwinst maakt,
waarvan hij het bedriegelijke piet ziet, terwijl het bui-
tenland aan den andren kant zich het koopje niet
laat ontgaan, zoodat beiden via de wisselmarkt en
niet via het Barter-institute zullen blijven koopen en
verkoopen. Mr. Vissering heeft •dit voorzien en niet
het oog daarop op de nopdzakeljkheid gewezen, dat
wettelijk twee goederenprijzen werden vastgesteld, één
voor verkoop in het binnenland en ‘één voor verkoop
naar het buitenland, waardoor deze laatste dan gemak-
kelijk via het Barter-institute zou zijn te leiden, doch
James acht zulks niet uitvoerbaar met kans op succes.
Wat het Barter-institute in het algemeen betreft,
James releveert in dit verband nog het geringe restil-
taat dat de troc van Dr. Thalbitzer in Kopenhagen
voor den buitenlandschen handel van Sovjet Rusland
in 1920 heeft gehad en meent, dat ook de 140 millioen
van het 200 millioen crediet aan Duitschland als de
grondslag voor een daarop te ontwikkelen troc is be-
doeld geweest, doch ‘ten slotte als een zuivere crediet-
verleening daaruit is overgebleven.
Daartegenover ontkent James niet de bestaanbaar-
heid van een ,,monnaie de compte” als door Mr.
Vis-
sering gedacht, al merkt hij op, dat dit nog beter te
vergelijken is met het verrekeningssysteem dat vroeger
op de Fransche kermissen in zwang is geweest dan
met het Amsterdamsche en Hamburgsche bankgeld.
Zulk een monnaie de compte zou zeker ook in de te-
genwoordige omstandigheden nuttig kunnen zijn,
namelijk voor den internationalen handel als vaste
verrekeningseenheid, doch niet om het bestaande geld
te stabiliseeren, waarvoor in de eerste plaats eene
credietorganisatie noodig is, noch om Entgüterung te
voorkomen. En daarom is de conclusie van James:
Alle plannen voor internationaal werkelijk of reken-
geld zijn slechts bijkomstig, men zou evengoed den dollar kunnen nemen; het streven is eigenlijk steeds
om te komen tot eene credietverleening van voldoen-
den omvang en op langen termijn. Deze was ten tijde
van de Conferentie te Brussel niet mogelijk en daarom
stelde ter Meulen een credietschema op korten ter-
mijn voor. De omstandigheden voor een lange leening
zijn daarna, althans voor zoover Frankrijk betreft, vol-
gens James wel verbeterd. Zoolang echter zulk eene
credietorganisatie niet tot stand is gekomen, blijven
de tegenwoordige moeilijkheden onoplosbaar.
Of zou de oprichting eener internationale emissie-
bank, die door goud gedekte biljetten zou uitgeven,
dus werkelijk internationaal geld en geen verreke-
ningsgeld, de redding kunnen brengen? Voor latere,
betere tijden, zal dat zeker steeds een aanlokkelijk
plan blijven, doch thans zou daarvan slechts dan heil
te verwachten zijn, indien tevens ontworpen werd op
welke wijze de verarmde Staten in het bezit van een
voldoende hoeveelheid van dat nieuwe geld werden
gesteld, wanneer derhalve ook hierbij het crediet-
vraagstuk tegelijk werd opgelost.
Zoodoende
onderschrijft
James ten slotte, hoewel
eerst door het idee van internationaal geld bekoord, de
uitspraak van de Brusselsche Conferentie: ,,nous ne croyons ni á l’utilité d’une monnaie internationale ni
â celle d’une unité internationale de compte, aucun
de ces moyeris xie pouvant supprimer les difficultés
dont souffre actuellement le marché des changes”.
Mr.
J. WESTERMAW HOLSTIJN.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
Nd (Disc.Wissels.4
18Juli ’22
Zweeds.R.ksbk5
10Mrt.’22
5k Be1.Binn.Eff.
4 18Juli ’22
Bk. v.Noorw.. 5
17Aug.’22
!Vrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 34
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli ’22
Belg.Nat.Bk.5-54
19Mei ’21
Duitsche Rijksbk. . 8
21 Sept.’22
Bank v. Spanje 54
18Mei
’22
Bk. van Frankrijk 5
11 Mrt. ’22
Bank v. Italië
6 20 Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2 Sept.’22
F.
Res. Bk. N.Y.
4 21 Juni’22
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.’21
Java.che Bank 34
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cail. Part.
Prolon-
disconto
gotle disconto
disconto
disc.
mones.i
30 Sept. ’22
318
3
1
1
3
21
4/
–
1)
25-30 S.’22
‘/-/
31
4
-4
2
1
1-/
18
–
4-5
1
1
18-23,,
’22 33151
3-1
13
2/8-112
4_21
–
4-61
3
11-16,,
’22
21/3-8/4
2
1
1
2
18
4.6j
–
4
1
1
3
_5
26 S.1 0.’21
I41
8’1
2
3114_112
l4118-’12
4_31
–
4
1
12_6
27 S.-20.’2014_1/4
38/4-43/4
I61
4_61
–
6-9 20.24Ju1j14I3
1
1
s
_
3
1
io
21/
4
_3/
4
1221
4
_3/
4
21/
3
-11
3
2/
51/….71/
1)
Noteerjng van 29 September.
WISSELKOERSEN.
Londen was deze week wederom zeer flauw. De slechte
berichten over den politieken toestand in het nabije Oosten
en de ‘daaruit ontstane vrees voor oorlog, deden een groot
aanbod ontstaan, vooral in New York, waardoor ook hier
de koers sterk gedrukt werd. Zaterdag werd voor 11,25 ver-
handeld. Daarentegen waren Parijs en België vrij stabiel.
Parijs bleef bijna de geheele week omstreeks 19,55
a
19,60.
België was iets meer aangeboden, zoodat de marge tegen
Parijs wederom iets grooter werd. New York was iets vaster
en kon opkomen van 2,57% tot 2,58%.
Daarentegen waren marken weder flauw. Reeds direct
toen bleek, dat aan de ergste geldvraag voor de ultimo in
Duitschland was voldaan, ontstond er daar groote vraag
naar w’issels op het buitenland, zoodat Maandag de koers
hier direct sterk terugliep. Daarna kwam weliswaar eenige verbetering en bleef de koers vervolgens eenige dagen vrij
stabiel, maar aan het einde der week en heden was het
aanbod zeer sterk en trad opnieuw een belangrijke daling
in. Van Skandinavië was vooral Denemarken weder sterk
aangeboden, maar ook Noorwegen liep weder eenigszins
terug. Zwitserland zette de daling voort en kwam daardoor
weder op het theoretische goudpunt. Voor 48,05 werd ver-
handeld, maar heden was de koers weder iets hooger. Spanje
zeer flauw, ca. 38,85. Ook Indië weder lager, 97%-97%.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Londen
Parijs
•)
Berlijn •)
Wecnen
•)
Brussel
••)
New
York’)
25 Sept.1922..
11.414
19.85
0.184
0.004
18.69
2.58
26
,,
1922..
11.37
19.624
0.174
0.0034
18.52113
2.57/8
27
,,
1922..
11.354
19.574
0.15*
0.0034
18.48
2.57
1
/
28
,,
1922..
11.334
19.524
0.15* 0.0034
18.4211
3
2.58
1
1
29
,,
1922..
11.284
19.524
0.16
0.0034
18.3911
3
2.581
4
30
,,
1922
11.29*
19.55
0.15*0.00374
–
–
Laagsted. w.
1)
11.274
19.45
0.144
0.0025
18.30
2.5711
4
Hoogste
,,
,, ‘)
11.41*
19.85
0.18*
0.005
18.721
3
2.581
23 Sept.1922
11.404
19.624
0.184
0.004
18.59
2
2.5841
16
,,
1922
,
11.444
19.674
0.174 0.0034
18.624
3
2.5848
Muntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
)
Noteering te Amsterdam. ‘) Noteering te Rotterdam.
t) Particuliere opgave.
I)
Noteering van
22
September.
5)
Idem van
15
September.
Data
Stock.
holm’)
Kopen- hagen”)
Ch,is.
ttania)
Zwitse,
l
an
d*)
Spanje
1)
Bataoia
1)
telegrafisch
25 Sept. 1922
68.35
54.-
43.35 48.25 39.60
971-984
26
,,
1922
68.25
53.80
43.70
48.174
39.45
971-98
27
,,
1922
68.10 53.50
43.70
48.10 39.25
9751_71
28
,;
1922
68.20
53.60
43.75. 48.15 39.20
9761_8/
29
1922
68.10
53.
44.15
48.-
38.90
9731.111
30
1922
68.10
52.50
44.-
48.074
38.35
97114_1/3
L’ste
d. w.’)
67.90 52.50
43.55
47.95
38.80
97114
H’ste
,,
,,
)
68.45
54.-
44.10
48.30
39.65
981
4
23 Sept. 1922
68.35
53.90
4360
48.30
39.45
984-984
16
,,
1922
68.35
54.90
43.50
48.40
39.20
971-984
iIuntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100
“) Noteering te ‘Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
864
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
KOERSEN TE NEW YORK.
o
ta
CableLond.
Zkht Parijs
1
Zicht Berlijn
1Zicht Amsterd.
(in
$
per.C)
(in cts.p.frs.)
(in ct. P. Mrk) (in
ds.
p. gid.)
30 Sept.
1922
4.37.25
7.57
0.06
38.75
Laagste d. week
4,37.25 7.57 0.06 38.74
Hoogste
,,
.
,,
4.41.87
7.71
0.07
38.76
23 Sept.
1922
4.42.-
7.63
0.07
38.77
16
,,
1922
4.42.87 7.58
0.07
38.76
Muntpariteit ..
4.86.67
5.18′!
95
1
1
40
5
las
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
1
Landen
J
Noteerings. 116
eenheden
Sept.
1922
1
9711I
23
Sept.
1
25130
Sept.
1922
Laagste
97
7
11
,
9771
’22
Hoogste
9771
30
Sept.
1922
97/
Alexandrië..
Piast. p.0
4
B
Aires
1
)..
d. p.
$
43
29
1t
43318
t
43
1
1
44114
4431
133
Calcutta
. . . .
8h. p. rup.
113
17
1
32
h113
17
/
32
1
113
1
1
2
1/3
19
/
32
1/3
9
/
16
Hongkong ..
id. p.
$
2/6/
217
1
216
3
1
t
2171/4
217
Lissabon
. .
..
d. per Mii.
291i6
2
13
1
33
1
2
2
1
1
.
a 1
1I
19
Madrid
….
Pesct. p..0
29.21k 28.88
28.80
29.12 28.98
tdontevideo
1
d. per
$
42
4111
4
41
441/
3
4111
4
Montreal….
$
per
£
4.43319
4.411
4.36
4.43
437
1
/8
*R.d.Janeiro.
d. per Mii.
6
3
1
4
6,32
6
9
1
6116
Rome
..
..
Lires p.
£
1056139
10418
1021
1041
102+*
Shanghai….
Sh. p. tael
31581t
315
1
12
315 316 5
7
/16
Singapore
..
id.
p.
$.
213
29
1
92
213
1
1
a2
213
1
j
2141
39
214
1
1
1
9
Vaiparaiso..
pesop.0
32.40
t32.102)P2i116
130
32.00
32.00
Yokohama
..
Sh.
p.
yen
2121,
1
212
1
1
l
7
/
212
1
1
33
Koersen
der voorafgaande
dagen.
1)
Telegrafisch transfert.
j Noteering
van 22
September.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te
New York
30 Sept. 1922
,
351
68
7
/
8
23
1922
–
–
69112
16
..
1922
351
691
1
Oct..
1921
,
421
7071
2
Oct.
1920
59
93
20 Juli
1914
.
..
241119
5411
NEDERLANDSÇHE BANK.
Verkorte Balans op 2 October 1922.
Activa.
Binneni,Wis’I’H.
–
bk.
f119.434.973,33
sels, Prom.,’
B.-bk.
,,
38.937.239,63
enz. indisc.I.Ag.sch.,, 60.004.505,35
‘
218.376.718,31
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
……..
–
Idem eigen portef..
f
61.646.834,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog nietafgel.
,,
61.646.834.._
Beleeningen
tH.-bk.
f
47.574.011,07
mci.
v.rsch.
B.-bk.
,
11.517.831,18
‘
‘dei(
Ag.sch.
,,
75.866.132,82
op
(134.957.975,07
Op
Effecten
……
(114.690.842,29
Op Goederen en Spec.
,,
20.267.132,78
134.957.975,07
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..
8.841.564,52
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.005,-.
Muntmat., Goud ..,,537.620.135,64
f593.859.140,64
Munt, Zilver, enz..
,,
8.808.029.52
Muntmat., Zilver
..
–
Effecten
–
,,
602.667.170,16
Bel.v.h.Res.fonds..
f
5.634.200,18
id. van
1
15v.h.kapit.
,,
3.966.300,12
9.600.500,30
Geb.enMeub. der
Bank
……………..
,
4.522.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,37.653.536.29
f
1.078.266.298,65
Passiva.
Kapitaal
…………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
………. . ………….
,,
5.660.599,75
Bijzondere reserve
………………
,,
1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop
…………
,,
1.000.285.41 5,-
Bankassignatiën in omloop……….
,,
1.684.852,23
Rek.-Cour.
Het
Rijk
f
–
saldo’s:
5
Anderen
,,
39.754.626,74
39.754.626,74
Diverse rekeningen
………………
,,
9.205.223,60
fl.078.266.298,65
NED. BANK 2 Oct. 1922
(vervulg)
Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
393.604.665,28
Op de basis van
/s
metaal4ekking ……
185.259.686,49
Minder bedragaanbankbiljetten in
omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is..
,,
1.968.023.325,-
Verschillen m. d. vorig. weekst.:
Meer
Minder
Disconto’s
…………36.018.541,29
Buitenlandsche wissels..
2.888,820,-
Beleeningen
……….29.521.700,16’/
3
G
oud
……………..
–
Zilver
……………..
224.536,521
Bankbiljetten………..40.647.350,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s..
17,638.067,17
1
1
2
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Data
Goud
Zilver
–
B
1
ijetten
Andere
opeischbarc
schulden
2
Oct.
1922 ……
593.859
8.808
1.000.285
41.439
25 Sept. 1922 ……
593.859
9.033
959.638
22.598
18
1922 ……
605.955
8.902
966.944
23.452
11
1922.
…..605.955
8.778 976.246
25.293
4
1922……605.955
8.762 984.909 26.126
3
Oct.
1921 ……605.969
9.558 1.040.476
41.114
4
Oct.
1920 ……
636.348
18.018
1.066.075
76.382
25
Juli
1914……162.114
1
8.228
1
310.437
1
6.198
Dato
Totaal
bedrog
disconto’s
Hiervan
Schatkist-
J
prom rssen
rechtstreeks
Belce.
fin 5ff
BgÏ
baar
Metaal.
saldo
kings.
percen-
lage
2
Oct.
1922
218.377
64.400
134.958
393.605
58
25 Sept. 1922
182.358
39.000
105.436
405.727
61
18
1922
181.727
36.000
110.250
416.037
62
11
1922
187.019
39.000
108.622
413.684
60
4
,,
1922
178.247
30.000
124.839
411.769
60
3
Oct.
1921
262.544
192.500
156.791
398.468
59
4
Oct.
1920
135.972
–
322.344 425.079
57
25
Juli
1914
67.947
14.300
61,686
43.5211)
75
‘) Op de basis van
metaaldekking.
Uit de bekendmakiugvanden M i n i s t e r vanFinan-
c i ë ii blijkt, jdat uitstonden op:
25 Sept. 1922
I
2
Oct. 1922
Aan schatkistpromes8en.. f214.159.000,- f454.300.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk. ,, 39.000.000,- ,, 64.400.000,-
Aan schatkistbiljetten .. ,,407.870.000,- ,,l99.672.000,-
Aan zilverbons ………,, 28.510.166,- ,, 29.281.201,_-
Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën ,,289.573.000,- ,,292.208.000,-.
Voorschot aanGemeenten’
3I Juli
31 Augustus
voor door Rijk voor hen . ,, 49.737.202,- ,, 86.936.544,-
te heffen Ink. belasting)
25 Sept.
2 Oct.
Tegoed v.d. Postch. & G.dtI,, 54.942.546,-
.
54.942.546,-
JAVASCHE BANK. Voonns.anaste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
E
1 jetten
e
eschikb.
Data
Goud
Zilver
°
FAnder
B
peischbmetaal.
u en
saiao
23 Spt. 1922
204.500
267.000 108.500 129.400
16
1922
202.500
270.500 105.500 127.300
9
1922
204.000
270.000 105.000 129.000
26Aug.1922 148.848
53.167 268.194 102.445 128.534
19
1922 146.354
52.879
272.122
97.140 126.011
12
1922 144.375
52.753 275.559
95.879 123.475
24Spt.1921 187.213
21.640 300.966 120.071
25.082
25 Spt. 1920 220.943
7.456 358.668 210.609 114.690
25Juli 1914 22.057
31.907
110.172
12.634
4.842e
da
Dis-
conto’s
Wlssds.
buiten
N..Ind.
betaalbaar
Belce-
ningen
Voor.
schotten
aan hei
Gouv.nem.
–
Diverse
1
e e-
t)
nin gen
Dek.
kings.
percen.
lage
23Spt.1922
18200
38.100
°
54
16
1922
184.000
38.500
”
54
9
1922
182.500
38.300e
•a
54
26Aug.1922
–
23.425
54
33.097 29.815
105.872
19
1922
34.006
31.425
104.374
–
23.903
54
12
1922
33.415
30.708
112.810
. –
21.437
53
24 Spt. 1921
36.068
19.946
111.563
40.149
12.648
49
25 Spt. 1920
29.032
34.904
135.016
129.167
21.625
40
25Juli1914
7.259 6.395
47.934
6.446 2.228
1
44
t)
Sluitpost activa.
2)
Basis
2
13
metaaldekking.
1)
Cred.itsaldo.
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Ci,culatle
Andee
opei,ch
r
b.
schulden
869
1
Disconto’,
D!0,e
k
–
26Aug.1922
,
1.295
1.739
1.159 459
19
1922 1.298
1.744 917 1.173
452
12
1922 1.306
1.848
967 1.185
426
5
1922 ….
1.312
1.951
844
1.198 444
29 Juli 1922
1.341
2.038
761
1.217
421
22
,,
1922
1.376
2.082
708
1.153
449
27Aug.1921
…
1.132
2.081
1.113 1.980 264
28 Aug. 1920
..
1.081
2.146
1.039
1.787
706
25
Juli
1914
…
645
1.100
560
735
396
1)
Sluitpost der activa.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoegin,g der Currency Notes,
in duizenden po:nd sterling.
Data
Metaal
Circulatie
Currency Notes.
Bedrag
1
Goudd.
1
Goe. Sec.
27 Sept. 1922
127.432 122.467
289.127
27,000
246.456
20
1922
127.427
121.491
289.756
27.000 246.918
13
1922 127.421
122.065
291.585 27.000
249.007
6
.,
1922
127.413
122.880
293.088 27.000
250.437
30 Aug. 1922
127.411
123.919
293.311
27.000
250.763
23
,,
1922 127.417
123.454
295.130
27.000 252.728
28 Sept. 1921
128.414
124.973
314.382
28.500
278.119
29 Sept. 1920
123.115
227.491
353.795 28.500 322.425
22 Juli
1914
40.164
29.317
–
–
–
–
Data
1
Cov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
1
Other
Depos.
Reserve
Dek.
1
kings.
27Sept ’22
44.063
71.386
16.829
1103.831
23.414
19,40
20
’22
44.548
73.594
15.786
1108.535
24.386
19,61
13
’22
46.753
71.466
10.405
1
113.436
23.809
19,22
6
’22
43.448
76.790
13.585
111.450
22.983
18,37
30 Aug.’22
44.358
76.121
26.227 98.096
21.942
17,64
23
.,
’22
43.853
75.763
18.458
105.490
22.414
18,08
28 Sept.’21
33.360
80.494
12.231
105.421
21.892
18,60
29Sept.’20
21.888
109.313 16.139 111.027 14.073
11,10
22juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
521
2)
Verhouding tusschen Reserve en Deposlts.
DUÎTSCHE RIJKSBANK.
Voc.rnaamste posten, onder bijvoeging der Darleliens.
kassenscheine, in duizenden Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.
scheine
Circulatle
king,.
l
jo
erc.
Dek.
11)
23 Sept. ’22
1.032.762 1.004.858
27.293.999 290.678.147
10 15
’22
1.031.726
1.004.860
27.801.686
271.597.757
10
7
’22
1.027.943
1.004.861
23.875.562 252.373.738
10
31
Aug. ’22
1.027.515 1.004.859
23.239.947
238.147.160
10
23
’22
1.025.921
1.004.861
20.503.192
215.163.262
10
14
’22
1.026.623 1.004.858
16.598.678
205.275.372
8
23 Sept. ’21
1.040.920 1.023.705
3.626.159 82.178.940
5
23 Sept. ’20
1.098.629 1.091.665 18.980.197 59.263.661
34
23 .Julj
’14
1.691.398
1.356.857
65.479
1.890.895
93
‘) Vekking der circulatie door metaal en Kassen8chelne.
Data
Wissel,
Rek. Cr1.
Darlehenska,,en,chejne
Totaal
In kas hij de
uitgegeven
Retch,bank
23 Sept. 1922
331.761.934 71.692.739 41.248.900 27.282.200
15
•
1922
309.140.280 67.409.768 41.710.800 27.790.900
7 Aug. 1922
279.026.881
50576.422
37.668.400 23.226.500
31
1922
271.470.114
56.124.454 36.729.200 23.226.500
23
1922
271.470.114 56.124.454 36.729.200 20.489.200
14
1922
241.210.577
47.804.913 33.103.100
16.583.400
23 Sept. 1921
83.595.930
15.563.153 11.264.300
3.542.800
23 Sept. 1920
46.933.499 14.217.367
32.045.500
18.933.600
23 Juli
191.4
750.8921
943.964
–
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.
Data
Goud
Waarvan
in het
Buitenland
Zilver
Te goed
In het
Buitenland
Buit.gew.
voorsch.
ald. Staat
28′ Spt.’22
5.532.516
1.948.367
287.197 575.267
24.000.000
21
’22
5.532.434
1.948.367
286.761
575.786
24.100.000
14
’22
5.532.223
1.948.367
286.404
576.249 23.900.000
7
’22 5.532.002
1.948.367
285.991
576.671
23.900.000
29 Spt.’21
5.523.096
1.948.367
277.328
622.295 24.960.000
30 Spt.’20
5.479.550
1.948.367
256.306
1.079.786
26.600.000
23Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
Uitge.
stelde
Wissels
.Belee.
ning
Bankbil.
jetten Rek. Cr1.
Parti.
culieren
Rek.
Cr1.
Staat
2.103.887 32.697
2.073.384 36.602.902 2.178.992
19.725
,
1.789.639
32.815
2.128.402
36.585.364 2.159.112
40.787
1.887.327
33.195
2.120.574
36.607.125
2.130.115
22.137
cr
1.816.174
34.770 2.155.999
36.959.101
2.045.972
23.279
0
2460.269
69.264
2.175.340
37.129.458
2.474.075 35.025
12:293.167
482.337
1.987.872
39.207.943 3.251.403
55.918
1.541.980
–
769.400
5.911.9101
942.570 400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.
Data
7Î!
mcl.
bullenl.
saldi
Beleen.
1
van
buitenl.
vorder.
B.n
1
van
1
prom. d.
1
provinc.
wissels
en
heleen.
Circu.
1
lc,tie
1
Rek.
Crt.
1
partic.
28 Spt.’22
333.267
84.653
480.000
635.069 6.517.769
302.947
21
’22
332.778
84.653
480.000
603.638
6.483.141 368.024
14
’22
330.994
84.653
480.000 606.562 6.501.105
361.446
7
’22
329 200
84.653
480.000
603.439
6.490.324
301.585
29 Spf. ’21
326.708 84.653
480.000
614.102
6.212.237 362.325
30 Spt. ’20
358.188
84.653
480.000
713.4595.736.056
1.149.006
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Dato
Goudvoorraad
_______________
Zilver
etc.
F.R.
Notes In
circu.
Totaal
____________
Dekking
in hel
bedrag
F. R. Notes
buiteni.
latle
13 Sept.
1
22
3.067.234
2.259.486
–
130.204
2.213.615
6
,,
’22
3.060.833
2.245.382
–
125.854
2.211.889
30 Aug. ’22
3.063.414
2.235.243
–
132.474 2.153.181
23
,,
’22
3.061.762 2.240.736
–
130.902
2.146.674
14 Sept. ’21
2.684.501
1.796.750
–
150.001
2.491.651
17
Sept. ‘201
1.973.127 1.365.835
111.455
160.0183.289.681
Totaal
1 Gestort
1 Dek. 1
Data
Wissels
Depositaa
1
Kapitaal
1
king,
1
hing,-
Iperc. ‘)lpe:c.
9)
13 Sept. ’22
591.836 ‘ 1.872.103
106.070
75,1
1
78,3
6 ,,
’22
593.448 1.856.797
106.085
75,2
78,3
30 Aug. ’22 576.074 1.881.686
106.086
75,9 79,2
23 ,,
’22
556.415
1.851.851
106.041
76,6
79,8
14 Sept. ’21 1.468.874
1.705.831
102.982
61,0
67,5
17 Sept. ’20 2.830.808 2.675.695
1
97.366 37,3 40,3
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden:
F.
R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgez ette de
Reserve
b
Totaal
Waarvan
time banken
gelden en
beleggin gen
F. R. bank,
deposlto’g
deposit.,
6 Sept.’22
791
10.819.853 1.368.905
14.783.322
3.612.623
30Aug.’22
791
10.761.195 1.377.582
14.718.600
3.598.688
23
,,
’22
791
10.766.039
1.356.998
14.706.370
3.588.105
16
’22
792
10.808.768 1.360.173 14.777.727
3.587.578
7Sept.’21
810 11.485.023 1.236.233
13.036.121
2.914.007
10 Sept.’201
818
16.923.4671
1.389.478
14.171.8521
2.771.208
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten..
866
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1922
BANKSTATEN,
KWARTAALSGEWIJzE OPGENOMEN,
I. BANK VAN SPANJE.
(In nilllioenen Peseta’s.)
Data
Goud
Zile,
e bols-
fona’-
ei
t)
Dis-
conto’s
Bic”cn.
Circu-
lalle
Rek.
rt.
9 Sept.
1922..
2523,4
644,5
849,2
1768,1
4179,3
1143,8
2
,,
1922.,
2523,4 650,4 816,8
1765,9
4131,4
1146,2
26
AuV.
1922..
2523,4
650,3 618,5 1795,0
4142,3
1156,8
19
1922..
2523,4
648,1
***
1719,3
4153,9
1164,0
12
1922..
2523,4
646,3
828,3
1841,9
4169,4
1161,4
5
1922..
2523,4
647,6
831,3
1848,8
4169,4
1160,7
29 Juli
1922..
2523,4
650,5
‘°
1805,4
4128,2
1166,6 22
1922..
2523,4
648,8 826,5
1846,2
4146,8
1176,9
15
1922..
2523,3
645,5
845,0
1845,3
4177,4
1164,1
8
1922..
2523,1
644,4 841,3
1915,7
4197,6
1177,6
1
1922..
2522,9 648,9
849,0
1865,5
4144,8
1170,9
24 Juni
1922.
.
2522,9 648,4 870,6
1870,1
4126,7
1177,8
17
,,
1922..
2522,8
641,7
843,2
1929,6
4165,7
1163,5
10
Sept.
1921..
2499,6 622,5
792,4
1759,2
4206,2
1016,4
11
Sept.
1920..
2452,5
594,1
721,5
1555,9
4012,8
935,6
24 Juli
1914..
543,5 726,8
494,4
783,8
1919,0
497,9
‘) Inclusief de schuld van de schatkist in rek.-crt.
II. ZWITSERSCHE NATIONALE BANK
(In millioenen Francs.)
Data
Goud
Zilve,
Darle-
hcns-
kassen-
scheine
Dis-
conto’s
en
Releen.
Circu.
latie
Rek.
Cr1.
15 Sept.
1922..
507,3
115,1
11,2
396,1
749,2
290,2
7
,,
1922..
508,3
115,1
11,2
395,2
762,7
280,7
31
Aug.
1922..
510,4
115,2
11,2
410,8
771,1
271,8
23
1922..
515,1
115,3
11,2
394,1
725,0
294,C
15
1922..
516,2
115,5 12,2
370,4
733,6
273,2
7
1922..
518,0
115,9
12,2
362,8 752,7
250,8
31
Juli
1922..
519,4
116,3
12,1
359,3
769,1
231,4
22
1922..
523,7
116,3
12,1
347,8
729,1 263,2
15
1922..
524,5
116,9
12,7
344,1
742,6
255,7
7
1922..
526,5
116,9 13,2
341,2
760,7
233,7
30 Juti
1922..
530,9
116,9
13,1
327,4
789,1
198,t
23
1922..
537,0
107,0
13,2 314,1
729,7
238,
15
Sept.
1921..
544,7
110,5
14,5
384,6 903,8
139
1
8
15 Sept.
1920..
540,3
93,0
20,9 346,3 918,7
141,2
23 Juli
1914..
180,1 18,9
–
1
107,8
267,9
50.7
111.
NATIONALE BANK VAN DENEMARKEN.
(In millioenen Kronen.)
Data
Goud
Zilver
Vorde.
ringen
op het
buiten!.
Dis-
contos
en
Beieen.
Circu.
latie
Rek.
Cr1.
31 Aug.1922..
228,3
4,1
18,0
419,5 423,8
146,3
31
Juli
1922..
228,3
3,9
25,9
415,9
432,3
141,7
30 Juni 1922..
228,3
3,9
23,5
398,4
441,941
118,8
31
Aug.1921..
227,5
3,5
31,4
312,9
480,6
83,1
31
Aug. 1920..
227,6
2,6
26,4
407,2
542,3
53,6
30 Juni 1914..
75.6
6,6
19,8
95,6
159,8
4,8
IV. ZWEEDSCHE RIJKSBÂNK.
(In millioenen Kronen.)
Data
Goud
Vorde-
Tinefl
buiten!.
s
},,°$
”
Dis-
conto’s
Beleen.
Cj,cu-
Rek.
16Spt. ’22
273,7
78,5
74,0
385
538,9
208,6
9
’22
273,7
77,8
73,5
396,8 543,2 221,8
2
’22
273,8 78,2
73,0 414,3 569,2
209,0
26Aug ’22
273,8 78,8 73,0
383,6
522,6
230,3
19
’22
273,8
78,7
73,0
396,6
521,8
237,3
12
’22
273,9 78,6 73,0
399,5
530,2
231,0
5
’22
273,9
78,7
72,8 414,9
545,6
230,3
29Juli 22
273,9
78,6
72,8 408,7
535,0
237,6
22
’22
273.9
78,0
72,6
412,8 514,8 258,4
15
’22
274,0
78,5
72,5
413,6
533,8 253,5
8
’22
274,0
78,7
72,5
426,1
546,6
243,7
1
’22
274,0 79,0 72,5 439,2 594,2
235,3
23Juni’22
274,0
79,4
72,1
420,7
530,7
255,9
17 Spt. ’21
284,8
108,7
20,5
419,1
612,9
157,8
18 Spt. ’20
263,4 98,9
45,3
650,5
733,4
244,0
25 Juli ’14
105,8
115,6
28,0
92,4
206,2
68,2
V.
BANK
VAN NOORWEGEN.
(In millioenen Kronen.)
Data
oud
Vorde-
ringen
buiten!.
Effeclen
Di3-
conto’s
en
Be!een.
Circu-
lalle
Rek.
C,t.
15 Sept.
1922..
147,3
39,9
9,4
433,1
376,4
130,9
7
,,
1922..
147,3
38,4
9,8
438,3
380,4
131,9
31
Aug.
1922..
147,3
37,6
9,8
445,1
384,7
133,1
22
,,
1922..
147,3
39,7
9,8
438,3
375,4
137,4
15
,,
1922..
147,3
38,9
9,8
434,1
375,7
133,5
7
,,
1922..
147,3
39,2
9,8
438,0 379,5
132,5
31
Juli
1922..
147,3
38,6
9,8
445,3
382,4
136,9
22
1922..
147,3 38,8
9,8
439,0 379,4
134,6
15
1922..
147,3
38,6
9,8
440,8
381,6
134,5
7
1922..
147,3
39,0
9,8
438,5 386,5
126,7
30 Juni
1922..
147,3
39,1
9,8
441,1
384,7
133,2
22
,,
1922..
147,3
40,2
9,8
435,6
364,1
149.6
15
S’pt.
1921..
147,3
32,6
8,5
420,9
407,6
89,2
15
Sept.
1920..
147,4
47,0
10,5
444,6
462,1
1035
22
Juli
1914..
52,4
65,7
8,9
79,3
120,8
10.7
VI. BANKBUREAU VAN TSJECHO-SLOWAKIJE,
verbonden aan het Ministerie van Financiën.
(In rnillioen en Tsjecho-Slow. Kronen).
Data
Ote,r.
riong.
Bank
)
Dis-
conto s
Bclee-
ningen
Vordc-
ringen
op het
buiten!.
Cïrcu.
latie
Rek.
Cr1.
7 Sept.
1922
10096,7
426,2
1468,3
1631,9 10066,7 1102,8
31 Aug.
1922
10096,7
418,5
1467,3
1727,8
10171,4
1088,5
23
1922
10096,7
416,8
1460,8 1717,2
9647,6
1650.6
15
1922
10096,7
439,0
1475,9
1611.5
9713,2
1552,7
7
1922
10096,7
450,2
1475,6
1423,1
9794,6
1316,2
31
Juli
1922
10096,7
490,6
1476,1
871,2
9916.1
840,7
23
1922
10096,7
572,1
1470,9
803,0
9368,6
1402,3
15
1922
10096,7
577,6
1456,9
860,7
9509,3
1268,2
7
,,
1922
10096,7
590,9
1466,9
589,4
9729,8 829,0
30 Juni
1922
10096,7
609,4
1464,7
563,7
9838,2
696,4
23
1922
10096,7
612,3
1456.7
509,6
9273,6
1161,9
15
1922
10096,7
668,3
1487,3
513,1
622,6
7 Sept.
1921
9623,9
814,2
2467,3
861,5
14569
:1311:5
783,3
7
,,
1920
9520,8
899,0 2184,5
263,9
9866,8
1216,3
7 Mrt.
1921
9526,2
1681,9
2072,9
615,0
0881,2
989,5
*) Bankbiljetten,
rekening-crt.-saldi
en schatkistbons.
VII. OOSTENRIJKSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden kronen).
Dato
Gouden
lsuiteyl.
wissels
,
ver
Disconto’s
en
.Beleen,n gen
Circulatie
Rek.- Crt.
7 Sept. ’22
729
21
612,139,877
1,517,179,852 122,420,462
31 Aug. ’22
796
21
532,453,547
1,353,403,632
116,01 1,372 23
’22
930
21
405,703,440
1,147,586,970 136,629,297
15
’22
1,454
21
304,716,172
913,932,437
85,376,128
7
’22
1,334
21
277.748,960
833,471,496
72,876,490
31 Juli
’22
1,371
21
256,331477
786.225,601
36,688,849
23
’22
1,553
21
234,702,190
691,770,477
58,684,609
1522
1,328
20
214,960,553
616,861,131
40,974,165
7
’22
1,087
20
192,732,781
582,879,843 38.777,958
30 Juni ’22
1,896
20
176,881,6801
549,915,678 31,325,388
23
’22
2,003
20
163,565,750
469,231,702
37,066,939
15
’22
1,758
20
150,964,160
439,463,568 30,511,985
VIII. HONGAARSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden kronen).
Data
Gouden
gUlO,j•
wissels
Disconto
en
Beleeningen
Circulatie
Rek.- Cr1.
7 Sept.
1922
13,010
597
41,327,258 48,839,762 4.704,919
31 Aug.
1922
12.868
597
39,390,804 46.242,206 5,416,557
23
1922
12,858 597
36,141,102
43,934,866 4,391,212
15
1922
12,953 597
33,537.671
42,016,259
4,115,167
7
1922
12,925 597
32,540,766 40,949,355 4,263,579
31 Juli
1922
13,048
597
30,329,360
38,357,359 3,929,134
23
1922
12.990
597
28,527,509
35,867,485 3,731,554
15
1922
13,150
597
27.050,654 35,103,483 3,880,712
7
1922
13,364
598
27.423,824
34,443,271
3,450,248
30 Juni
1922 13,357
598
27,000,863 33,599,554 3,740,662
23
,,
1922
13,253
598
26,596,670
32,903,967 3.508,278
4 October 1922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
867
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 2 October 1922.
De gebeurtenissen in het Nabije Oosten hebben gedurende
het grootste gedeelte van de achter ons liggende week de
aandacht der internationale beurzen in beslag genomen.
Hoewel de vrees voor een algemeen Europeesehen oorlog
op
dit oogeublik
niet behoeft te bestaan, met het oog op de
uitputting, waaraan alle landen nog lijden als een gevolg
van den wereldkrijg, drong het wel zeer sterk tot het alge-
meen besef door, (lat in den Balkan thans cle kiem voor
een geweldige
toekomstige
botsing kan worden gelegd, in-
dien niet de uiterste staatsmanswijsheid door alle deelne-
mende partijen wordt toegepast. En waar het vertrouwen
in die staatsmauswijsheid in den loop der laatste jaren
nogal sterk geschokt is, behoeft het geen verwondering te
baren, dat vrijwel alle beurscentra met groote bezorgdheid de voorvallen in het Oosten bestudeerden en volgden.
Merkwaarcligerwijze heeft de beurs te B e r 1 ij n een uit-
zondering gevormd. De markt hier werd geheel en al be-
heerscht door de ruimte op de geldmarkt, een situatie, die gedurende cle laatste maanden ongekend is geweest. Alle
binnen- en buitenlandsche politieke factoren zijn hierdoor
op den achtergrond gedrongen; allêen tegen het slot der
week konden deze eenige beteckenis verkrijgen. Dientenge-
volge heersehte in de eerste dagen der week op de deviezen-
markt volledige rust; eveneens was de opgaande beweging
op de goederenmarkt wat kalmer geworden. Talrijke krin-
gen, die zich van de effectenbeurs hadden afgewend, ver-
kregen weder moed iets te ondernemen; de zaken konden
dientengevolge grooter afmetingen verkrijgen, terwijl de
koersen een stijgende richting insloegen, welke beweging
tegen het einde der week nog werd gestimuleerd door een nieuwe opwaartsche beweging der buitenlandsehe wissel-
koersen. Het bekende indexcijfer van de ,,Frkf.
Ztg.”
geeft
(inn ook een stijging van 538 tot 655 te aanschouwen.
De ruimte op de geldmarkt is echter niet gepaard ge-
gaan met ecn verlaging van den rentevoet. De oorzaken
hiervan zijn tweëerlei. Allereerst is de hooge discontovoet
van de Rijksbank een belemmering; daarnaast spelen de
sterk gestegen algemeene onkosten van de geldgevers een
rol, welk feit overigens ook in de verhoogde provisies der
banken tot uiting komt. Het verrassende feit van de geld-
ruimte op zichzelf is toe te schrijven aan de reeds vermelde
voorbijgaande rustige houding van de cleviezenmarkt, bene-
‘ens aan de reeds lang getroffen omvangrijke voorberei-
dingen voor de kvartaalwisseling. Deze schijnen iets over-
dreven te zijn geweest, waardoor groote bedragen vrij kwa-
men. Bovendien heeft het Rijk voorschotten op belasting
verstrekt aan de gemeenten, die hierdoor geen beroep op
de geldmarkt behoefden te doen. Voorts heeft cle nieuwe
geweldige toename van de bankbiljettencirculatie (in cle
laatste week van September bedroeg die toename weder 19 milliard mark) medegeholpen tot eenige verruiming.
Dat de beurs echter de onzekere basis van de geldruimte
van de laatste week zeer goed begrijpt, toont de nervositeit,
die zich weder van de markt meester heeft gemaakt bij de plotselinge deviezen-hausse tegen het einde der berichts-
periode. Men is er zich te goed van bewust, dat ieder oogen-
blik politieke factoren naar voren kunnen treden, die de
volle aandacht weer op de Duitsche schadeloosstelling ves-
tigen. Bovendien is in de ruimte op de geldmarkt reeds
(le reden van een opvolgende stroefheici verborgen. In de
kringen van handel en industrie toch, en ook in die der
speculatie, tracht men zich de iets gemakkelijker verhou-
dingen op de geldmarkt ten nutte te maken. Eenerzijds voert
men weder nieuwe aandeelen-emissies door, anderzijds werpt
men zich op deviezen-aankoopen, welke beide natuurlijk het
effect hebben een nieuwe geldschaarsclite in het leven te
roepen.
Te L o n den is de beurs gedurende de gansclie week
uitermate lusteloos geweest. Alleen reeds de zeer ongea.ni-
meerde houding van den sterlingkoers had hiervan de reden
kunnen zijn; bovendien verheelde men zich niet •de oor-
zaken, die tot dezen teruggang van den koers van het eigen
betaalmiddel hebben geleid. De situatie in het Nabije Oosten
is voornamelijk voor Engeland zoo precair, omdat de In-
dische belangen ten nauwste samenhangen met de oplos-sing, die voor het thans bestaande geschil zal worden ge-
vonden. Het is begrijpelijk, dat, waar zulke belangen op
het spel staan, ten slotte, als alle andere middelen volko-
men gefaald zouden hebben, ook naar het alleruiterste, dat
van wapeneweld, gegrepen zou moeten worden. De wereld-
oorlog, die nog zoo kort achter ons ligt, heeft ook Enge-
land geleerd, wat aan een toepassen van het argument der
wapenen kan zijn verbonden en het behoeft dan ook geener.
lei verwondering te wekken, dat tegenover deze dreiging
de City een zeer sterk afwachtende houding aannam. De
omvang van zaken is dan ook gevoelig afgenomen, om alleen
op den laatsten dag van de berichteperiode ietwat uit te
zetten, toen bleek, dat de Turksehe leiders bereid gevonden
waren den toestand op een gezamenlijke conferentie te be-
spreken. Toch was het herstel lang niet in verhouding tot
de voorafgegane koersverliezen; het ziet er naar uit, dat
eerst een definitieve oplossing in een voor Engeland accep-
tabelen zin moet worden bereikt, alvorens de beurs weer met vertrouwen haar taak zal kunnen vervullen.
Ook te P a rij s is de houding van de markt niet al te
opgewekt geweest, nochtans was de grondtoon hier veel
vaster dan te Londen. Dit is vermoedelijk toe te schrijven
aan de omstandigheid, dat de positie van Frankrijk in het
Oosten van den beginne af veel steviger is geweest, dan die
van het Britsche Rijk. Frankrijk toch stond met zijn belan-
gen aan de zijde van den overwinnaar van het oogenblik.
Het is wel een typische speling van het noodlot, dat achter
Turkije, – en dus middellijk
naast
Frankrijk Rusland
staat, het land, dat steeds door Frankrijk het felst is be-
streden. Dat de situatie door financieele kringen in het al-
gemeen als niet al te ongunstig voor Frankrijk werd be-
schouwd, moge, behalve uit den betrekkelijk vasten stand
van de effectenbeurs, ook nog blijken uit de relatief geringe
reactie van het Fransche betaalmiddel. Niettemin bleef
aller aandacht op de oplossing van het Grieksch-Turksche
conflict gericht en werden toch geen engagementen van
grooten omvang geëntameerd.
Te N e w Y o r k heeft men zich ook thans weder niet veel aangetrokken van de Europeesche beslommeringen. Het was
natuurlijk niet te vermijden, dat de beurs te Wallstreet
nolens volens herinnerd werd aan het bestaan van Euro-
peesche wanverhoudingen, al ware het slechts door de om-stancligheid, dat de Europeesche beurscentra niet meer zoo
grif aandeelen Koninklijke Petroleum opnamen. Doch als
geheel werd de markt hierdoor toch niet geaffecteerd. Men
troost zich met de gedachte, dat Europa ten slotte toch cle
voortbrengselen van de Unie noodig zal hebben, vooral de
landbouwproducten en dat dus het afzetgebied voor deze voortbrengseleu geenszins zal worden gesloten, ondanks
alle onverkwikkelijke verhoudingen. Men gaat dan ook in
de Vereenigde Staten eenvoudig verder aan het uitbouwen
van het kader, waarbinnen de meer uitgebreide economische
verhoudingen van de toekomst moeten passen. Groote be-
stellingen voor goederenwagens worden gedaan, het onder-
houd van weg en werken der Spoorwegen wordt intensief
ter hand genomen, terwijl dit alles begunstigd wordt door
een ruime geldmarkt. Het is onder deze omstandigheden
vollcomen begrijpelijk, dat het algemeen aspect van de New
Yorksche beurs nog geenerlei verzwakking heeft aange-
toond.
To o n z e n t echter heeft de effeetenmarkt sterker onder
den druk der omstandigheden te lijden gehad. Op de
staats-
fondsenmarkt is
dit niet zoo tot uiting gekomen, ofschoon
ook hier een zekere reactie kan worden geconstateerd. Deze
was echter in de eerste plaats toe te schrijven aan den iets
verhoogden stand van de rente; voorloopig staat Europa in
liet algemeen en Nederland in het bijzonder nog te veel
buiten de» kring van het bestaande conflict, dan dat Ne-
derlandsche staatsfondsen hiervan de directe gevolgen zou-
den ondervinden.
Buitenlandsohe soorten
echter werden sterker aangegre-
pen in verband n:iet het directe contact, dat dergelijke soor-
ten met buitenlandsche beurscentra onderhouden. De om-
zetten waren echter gering.
25Sept. 29 Sept. 2 Oct.
Rijzing
of
daling.
5
°Io
Ned. W. Sch.
1918
891
89
1
1
8911
–
41
/,Io
,,
,,
,,
1916
8811,
88
1
1
to
88
1
1
3
4
o/o
,,,,,,
1916
81
9
1
801,
81
–
0f
16
31/,
0
/0
……
……
731/
72
15
1jo
7218
–
‘8
3
0
/
63/
3
6251
620/ 16
IS!
–
16
211,
0
/0
Cert. N. W. S.
……
55/
54
54112
71,
5
0/,,
Oost-Indië
1915
….
92’/2
9211,
02
3
1
4
+
114
6
•/,,
,,
1919
..
– –
95 96
95251
+
25152
4
0/
Oostenr Kronen rente
21
4
–
–
5
0/
Rusland
1906
……
4
3
/4
411
481
4
0
/0 RusI. hij Hope &
Co.
6
1
1
–
5
–
/
ie
411
,
0/ Chins Goud 1898
731
73
1
1
73
8
1
t6
+ ‘/je
4
0
/s
Japan 1899 ……..66′!
–
65/, – 818
4
0/,,
Argentinië Buitenl. . 69
1
1
–
6614 –
5
0/
Brazilië 1895 ……57
–
551
– 1/
4
7
0/
Staatsopoor ……..l00
8
/
100
1
1
100°/16 – 71,6
7
0/
Amsterdam ……..l00/
10011410081
–
1.
De
aandeelenmarkt
daarentegen werd sterker getroffen.
Waar aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij in de
laatste tijden de leiding van de geheele markt hebben geno-
men en waar deze, op het voorbeeld van de buitenlandsche
868
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4
October
1922
beurzen, een ongeanimeerde houding atunamen, sprak het
vanzelf, dat de gansche beurs den invloed hiervan onder-
ging. Andere factoren, clie de markt in een tegengestelde
richting hadden kunnen sturen, of die de neergaande be-
weging hadden kunnen tegenhouden, waren er bovendien
niet, zoodat vrijwel geen enkele afdeeling een uitzondering
heeft kunnen vormen. Individueele excepties zijn er echter
wel op te merken geweest. Vooral was dit het geval voor
sommige binnenlandsche industrieele waarden, waarop de
aandacht van het publiek eenigszins wordt gevestigd, eens-
deels in verband met de onlangs verstrekte groote orders,
o.a. aan Werkspoor en de Nederlandsche Scheepsbouw Mij.,
anderdeels als gevolg van de verlaging van het tot nu toe
geldende rendement op nieuw geëmitteerde obligaties, waar-
door aandeelen weer wat grooter aantrekkingskracht be-
ginnen te verkrijgen. De variaties zijn niettemin binnen
enge grenzen beperkt gebleven.
25 Sept. 29 Sept. 2Oct.
Amsterdamsche Bank
125’/
g
124
122
1
/
4
_3
Koloniale Bank ……….1 17
1
1
2
115
8
1
4
116
1
1
8
– 1
1
1
9
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand 1241
122
1
1
2
123151,
– 151,6
Rotterd. Baakvereeniging
87
–
–
Amst. Superfosfaatfabriek
38
1
1
–
38
1
1,
Van Berkel’s Patent ……31’/,
32
33
+
1
’12
Insulinde Oliefabriek ……
1″/ls –
–
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand 6031
54119
5514 –
51
1
‘
2
Hollandia Melkprodueten
138
–
–
Philips’ Gloeilampenfabriek 249
8
1
t
238
239814 – 10.
R.
S.
Stokvis & Zonen
578
–
–
Vereenigde Blikfabrieken
85
86
86
+ 1
Compania Mercantil Argent 31
1
1
9
33
3
1
301
/2 –
Cultuur-Mij. d. Vorstenland 145
1
1
2
147
14581e – 118
Handeisver. Amsterdam.
3371 340
338
1
1 + ‘/
Hou. Trangatl. Handelsver.
6
112
65
18
6
1
18
+
1
18
Linde Teves & Stokvis
69
1
1
70
69
1
1
-1
1
4
Van Nierop &Co’sHandel-Mij
118
–
–
Tele & Co.’s Handel-Mij..
8’12
9814 –
+ 11
4
Gecons. Hou. Petroleum-Mij 130
1251
12711, – 2’/,
Kon. Petroleum-Mij. …… 460’/
442112 445314 – 141
Orion Petroleum-Mij.
Afgest. Aand 37112
36
8
1
36112 – 1
Steaua Romana Petroleum
Mij. .. Afgest. Aand 34
7
1
8
34
–
–
Anisterdam-Rubber-Mij.
77
1
1
78
1
/
2
79
1
1,
+ 2
1
/
4
Nederl.-Rubber-Mij. . ..
45
3
/
4
43
43
—2
3
.
Oost-Java-Rubber-Mij…..129
125
1
1,
1301
4
+ 1114
Deli-Batavia ………….. 239’/
2
239
11,
236
—31
12
Deli-Maatschappij ……..184
182
177
—7
Senombab-Mantsehappij
269112 268
272
–
j
–
2
1
1
2
De
tabaJcsniarkt
was over het algemeen lusteloos in ver-
band met cle resultaten van de eerste najaars-inschrijving
voor Sumntrttabak. Wel zijn hier voor enkele partijen goede
prijzen betaald, doch het overgroote deel van de aange-
voerde voorraden bestond uit inferieure kwaliteit. En in-
dien men bedenkt, dat de beste soorten gerneenlijk het
eerst ter inschrijving worden aangeboden, is het verklaar-
baar, dat voor de volgende inschrijvingen in tahakskringen geen al te groote belangstelling bestaat.
Suilceraandeelen
bleven kalm; afdoeniugen op de suiker-
markt komen bijna niet tot stand.
1?.ubherwaarden
konden hun vaste stemming handhaven
in verband met de iets gunstiger verhoudingen op de markt
voor het ruwe product.
&heepvaartaaideelen
moesten het avance van de vorige
weCk vecler prijsgeven; de handel is eveneens sterk inge-
krompen.
25 Sept. 29 Sept. 2 Oct.
R,izngof
Holland-Amerika-Lijn
..
114112 110
112
– 21/2
,,gem.eig
1
I
2
97
98/4 –
‘lg
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij… 35
–
–
Hollandsche Stoomboot-Mij: 16114 –
181
12
+ 1814
Java-China-Japan-Lijn …. 72
66
66
– 6
Kon. Hollandsche Lloyd. .. 13
3
1,
131
13
3
1
+
9
1,
6
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.. .
51
1
1
8
49
1
1
4
–
– 118
Koninkl.-Paketvaart Mij… 80
–
79
– 1
Maatschappij Zeevaart …. 54
8
1
53
54
– 314
Nederl. Scheepvaart-Unie.. 87
1
1
85114
8511 – 21/8
Nievelt Goudriaan ……..106 105 105 – 1
Rotterdamsche Lloyd ……115
1
/, 115
8
1
4
110112
– 5
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg” 58 55
1
1
55118 – 2/8
,,Nederland” . . 120
1
1
4
120
117
3
1, –
21
,,Noordzee” . . . 29
8
1
–
29
1
1 –
1
1
2
Oostzee”…..58
56
55
– 3
Op de
.,lrnerikaanscl,e af deeling
bestond geenerlei belang-
stelling voor aandeelen; alleen in obligaties ging af en toe
iets om.
25 Sept. 29 Sept.
2 Oct.
Rijzing
daling.of
American Car
&
Foundry..
180
1
1,
–
–
Anaconda Copper
……..
l09/
10711,
1
–
–
1131,
6
Un. States Steel Corp. ….
108
1
/
s
107
1
1
107111
–
2
Atchison Topeka ………..
111
108
1
/,
–
–
2
1
1,
Southern Pacific ……….
lOO”/,
g
99/
99151,
– 1
Union Pacific
…………
162’/,
157
1
1
2
1581
– 3518
Int. Mere. Marine orig.
Corn
15
5
1,
15
1
1
14111,
—
51
prefs.
60
5
/
58I6
59
– 1 Ve
l)e
geidmarkt
is
iets stroever geworden;
prolongatie no-
teercie voorbijgaand zelfs
4
pCt., doch reageerde ten slotte
weder tot
334
pCt.
COEDERENHANDEL
GRANEN.
De graanmarkten der afgeloopen week kenmerkten zich door eene veranderlijke stemming, vooral ten gevolge van
de ontwikkeling der politieke gebeurtenissen in de Levant.
Toen in het begin der week de toestand zich nog vrij
gunstig liet aanzien, waren zoowel in Nooi-d- als in Zuid-
Amerika de markten flauw en daalden de prijzen Vrij sterk
beneden het niveau der voorafgaande week. Verscherping
der Turksche crisis leidde echter Dinsdag reeds, weder
tot prijsverhooging, vooral in Europa, waar de vraag
vermeerderde, zoowel voor brood- als voor voederg
1
rauen
n
tot de ontspaning, die Zondag en Maandag in het Oosten
intrad, zich dadelijk weerspiegelde in clan loop der prijzen
voor tarwe zoowel te Liverpool als te Chicago. Chicago
sloot Maandag voor December-tarwe iets hooger dan eene
w’eek tevoren, voor den Mei-termijn iets lager. Voor rogge
bewogen de prijzen zich in denzeifden geest om voor den
December-termijn op 2 October
34
cent beneden de notee-
ring van 25 September te sluiten. Behalve de -Turksche
kwestie hebben verschillende andere factoren op den prijs-loop in Noord-Amerika hun invloed uitgeoefend. Van deze
werkte de steeds verder doordringende overtuiging, dat
Europa eene grootere import-behoefte zal hebben dan het
vorige jaar, in de richting van prijsstijging, vooral nu de
officieele Fransche oogstcijfers er op wijzen dat de parti-
cnliere ramingen van den laatsten tijd te optimistisch
waren en het tekort aan tarwe wel degelijk belangrijk is.
Meer en meer is het echter de vraag, of de vermeerdertle
importbehoef te ook werkelijk zal leiden tot overeenkom-
stig vermeerderden import, en of niet de financieele noo-den van Europa het onvermijdelijk zullen maken, dat een
gedeelte, dier behoefte onbevredigd blijft. Bovendien mag
door de groote oogsten in de uitvoerlanden van het Noor-
delijk halfrond en de goede vooruitzcihten in Argentinië
en Australië gerekend worden op voldoende aanbod vail
overzee om in dé Europeesche behoefte te voorzien. De
overvloed van tarwe in Canada maakt zich reeds be-
merkbaar door de zeer groote aanvoeren aan de Cao a-
deesche markten, terwijl ook in de Vereenigde Staten
veel tarwe ter markt komt ondanks de schaarschte aan
wagons, teweeggebracht door de nog steeds onverminderd
voortdurende spoorwegstaking. Voor den nieuwen uit-
zaai wordt in de Vereenigde Staten geklaagd over droogte.
De heffing van het uitvoerverbod in Britsch-Indië maakt uitvoeren uit dat land waarschijnlijk, ofschoon de tarwe-
prijs daar nu nog te hoog is. ])e vermeerdering in de
Europeesche vraag kwam vooral uit Engeland, waar het
verloop der Turksche crisis niet slechts voor de fabi-i-
kanten, doch vooral ook voor den handel aanleiding was
tot geregelde aankoopen, speciaal van Canadeesche tarwe.
Duitschlanci treedt nog steeds niet op als kooper van,
broodgraan. De tarweverschepingen naar Europa waren
ditmaal weder van flinken omvang, doch kwamen voor
ruim 80 pCt. van Noord-Amerika. Argentinië verscheept
dle laatste weken weinig en van Australië is vÖdr den
nieuwen oogst weinig meer te verwachten. Mais was in de
Vereenigde Staten vrijwel de geheele week vast; ondanks
groote aanvoeren en ondanks de omstandigheid, dat Canada
clan doorvoer van mais belemmert, ten einde den uitvoer
van Canacleesch graan te vergemakkelijken. In de Ver-een igde Staten zelf ondervindt het vervoer naar de kust
bezwaren van de spoorwegstaking en de daardoor veroor-
zaakte wagonschaarschte. Al deze bezwaren leiden tot
hooge prijzen in de havens, zoodat het rnaïs-importeerende
Europa zich geplaatst ziet voor sterkere prjsverhooging
dan de markt te Chicago aangeeft, waar zij van 25 Sep-
tember tot 2 October voor den December-termijn 1 cent per
56 lbs. bedroeg. Tot die vaste stemming draagt de ver-
wachting bij, dat het October-rapport van het Ministerie
van Landbouw eene lagere oogstraming zal aangeven dan
het voorafgaande, ofschoon de laatste berichten spreken
Noteeringen.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Chicago
Buenos_Agres Soorten
2 Oct.
25 Sept.
1
3 Oct.
Data
t
lance
1922
1922
1
1921
Mars
1
Haver
Tarwe
MaTs
1
Lljnzaad
Tarwe
…………..
1
)
12,75
–
12,70
16,-
Sept.
Sept. Sept.
Oct.
Oct. Oct
Rogge (No. 2 Western)
1)
1025
10,25
15,-
30Spt. ’22
110718
6211
411
11,75
8,15
19,25
Mais (La Plata)
……
2
)
215,- 212,-
180,-
23
,,
1
22
1061
627,
3981t
11,90
8,30
19,25
Gerst (48 ib. malting) ••2)
208,-
202,- 245,-
30Spt. ’21
118
1
1,
4812
33
1
1,
15,60
7,45
17,30
Haver (38 lb. whitecl.)
.
•1)
10,80 10,80
12.-
30Spt. ’20 2301
129112
521
20,60
1)
9,50
26,-
Lijnkoeken (Noord-Amen-
305pt. ’19 224
139
67
1
1
t
15,10
7,85 22,70
ka van La Plata’zaad)
1
)
13,50 13,75
17,-
20 Juli’14
82
561
36
1
1
8
9,40
5,38
13,70
Lijozaad (La Plata)
..
.
.)
1
390,- 385,-
365,-
1)
per Februari
2)
p. 100 K.G.
‘) p. 2000 K.G.
)
per 1960 K.G.
)
Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.
AANVOEREN in tons van 1000
K.G.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen.
24130 Sept.
Sedert
1
Overeenk.
4130 Sept.
1
Sedert
Overeenk.
l
1921
1922
1
1 Jan. 1922
1
tijdvak 1921
1922
1
1 Jan. 1922
tijdvak 1921
Tarwe
……………..
16.954
879.300
1.157.450
Rogge
………………
4.152
211.043
. 111.306
Boekweit
…………..
-.
…..
9.555
6.801
Mais
…………….
11.9
.56
746.915
728.410
Gerst
……………….
1.272
108.596
192.574
Haver ……………..576
85.374
65.557
Lijnsaad
…………..
..
.7.619
143.769
120.257
Lijnkoek ……………853
69.576
88.276
Tarwemeel
………….
..
.4.146
43.877
46.549
Andere meelsoorten
–
8.106
34.017
van gunstig weder voor het nijpen en binnenhalenvaji de
maïs.. Wegens gcrige voorraden en goede vraag, ook in Duitschiand en de Noordsche landen, werden in Europa
de hoogere prijzen telkens betaald, althans wat spoedige
posities aangaat. Voor latere afladingen begint de concur-
rentie van Argentinië zich te doen gevoelen, waar eindelijk
liet betere weder tot grootere verschepingen heeft geleid,
terwijl de voorraden in de havens bovendien nog ecne
flinke vermeerdering ondrgingen. De markten in Argen.
tinië blijven standvastig, doch vertoonen nu en dan neiging tot prijsverlaging. De vaste stenming in Noord-Amerika en
Europa hield die echter tegen.
Evenals mais is te Chicago ook haver vast. Hetzelfde
is in de meeste Europeesche landen het geval wegens de
onbevi-edigende kwaliteit der eigen oogsten, die den aan-
voer tegenhoudt. Toch was in Engeland cle vraag naar
haver deze week niet sterk en de prijzen ondergingen wei-
nig verandering. Evenals voor maïs ondervindt ook voor
haver de export uit Noord-Amerika de bezwaren van de
spoorwegstaking, zoodat de goede oogstresultaten nauwe-
lijks in de prijzen tot uiting komen. Gerst is eveneens
vast mct goede vraag, zoowel in Engeland als op het vaste-
land.
Lijnzaacl is vast wegens geringe zeilende voorraden, kleine aanvoeren aan de havens in Argentinië en goede
vraag in Europa, waar gedurende de afgeloopen week om-
vangrijke inkoopen zijn gedaan door Duitschland, waar het uitvoerrecht 01) koeken belangrijk is verlaagd.
N e de r 1 a ii d. Deze week bestond goede vraag naar
tarwe en een flinke omzet werd bereikt, vooral in spoe-
dige posities, gedeeltelijk op Antwerpen. Mais was zeer
vast wegens geringe aanvoeren en de verwachting, dat ook
voorloopig niet veel maïs onze havens zal bereiken. Tot
steeds stijgende prijzen werd het niet groote aanbod van
Noord-Amerikaansche mais opgenomen. De belangstelling
beperkt zich bijna geheel tot spoedige aflading, daar in
meer verwijderde posities La Platarnaïs tot prijzen wordt
aangeboden, die allengs met de Noord-Amerikaansche kun-
nen concurreeren. Haver is vast wegens onbevredigende
binnenlandsche aanvoeren, doch de laatste dagen kwamen
slechts weinig nieuwe inkoopen tot stand. Voor gerst blijft
de vraag bevredigend. Van beide graansoorten zijn Amen-
kaausche Septemhercontracten ongoleverd gebleven, het-
geen tot de vaste stemming voor spoedig leverbare par-
tijen heeft bijgedragen.
Lijuzaad werd in den loop der week vast in overeenstem-
ming met de algemeene vaste stemming voor dit artikel,
doch tevens door de omstandigheid, dat eenige oorspronke-
lijk voor Nederland bestemde stoomende partijen naar
Hamburg werden verkocht. Daarna werden ook hier hoo-
gere prijzen bewilligd.
SUIKER.
In D u i t s eb lan
cl
blijft men wenschen naar nog wat
zonnig en warm weer, ten einde te geraken tot eenen oogst,
–
30.124
36.420
909.424
1.193.870
–
325
211.043
111.631
–
576
9.555
7.377
–
73.790
70.416
820.705
798.826
–
3.597
8.037
112.193
200.611
–
50
3.345
85.424
. 68.902
–
66.793
95.335
210.562
215.592
–
1.547
22.432
62.123
110.708
–
5.338
2.303
49.205
48.852
–
2.615
1.512
10.721
35.529
die niet te ver achter blijft bij verleden jaar. Men is thans
met het rooien der bieten begonnen, aangezien verschillende
fabrieken nu een dezer dagen de campagne zullen openen.
Het rooien zal in T s j echoslowakije vat later aan-
vangen, wegens den achterstand in de rijpheid der bieten.
Van de suikeropbrengst en consumptie in Europa geeft
Czarnikow de volgende voonloopige raming voor 1922/23 in
vergelijking met de cijfers van 1921122.
192211923
‘
192111922
Opbrengst Consumptie Opbrengst Consumptie
tons
tons
tons
tons
Duitschlanci . . . . 1.600.000 1.650.000 1.300.000 1.450.000
Tsjechoslowakije
800.000
400.000
653.000
350,000
Oostenrijk
20.000
40.000
16.000
30.000
Hongarije
50.000
70.000
60.000
60.000
Frankrijk. . ….
550.000
800.000
305.000
720.000
]le]gië
………
300.000
140.000
290.000
130.000
Holland
…….
280.000
220.000
380.000
200.000
1)enemarken
…
110.000
150.000
146.000
150.000
Zweden
…….
80.000
160.000
235.000
160.000
Polen
……….
250.000
150.000
174.000
125.000
Italië
………
260.000
275.000
217.000
250.000
Spanje
……..
170.000
200.000
100.000
200.000
.ndere landen, –
uitgez. Rusland
100.000
450.000
75.000400.000
4.570.000 4.705.000 3.051.000 4.225.000
Engeland
……
10.000 1.650.000
4.000 1.511.000
4.580.000 6.355.000 3.955.000 5.736.000
De raming voor 1022123 stemt vrijwel overeen met die
van F. 0. Licht, welke wij verleden week gaven.
Van de zichtbare voorraden geeft F. 0. L. liet volgende
overzicht:
1922
1921
1920
tons
tons
tons
Duitschland 1 Aug
…….
116.250
178.878
133.417
Tsjechoslowakije 1 Sept. .
15.389
70.073
65.596
Frankrijk 1 Sept . ……..
85.971
30.834
75.738
Holland 1 Sept . ……….
52.667
14.821
19.786
België 1 Sept . ……….
23.268
12.325
19.495
Engeland 1 Sept . ……..
318.368
317.448
403.964
Totaal in Europa . –
611.913
624.379
717.996
V.-St. v. N.-Amer. 7 Sept.
160.767
120.586
108.179
Cuba, alle havens, 16 Sept.
346.000 1.205.293
301.127
Totaal . . . 1.118.680 1.950.293 1.127.302
In A m e r ik a fluctueerden de prijzen op de termijn-
narkt ook deze week vrij sterk. De markt opende op onge-
veer de slotnoteeningen der afgeloopen week, doch waren
die voor deze week belangrijk hooger, nI. d.c. 4,96 voor Spot
Centrifugals; d.c. 3,20 voor October; d.c. 3,29 voor Deceni-
her; dc. 3,16 voor Maart en cle. 3,27 voor Mei. Er werden
ongeveer 10.000 tons Cubasuiker verhandeld.
11
De laatste C u b a-statistiek luidt:
1922
1921′
1920
tons tons tons
Weekontvangst. tot 23 Sept..
37.000
7.000 11.234
Tot. ontv. 1 Jan.-23 Sept.
.
3.758.000
3.207.000
3.507.241
Werkende fabrieken
2
2
3
Weekexport tot 23 Sept. ..
46.000 17.000
8.860
Tot. exp.
1 Jan-23 Sept.
.
3.378,000 2.012.000
3.489.718
Tot, voorraad 23 Sept….:
358.000 1.195.000
303.501
Van J a
a kwam geen belangrijk nieuws. De suikermarkt
is stil.
0 n
z
e markt toonde ook deze wëek vrijwel
hetzelfde
beeld
als die te Neui York. De omzet was
hier echter uiterst
gering en beliep ongeveer .400 tons.
In
.Jav.asu’iker ging
nagenbeg niets om.
NOTEERINGEN.
i,m,ter.
Londen
New
York
96
Ci
–
White Java
Ame,. Cia.
Data
dom per
Tate,
lol,. per
nulatedc.Lf.
Cetri
Sept.
Cube,
fuga1
No. 1
Sepiember/October
September
Sh.
Sh.
5h.
$cts.
26Sept.’22
1
22’/
5419
1813
211-
4,77
19
,,
’22„22
5
1,
56!9
1819
22/3
4,61
26 Sept.’21
,,26
7
1
57/6
1919
251-
4,23
26Sept.’20,,
–
1161′-
671-
–
9,75
4Juli
’14,,11
1
1
181-
– –
326
KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
30 Sept 22I23 Sept. ’22 116 Sept. ’22 30 Sept. ‘21130 Sept ’20
New York voor
Middling .. 20,35c 21,40c 21.50e 21,30e 25,50e
New Orleans
voor Middling 20,25e 20,50e 21,- c 20,50e 23.-c
Liverpool voor
Fy Middling 12,40d -,- d
1
13,42d 15,22d 20,90d
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaausnhe havens.
(In dulzendtallen balen)
,1 Aug.’22
Overeenkomstige perioden
tot
30Sept.’22
1920-21
1919-20
Ontvangsten Gulf-Havens.. ) 937
1075
Atlant.Havens
Uitvoer naar Gr. Brittannië)
‘t Vasteland. ‘ 575
880
–
Japan etc.. –
Voorraden
in duizendtailen
30Sep1.’22 30Sept.’21
1 Oct.’20
Atnerik. havens
……….
.670 ‘
1412
821
Binnenland
… ……….
.734
1148
866
New York
…………….
–
148
26
New Orleas
………….
–
426
207
Liverpool
……………
601
902
860
JAVA THEE.
(Opgave Pakhuismeesteren van de Thee.)
(Herleid tot 111 Kisten.)
Voorraad 30 Augustus 1922
…………
64.990
Sedert aangevoerd
………………..
18859
83.849
Sedert afgeleverd
………………….
22.183
Voorraad heden
…………………
.61.666
Waarvan in de eerste hand
……….
21.742
Amsterdam, 30 September 1922.
Ontvangsten.
Rio
‘
Santos
Data
Afgeloopen
Sedert
,Afgeloopen
Sedert
week
1 Juli
week
1 Juli
30 Sept. 1922….
72.000
904.000 171.000 1.790.000
30 Sept. 1921 .. 85.000 1.24000 185:000 2.284.000
RUBBER.
De stemming bleef . vast in de afgeloopen
‘
week en
noteeringen waren weder iets hooger. Consumenten zijn tot
de hoogere prijzen geen koopers en dientengevolge bleven
de omzetten gering.
De slotnoteeringen op de termijnmarkt zijn:
einde voorafgaande waek:
Prima Crêpe October
……
42
et . ………. 42 et.
Nov./Dec
…….
42
1
142
1
12
Jan.lMaart
43
1
18 ,………….
43
Smoked Sheets October
……
42
,………..42
Nov./Dec. .
. . . 43
,……….. 42i/
2
Jan./Maart .. –
4311i ,,
..
..
..
. . – 43
2 October 1922
COPRA,.
De markt was deze week, niettegenstaa.nde de geregelde
goede comsumptievraog, toch flauw gestemd. De dalende
Pondenkoers werkte hiertoe ook vrij sterk mede.
De noteeringen zijn:
Java f.m.s. October/December aflading
……
f
26,12
1/,
Stoomend
………………..
25,75
2. October 1922.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
1
Koper
Ti.
1
Lood
Zink
Data
1
Çleo;
1
Standard t
2 Oct.
1922
–
1,
oom.
63.151- 164.7/6
1
24.1216
32.51-
25 Sept.1922;.
1′
oom.
63.51-
161.101-I 23.1716
32.716
18
1922
1
oom.
63.-/-
159.216
24.216
31.1216
11
1922..
1
oom.’
63.216
159.716-1
24.51-
31.101-
3 Oct.
1921..
1
oom. 68.101-
157.716
1
23.51-
26.716
20
Juli
1914
–
1
514
1
61.-/-
145.151-1
19.-,-
1
21.101-
VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
GRAAN.
Petro
,
Odes,a
Atl. Kust
Ver. Staten
.
San Lorenzo
‘Data
giaa’
Londen/
Rotier-
1
—
1
Rdam
dom
Rotte,.
Brisiol
Rotte,.
Enge.
dom
Kanaal
dom
lana
25-30 Sept. 1922
–
–
12e.’
1
31-
221-
221_
18 23
,,
1922
–
–
11 c.’
2110
2113
2113
26
8.-1 Oct. 1921
–
–
413
413
231-
23/-
27 S.-2 Oct. 1920
–
–
1116
1116
951-
95′-
Juli
1914
11
d.
7/3
1111
1
1,
1111
1
1,
121-
121-
KOLEN.
Cardi,fl
1
Oostk. Engeland
Data
‘
Bordeaux
Cenua
-;;;-;-
Plato
l
Rotter.
Gothen.
Said
Rivier
dom
burg
25-30 Sept. ’22
71-
1118
1319
161-
514
1
12
716
18-23
.,
’22
614
1
12
121- 141-
1616
516
1
1
2
81-
26S.-1 Oct. ’21
813
‘1313
131-
141-
616
9/-
27 5.-2 Oct ’20
18-
301-
–
3716
– –
Juli’ 1914
fr. 7,-
71-
713
1416
312
41-
DIVERSEN.
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuri.n.g & Zoon, Kolff & Wit.kainp, Leonard. Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk).
Noteeri.ngen en voorraden.
Data
Rio
.
Santo’
Wisselkoers
1
No.4
‘Voorraad
–
Prijs
i
No.7′
Voorraad
.
I
Prijs
30 Sept. 1922
1.774.0001
16.675
2.511.0001
22.800
6
1
1
23
,,
1922
1.789.000
116.675
2.478000.I
22.000
6
17
132
16
,,
1922
1.841.000
16.200
2.553.000
1
22.300
6
1
1
30 Sept: 1921
1.611.000
112.325
.944.000
115.300
8”
182
West I
iVe,t I
stock t
West
1
Data
Europa
1
Europa
1
West
1
Europa
”1
(°’
“”.1
I
q
“J’/
I
I
qjutpcgcj
25-30 September 1922..
1916
261-
301-
311-
18.23
,,
1922..
1916
261-
301-
30110
26.
Sept.-1
Oct.
1921..
301-
–
–
32/6
27 Sept.-2 Oct.
1920..
851-
1151-
–
1051-
Juli
‘
1914,..
1416 1613
251-
2213
i)
Amer. cents
p. 100
lbs.
Graan Petrograd pér quarier van 496 155.’ zwaar,
Odessa
per
unit, Ver. Staten per quarter van 480 lbs. zwaar.
Overige notecringen per ton van 1015 EG.
Li