Ga direct naar de content

Jrg. 6, editie 266

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 2 1921

i’2BRUA1?1 19131

ÂÜ?ËSREOIIT PÔoRBEHotJbÉ14

Economisch-Statistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

6F
JAARGANG

WOENSDAG 2 FEBRUARI 1921

No. 266
1

INHOUD

0

Blz.
DE SUIKERRANDEL IN
1920 door
A. Vols ……………
92
De Scheepvaart op den Rijn in 1920 door A.
van Driel
94
De Indische Financiën door
Mr. J. Gerritzen ……….
95
De Recente Ontwikkeling der Canadeesche Banken 1 door
P.
van Eyk
……………………………….
.
98
Wettelijke Regeling voor het Hooger Handelsonderwijs II. 100
Londensche Correspondentie ………………………
lol
AANFEEKENINGEN:
De
Besluiten der Parijsche Conferentie …….. .. ….
.103
Aantal in bedrijf werkzamen en bonen in 1919 en 1920
in eenige industrieën der Vereenigde Staten……..104
Het gebruik van accepten in de Vereenigde Staten …. 105
OVÉRZICHT VAN TiJDSCHRIFTEN
………………….
106
MAANDCIJFERS:
Ontvangsten van Spoor- en Tramwegmaatschappijen
September 1920
……………………………106
Handelsbeweging over de maand December
1920 .. . 107
Rijkspostspaarbank …………………………108
Giro-omzet bij de Nederlandsche Bank…………..108
Productie der Kolenmijnen ………………….108
STATISTIEKEN EN OVERiICHTEN
. ……………..
108-114
Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandeh
Bankstaten.

Verkeerewezen.

iNSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruin.,.

Aasi8tent-Redac$eur voor het weekblad:
D.
J.
Wanaink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 11313, Rotierdam.
Aangeteekende stukkefl: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.

Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening RoUerda,n No. 8408.

Abonnsmentsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 130,—. Bvitenland en
Koloniën f 1313,50
per jaar. Losse nummers 50 cents.

Leden en -donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgëvers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Grav enhage.

31 JANUARI 1921.

In verband met de manudswisseling was er de

laatste dagen der afgeloopen week wat meer vraag
naar geld. Vooral cailgeld was aterk gezocht, maar

ook voor prolongatiegeid bestond er *t’ meer vraag,

zoodait de noteering tot 334 •jOt. opliep en ‘er. heden

4 pc’t. genoteerd werd. Particulier disconto noteerde

8

2
5
t
3% pCt. waarvoor aanvankelijk, gemakkelijk to

plaatsen was, terwijl later meestal 8% pOt. of nog

iets hooger betaald moest worden.

.*

*

De wisselmarkt was de afgeloopen week buitenge-

woon orrustig. Marken en Francs schome1den onop-

houlelijk zeer sterk. Al naar gelang de berichten

over de ‘besprekingen van Parijs gunstig of ongunstig

waren, liepen de koeiseif op of weder terug. Sedert

enkele maanden werd een stijging der Marken in het
voorjaar voorspeld. Deze voorspelling leek sedert de

laatste weken meer waarschijnlijk door de aanvanke-

lijke stijging van 4.25 tot 5.— en later in deze berichts-

week tot ongeveer 5.50. Men gron.dde haar voor een

groot gedeelte
0])
de verwachting, dat de nieuwe

Amerikaansc.he president, direct na zijn optreden, de
groote Duitsche vôôr-o’orlo’gssaldi zou vrijgeven ten

gunste van de oorspronkelijke eigenaars en die niet

en bloc met de Duitsc,h,e regeering zou verrekenen of

ter beschikking van de geallieerden stellen. Deze ver-
wachting lijkt echter in de laatste dagen weer ‘minder

waarschiju].ijk, maa.r ‘bovendien is het bedrag, dat man

iu in Parijs al’s shadevergoding heeft vastgesteld,

70O
buiten alle verwachting hoog, dat voorloopig aan

een ‘eenigs24ins belangrijke stijging van de Marken wel

niet gedacht behoeft te worden.

LONDEN, 29 JANUARI 102E.

Grootendeel’s door het innen van belastingen is het
geld gedurende de afgeloopen week .eenigszins krap-

per geworden; op Woensdag en Donderdag was het

zelfs noodig om bij de Bank of England aan te klop-

pen en een vrij ‘groot bedrag werd opgenomen tegen

734 pOt.

In het begin van de week was de heerschendo

noteering voor d’iernieuwing ‘van dag-geld 5 pOt., het-

geen tegen het einde der week ojpijiep tot 534 pOt.

Nieuw geld was er onder .534 pOt, niet verkrijgbaar;

op een oogen,blik was hot zelfs 53% pOt. Zeven4aags-

‘geld bleef 534 pOt.

De discontomarkt was niet zoo gemakkelijk, het-

geen rveroot-zaakt werd ‘door ‘de toenemende krapheid

en de verwachting, dat de hank-rate zei verminderen.

In hoogere ‘bankkvingen is men
van
meaning, dat

deze vermindering’niet lang op zich zal doen wachten

en dat het gevolg
van
deze verlaging hoofdzakelijk
een moreelen invloed zal. Ubhen, hetgeen de handels-

positie zou ku.nnen amelioreeren.

Twee-maands-papier was ‘verihandelbaar tegen

.634—% pOt.; -‘8-maands-papier 6
5
4—/io;
4-maands-

papier tegen 61ie-34 pOt.., 4erwijl – 6-maands-papier

was genoteeud ‘tegen 6% pOt.

. .

92

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

DE SUIKERHANDEL IN 1920.

Terwijl het jaar. 1919 gestadig oploopende suiker-
prijzen en als gevolg daarvan een bloeienden suiker-

handel te zien gaf, bracht 1920. voor alle bij suiker-
handel en :industrie geïnteresseerde kringen groote

emoties.
Aan het slot van het laatste jaarverslag (in dé

E. S. B. No. 216 do. 18 Februari 1920) werd gezegd:

,,De statistieke positie van het artikel. mag dus als

bijzonder krachtig worden beschouwd, doch bij de

reeds zoo zeer opgedreven prijzen en den ongunstigen

algemeenen economischen toestand rijst de vraag of

de boog niet reeds te strak gespannen wu kunnen

zijn.”
Toen waren de prijzen in de voornaamste produc-

tielanden – Ouba en Java – ls volgt: Oubasuiker

uit den nieuwen oogst werd tot 12 c. per 1h. f.o..b. ver-

kocht,
terwijl
voor disponibele witte suiker op Java

f. 50,—
per picol en voor nieuwen oogst – Augustus/

Septewber levering
– f
37,— betaald werd, prijzen,

die het viervoudige van v66r den oorlog waren. Toch
bleek de boog niet strak gefioeg gespannen te zijn ge-

weest. De fabrikanten op Ou’ba verhoogden voortdu-

rend hunne prj2en, daartoe in staat gesteld door den
kwantitatief zeer tegenvallenden oogst en de Java-

markt volgde op zekeren afstand. Begin April koch-

ten Amerikaansche raffinadeurs en handelaren de

eerste partijen Javasuiker en half April, toen de
prijs

op Ouba tot 15 c. f.o.b. opgeloopen was, werd de be-

langstelling in Amerika voor Javasuiker en andere

buitenlandsche suiker algemeen. Ouba werd hoe lan-

ger :h
oe
vasthoudender en weigerde ten slotte den

restantoogst van
500.000
‘tonn beneden 24 c. c.&f.

New York te verkoopen. De prijzen waren toen cpge-.
loopen tot 2334 c. c.&f. New York, ‘terwijl op Java

f
72,— pér picol betaald werd voor twdédehandsche

partijen. Daarmede was in Mei het hoogtepunt b”e-
reikt en kwam de onvermijdelijke reactie. De Ouba-

oogst leverde wel is waar slechts 3% miïlioen tos op
tegen eene oorspronkelijke raming van 43.4 millioen
en een voorafgaanden oogst van 4 millioen tons, doch
deze tegenvaller was ruimschoots in de door eene

wilde speculatie opgedrevén prijzen gedisconteerd,
buitendien voorzagen groote aanko:open op Java en
elders in het tekort in Amerika. In Juni begon de

daling der suikerprijzen in Amerika en werd door de
andere wereldmarkten gevolgd. De daling nam steeds
.grootere afmetingen aan en in December noteerden
Ouba Centrifugals 3% c. c.&f. New York èn witte

Javasuiker
f
14,— om ulti.mo
December in ietwat

vastere houding op resp. 4% c. en
f
20 te sluiten.

Het jaar bracht dus de volgende enorme fluctuaties:
Cuba Oentrifugals begonnen in Januari 1920 op 11%
c. iper 1h. c.&f. New York, liepen in Mei op tot 2334 c.

c.&f., daarna in December tot 3
5
/8
c. terug, om op 31
December op 434 c. c.&f. te sluiten; witte Javâsuiker,

oogst -1920, resp.
f
33,—,
f
72,-
0
f
14,— en
f
20.-

per picol.

• Een dergelijke val der piijzen van een der belang-
rijkste handelsartikelen grijpt natuurlijk diep in het
bedrijfsleven van menigeen en vooral in Amerikaan-
sche, Oubaansche en Nederlandseh-Indische suiker-
kringen is eene crisis niet,uitgebleven. Van de im-

portéurs un Amerika ger.aakte r,reisMllende ‘belang-
rijke finm”s in financieele moeilijkheden en het as
bijzonder onsympathiek, dat zelfs door groote Ame-
rikaansche firma’s alle mogelijke chicanes werden

aangewend om te probeeren zich aan de verplichtin-
gen hunner contractent& onttrekken. Vooral werd ge-
tracht reeds geopende bankeredieten weder ingetrok-

ken te krijgen of de accepteering der wissels te wei-
geren. Ook werd de kwaliteit der geleverde suiker af-
gekeurd – iets wat in normale tijden met Javasuiker
nooit gebeurt. Nederl. Indische exporteurs en banken

weten veel te vertellen van deze tot dusver nog niet
gekende chicanès, die in de meeste gevallen echter ge-

lukkig geen succes hadden.

In Ouba ‘hadden de banken groote hoeveelheden

suiker tot hooge prijzen Ibeleend en toen de prijzen tot

ver beneden de beleeningswaardo daalden, kon alleen

een door de Regeering ingesteld moratorium de ban-
ken nog redden. Het moratorium, dat 1 December

afliep, werd hernieuwd en bestaat nu nog, zoodat de

crisis nog steeds niet als geweken mag worden be-

schouwd. Onderhandelingen tusschen Amerikaansche

bankiers en’ de Regeerin.g op Ouba zijn nog gaande.

Op Java moesten veracazilienide speculanten hunne
betalingen staken en yerwielcto vooral do val eener

g.roote, gedurende den oor:log verrezen Noorsche
Maatschappij nogal beroering. Was er het jaar van

te voren niet nooveol geld door Ohineesc’ho en andere
Oostersdhe handelaren verdiend geworden, dan zou-
den waarschijnlijk nog vele groote faillissementen

op Jav.a gevolgd ‘zijn.

Na aldus in gropte trekken een overzicht gegeven

te hebbeii van den merkwaardigen loop der prijzen in

het afgeloopen jaar en de gevolgen daarvan volgen

hier eenige mededeelingen betreffende den handel en

de oogsten in verschillende landen.

• In
Nederland
heeft de consument betrekkelijk

weinig gemerkt -j.’an de ‘groote hausse aan de wereld-

markten, dank
zij
de door de Regeering
‘tijdig
getrof-

fen maatregelen om voor de bevolking een normaal
rantsoen, n.l. 34 Ro. per hoofd per weektot den ma.

tigen
prijs
van 60 c. per Ko. ‘beschikbaar te stellen

uit den ;binnenlandschen oogst. Het surplus van den
oogst en hetgeen geïmporteerd werd mocht dan tot

marktjwaarde verkocht worden, hetzij voor binnen-

landsch verbruik, aan degenen, die meer wilden heb-

ben dan hun rautsoen, hetzij voor export. In Septe-
ber werden-de verordeningen voor de nieuwe cam-

pagne hernieuwd, waarbij de prijs van gerantsoeneer-

de suiker gebracht werd op 70 c. per Ko. Het is on-
noodig hier de verdere details van de overeenkomst der Regeering met de Nedeïlandsche fabrikanten te

vermelden, aangezien de geheele verordening spoedig

overbodig werd door de groote daling van den wereld-t
suikerprijs. Einde Nvem’ber werd dan ook de suiker-
verkoop en -distributie door de Regeering vrij ge-

laten.
De oogst van 19191’20 had opgeleverd 238.700 tons

ruwsuiker, die van 1920/’21 wordt op 320.000 tons
aangenomen. In den loop van het jaar werd suiker
van Java en Cuba geïmporteerd, die gedeeltelijk

weder geëxporteerd werd. –
In
Engeland
bleef de Royal Oommission for the
Sugarsupply in functie en zorgde voor den aankoop
van buitenlandsche suiker en de distributie in het
land, waarbij de prijsverhoogingen der ‘wereldmarkten
slechts op een afstand gevolgd werden. Einde Maart
werd de prijs van granulated van ah. 66/- tot sh. 801-
per cwt. verhoogd en in Mei tot 1121-, welke prijs
tot bein November ‘gehandhaafd bleef. Daarna gold
961- tot einde November, sh. 801- tot einde December en thans 721-. fDe consumptie bleef ruim 400.000 tons
beneden die van het voorafgaande jaar blijkens de

volgende Board of Trade statistiek: • –

Jan./Dec.
1920

Jan./Dec.
1919

1.248.716

1.142.325
tons

116.878

462.134

Totaal ………
1.35.594

1.604.467. Voorraad in Entrepot

358.200

274.600
Raffinaderijen

28.450

28.100
Opbrengst

,,


785.140

835.766
Totaal binneni. verbruik.,

1.105.939

1.531.795

Totale export………. ..
16.362

37.886

Over het algemeen verwacht men, dat de Royal

Commissjon rultimo Maart haar werkzaamheden als
beëindigd zal beschouwèn en den suikerhandel weder
zal vrijgeven. Eene sterke -toename van het verbruik

kan daarvan dan ‘het gevolg zijn.

In
Diiitschland
had de oogst van 1919/’20 slechts 717.875 tons ruwsuiker opgebracht tegen 1.327.700

tons in 1918/’19.
Alhorel
in het voorjaar de uitbrei-

Import Riet …………
Biet ………….
Geraffineerd

2 Februari 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

93

•ding van den nieuwen aanplant sl&chts 634 pOt. ‘be. droeg zal do nieuwe oogst, ‘dank zij een gunstig ren-

dement, ruim 1 millioen tons opbrengen. Waren niet

veel suiikeiibieten gebruikt geworden voor veevoeder
en andere doeleinden, dan was de productie nog

grooter uitgevallen. De oogst rzal waarschijnlijk ge-

heel benoodigd zijn voor binnenlandsch verbruik.

Mochten enkele partijen voor export Vrij komen, dan

zal dit toch niet veel kunnen zijn, totdat de volgende

oogst
in September binnenkomt. Het verbruik be-
droeg in 1919/’20 931.306 tons tegen 1.304.743 tons

in 1918/’19 en de ‘import 57349 tegen 29878 tons. De
Regeeringscontrôle bleef gehandhaafd.

Tsjecho-Slowa2cije
produceerde in’ 1919/’20 489.366

tons en ‘de nieuwe oogst wordt op 700.000 tons ge-
raanid. Ruim de helft van dezen oogst zal voor export

oesahikbaar zijn.
In
Frankrijk
bedroeg .de oogst van 19191
1
20 155.100
tens geraffineerd tegen 110.000 tons in 1918/’19 en
wordt voor 1920/’21 320.000 tons verwacht. Het ver-

bruik is, sedert de handel in het artikel vrij gelaten
werd, stcrk toegenomen en bedroeg in
19191’20
823.660
tons, hetgeen juist het dubbele was van het vooraf-

gaande jaar. De invoer bedroeg dan ook ruim 550.000
t ons, bestaande hoofd’zakelijk uit eigen koloniale-

Cuba- en Javasuiker. Ook in ‘het nieuwe jaar zal
Frankrijk ‘dus voor een groot gedeelte van ‘zijn ver-
bruik weder aangewezen zijn op import, waarvoor
bankcredieten echter niet gemakkelijk te verkrij-
gen zijn. België
leverde 146.918 tons op, en schat men
‘den nieuwen oogst aldaar op 250.000 tons. Verleden
jaar werd nog het een en ander ingevoerd, o.a. uit

Java. doch dit jaar zal een surplus voor export be-
schikbaar zijn.
De Skandina.vische
rijken,
Zwitserland, Italië,
Spanje
en de
Levant
importeerden niet onbelangrijke
kwantiteiten – vooral uit Java – en ook het ver-
armde
Oostenrijk
wist eenige partijen Javasuiker te
koopen toen Tsecho-Slowakije, ‘de ‘daarvoor aangewe-
zen levcrancier, meer wilde ‘hebben dan ‘den wereld-
prijs. Polen
heeft in 19191
1
20 ca. 140.000 tons geprodu-
ceerd en staat er met ‘den nieuwen oogst, ‘die op
200.000 tons geraamd wordt, evenals Tsjecho-Slo.
wakije, vrij gunstig voor. Het een en ander van de
voor den export beschikbare hoeveelheid
schijnt
reeds
naar Frankrijk verkocht te zijn.
Over Rnsla.nd
valt niet veel te zeggen. Van de een-
maal bloeiende suikerindustrie is maar weinig over
en importeeren kan het ongelukkige land ook niet,
zoodat de bevolking het maar zonder suiker moet
stellen.

Hier volgt een specificatie der laatste ramingen
van F. 0. Licht van de Europeesche Bietsuikeroog-
sten, vergeleken met de opbrengst van een jaar ge-
leden:

1920121
1919120
ton
ton
Duitschland

…………
1.085.000
739.548
Tsjecho-Slowakije ……..
700.000
489.366
Oostenrijk

…………..
10.000 5.132
Hongarije

…………..
25.000
8.019
Polen

………………
200.000
140.000
Frankrijk

…………..
825.000
172.495
elgië ………………
25°.000
146.018
Nederland

……………
io.noo
238.692

Tezamen ……..
2.9u5.ÖQO
1.940.170
Rusland en Oekraine ….
50.000
88.691
Andere landen ……….
725000
597.818

Totaal……….
3.680.000

2.624.179

Do
Vereenigdè Staten,
alwaar ‘de President het voorstel van Congres en Senaat, om de suikercorj-
trôle nog wat voort te zetten, niet heeft willen be-
krachtigen, ‘gaven sedert begin 1920 .weder een vrijen
suikerhandel ‘te zien en waren daarmede tevens
toonaangevend voor ‘de overige wereidmarkten. Naar-
mate de consumptievraag toenam en de oogstberich.
ten uit Cuba ongunstiger werden, wierp zich de spe-

culatie op het artikel en werd de noteering voor Spot

Oentrifu,gals te New York, die het jaar op 13 c.
opende, in Mei tot 23.57 c. opgedreven. Op deze

enorm ‘hooge prijabasis nam het verbruik af, klein-

handel en consumenten hadden hunne uitgeputte

onzichtbare voorraden intusschen aangevuld en even
vlag als de
rij
zing .geweest was, kwam de val, die

het jaar op eene noteering van 5,39 c. voor Spot

Centrifugals deed sluiten. Het verbruik in de Ver.

eenigde Staten gedurende 1920 ‘bleef ten slotte gelijk

aan het vorige’ jaar, nl. 4.084.672 tons tegen 4.067.671
tons.

Betreffende
Cuba
valt aan het reeds medegedeel.
de niet veel toe te voegen. De thans binnenkomende

oogst, oorspronkelijk geraamd op 4 miljoen tons,
wordt nu niet hooger geraamd dan 334 millioen, we-
gens •ongunstige weersinvloeden en financieele moei-

lijkheden, waardoor bij ‘de tegenwoordige prijzen veel

riet niet geoogst zal worden. Er is echter nog een
onverkochte voorraad uit den •ouden oogst aanwezig.

Java
verkeert, met Cu.ba vergeleken, in eene benij.
denswaardige positie. De yereenigde producenten
waren aldaar verstandiger dan op Cuba en hadden er

voor gezorgd, ‘dat de geheele oogst
bij
het begin der
campagne verkocht was – met uitzondering van een
aan de Nederl.-Indische Regeering voor binnen.
landsch gebruik in handen gegeven kwantum. Zoo.
doende heeft men wel niet van de ‘hoogste prijzen
kunnen profiteeren, doch de voor ‘den oogst behaalde doorsneeprijs van
f
33,71 per picol is zeer mooi te

noemen en daarbij ‘konden de afleveringen aan koo.
pers en hunne betalingen zonder moeilijkheden plaats
hebben. Op Java waren het dus niet zooals op Cuba
de producenten, die door den grooten prjsval getrof-
fen werden, maar de speculanten en gedéeltelijk
hunne ‘bankiers. De oogst leverde 1.546.700 tons op

(
25.043.000 picols) tegen 1.336.113 tons in 1919.
Voor oogst 1921 werd de aanplant met 234 pOt. uit-
gebreid. De eerste verkoopen uit den volgenden oogst

vonden in de tweede helft van Juni plaats op ‘basis van

f
50,- voor Superieir en
f
48,- voor No. 16 en hoo-
ger, waartoe 900.000 picols slgedaan werden. Daarna werd niets moer verkocht tot einde December toen de
producenten zich ‘bereid verklaarden op ‘basis van

f
20,- voor Superieur verdere
partijen
af te sluiten.
In de laatste dagen van Deceniber en in den loop van
Januari werden hiertoe ongeveer 634 millioen picols af-
gedaan – hoofdzakelijk Superieure suiker No. 25 en
hooger en dan een klein gedeelte No. 16 en hooger tot

f
1,- per picol lager. ‘De nieuwe door de Vereenigde
Javasuiker Producenten willekeurig vastgestelde ver-
koopcondities werken den verkoop van speciaal No.
16 en hooger en ook van Mucovados tegen wegens de
beswarende polarisatievoorwaarden. Bijna een derde van den ‘ditjarigen oogst is nu door producenten ver-
kocht. Nadat de kans om flinke kwantiteiten tusschen

f
30,- en
f
40,- te verkoopen gemist werd, is het
eeiie verstandige politiek om op de
altijd
nog zeer
winstgevende basis van
f
20,- een flink kwantum

af te sluiten en zoodoende de zekerheid van coulante
aflevering bij het begin der campagne te verkrijgen. Over het algemeen hebben de gecombineerde Java-
fabrikanten in 1920 niet onverdienstelijk gewerkt en
werd in December j.l. het onderlinge contract tot ein-
de 1923 verlengd.

De toekomst van het artikel suiker laat zich wol
gunstiger aanzien dan van de meeste koloniale pro-
‘ducten. De aichtba’re voorraden
zijn
aanmerkelijk
hooger dan de laatste jaren, zaoals blijkt uit het vol-
gende overzicht van F. 0. Licht, doch blijven
beneden normale tijden:

1920

1919

1918
tons

tons

tons
Duitsehiand
1
December..
334.431

437387

770.387
Tsjecho Slowakye
1
Dec..
.

618.751 , 417.186

400.000*

953.182

854.573 1.170.887

94

S

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

953.182

854.573 1.170.387
Frankrijk
1
November

124.869

33.136

18.000e
Nederland
1
Januari ’21

168.218

81.878

70,081
België

1

,,

..

187.160

103.058

72.424
Engeland
1

,,

..

394.688

314.700

396.6948

Totaal in Europa

2.326.117 1.387.345 1.727.586
Ver. Staten v. N. A.
6 Jan,

59.196

8.611

9445
Cuba alle havens 22Jan

210.000

241.164

180.531′

Totaal …………2.595.313 1.637.120 1.917.562

* Raming. § Voorloopig getal.

De totale wereldoogst voor 1920121 wordt door Wil-

let & Grey wel is waar op 2 miflion tons hooger

getaxeerd, dan voor 1919120, n.l.: 17.232.900 .tons

tegen 15.310.824 tons, welk verschil tot 134 millioen

teruggebracht wordt vanneer’ Ouba slechts 3% mii-

lioen tons opbrengt, doch de laatste wereldoogst was

bijzonder klein. In 1914/’15 bedroegen do gezamen-

lijke suikeroogsten 1834 millioen, terwijl thans

Cuba op 3% millioen aannemende – 16% millioen

tons verwacht worden.

De tijd is echter nog niet aangebroken om zich aan

voorspellingen te wagen. Al is de statistiek voor sui-

ker niet ongunstig, zoo zal de verdere loop der prijzen

nauw samenhangen met de ‘ontwikkeling der econo-
mische .verhoudingen in de wereld, waarvan ook het

suikerverbruik afhankelijk is. Ook is het van groot
blang voor het artikel, dat in zulke tijden ‘de specu-

latiezucht zooveel mogelijk geweerd wordt en produ-

centen voldoen aan elke
redelijke
vraag van de zijde

der consumptie. Aan den groeten achteruitgang der

prijzen verleden jaar zijn in hoofdzaak de Oubapro-

ducenten schuld, dia door hunne onmatige eischen

een groot. kwantum suiker, dat voor de Amerikaan-
sche markt noodig was, hebben vastgehouden, waar-

door eene onnoodige verplaatsing der voorradeil uit Java en Britsch-Indië naar Amerika plaats vond. De
onnatuurlijk opgedreven prijzen belemmerden rtegelij

kertijd het verbruik.

Het kan slechts nuttig zijn, dezen loop van om-

staidigheden in het oog te houden, aangezien daaruit
blijkt, hoeveel afhangt van het volgen eener verstan-

dige verkooppolitiek door producenten.
A. V.

DE SCHEEPVAART OP DEN RIJN IN 1920.

Het jaar 1920 begon met twee kort achter elkander

volgende hoogwaterperioden. Een ‘dergelijk hoogen
waterstand had men sedert tal van jaren niet beleefd.
De meeste rivieren tradn buiten hare oevers. Vele
industrieele ondernemingen langs Waal en Rijn, o.a.
de steen.fabrieken, leden daardoor gevoelige verlie-
zen. Ook in Duitschland langs ‘den Rijn werd alles
overstroomd, waardoor in vele havenplaatsen de los-
en laadinrichtin’gen onder water kwamen te staan.

Dezo hoogwater-perioden duurden ongeveer een
maand, gedurende wolken tijd ‘het verkeer op den Rijn
zoo goed als geheel stil lag. Nadat . de scheepvaart
weder in vollen gang was en de aanvoeren te Rotter-
dam gestadig grooter werden, gingen de havenarbei-

ders te Rotterdam tot staking over. Deze staking
duurde van 16 Februari tot 27 April, dus ruim twee
maanden. Ofschoon gedurende dien tijd
nog een aan-
zienlijke hoeveelheid kolen, bestemd voor de Entente-
landen, uit Duitschiand te Rotterdam werd aange-
bracht, was het verkeer in de haven overigens zeer

stil. De aan

voer van-over zee was ook nagenoeg nihil;

dientengevolge moesten de meeste ri.jnschepen ledig

bergwaarts ‘sleepen.
De waterstand op den
Rijn
was tot half October
normaal te noemen. Daarna trad echter geleidelijk

een laagwater-periode in en had de Rijn begin De-
cember een stand ‘bereikt, ‘z56 laag, als sinds men-‘
schenheugenis niet was voorgekomen. Eerst ongeveer

midden December viel, een kleine was te melden. De Rijn bood tijdens den lagen waterstand een eigenaar-
digen aanblik, hoofdzakelijk bij Salzig. Af en toe
lagen daar een 400 tot 500 rjnschepen ‘welke moesten

worden gelicht. Aangezien voor het lichten dezer.

schepen niet voldoeide kraansehepen beschikbaar wa-

ren, bleven deze rijuschepen weken-lang aan ‘het be-

‘drijf onttrokken. –

Neemt men de hoog- en laa.gwater- en stakingspe-

noden te zamen, dan mag worden aangenomen, dat

het bedrijf der Hoilandsche reederijen zoo ongeveer

4 tot 5 maanden heeft stil gelegen. Ofschoon de

scheepvaart in de overige maanden
tamelijk
druk was

en goede vrachten en
,
sleeploonen konden worden be-

dongen, kan men het jaar 1920 toch niet als een bij

uitstek vooi’deelig jaar voor de Rijn-scheepvaart ‘be-

schouwen.

Verschepingen van Rotterdam naar den Rijn von-
den nog steeds in beperkten omvang plaats, verge-

leken
-bij
v66r den oorlog. Het stukgoederenvervoer,

hetwelk in het laatst van 1919 eenigszins levendig
was geworden, gin’g gedurende 1920 steeds terug, om

ten slotte ‘bijna geheel op te houden. De aanvoer van

graan nam toe; een groot gedeelte der graantrans-

porten voor Oostenrijk ging echter voor ide Rotter-

dam’sche haven verloren,
eenerzijds
doordat de vracht

over de Elbe in Marken veel goedkooper was, ander-
zijds echter, doordat de overladingskosten in de Rot-

terdamsche haven door de abnormale valuta ongeveer

het vier- tot vijfvoudige bedroegen van die van de

Duitsche havens.

In vergelijking met het vorige jaar viel to consta-
– teeren, dat de aanvoer van erts aanzienlijk toenam.

Daarin kwam in den herfst echter weder eenige ver-
andering tengevolge van het dalen der ijzerprijzen

en, als gevolg daarvan, het annuleeren van vele con-

tracten.

Daar bij de hooge rijnvrachteil het vervoer per

spoor dikwijls goedkooper was dan per water, werden
meermalen transporten, speciaal zulke voel’ Zwitser-
land en den Eizas, aan het Rijnvaart-verkeer onttrok-
ken. Nadat echter het gewone wagongebrek was inge-
treden, werd de verlading per schip weder grootor en

was ‘dit het beste merkbaar
bij
het vervoer vanaf Rot-

terdm en Antwerpen van de voor Zwitserland be-

stemde Ameriknansc’ho en Engelsche kolen.

Zeer levendig was het verkeer van de Rulirhavens

naar Rotterdam, in hoofdzaak van kolen voor de

Entente-landen. Terwijl in de eerste helft van het
jaar een quamtum van ongeveer 150.000 tons per

maa.nid vei’laderi werd, steeg dit in de tweede helft
van het’ jaar af en toe tot ongeveer het dubbele.
De daailvrachten van de Rulir naar Rotterdam va-
rieerden tusachen
f
1.— en,
f
1.50 per ‘ton; nu en dan

werd zelis
f
2.— per ton betaald, alles met Vrij slee-
pen. Wel werd een enkel maal tot 50175 cents per

ton gecharterd; dit bleef echter een groote uitzon-

dering.
De scheepshuren van Rotterdam en ‘Antwerpen naar

-den Rijn bedrbegen in dojorsnee 5% cents per ton

per dag. –

Van de Ruhrhavens naar Mannheim werd ‘bijna
uitsluitend’ in daghuu,r vervr’aciht en bedroeg deze
in ‘de eerste ‘zes maanden van het jaar gemiddeld ca.
65 pf. per ton per dag;, .in de maanden Noveanber/
December steeg de idaghuux tot lik. 1.25/Mk. 1.35 per

ton per dag.

• De sleeploonen Rotterdam/Dordrecht naar de Riahr.

havens bedroegen ‘gemiddeld ca. 190 conto per last. Het verkeer van de Rulnihavens naar den Bo’Venrjn
was zeer levendig. Het sleeploon was dan ook liet
goheel’e jaar vrij hoog en bedroeg gemiddeld ca. Mk. 40
per ton. In de maanden November/December werd
lik. 75 per ton genoteerd; hiervan konden echter
slechts eeikele ‘zeer vlot -gaande sleepbooten profitee-
rén. De vaart was n.l. buitengewoogi moeilijk, niet
alleen door dan lagen waterstand, doch ook doordat
cle vaargeul in vergelijking tot vroeger slecht onder-

houden
woDdt.
Op Beneden- en Bovenrjn hebben

sleepboo’ten hun schroef stukgeslagen op plaatsen,,
waar zulks vroeger ‘nooit het geval was. Hét slechtst
– was ei’ nog. ‘steeds aan toe het traject Mannhoim/

2 Februari 1921

ECONOMISCS-STATISTISCH BERICHTEN

95

Straatsburg; terwijl men vroeger op dit gedeelte

met ‘eenzeifden diepgang kon varen als tot Mann-

heim, is zulks thans slechts bij zeer hoogen waterstand
mogelijk en moeten ide schepen in de meeste gevallen
te Manniheiim gelicihit worden. Dit was natuurlijk van

grooten invloed op de ivrachten, aangezien door dit
oponthöud de duur der reizen verlengd en daardoor de
vraag naar .seheepsru,imte grooter werd.

Zooals uit ‘het ‘bovenstaande blijkt, had de Rijn-

vaart met ‘veel moeilijloheden te kampen. Daarbij
kwam nog het valuta-vraagstuk, hetwelk ook rem-

mend
ob
het afdoen van zaken werkte.

Het is te hopen, dat 1921 een verdere toenadering

tusscdien de volkeren zal brengen en daardoor, als

natuurlijk gevolg, lhet herleven van den handel.

Te Lobith in- en uitgeklaarde schepen in
1920.

Af
vaart.
Geladen.

Ledig.
11.153
schepen
8.796.341
tons.
5.602
schepen
1.349.731
tons. 104
vlotten.

Op v aa i t.

7.829
schepen
7.791.413
tons.
8.799
schepen
2.443.976
tons:

Rotterdam, Januari 1921.

.

A. v D.

DE INDiSCHE FINANCIEN.

Iii lit nummer van 12 Januari j.l. van dit week-

blad lespreekt de beer J. E. Stokvis de Indische
financiën. Hij doet dit met een bepaald doel, en
wel, – zooals hij aan het slot van zijn artikel zegt,
,,omdat het noodig mocht heeten tegenover de

neiging in invloedrijke en beslissende kringen
om den toestand ongunstig voor te stellen, ter-
wijl het innerlijke financieele gestel van Indië
nauwelijks werd gepeild, het besef te kweeken,

dat die ‘toestand in wezen go’cl gezond is,, Indië’s ere
dietwaardii,gheid nog volkomen”.. Daarom kan de
sdhrjver zich niet rvereenigen met ide uitspraak van

den Minister ‘van Koloniën in de Memorie van Toe-
lichting op de Indische ‘begrooting voor 1921, ,,’dat er met kracht weerstand zal moeten worden geboden aan
den aandrang tot het doen van niet strikt onvermij-

delijke nieuwe uitgaven op materieel en personeel
gebied.” Deze uitspraak van den Minister noemt de
heer Stokvis een ontstellend vonnis, ,,dat feitelijk het
stopzetten van elke welvaartspolitiek insluit”, en in het slot van ‘zijn artikel spreekt hij zelfs rv’an ,,een financieel ‘beleid, dat er op gericht is, aan Indië ‘de
groote sociale hervornaingen ‘te onthouden, waarvoor

het ‘de noodige gelden in ruimte ophraciht en op
brengt”.

Het is niet
duidelijk,
wiems financieel beleid de beer Stok’vis met deze laatste ‘zinsnede op het oog
heeft. Immers niemand denkt er aan om aan Indië

de groote sociale hervormingen te onthouden, waar
‘voor het de noodige gelden in ruimte kan opbrengen.
En zeer zeker wordt aan zoo iets niet gedacht door
den Minister van Koloniën, diie zijne meening, dat
met kracht weerstand ‘zal moeten worden geboden aan
‘den aandrang tot het doen van niet strikt onvermij-

delijke nieuwe uitgaven, juist hierop grondde, dat-in
normale
tijden Indië
niet
in staat is de noodige gel-
den op te brengen ter dekking der sedert 1916 met
bijna 100 procent gestegen uitgaven ‘voor den gewo-
zien dienst. Over dit voor de beoordeeling van Indië’s
financieele positie cardinale punt bewaart de heer
Stokvis een algeheel stilzwijgen; maar dit stilzwijgen
helpt, helaas, de hoogst onjgexzonjde financieele positie,
waarin ‘de R’egeerin’gngestie der laatste jaren Indië
gebracht heeft, niet uit de wereld.

De begrooting voor 1921 toont voor den gewonen
dienst een tekort aan van
f
57;2 millioen; dit tekort
kan volgens pag. 10 der Memorie van Toelichting al-
leen gedekt worden door de verwachte opbrengst der
tijdelijke suiker- en kinabelasting ad
f
10 millioen
en der oorlogswinstbelasting over 1919 en voorgaande
jaren ad! 50 niillioen geheel ‘ten goede te ‘doen komen

aan het dienstjaar 1921. Op dergelijke buitengewone
inkomsten, die haren oorsprong ‘vinden in ‘de geheel
bijzondere conjunctuur, die voor sommige bedrijven

in 1919 best?nd, kan natuurlijk in de toekomst niet

worden gerekend. Vallen ‘de buitengewone inkomsten weg, dan staat men voor een jaarlijksch ideficit op dec
gewonefi dienst van circa f60 millioe.n. Dit deficit

kan niet gedekt7 worden door de opbrengst der nieuw

voorgestelde’ productenbelaatingen en extrawinst-

belasting, omdat deze belastingen enkel bij een.e ab-

normale hoogeonjunctuur groote bedragen in ‘de schat-

kist kunnen doen ‘vloeien, maar niet bij eene normale

conjunotuur, waarbij slechts matige winsten worden
gemaakt. De prijzen voor thee en rubber zijn thans

zeer_slecht, ‘die voor koffie en Javatabak matig, ter-

wijl alleen nog de suikerprijs, hoewel sterk gedaald,

den producent kans laat op eene abnormaal hooge
winst, die echter hoogst waarnchijnlijk over 1921 aan-
zienlijk minder ‘zal bedragen ‘dan over 1920. Hoe de
loop der suiikerprijzen in 1922 en volgende jaren zal
zijn, valt natuurlijk niet te voorspellen; maar zeker is

het, ‘dat binnen korter of langer tijd ook voor ‘de end
kercultuur de abnormaai hooge winsten een einde zul
len nemen. En zoodra dat
tijdstip
aanbreekt, breekt
ook voor Indië het tijdstip aan, dat het staat voor
een jaarlijksch tekort op den gewonen dienst van circa

f
60 millioen,
en meer.
Want de Minister herinnert
er ‘in zijn Memorie van Toelichting aan, dat eene al-

• gemeene ‘salarisverhoo’giri,g ‘voor ide ‘deur staat, waar-
aan met ‘het oog op eene behoorlijke functionneering
van de overheidszorg niet te ontkomen valt.

Toetst men dus de bewering van den ‘heer Stokvi,

als ‘zou Indië in staat zijn om ide gelden, noodig voor
groots sociale hervoi-niingen, in ruimte op te brengen,
aan ide feiten, ‘dan blijkt die bewering volslagen en-
houdbaar. Immers de begrootingscijfers voor 1921
en ‘do daarbij behoorende Memorie van Toelichting
toonen daghelder aan, dat bij eene normale conjunc-
tuur Indië niet in staat is ‘de gelden op te brengen,
njoodiig tot dekking van de sedert 1916 enorm geste-
gen uitgaven voor den gewonen dienst, maw. dat deze
vaste blijvende uitgaven reeds nu te hoog ‘zijn opge-
voerd, oixadat zij ‘voor een aanzienlijk ‘deel niet gedekt.
kunnen worden ‘door ‘vaste regel,matdge inkomsten.
Dit euvel is van hoogst gevaarljken aard, onidat het,
wanneer men het laat voortbestaan, onvermijdelijk
leidt to een staatsbankroet..

Onder deze omstandigheden spreekt het van zelf,
‘dat de Minister van Koloniën doet, wat ‘in de aller-
eerste plaats noodig ‘is, namelijk zorgen, ‘dat het ge-
ignaleer’de euvel ‘zich niet verder uitbreidt; d.w.z.
zorgen, dat de uitgaven voor ‘den gewonen dienst niet
meer stijgen ‘dan strikt onvermijdelijk is. Dit beleid

sluit geenszins in, zo’oals de heer Stokvis zegt, een
stopzetten ‘van elke welvaartspolitiek, maar is inte-
gcinjdéel gericht op behoud van de bestaande welvaart,
die in vroegere jaren door vermeerdering der produc-
tie en een bedachtzaam Regoeringsbelei’d verkregen

is, doch ‘die in de laatste jaren bedreigd wordt door
eene ‘Regeeriingsgestie, . welke, als daarmee wordt vo’ortgega’an, onvermijdelijk tot een bankroet moet
leiden.

Waar nu blijkt, dat ‘de door den heer Stoikvis tegen
hot voormeid beleid van den Minister ‘van Koloniiën
aangevoerde bezwaren eiken feitelijken ‘grondslag
missen, en waar ‘verder blijkt, dat de door genoemden

heer aangevangen strijd tegen een financieel ‘beleid,
dat ‘er op gericht is aan Indië de groots sociale her-
vormingen te onthouden, waarvoor het de noodigo
gelden in ruime mate opbrengt, inderdaad een strijd

is tegen windmolens, omdat een ‘dergelijk, financieel
beleid door niemand woi’dt voorgestaan of verdedigd,
daar kan eigenlijk al hetgeen de ,heer Stokvis ter
adstructie ‘van een en ander heeft aangevoerd,, verder
veilig buiten beschouwing blijven, omdat het op de
zaak, waar het om gaat, niet den misten invloed
kan uitoefenen.

96

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921
,

Immers, al Ware het volkomen juist, dat, zooals de

heer Stokvis betoogt, het tekort op den gewonen
dienst over 191211921 ad rond
f
253 millioen eigenlijk
niets beteekent, al ware het verder volkomen juist, dat
•de credietwaardigheid van Indië zoo groot is, als de

heer Stokivis het voorstelt, een en ander neemt niet

weg, dat noodweudig gebreken moet worden met de
sinds 1917 gevoerde politiek om jaarlijks den gewonen

dienst met een steeds stijgend tekort te tloen sluiten,

omdat eene dergelijke politiek onvermijdelijk leidt tot

ontwrichting der maatschappij en vernietiging van
het landscrediet.

Intusschen wanneer men laatstgenoemde botoogen

van den heer Stokvis aan een nader onderzoek on-
derwerpt, en aan de feiten toetst, dan blijkt daarop
in menig opzicht heel wat af te dingen.

Hij betoogt, dat wel is waar de Minister van Ko-

loniën er de aandacht op heeft gevestigd, •dat de
gewone dienst over 1912/1921 een tekort laat van
rond
f
253 millioen,’ doch dat dit tekort van geener-
lei beteekenis is; want volgens den heer Stokvis zijn

de oorlogsjaren 1914/1919 door Indië gefinancierd
,,nagenoeg zonder eertige speciale heffing van de

,,00rlogswinste, welke ook daar in ruime mate zijn

,,gemaakt”; verder heet het, dat ,,de zeer belangrijke

,,crisisuitgaven voor Indië geenszins dekking vonden

,,in bijzondere heffingen”, zoodat de gemaakte tekor-

ten eigenlijk zijn crjsistekorten, die allerminst redén zijn, om tot eene ongunstige financieele gesteldheid

te conciudeeren.

Ten slotte meent- de heer Stokv’is, dat tegenover

het tekort op den gewonen çlienst 1912/1921 ad rond

f
253 milloen gesteld mag worden het overschot op

den gewonen dienst 1867/1911 ad
f
365 millioen, welk

overschot in productief bezit is geconverteerd, en

tegen eerstgenoemd tekort moer dan opweegt.

Laten wij deze ‘beweringen van den heer Stokvis
eens nader onderzoeken, en ‘beginnen wij dan met
het overschot uit de jaren 1867/1911. Inderdaad is

dat overschot tot een bedrag van
f
353 millioen (zie
Bijlage B noot 1 en kolom g der Memorie van Toe-

lichting op de begrooting voor 1921) in productief
bezit verwerkt; dat productief bezit is na 1911 door

de buitengewone uitgaven, die sedert dat jaar gedaan
zijn, nog aanzienlijk toegenomen. Maar dat produc-

tief bezit is niet rj; daartegen
zijn
in den ‘loop der
tijden herhaaldeljk gelden opgenomen; eerst in 1883
dn 1898 ten name van Nederland, daarna in. 1915,
1916, 1917 en 1919 ten name van Nederlandsch-
Indië. Deze vaste schulden beloopen momenteel nog

een bedrag van pro resto
f
412 millioen,
terwijl
de

vlottende schuld
f
375 millioen bedraagt; (bijlage
1) ,der Memorie van Toelichting); eindelijk is er ‘nog

voor een ‘bedrag van circa
f
40 millioen aan ongedekt
muntpapier in omloop. Het productief bezit, -van
Indië is dus allerminst vrij, omdat daartegenover vrij
aanzienlijke schulden staan. Waar de heer Stokvis
dan ook in zijn opstel eene
becijfering
maakt van

Indië’s credietwaardigheid, stelt hij Indië’s produc-
tief bezit, door hem aangenomen op eenewaarde van

f
702.5 millioen tegenover Indië’s schulden, door hem
sub ultimo 1921 aangenomen op
f
775 millioen. Dat-

zelfde productief bezit kan ‘dus niet gedeeltelijk tot
een bedrag van
f
365 millioen (ten rechte
f
353 mil-
lioen) nogmaals gesteld worden tegenover het tekort
op den gewonen ‘dienst 1912/1921. Wil men de over-
schotten op den gewonen dienst 1867/1911, die tot
een bedrag van
f
353 millioen in productief bezit zijn
verwerkt, stellen tegenover het tekort op den gewo»
nen dienst 1912/1921, als het ware doen dienen ter
goedmaking van dit tekort, gelijk •de heer Stokvis
doet, dan is het onafwijsbaar gevolg, dat Indië’s pro» ductief ‘bezit, hetwelk tegenover ‘Indië’s schulden ad

totaal
f
827 inillioen (inclusief het ongedekt munt-papier) staat, ‘met
f
353 millioen moet worden ver,

minderd. Men ‘krijgt dan tot resultaat, dat tegenover
een schuldenlast van
f
827 miljoen slechts een pro
,

ductief bezit staat van
f
702,5 ‘millioen (volgens den
heer Stokvis) min
f
353 millioen, d.i. van
f
349,5
millioen. Indië’s credietwaardigheid komt dan echter

in een heel ander ‘licht te staan, dan de heer Stokvis
daarop ‘heeft laten
schijnen.
Laat men echter Indië’s geheel productief bezit valideeren tegenover zijne

schulden, hetgeen m.i. juister is, dan blijft het tekort

op den gewonen ‘dienst
191211921
ad
f
253 ‘mill’ioen ongedekt.

De heer Stokvis vindt dit echter niets erg; volgens
‘hem is dat tekort in hoofdzaak door den oorlog ver-
oorzaakt;
hij
noemt ‘het een crisistekort, hetgeen vol-

gens Jaen, zooal geen gezotid, dan toch een normaal

verschijnsel is, te meer, daar, alweer volgens den

heer Stokvis, de zeer belafigrijke crisisuitgaven voor
Indië geenszins in, bijzondere heffingen dekking

vonden.

Wat is er van deze ‘beweringen waar?

Tot dekking ‘der door den wereldoorlog veroorzaak-

te uitgaven werd in Indië niet alleen eene oorloga-
winstbelasting geheven,’ maar werd teijens de inkorn-

stenbelasting verhoogd. In
vergelijking
met de op»

brengst over 1914 ‘heeft de ‘inkoistenbeiasting over

1915 t/m 1919
f
32.8 inillioen meer
opgebracht. De’

oorlogswinstbelasting bracht tot en met 1919
f
30.1

millioen op, en wordt verwacht nog
f 50
miflioen te

zullen opbrengen. De
bijzondere
heffingen tot dek-

king der crisisuitgaven brachten dus reeds
f
62.9 mii-

lioen op en worden verwacht nog
f
50 millioen op te

brengen, ongerekend hetgeen ‘de verhooging der in-

komstenbelasting over 1919 ‘in 1920 heeft opgebr’aeht.

Hoeveel hebben nu de crisisuitgaven bedragen?

De heer Stokvis noemt geen cijfer, maar bepaalt

zich tot de vage en ‘door niets gestaafde bewering, dat

die uitgaven ,,zeer
belangrijk”
waren. Intusschen

heeft de Indische Regeering van die uitgaven, voor-
zoover zij die onder cijfrs kon ‘brengen, aan den
Volksraad opgave gedaan (iste gewone zittin.g 1919;

onderwerp 1 – stuk 34. (a) pag. 9). Volgens ‘die

opgave bedroegen zij over 191411917
f
26 millioen,

over 1918
f
20.6 mlilioen en over 1919 (naar raming)

f
21.7 ‘millioen, te zamen f’68.3 millioen. -‘

De bijzondere heffingen, die reeds
f
62.9 millioen

hebben opgebracht en minstens nog
f
50 millioen zul-

len opbrengen, zijn dus; in tegenstelling met hetgeen
dé heer Stokvis beweert, niet alleen volkomen vol-‘doende geweest tot dekking der ‘in de oorlogsjaren

gedane crisisuitgaven, waar laten zelfs nog een ruim overschot, dat voor de gewone uitgaven kan worden

aangewend.
Uit voormelde cijfers
blijkt
‘tevens, dat de, chroni-

sche tekorten op den gewonen dienst, die sinds 1917
zijn ontstaan, geenszins hunne oorzaak vinden in en-
»
,

sisuitgaven, daar deze door bijzondere ‘heffingen vol-ledig zijn gedekt. Ook de jaren 1914 t/m. 1916 waren

oorlogsjaren; ook in deze jaren hebben crisisuitga-
yen plaats gehad; toch liet de gewone dienst over
1914 t/m. 1916 een overschot van
f
2.1 millioen, riet-‘

tegenstaande met •de heffing der oorlogswinstbelas-

ting eerst in 1917 werd aangevangen.
Wil men een goed overzicht verkrijgen omtrent’ de
oorzaak van het tekort op den gewonen dienst ad

f
253 millioen over de periode 191211921, dan moet

»
men die periode in tweeën splitsen, en wel in eene
periode van 191211916 en in eene periode van 19171 1921. Beide perioden loopen over vijf jaren, en in elk’
der beide perioden vallen ongeveer 2Y oorlogsjaren.

Wat
blijkt
dan?
Dan
blijkt
‘de gewone dienst over ‘de periode 19121

1916 een overschot te laten van
f
48.3 millioen, ‘ter-
wijl daarentegen de gewone dienst over de periode
191711921 een tekort oplevert van
f
301.2 •millioen.

(Bijlage 0 der Memorie van Toelichting). Hierbij
komt nog, dat de eerste periode, wat betreft de door
den oorlog veroorzaakte nadeelen, in veel ongunstiger positie verkeerde dan de tweede periode. Want pnimo
veroorzaakte het uitbreken van den wereldoorlog in

2
Februari 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

97
11

1914 een achteruitgang van middelen in vergelijk

met het vorige jaar ten bedrage van ongeveer
f
14.6

miljoen, terwijl een dergelijke achteruitgang in de
periode 191711921 niet heeft plaats gehad, en secundo

valt •de opbreiigst der bijzondere heffingen tot dek-

king der crisisuitgaven voor het overgrootste deel in

de periode 191711921, •omdat met de heffing •der oor-

logswinstbelasting eerst in 1917 werd aangevangen en
de verhooging der inkomstenbelasting haren invided

voor de eerste periode slechts over 2 jaren, daarente-
gen voor de tweede periode over 5 jaren heeft doen

gelden.
Niettegenstaande deze gunstige factoren, niette-

genstaande de crisisuitgaven in, de periode 191711921
door de opbrengst der bijzondere heffingen volkomen
gedekt worden en die opbrengst zelfs een ruim over-

schot laat, dat tot dekking van andere uitgaven kan
worden aangewend, laat de gewone dienst over de
periode 191711921 een tekort an
f
301,2 millioen,

terwijl de gewone dienst over de vorige vijfjarige pe-

riode, welke een gelijk aantal oorlogsjaren omvat,

een overschot heeft gelaten van
f
48,3 millioen.

Het saldo tekort van
f
252;9 millioen over de tien-

jarige periode 191211921 kan dus onmogelijk, gelijk

de heer Stokvis doet, op rekening van den oorlog
worden gesteld; het is, zooals ik reeds in het nummer van 10 November 1920 van dit weekblad uiteenzette,
zuiver veroorzaakt door eene gestie, die de gewone
blijvende uitgaven voor ‘s Lands dienst opdreef ver
boven het natuurlijk accres der middelen. Vergelijkt
men de inkomsten en zuivere gewone uitgaven van

het jaar 1916 met die van het jaar 1921, dan krijgt
men het volgende beeld (in millioenen guldens):

1916

1921

stijging

Inkomsten ……..
f
232.9

f
380.9

63.5 pOt

Zuivere gewone uit-

gaven

………..,, 220.2

,, 438.2

99 pOt.

De bewering van den heer Stokvis, als zoude het
tekort op den gewonen dienst over 1912/1921 ad

f
252.9 miljoen aan den oorlog zijn te wijten, omdat
Indië’s crisisuitgaven zeer belangrijk waren en geens-
zins dekking vonden in bijzondere heffingen, blijkt

derhalve in alle opzichten met de vaststaande feiten

in lijnrechten
strijd
te zijn.
De heer Stokvis ‘heeft ook nog eene poging gedaan
om het tekort op den gewonen dienst over 191211921

ad rond
f
253 millioen weg te
cijferen
.Hij trekt,

evenals in de Memorie van Toelichting in paragraaf 4
onder het hoofd ,,Slot van Rekening” pag. 11 wordt
gedaan, van genoemd bedrag eene som van•
f
90 mii-

lioen af, n.l.
f
50 millioen voor alsnog verwachte op-
brengst der oorlogswinstbelasting over 1919 en vorige

jaren, en
f
40 millioen die uit te distribueeren voe-
dingsmiddelen zullen terugkeeren. Doch daarna laat
de heer Stokvis de ministerieele berekening varen
en gaat hij zelfstandig te werk. Hij trekt dan verder

af
f 10
millioen opbrengst der tijdelijke suiker- en
kinabelasting en
f 10
millioen verwachte meerdere

opbrengst der inkomstenbelasting, en meent ten slotte
dat de opbrengst der staatsproducten op ongeveer

f
6 millioen hooger kan worden gesteld.
Deze aftrekkingen zijn echter niet geoorloofd, om-
dat met de opbrengst der tijdelijke suiker- en ‘kina-

belasting ad
f 10
millioen en de verwachte meerdere

opbrengst der inkomstenbelasting ad eveneens
f
10
millioen reeds rekening werd gehouden bij de bere-
kening van het tekort op •den gewonèn dienst over 191211921, en het natuurlijk niet aangaat gemelde
posten 2 maal in rekening te brengen; terwijl, wat de
opbrengst der staatsproducten betreft, het geheel in
het duister ligt, waarom deze op
f
6 miljoen hooger
moet worden gesteld.
De door den heer Stokvis gewilde aftrek van te
zamen
f
26 milloen is dus niet toelaatbaar. Voorts
voorspelt de heer Stokvis, dat de extrawinstbelasting
over.1921 bijzonder ‘goed zal opbrengen; voor den In-
dischen fiscus is het zeker te hopen, dat deze profetie

uitkomt, ofsohoon met het oog op de huidige prijzen
der Indische producten twijfel te de’zen aaaizien alles-

zins gerechtvaardigd is; doch komt de voorspelling
uit, dan komt ‘de opbrengst ‘der genoemde belasting

ten goede aan het dienstjaar 1922 en kan zij derhal-
ve op ihet tekort over 191211921 geen invloed .uit-

oefenn.
Zooals boven is getegd, trekt de Minzster van Kolo-

niënin paragraaf 4 tler Memorie van Toelichting van

liet tekort op den gewonen çlienst 191211921 het bo-

vengenoemd bedrag van
f
90 millioesi af, en vervolgt

dan: ,,Daartegenover staat echter dat nog valt te

rekenen cp eene uitgave van rond
f
50 millioen voor

duurtebijsiagen in 1920,. alsmede , op een izeer aan-

zienlijk – ter bepaling van de gedachten op onge-

veer
f
75 miljoen te stellen – bedrag ter zake van

de kosten in 1921 van de voorgenomen algemeene

salarisherziening. Ten slotte zal derhalve het riedee-
lig saldo van ‘den giewonen dienst vermoedelijk

f
252.897.198
– f
90.000.000
+ f
125.000.000 =

f
287.897.198 beloopen.”

Het cijfer van
f
287,8 millioen voor vermoedelijk
tekort op den &ewonen dienst 191211921, waartoe des

Ministers berekening geleid heeft, doch waarover de

heer Stokvis gemeend heeft te mogen zwijgen, ziet er

eenigazins anders uit ‘dan het
cijfer
van
f
137 mil-
lioen, waartoe de deels onjuiste, deels onvolledige be.

cijfering van den heer Stokvis het tekort op den ge-
wonen dienst 191211921 heeft gereduceerd.
Ten slotte heeft de heer Stokvis troost trachien te
putten uit ‘de crnstandigheid, dat de Minister uit de
opbrengst der nieuwe belastingen, die hij hoopt, ‘dat
in 1921 zullen ontvangen wordes,
f
132 auillioen wi
b?stenimen tot dekking van buitengewone uitgaven;
en de heer Stokvis meent, dat tegenover het tekort
op den gewonen dienst 191211921 hetwelk vermoede-
lijk
f
287,8 millioen (en niet
f
137 millioen, zooais de
heer Stokvis meent) zal bedragen, ‘dan toch
f
132
niillioen kasgeid aanwezig is. Ook dit is echter niet juist; want voormelde
f
132 milioen zullen, voor-
zoover en al naar mate zij ontvangen worden, besteed
wouden ter bekostiging van buitengewone uitgaven;
pag. 6 der Momorie van Toelichting raamt voor den
buiterigewonën dienst de uitgaven op 136,7 millioen
en de inkomsten op
f
132,1 millioen.

Intusschen, al blijven de naar verwachting te ont-
vangen
f
132 millioen niet als kasgeld aanwezig, dat
bedrag zal, voorzoover het ontvangen wordt, in pro-
ductieve werken worden verwerkt, en aldus strekken
ter verhooging van Indië’s credietwaardigheid. Dit
is althans een lichtpunt.

Hoe staat het nu met Indië’s credietwaardigheid? vraagt ten slotte de heer. Stokvis. Hij neemt aan de
hand van Bijlage D der Memorie van Toelichting op
de ‘begrooting voor 1921 Indië’s vaste en vlottende
schuld per ultimo 1921 aan op
f
775 millioen. Daar-
bij dient echter gevoegd te worden een ‘bedrag van

f
40 millioen wegens ongedekt muutpapier in cir-
culatie (noot 9 vn voormelde Bijlage D). Totaal kan
dus rndië’s schuld onder ultimo 1921 op
f
815 mii-
$ lioen worden aangenomen.

Hiertegenover staat Indië’s productief bezit. De
heer Stok-vis schat de waarde van dit productief bezit
op f
702.5 miljoen. Hierbij moet echter nog gevoegd
worden het bedrag, dat uit de buitengewone in 1921

te verwachten inkomsten in productief bezit zal wor-
den geconverteerd; wij zagen dat de Ministei dat be-drag op
f
132 millioen aanneemt. Doch, zooals ik
reeds uiteenzette in het nummer van 3 November
1920 van dit weekblad, schat de Minister de opbrengst
der, in 1921 te verwachten ‘buitengewone inkomsten
ongeveer
f
24 miljoen te ‘hoog; naar alle waarsehijn-
lijkheid zullen dus de buitengewone inkomsten van
1921, die in productief bezit kunnen worden omge-
zet, niet meer bedragen dan
f
108 millioen. Ver-
meerdert men nu de door den heer Stokvis op
f
702.5
millioen aangenomen waarde van Indië’s productief

98

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

bezit met voormeld bedrag van
f
108 millioen, dan i

het resultaat, dat tegenover Indië’s schuld onder

ultimo’ 1921 ad totaal
f
815 miljoen een productief

bezit staat van
f
810.5 millioen.

Fraai is dit resultaat niet. De heer Stdkvis wil

èchter ook ‘de waarde van Indië’s openbare gebouwen,

bruggen, bevloeiiugswerkei en dergelijke’ tegen

Indië’s schuld doen valideerexi, en schat de waarde’

•dier werken, die bij tooit’ met dèin naam ,,duuraam-

heidswerken” op
f
648 millioen.

Hierbij wordt echter door den heer Stokvis voor-
bijgezien, dat, welken naam ‘men ‘ook wil geven aan
werken, die voor den openbaren dienst besten’d zijn,

dergelijke werkei niets opbrengen en niet eens ‘kun-

nen worden verkocht, als zijnde zaken buiten den

handel. Zij hebben dus voor een ‘crediteur geen waar-

de, èn omlat hij daarop. geen recht van verhaal ‘heeft,

èn omdat; genoemde zaken uit ‘hdren aard niets kun-

nen bijdragen tot aflossing van schuld en betaling van

rente. ‘

Vandaar dan oôk, dat, zooals de Directeur van Fi-

nanciën, in de ‘vergadering van den .Volksraad van

19 December 1919 (Handelingen 2de Zitting 1919
pag. 571) verklaarde, tot •disverre de ‘politiek is ge-

volgd om uitsluitend ‘leeningen aan te gaan voor

werken, waarvan de netto-opbrengst rente en aflos-,

sing van het daarin gestoken kapitaal minstens .ge

nomen dekt.

Uit de hieiboven vermelde cijfers blijkt, dat Indi&s

financieele. positie bij lange na niet zoo gezond.is
, als’
de heer Stokvis meent. Het financieele gestel van

Indië (om de terminologie van den heer Stokvis eens
te volgen) heeft in de ‘bestuursperiode na 1916, die

een tekort’ laat op den gewonen dienst van rond

f 301
millioen, een gevoeligen knak gekregen. De ge-
volgen van dien knak kan Indië wel te boven komen,
maar daarvoor is het een absoluut vexeischte, dat
definitief gebroken wordt met de na 1916 aangevan-

gen politiek van chronische stijgende tekortén op den

gewonen dieiist.
‘.
. . – J.
GERRITZEN.

DE RECENTE ONTWIKKELING DER

CANADEES CHE BANKEN.’

I.

Begrijpeljkerwijzeheeft de wereldoorlog niet nage-

laten in Canada ook op economisch gebied menige
verandering te voorschijn te roepen. Het is dan ook
zeker op zijn plaats, eenige aandacht te wijden aan de recente ontwikkeling van het bankbedrijf in een land,

waarmede Nederland tot nu toé – afgezien van de

•daar ‘te lande werkende Nederlandsche hypotheek-
banken – slechts weinig •relkties onderhield, doch

waarmede in de toekomst ongetwijfeld meer contact

zal worden verkregen.
In ‘vroeger jaren trok ‘het bankwezen in Canada
weinig de aandacht, doch de geldcrisis ‘in de tnie in
1907 Ihet hare geweldige economische ‘beroeringen,
welke evenwel aan het naburige Canad’a’ geen letsel
toebrachten, was oorzaak van een toenemende’ielang-

stelling in het ‘bankwezen van Engelands grootste
,Dorn’inion, een der weinige landen zonder centrale

bankinstelling.
Oorspronkelijk vertoonde’ ‘het bankwezen in de
Noord-Amerikaansche koloniën (welke in 1867 groo-
tendeels tot het Dominion of Cana’da werden samenge-

voegd) sterk&overeenkomst met dat in Schotland, het-
geen gemakkelijk te verklaren is als ‘men bedenkt, dat
het orvergroote deel der eerste kolonisten van Schotsche
herkomst was. Zoo ‘had de Hudsons Bay Compa’ny
meerendeels Schotten in’ dienst (de bekende Lord
Strathcona, oorspronkelijk Donal’d Smith, was van Schotsche afkomst) en het baart dan ook geen ver-
wondering, dat bij de oprichting van Canada’s
,oudste bank, de Bank of Montreal, voornamelijk
Schotten ‘betrokken waren. Die herinnering aan
Schotland is bewaard gebleven in de ‘bevoegdheid

aller banken ‘tot het uitgeven van bankbiljetten,

zoowel als in de sterke filiaalstichtin’g; ‘daarentegen
leidden de
‘bijzondere
toestanden in het schaarsch
bevoikte Dominion er toe, dat de ‘banken op den duur

geen monopolie der circulatie ‘meer behielden, doch

moesten toelaten, dat ook de’ regeering papieren geld

in ‘omloop bracht. Dit zijn biljetten van $ 2.— en
$ 1.—, de ‘banken geven daarentegen coupures uit van

$ 500.—, $ 100.—, $ 50.—,
$
20.—, $ 10.— en’ $5.—,

terwijl zij voor het verkeer onderling gebruik maken

van zoogenaamde ,,legals”, in bedragen van $ 1000.—,

$ 5000.—, $ 10.000.— en
$
50.000.—. Deze worden

evenwel uitsluitend gebruikt, om de saldi der clearing-

houses in Vancuver,,Winnipeg, Toronto en Montreal

af te rekenen de andere clearing-houses verrekenen

huh saldi’s •door chèques op een der genoemde

steden).
Na’ de oprichting der Bank of Montreal in 1817

valt te vermelden de’ stichting der Quebec Bank en

der Bank’ of Canada, in 1822. Deze instellingen ge-
noten oorspronkelijk groots bedrijfsvrijheid, .waarin

men evenwel geen bezwaar zag wegens de gunstige

ervaringen,, in Schotlana. De minder. wenschelijke

mogelijkheden van het Schotsbhe systeem in een

nieuw laad hebben’ evenwel geleidelijk een overgang

veroorzaakt naar rootere supervisie ‘van het bank-
wezen, ofschoon naar veler meening het zwakke punt
der huidige ‘bank*etgeving nog steeds moet worden

gezocht in de onvoldoende overheidscontrôle op de

gestie der banken. In Canada ‘heeftmen tot nu toe
hieraan weinig aandacht besteed, omdat sinds tien-

tallen jaren ‘de noodzakelijkheid tot dieper ingrijpen
‘dan de huidige bankwetgeving voorschrijft, nimmer
is gebleken. Evenmin heeft men tot nu toe behoefte

gevoeld aan de stichting van een centrale bankinstel-
ling.

De eerste banken begonnen ‘al spoedig met de stich-
ting van filialen; de Bank of Montreal opende reeds

dadeljk branches te Quehec en fte Kingston (toenmaals
een belangrijke handelspiaats), later gevolgd door een
ageutschap te New York, waarover oorspronkelijk de
meeste Canadeesche h’andelsverbindingen met het
buitenland liepen en dat immer de hoofdmarkt voor
het Canadeesche devies is geweest.

Het succes der eerste ‘banken wekte tot navolging, zoodat na 1834 talrijke stichtingen te vermelden val-
len. Ten slotte leidde dit tot een teveel voor de toen-
malige economische toestanden, ‘waarvan het land
heel wat nadeelen ondervond. Eerst de invoering van
de bankwet van 1870, welke op beperking en verster-king van het ‘bankwezen was ‘gericht, bracht éen ver-
betering; de regelmatige herziening van de bankwe’t-
geving nadien heeft verschillende goede gevolgen ge-
had en er toe geleid, dat het”bankwezen van het Domi-
nion gelij’ken tred wist te houden met het ‘moderne
zakenleven.

Als gevolg der successievelj.k getroffen maatregelen
en wijzigingen de wetgeving onderscheidt het Cana-
deesche ‘bankwezen zich thans voornamelijk door de wijze van dekking der ‘bankbiljetten, door elasticiteit
en uniformiteit der circulatie en door een sterk ont-
wikkeld filialen.systeem.
De dekking’, der biljetten is onder meer verzekerd
door de ,,double liability” op de aandeelen, door
preferènt,ie bij faillissement en liquidatie, door een
redemption fund (waarin 5 * pCt. harer circulatie
door de banken wordt gestort, welk fonds dient om de
biljetten eener in ‘moeilijkheden gerakende bank
onmiddellijk dii te ‘wisselen), alsmede door een centrale
goudreserve, onder beheer van, ‘den minister van
financiën, waarin de banken hun gouddekking voor de biljetten storten. Het staat den ‘baüken natuurlijk
vrij een gouddekkin,g naar verkiezing aan te houden,
doch in elk geval moeten zij volle gouddekking heb-
ben voor de biljetten, welke zij wenschen uit te geven
boven de limite voor ongedekte circulatie. Deze limite
is
gelijk
aan het gestort ‘kapitaal vermeerderd’ met
15 pCt.—van het totaal van gestort kapitaal plus

2 Februari 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

reserve (derhalve een sterke prikkel tot reservevor-
ming, die zijn uitwerking ook niet mist); wil men

boven deze limite gaan, dan moet volledige gouddek-
king worden verstrekt aan de centrale goudreserve.

Er is voor de banken dus een voordeel in de uit-
breiding van kapitaal, al is door de sterke toeneming

van het chèque-verkeer de vraag naar extra-circula-
tiemiddelen de laatste jaren vô6r den oorlog niet

bijzonder sterk geweest. Van kapitaalsvermeerdering
was dan ook jaren lang weinig sprake, eerst in

1919 valt weer een verlevendiging op dit gebied te

vermelden, welke ook in 1920 voortgang heeft ge-

maakt. Weliswaar deed zich
tijdens
den oorlog be-

hoefte gevoelen aan uitbreiding der circulatiemidde-

len, wat voor de banken dus een reden had kunnen
vormen tot vermeerdering van ‘kapitaal, doch men
gaf er, mede met het oog op de plaatsing der
Canadeesche oorlogsieeningen, de voorkeur aan geen
aandeelen uit te geven en het aan de regeering over
te laten door uitbreiding der muntbiljettencirculatie

in de behoeften te voorzien.
Het eigenaardige geval doet zich zelfs voor, dat het

gezamenlijk kapitaal der iDanken in sommige jaren
een vermindering aantoont: het gevolg van fusies,
waarbij aandeelenruil op ongelijken voet plaats greep.
I)e volgende cijfers geven hierover licht:
Totaal gestort kapitaal der Canadeesche banken:

31
Dec.
1868
……………$

30.507.000
1878
. ………….

63.682.000
1888
…………..

60.345.000
1898
…………..

62.571.000
1908
…………..

96.147.000
1912
…………..

112.730.000
1917
…………..

111.673.000
1918
…………..

109.492.000
1919
…………..

119.199.000

De vermindering van 1917 tegenover 1912 valt te

verklaren uit fusies en een liquidatie (der Bank of
Vancouver), de vermindering van 1918 uitsluitend
uit fusies. De vermeerdering van 1919 vindt haar
reden in nieuwe emissies van bestaande banken, wat

ook geldt voor 1920; sillds Januari vondeli emissies
plaats der Royal Bank of Canada ($ 3.400.000.— tegen
150 pOt.), Bank of Montreal ($ 2.000.000.— tegen
150 pCt.), Merchants Bank of Canada ($ 2.100.000.-
tegen 150 pOt.), Bank of Hamilton en Banque Pro-
vinciale du Canada (beiden $ 1.000.0000.—).

Deze kapitaaisvermeerdering houdt ten nauwste
verband met de opening van nieuwe filialen sinds het
eindigen van den wereldkrijg. De filialenstichting op
groote schaal in de jaren, welke den oorlog vooraf
gingen, maakte plaats voor een langzame uitbreiding
in de eerste oorlogsjaren en ten slotte voor een vrij-
wel totalen stilstand. Het gebrek aan geschoold per-
soneel dwong al spoedig tot beperking, waarin ook de
fusies geen verandering konden brengen; ten slotte be-

sloot de Canadian Bankers Association (waarbij alle
banken krachtens de wat zijn aangesloten,) om geen
nieuwe filialen toe te laten – ofschoon de banken
daaromtrent anders alle vrijheid bezitten – tenzij on-
der bijzondere omstandigheden, zooals opening van
buitenlandsche kantoren. Onmiddellijk na den wapen-
stilstand werd dit besluid ingetrokken, als gevolgi waar-
van reeds in December 1918 een kleine honderd kan-
toren werden geopend, terwijl 1919 een groote uitbrei-
ding te zien gaf, namelijk meer dan 1000 nieuwe
kantoren. In de eerste helft van 1920 werden over de
200 kantoren geopend, welk aantal ook voor de tweede
helft van het jaar wel bereikt zal worden. Onder-
staande cijfers geven hierover nadere toelichting waarbij opgemerkt dient te worden, dat de cijfer
voor 1919 .den toestand op 31 October, weergeveei:

Aantal kantoren der Canadeesche banken:

1911 1915 1918 1917 1918 1919

Kantoren in Canada
3009 3087 3051 2976 3097 4050
buiten ,,

81

98

110

124

120

152

Totaal …………
3090 3183 3161 3100 3217 4202

Aantal kantorèn’ der voornaamste banken:

1911 1915 1916 1917 1918 1919

Bank of Montreal ..
170

177

180

182

259

303
Can.Bk. of Commerce
359

378

375

381

379

501
Royal Bank of Canada
313 368 405 425 519 614
IJijion BankofCanada
307

317

308

306

299

383
Bank of Nova Scotia
114

186

189

192

187

300
Merchants Bk. of Can.
207

207

216

238

243

361

De Baik of Montreal heeft immer gegolden voor

de leidende bank van het Dominion, temeer daar zij

als bankier der landsregeering fungeert en verder

nauw, verbonden is mét de Canadian Pacif ie Railway

en de Hudsons Bay Company (de Boards dezer maat-
schappijen bestaan vrijwel uit dezelfde personen.) De
laatste jaren v66r den oorlog gaven een groote ontwik-

keling der Canadian Bank of Commerce te zien, die
dreigde haar ‘oudere concurrente te overvleugelen.
Zoover is het niet gekomen, integendeel heeft de

Bank of Commerce zich achterhaald gezien door de
agressieve Royal Bank of Canada, de groote fusie-

bank, die in vele opzichten de Bank of Montreal reeds

voorbij is gestreefd, al duiden de balanscijfers der
laatste daarop nog niet.

Overigens geeft een verdeeling der bankkantoren naar de ligging een goeden kijk op de economische
ontwikkeling der verschillende landsdeelen; zoowel als

op den werkkring der, diverse bandnstellingen.

Ligging der filialen der Canadeesche banken
(op 31
October
19193
Man-

Bri-
tieme Que- Onta- Prairie tish
prov. bec rio

prov. Columb. Elders Tot.
Bank of Montreal
.

30

48

91

73

46

15

303
Can.Bk. of Commerce
42

86 123 176 52

12

501
Royal Bank of Canada
97 52 158 179

48 80 614
Union Bankof Canada
8 10 98 255

9

3 383
Bank of Nova Scotia
87

22 122

28

3

38

300
MorehantsBk.ofCan.
3

42 137 166

12

1

361
And,banken te zamen
21 661 633 391

41

3 1740

288 921 1362 1268 211 152 4202

Hieruit blijkt, dat de drie grootste banken (Bank
of Montreal, Canadian Bank of Commerce en Royal
Bank of Canada) hun werkkring vrijwel gelijkmatig
over het geheele land hebben verdeeld: de Union Bank

of Canada besteedt voornamelijk aandacht aan de
prairieprovinciën (zij verplaatste indertijd haar hoôf d-
kantoor naar Winnipeg, welk voorbeeld evenwel door
geen der andere groote banken is gevolgd), de Bank
of Nova Scotia leg-t zich hoofdzakelijk op het Ooste-lijk landsdeel toe, terwijl de Merchants Bank voorna-

melijk Ontario en de prairieprovinciën (speciaal Al-
berta) tot operatieterrein heeft gekozen.

Het groote aantal filialen der ,,andere banken” in

de provincie Quebec komt hoofdzakelijk op rekening
der drie Fransch-Canadeesche ‘banken, die vrijwel
uitsluitend in deze provincie werkzaam zijn (Banque
Nationale 289 branches uit een totaal van 294, Ban-
qua .Provinciale 204 van 246, Banque d’Hochelaga
1,04 van 149).

Ondr de gezamenlijke activa der banken, welke
op 1 Januari 1920 $ 2.967.000.000,— beliepen, vindt
men onder anderen: goud en gouden munt
$ 80.000.000,—, Dominion notes (zijnde de muntbil-
jatten der regeering, velke gedeeltelijJ door goud
zijn gedekt) $ 173.000.000,—, fondsen $ 257.000.000,—,

voorschotten op effecten (on eau) $ 125.000.000,—,
,,discounts” $ 1.207.000.000,—, waartegenover staan
deposito’s op langen termijn $ 1.138.000.000,—, de-
posito’s zonder voorafgaande opzegging en tegoed iii
rekening-courant $ 703.000.000,—, biljetten in circu-

latie $ 232.000.000,—, creditsaldo van het Canadee-
sche gouvernement $ 275.000.000,—, deposito’s bui-
ten Canada $275.000.000,—, kapitaal $ 119.000.000,—,
reserves $ 124.000.000,—.

Betreffende het bedrag aan Dominion notes dient
te worden opgemerkt, dat de banken verplicht zijn
40 pCt. hunner biljettencirculatie in Dominion no
tas gedekt te houden, welke tevens als kasvoorraad
mogen worden aangemerkt. Het groote bedrag aan

100

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

depositô’s op langen termijn houdt verband met het
feit, dat alle banken spaarafdeelingen bzitten

(aparte spaarbanken vindt men in Canada bijna niet),

terwijl het creditsaldo van het Canadeesche gouver-

nement veiband houdt met de kort te voren uitge-

geven overwinningsleening.

De ‘bankdividenden vertoonen sinds enkele jaren

een stijging, hoewel zulks alleen
mogelijk
is doordat

het aandeel van het kapitaal tegenover de totale ac-

tiva en passiva teruggaande
is,
omdat de winst over

den omzet zich in dalende richting beweegt (van 1,23

pOt. der totale activa in
1907
tot
0,83
püt. in
1919).

Het hoogste dividend betaalt de Bank of Nova Scotia,

namelijk 16 pOt. (deze bank heeft trouwens tegen-

over haar kapitaal de grootste reserve, namelijk

$ 9.700.000,—
kapitaal bij $
18.000.000,—
reserve),

daarna komt de kleine Standard Bank of Canada met

14 pOt.,
zeven banken (waaronder Montreal,
Corn-

merce, Royal en Merchants) betalen 12 pOt., drie

instellingen (waaronder de Union) 10 pOt., een
8
pOt.,
twee
7
pOt. en een 6 pOt. dividend.
.p VAN EYK.

WETTELIJKE RËOELING VOOR HET

HO 0 OER-HANDELS ONDERWIJS.

II.

In het vorig nummer werd een uitvoerig overzicht
gegeven van het door de Staatscommissie voor het

handelsonderwijs en het accountantswezen aangebo

den wetsontwerp tot regeling van het hooger handels.

onderwijs.
Aan het verslag der Staatscommissie zijn door

enkele leden afzonderlijke nota’s toegevoegd.
Op
het

genoemde wetsontwerp heeft betrekking de nota van

Prof. Mr. G. W. J. Bruins, benevens een deel van de

nota van den heer Th. Limperg Jr.

De nota van
P
r o
f.
M r.
G. W. J.
B r u i n s luidi

als volgt:
Het moge ondergeteekende geoorloofd zijn aan het rap
port der Staatscommissie enkele opmerkingen toe te voegen,
verband houdende met het wetsontwerp tot regeling van

het hooger ban.delsonderwijs.
Het ontwerp, aan weiks samenstelling hij het op zich-
zelf een voorrecht heeft geacht te mogen medewerken, be-
vat ongetwijfeld een groot aantal bepalingen, waaromt,renf
weinig verschil van meening zai bestaan en die aan ge-
noemd onderwijs zullen ten goede komen. Dit kan even-
wel niet wegnemen, dat het hem blijft voorkomen, dat voor
wettelijke regeling van het diooger onderwijs op thandelsge
bied de tijd nog niet gekomen is.
Wt van dezen tak van hooger onderwijs in de eerste
plaats gevorderd wordt, is aan hen, die in handel, bankwe-
zen, nijverheid en verkeer een leidende commercieele func-
tie zuilen uitoefenen, een wetenschappelijken grondslag te
geven, die hun blik op de ingewikkelde vraagstukken van
het moderne leven van handel en bedrijf kan verruimen. In
de werkzaaniheicl dezer leidende personen speelt .tedhiiisohe
bedrijfskennis een bëtrekkelijk geringe rol. Dit weerspiegelt
zich in den opzet van het onderwijs. In hoofdzaak bestaat
de studie en behoort zij te bestaan in een bestudeering van
een aantal wetenschappen onzer samenleving. Deze weten schappen zijn onderling van betrekkelijk. eterogeen karak-
ter. Het ‘bindend element in de studie is het feit, ‘dat bij
ieder dezer studievakken tenslotte dezelfde kant onzer aamenleving – ‘het bedrijfsleven – naar voren komt.
De beperking vn het object der studie tot den commer-
cieelen kant onzer samenleving is echter betrekkelijk wille
keurig. Een gesloten geheel als b.v. de technische hooge-
school is de handeishoogeschool allerminst. Of men het
hooger handelsonderwijs afzonderlijk vil regelen, dan wel
als onderdeel van een hoögeschool of faculteit, welke in het..
algemeen .de Wetenschappen der maatschappij omvat, is
grootendeels een vraag van practisohen en organisatori-
echen aard. In de behoefte, welke een dergelijke breeder op-
gezette onderwijso rganisatie tevens zou kunnen vervullen,
wordt tot dusver hier te lande in hoofdzaak voorzien door
de juridische faculteit. Waar deze faculteit in ‘haar huidige
organisatie in de eerste plaats opleiding biedt aan hen,
die als rechter, advocaat of anderszins het recht, met name het civielrecht, technisch te hanteeren krijgen, laat het niet
te miskeunen feit, dat een toenemend aantal dergenen, die

hun studie aan de juridische faculteit voltooien, zich richt
naar andere maatschappelijke functies, niet na, ook van
dezen kant het vraagstuk naar voren te brengen. De orga-
nisatie van het hooger onderwijs op handelsgebied hangt aldus ten nauwste samen met de eveneens in deze dagen aan de orde zijnde vraag, welke wijzigingen aangebracht
moeten worden in het academisch statuut en wellicht in
verband daarmede in de hoogeronderwijswet.
jOnk echter indien de gestelde vraag mocht worden beslist
in dien zin, dat het wenschelijk is het hooger onderwijs,’
dat speciaal op den commercieelen kant onzer economische
samenleving gericht is, zelfstandig te regelen, acht onder-
geteekencle niettemin zoodanige wettelijke regeling thans
• praematuur.
Terecht wordt in de memorie van toelichting bij het
ontwerp der Staatscommissie op art. 11 de opmerking
gemaakt, dat in het oog moet worden gehouden, dat het
honger handelsonderwijs nog verkeert in een toestand van
ontwikkeling. Bij dit artikel gaat het om de opsomming
der te doceerea vakken. In nog sterker mate moet het
tekort aan ervaring zich evenwel doen gevoelen bij de
organisatie van de studie en de regeling der examens. In
de toelichting bij art. 14 wordt er op gewezen, dat het feit, dat deze regeling in hoofdzaak bij algemeenen ma.atrege]
van bestuur geschiedt, het gemakkelijker maakt’ in verband
met veranderde omstandigheden wijzigingen aan te bren-‘
gen. Ook al is zulks tot zekere hoogte juist, zon heeft niet-
temin de Staatscommissie bij de vaststelling van den ont-
werp-algenieenen maatregel, die ibij het wetsontwerp is
gevoegd, baar ‘keuze bij een vastomlijnd stelsel moeten be-

palen. Ondergeteekende kan zich hiertoe vooralsnog niet
verantwoord achten.
In den ontwerp-maatregel is ‘In ‘hoofdzaak het thans aan
de Rotterdamsche handeishoogeschool geldende stelsel ge-

volgd. Voorgesteld wordt een examen In de hiaudelsecono-
mie, af te leggen na een studiegang van twee jaren, welk
examen practisch voor de groote meerderheid het einde hunner studie zal vormen. Tegelijk geldt dit examen als
candidaatsexamen voor eene voortgezette doctorale studie.
Elet ligt intussehen voor de hand, dat het karakter van het
examen en de aard van het te geven onderwijs in hooge
mate door de behoeften van de eerste groep worden be-

paald. Tegenover dit stelsel staat het Asnsterdamsche
senaatsvoorstel, dat slechts een volledige doctorale studie
kent. –
In Rotterdam wordt gepoogd met ‘de tweejarige opleiding.
Le bereiken, wat er mede te bereiken valt. Aangeteekend
zij hierbij, dat tengevolge van het zeer. groot aantal stu’
deerenden ten vorigen jare de tentamens moesten worden
afgeschaft.
Ondergeteekende erkent tea volle de juistheid van het
tandpunt van velen uit den handel, dat de leeftijd, waar-
op de jongé man en de jonge vrouw in het practisoh leven
intreden, vooral niet te hoog moet wezen. Aan den’anderen
kant is hij er evenwel van overtuigd, dat verlenging van
de studie met nog één jaar of althans één semester in
veel
sterker mate aan de thans ‘vioegtijdig afgebroken
studie zal ten goede komen dan dat zdlks in ander opzicht den afgestudeerde zal kunnen schaden. Een acadeniisehen studiegang slechts door één examen, aan het eind afgeslo-
ten, kan hij in beginsel niet juist achten. Een verlenging
der studie, gelijk zoo even genoemd, zou de mogelijkheid
scheppen van een tussclientijdsch examen, waarbij in de
hoofclvakken een algemeene grondslag kan worden gelegd,
terwijl de overige vakken, welke, tenzij men zich zeer be-
perkt, voor één exame1i te talrijk zijn, naar hunnen aard
over de ‘beide examens konden worden verdeeld. De wen-
echeljkheid van het eerste mag ondergeteekende demon-
treeren aan het studievak, hetwelk hem het naast staat,
de economie. Wil de studie in dit vak zich. niet in hoofd-
zaak bepalen tot de algemeene beginselen, doch ook omvat-
ten een voortgezette en meer op het leven gerichte studie
van onderdeelen, als het credietwezen, vragen van handels-
politiek in den ruimen zin e.d., dan is voor een vruchtclra-
gende bestudeering dezer onderdeelen noodzakelijk, dat de
student beschikt over geordende kennis van de voornaamste
grondbeginselen der economie en in het algemeen over zeker
inzicht in den bouw onzer economische samenleviiig. Door
het onderwijs in de genoemde onderdeelen eenigen tijd later
te toen aanvangen, is dit niet te -verkrijgen. Slechts een
voorafgaand examen, dat den studeerende dwingt zich deze
algemeene grondbeginselen eigen te maken en zich persoon-
lijk vaû de problemen zekensehap te geven, kan dit doel
doen ‘bereiken.
.- –
Ondergeteekende wil er zich niet op ‘beroepen, dat de
instellingen of faculteiten van honger ha.ndelsonderwijs in den vreemde, die gelijke eischen van vooropleiding stellen
als in het algemeen de Universiteiten, géén van alle, voor-

2 Februari 1921

ECONOMISCH-STATITISCHE BERICHTEN

11111

zoover hem ‘bekend, voor de meenderieid hunner studen-
ten met een tweejarigen studiegaag genoegen nemen. Om-
gekeerd zijn -te Amsterdam blijkens het senaatsverslag stem-
men opgegaan om de daar ontworpen tvolledige doctorale
studie terug te brêngen tot een driejari’ge. Gewensoht
werd het afleggen van het doctoraal examen in drie jaren
mogelijk te maken. Hoezeer ondergeteekende deze uitingen
toejuicht, zoo zou hij evenwel aan een zoodanige driejarige
studie, die wellicht tusschen de Rotterdamsche regeling
en de Ansterd’amsche plannen een compromis zou kunnen
vormen, niet het karakter eener doctorale studie willen
geven. Voor hen, die zich een toekomst in het practische
leven willen scheppen, is wat terecht hier te lande onder
een doctorale studie, afgesloten door een proefschrift als
bewijs van zelfstandig wetenschappelijk kunnen, wordt
verstaan, slechts in een zeer gering aantal gevallen inoodig
of ‘gewenscht. Intussohen zou bij een op drie jaren of op
ten naastenbij drie jaren gebrachte opleiding de voortge-
zette doctorale studie niet onbelangrijk kunnen worden in-
gekrompen en zich kunnen beperken tot een diepere en
meer principieele ‘bestudeering van enkele hoofdvakken.
Door (le mogelijkheid te scheppen, dat zij, die zich de doe-
torale studie ten doel stellen, hiermede reeds bij de inriah
ting’ van het examen, dat de driejarige opleiding afluit,
tot zekere hoogte rekening kunnen houden, zou, met behoud
van het karakter dezer doctorale studie, voorkomen kunnen
worden, dat zij te lang zou duren.
Ondergeteekende wil aan deze beschouwingen niet de
conclusie verbinden, dat een opzet als hierboven geschetst,
in den algemeenen maatregel van bestuur, welke het ont-
werp vergezelt, zou ,bhooren te worden opgenomen. Zijns
inziens behoort vooralsnog aan het honger onderwijs ôp
han.deisgebied zijn natuurlijke groei te worden gelaten, tot
tijd en wijle de Rotterdamsche en de Amsterd,amsdhe erva-ring een gevestigd oordeel mogelijk maakt.
De vraag zou kunnen rijzen, of uitstel van wettelijke
regeling niet in ‘ander opzicht tot zwarigheid ‘zou kunnen
leiden. Ongetwijfeld ‘bevat het ontwerp, gelijk reeds werd
opgemerkt, een groot aantal bepalingen, waarvan het goed
is, dat zij aan het hooger handelsonderwijs’ worden ‘aan-
gelegd. Ondergeteekende mag er evenwel op wijzen, dat ‘de
Regeering reeds thans krachtens den met de ‘handelshoo-
geschool ‘bestaanden subsidieband alle eischen, die ‘zij
wenscht, kan stellen, terwijl zij, wat Amsterdam betreft,
beschikt over de ‘bevoegdheid van art. 72 der hoogeronder
wijswet. Wat betreft de enkele aan het doctoraal examen
te verbinden bevoegdheden kan zoo,noodig door bepalingen
in de middelbaaronderwijswet en de door de Staatscommis-
sie voorgestelde wet op het lager en middelbaar handels
onderwijs, dan wel in de uitvoeringsliesluiten dier wetten,
een naar het schijnt voldoende voorloopige voorziening
worden getroffen.

De nota van den ‘heer Th. L i m p erg Jr. bevat
nopens het hooger hande1sonderwijs’het navolgende:

Ten aanzien ‘van de voorstellen der Staatscommissie met
betrekking ‘tot de wettelijke regeling van het hooger ihan-
delsonderwijs is onidergeteekende van oordeel, dat, waar dit
onderwijs nog in het eerste stadium van ontwikkeling is,
‘de wetgever er zich voor moet behoeden, die ontwikkeling
tegen to gaan ‘door in onderdeelen ‘afdalende regeling van het leerprogramina. Het ontwerp der Staatscommissie vol-
doet in dit opzicht niet aan de wenschen van ondergete-
kende. –
De Staatscoihmissie heeft, naar de meening van onder-
geteekende ten onrechte, als uitgangspunt voor de wette-
lijke regeling van het ‘hooger handelsonderwijs genomen de
handeldhoogeschool. Wel wijkt de regeling van het ontwerp
der Staatscommissie in enkele opzichten van de bestaande
regeling aan de Rotterdamsche handelshoogeschool af, doch
het ‘blijft de ‘Jiandelshoogeschool, welke in het ontwerp der Staatscommissie wordt gereglementeer.d en niet het hooger han’delsonderwijs in het ‘algemeen. Zulks acht ohdergetee-
ken’de niet aanbevelenswaard; niet alleen is het onderwijs
aan ‘de ‘handelshoogeschool nog in het begin-stadium
‘van
ontwikkeling, doch bovendien wor’dt door een reglementee-
ring, als gegeven is in het ontwerp der Staatscommisiie,
een ontwikkeling in ‘andere richting dan de ‘Rotterdamsche
bemoeilijkt. Ondergeteekende zegt dit niet alleen ‘met het
oog op ‘de plannen ‘te Amsterdam, zooals die thans bestaan,
doch ook met ‘het oog op ‘wat te Amsterdam nog kan wor-
den bedacht of gewenscht; en in ‘t algemeen ter wille van een vrijen groei in elke richting, waarin ‘binnen afzieuba-
ren tijd de ontwikkeling van het ‘hooger handelsonderwijs
zal wirden gezocht.
‘tn aansluiting op hétgeen hij hiervoren omtrent het ka-
rakter van liet jhandelsonderwijs heeft ‘gezegd, ‘meent onder-
geteekende voorts, dat de wettelijke regeling ‘van -‘het hoo-

ger ‘handelsonderwijs het best ware te verkrijgen door een
aanvulling van de Wet: op het Hooger Onderwijs, ‘het schep-
pen van de mogelijkheid van de vorming eener zesde facul-
telt aan de rijks-universiteiten en de gemeentelijke unlv’er:
siteit te Amsterdam (welke faculteit ondergeteekende bij
voorkeur genoemd zou ‘zien
economische faculteit,
omdat
niet de handel alleen doch de algemeene maatschappij ‘het
object van de studie vormt), met daarnaast de mogelijkheid
van het geven van hooger handelsonderwijs aan een ‘bijzon-
dere hoogesohool Waar overigens ondergeteekende van oor-
deel is, dat de opneming van het honger handelsonderwijs
binnen het kader van de universiteit voor dat onderwijs
van het grootste belang is en ‘hij voorts van meeniug is,
dat het zuiver wetenschappelijk ‘karakter van dat onder-
wijs aan een handelshoogeschool niet ten volle tot zijn
recht kan komen, omdat ‘het onderwijs zioh te veel richt naar cle behoeften ‘van liet groote aantal ‘leerlingen, dat
de studie weuseht af te sluiten met het ook door de Staats-
commissie voorgestelde examen ter verkrijging van het
diploma hanclelseconomie, daar voelt ondergeteekende te
grooter ‘bezwaar tegen het ontwerp der Staatscommissie,
hetwelk de handelshoogeschool als uitgangspunt van de
voorgestelde regeling heeft genomen.
Ondergeteekende meent op grond van ‘de vorenstaande
overwegingen, dat het voorgeschreven onderwijs-programma
zich ‘behoort te ‘bepalen tot de vermelding van die vakken, –
welke elk voor zich onmisbaar geacht kunnen worden in
het stmenstel van wetenschappen, dat met den naam han-
delstvetenschappen wordt aangeduid, t.w. de
bedrjfshuis-
houdkunde, de
economie,
het
privaat- en publiek-recht be-
treffende – handel, nijverheid en verkeer,
de
economische
geschiedenis
en de
economische aardrijkskunde.
Alle andere
vakken behooren naar de meening van ondergeteekende
facultatief te worden gesteld. –
Overigens meent ‘ondergeteekende, dat van de door de
Staatscommissie genoemde vakken de
kennis van handels-
waren,
de
technologie van nijverheids-producten,
de
stelsels
van boekhouding
en
bedrijfsverc&ntwoording
‘en de
vreemde
talen en hara handelsterminologie
reeds daarom uit ‘het
studieprogramma ,bOhooren te worden geschrapt, -nijl deze
vakken of in het geheel niet of althans Liet binnen het
kader van het ‘han-delsoncierwijs als wetenschappen kunnen
worden ‘beoefend. Met betrekking tot de beide eerstgenoem-
de vakken meent ondergeteekende, dat zij als wetenschap-
pen slechts tot hun ‘recht kunnen komen ‘aan die onderwijs-
inrichtingen, waar de natuurkunde en de chemie als weten-schappen beoefend worden. Ten aanzien van het derde hier
genoemde vak wijst ondergeteekende er op, dat de bedoelde
stelsels als hulpmiddel voor de waarneming der verschijn-
selen in de bedrijfshuis.houding ongetwijfeld ‘bij het onder-
wijs in de bedrijfshuishoudkunde zullen worden besproken,
doch dat zij zelf geen ‘gelegenheid ‘bieden tot wetenschap-pelijk onderzoek. En ‘met betrekking tot het isatstgenoemd vak meent ondergt’eekende, dat de wetenschappelijke taal-
studie buiten het gebied ‘van het handelsonderwijs valt, ter-
wijl ook de handelsterminologie geen object van weten-
schappelijk onderzoek kan vormen, anders dan als taal-
studie. –
Ten slotte is ondérgoteekende van oordeel, dat het niet
gewenscht is, aan de handelshoogeschool een afzonderlijk diploma in de handelseconomie verkrijgbaar te stellen; hij
meent, dat de niet voleindigde wetenschappelijke studie
op geen ander bewijs van afgelegd examen recht behoort te
geven dan aan andere instellingen van hooger onderwijs
aan gelijk gevorderden ‘wordt ui’tghreikt.

LONDENSCHË CORRESPONDENTIË

De Parijsche Conferentie; redevoe-
ringen van Mr. Goodenough en Mr.
McKenna; het rapport der Labour Party
in zake werkloosheid; de Engelsch-Eus-

sische han.delsovereen,komst; Regee-
rings- expzrtcredieten.

Onze’ Londensche correspondent schrijft ons did.
28 Januari 1921:

The risc in the r-ate,s of exnhange this week seems
to thave caused a good deal of surprise ‘to come Oity
Journalists: Oertainly, on the surface it
is,
surprising
that both the Fr-eneh and ‘German exehanges ahoul’d
have improved simultaneously: the fotm’er lias ‘been
as low as 49 and thé latter as lo’w 203. But the expla-
natipn of this sinrultaneous iinprovemeeit is quite
.simple. – The ‘gr-eater part of the risc occurred in the
early part of ‘the
week, ‘njd
was oiily a réflecition ‘of

102

ECONOMISCHSTTISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

the hope that tihe Paris Conference would

at last realise realities and fixtheinide.mnity at a
rea.sonable figure. This would benefit both counitries,

and the result was a riso in both rates. These hoes

seem as much doomed to idisappointment as ever.

Ii is fortunately not my taak to discuss the politi-

cal bea.rings of the present conversations at Paris. Bu.t

it is dear that cbrtain journals of the riglit are

aiming at idestroying the position of the Premier by

representing bim as failing in his duty to Franco.
The result is that the moet preposteroos suiggestiôns

emanating from Paris are given a pubUcity whicJi

they certajinly ido niet account of thir iiitrinsic merits.

The public is still being taugjht to think that it is

possible to pay the mndemnity in gold. One hopes that

the rise in prices wdiiah would enaue wrili not ho ex-
perienced in our generation, at any rate: but this is

onjy one instance of a campaigu rwhich is marked by

more than usual recklessness of statement. 1f the
journais in question were to refleot a littie, iihey
would realise that to extol the merits of despoiling

German nillhionaires of their property may h
a
r
ve
a

popularity and an extension wbich they would be the
last to welcome. It is of little iise economiats explain-

ing that confiscatory Jegislatien en the property of

the rich doesnot ,,pay”, when this kind of suggestion

is being bruited forth by journalists.

Meanwhile it would ‘be true to say that the gre’test

anxiety prevails in the City for a speedy and even a

moderate settlement. The value of ‘indomnity pay-

ments as a basis of credit sohemes depeads en the
ability of Germany to pay, and paper calculations
will not cajole a penny out of the pockets of lenders

if they think ‘that impossible demands will cause the

economic situation to go from bad to worse. But there
is also a growing feeling, voiced for instance hy Mr.
Goodenough at the meeting of Barclay’s Bank that

this country mi.gftat help to réstore the situation by

remitting some of the Affied debt to this country.
As your readers are aware, this always was the solu-

tion proposed by the school of Mr. J. M. Keynes, and
Mr. Goodenougih was only putting the idea into busi-

ness language when he suggested that the .remission

of part of a debt was often the condïition for the reco-

very of the rest.

We thave been favoured this week by the important
statements hy the Chairmen of leading
i n s t i to t i o n s. Mr. Goodenough’s speech 1 have
already mentionied, the other statement was that of
Mr. McKenna of the Oity and Midland Bank. These
statements are becorning of great public importa.nce,
and 1 reed not apologise for dealing at some length
with both. On the rwhole the Ohairmani of Barclay’s
confined ihimself to the international situation, and
after a warning that the proceas of trade recovery

would be a slow one un]ess the problam of export-
credits were settled, asked for ,,a Finan.uial League
of Nations”. Since the present impasse was largely
tho result of politicai coniditions, ,,over ‘whioh’ private enterprise can exerc&ise no sort of control” he thought
that any action taken would have to be onganised

internationally.

Mr. McKenna’s speech was largely idwoted to a

somewhat questionable doctrine of the impossibility
of ‘deflation. Deflationi .brought clepression, and de-pression was cumulative in its effeots. Present infla-
tion was the resiilt of war loanis, and the only remedy.
was repayment of war loans. At present new taxation
would only involve fresh infiation, and so the attempt
to deflate, whinh would reduce the revenue and go

inorease the pressure of new taxatien requisite,
was a ruinous policy en all hands. Mr. McKenna
did not explain how the mere transferences involved
intaxing one set of people in order to repay another,
which is all that the reduction of the National Debt
implies, would produce deflation. 11e was on more
solid ‘ground in demanding increased proiduotion,

ironiicaa as the demanid sounds at the present moment.
It is interestinig to see how the Oity Bank officials

continue to adihere to the somewhat infiationistic
point of view of the late Sir Edward Holder.

The Laibour Party has now issued its report on

the Unemployment Problem, the propa-

ganda merits of which have someiwhat suffered by

the f act that it is not sensaitional enough to oompete

with the latest diivorce case and the r’ailway smash

with which the papers have recentiy been filled.

It is fairly dear that the wihole Report was written
by Mr. Sidney Webb, and it is full of his oharacte-

ristic views, as previously expounided by hirn and by
Mrs. Webb in their works en the Poor-Law probleim.

For apart from rffie deimands for the cessation of
military adventures in Irelaind and the East, the

fixing of the indemuity and the inauguration of a

reviised credits soheme, there comes the Wbbian
policy of increasing trade by gi’ving out orders by

Government Departments to cover the needs for the

next ten years, the raising of the school age and- the
immediate extensiion of the buildiinig of sohools and
heuses, an universal eight diour,sday, and the sup-

plementinig of the demand for labour by withdraw-

ing as many ,,young persons” as possibleby inoreased

training gr ants. But where to get the money? There

are £ 19 millions in the Unemployment Fu,nd, says

the Report, and in any case, smuce you cannort ailow

peeple to starve, use the money productively instead

of underfeeding and degradinig great masses of la-

bon r.

• The report deserves attention as au illustration

of what labouT ca.n do in the direction of construc-tive thmnidr
i
g, ibut the Labour Conference which
aclopted the report on Thursday has attracted atten-
tion, more because of the ‘usual étupid wrangle be-
tween the moderates and the ,4irect actionists”. The
positioin now is that the Parlia.mentary Group
will

force the isubject forward, and that they report to
the Conference again on Feb. 23. Of course, nothing
will come out of this; for it is certainly the case that

the group in the Heuse of Conimons has not so fax

learnt the art of Parliamentary tactics: nor has it

the men who by brilliancy of speaking or forceful
personality can force a subject na a reluctant House.

The authentic text of the prorposed A n g 1 o-R u s-
sian Trade Agreement has now been issued.
It offers no surprises, for the terms ware fairly well
known as the result of the Iongdrawn out negotia-
tions, in which the Daily Herald acted as the channel
of communication for M. Krassin and the Times for

the malcontents. The question of debts is not regu-
lated by the agreement itself, but there is appended
thereto a ,,Declaration on Recognition of Claims” by which the ,,Russian Sovjet Government declares that
it recognises the principle that it is liable to pay

compensation to private persons who have supplied goods or services to Russia for which they have not
been paid. The detailed mode of discharging this
liability shali be regulated by the Treaty referred to
in the Preambie”. The British Government of course
recognises a similar obligation. 1f M. Krassin eau
persuade his extremists and we can gat a recognition from the Courts of Law sufficient to protect imports,
something may come of all. this. At present 1 fancy
that even the most optimistie supporters of trade

with Russia are not very hopeful.

There seem to be faint indications of re-
vi v i n g t r a de in some directions: thus the dry-
goods trade is reported by the Manchester Guardian
Commercjal as showing some improvement. The wool
sales have shown a goed tone, but this seems to be
due to buying by American interests in view of a
probable increase in the U. S. A. Tariff. In the cot-
ton industry the situation is stili unchanged, and Belgian competition in the pig iron trade is . not
abating. A few muis in the Batley district are busy

2
Februari
1921

ÉCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

ID]

on orders for khak’i cloth for Russia and payment

seems to •be qnite easily forthcoming to judge from
the Manchester Guardian. Was it not Mr. Keynes
who said that the only country which had paid royal-

ties on his book in full was Russa?

This is
the week of Annual Nunibers: both thc
Times and the Manchester Guardian have published
excellent surveys of the last year.

The figures as to the amounts granted under the

Government Exports Credit scheme are

now available, and are as foflows: –

Advances activa1ly made, September
’19-
December
’20 …………………..£ 137.785

Advances sanctioned, do. ……….. …£
1.400.034
Of the advances sanctioned, the greater part falis

ivithin the last three, months of the last yea, viz.,
£ 949.034.
Thus considering that the total amount sanctioned
under the Act was £
26
mili., it will be seen that a

considerable success cannot be ascribed to the actual
working of the scheme
so
far, though the rapidity of
the rise in the Oct.-Dec. period shows that the scheme
is receiving increased attention. The ibanks and

acceptijag hoijses have now also created a committee
to
go
into the question of export creidits and, as
mentioned before, the Insuranoe Companies also are
conferring on the subj ect.

The Curreia.cy Return aigadn shows a
marked fali in the circulation tho.u•gh the Bank figu-
res do not show muoh improvement:

Public Deposits ………… £ 0.004.508 inerease
Other. Deposits
.
………..,,7.483.918 deerease
Government Securities …..,, 1.298.790
Other Securities …………, 6.218.043
Reserve

……………….,, 0.051.718 increase
Circulation …………….,, 0.055605 •decrease
Coin and Bullion ……….., 0.003.887

The Currency Note Qirculation standinig at
£ 339.934.660 shows
a contraction of £
4.349.809.
The
Reserve shows no ohauge: the iincancelled notes now
stand ata little over £
2
V2 millions.

AANTEEKENINGEN.

De besluiten der Panische confenen.
t i
e. –
Van de door den Oppersten Raad genomen be-
sluiten, voor zoover zij op economisch gebied liggen,
volgt hieronder de vertaling:

De
eerste verplichtingen.

A.rtikel 1. Ten einde te voldoen aan de verplichtingen,
welke de artikelen 231 en 232 van het verdrag Duitschiand
opleggen, zal dit land, behalve de restituties, welke liet
heeft te doen, overeenkomstig artikel 238 en alle andere
verplichtiagen van het verdrag, moeten betalen:
le. Vaste annuïteiteü, waarvan cle helft betaalbtar is,
aan het einde van elk half jaar. Deze annuïteiten zijn aldus
rast.geste]d:
Twee annuïteiten van 2 niilliard goud-marken van
1 Mei 1921 tot 1 Mei 1923.
Drie aiinuïteiten van 3 milliaiid goud-marken van
t Mei 1923 tot 1 Mei 1926.
Drie annuïteiten van 4 inilliard goud-marken van
1 Mei 1926 tot 1 Mei 1929.
Drie annuïteiten van 5 milliard goud-marken van
t Mei 1929 tot 1 Mei 1932.
Een-en-dertig annuïteiten van 6 ni.iliiard goud-mar-
ken van 1 Mei 1932 tot 1 Mei 1963.
2e. Twee-en-veertig annuïteiten, beginnend op 1 Mei
1921 gelijk aan 12 pCt. van de waarde van den export
van Duitsehiand, van de opbrengst van den export
,
gehe-
ven en betaalbaar in goud, twee maanden na den afloop
van elk semester.

De schadevergoedingen.

Ten einde de volledige tenuitvoerleggin

an de hier-
boven genoemde paragraaf 2 te verzekeren, zal Duitsch
land aan de Commissie van herstel alle faciliteiten verlee-
nen om het bedrag van den Duitschen export te vërifiee
ren en de noodzakelijke contrôle uit te oefenen:
Artikel 2.

De Duitsche regeering zal onmiddellijk aan
de Commissie van therstel bons aan toonder ter hand stel-

len, betaalbaar op de vervaldagen, vastgesteld in artikel 1, paragra.a.f 1 van deze regeling en waarvan het bedrag ge-
lijk zal zijn aan de halfjaarlijksche betalingen te storten
overeenkomstig genoemde paragraaf.
Er zullen instructies worden verstrekt aan de Commissie
voor de schadeloosstelling, ten einde het clan rnogendheden,
die het verlangen daartoe te kennen geven, gemakkelijk te
maken, het deel, dat haar lagevo]ge de tussehen haar be-
staande overeenkomsten toekomt, roerend te maken.

Artikel 3. Duitsclila.nd zal zich te allen tijde van tevo-
ren kunnen kwijten van het vastgestelde deel zijner schuld.
De vervroegde betalingen, welke het eventueel zal doen,
zullen in mindering worden gebracht van devaste annuï•
teiten, zooals deze zijn bepaald krachtens paragraaf 1 van
artikel 1; deze cuanuïteiten zullen dan als volgt in rekening
worden gebracht:

8 pCt. tot 1 Mei 1923, 6 pCt. van 1 Mei 1923 tot 1 Mal
1925 en 6 pCt. later dan 1 Mei 1925.
Artikel 4. Duitschiand zal, direct noch indirect een ere-
cliet-operatie afsluiten
bu1ten
zijn grondgebied, zonder cie
toestemming der Commissie voor de schadeloosstelling. Deze
bepaling is van toepassing voor de regeering van het
Duitsche rijk, voor de reigeeringen der Duit,sehe Staten,
voor de provinciale of gemeentelijke autoriteiten in Duitseh-
land alsmede voor de maatschappijen 01 ondernemingen,
welke door genoemde regeeringen en autoriteiten worden
beheerd.

De
wazrborg der douane gelden

Artikel 5. Krachtens artikel 218 van het verdrag van
Versailles zijn alle bezittingen en inkomsten van het Duit-
sche rijk en de Duitsche staten betrokken bij den waarborg
voor de algehele uitvoering der bij de onderhawige rege-
ling getroffen bepalingen door Duitsehland.
l)e opbrengst der Duitsche douane, zoowel ter zee
als
te
land, met inbegrip van de opbrengst van alle in- en uit-
voorrechten en van alle bijlomende rechten, vormt een bij-
anderen waarhbrg voor de uitvoering der onderhavige
overeenkomst.
Geen enkele wjjziging welke de opbrengst der douane-
rechten zou kunnen verminderen, zal, zonder de goedkeu-iiig der Commissie voor de schadeloosstelling, in de Duit-
sche wetgeving of isa’ het Duitsehe doua.nereglement worden
aangebracht.
Het totaal der Duitsohe doua.negeiden zal voor rekening
van de Duitsche regesring, in ontvangst worden genomen
door een hoofdontvanger der Duitsche regeering met goed-
vinden van de Commissie voor de schadeloosstelling.
Ingeval Duitschland in gebreke mocht blijven ter zake
van een der betalingen, waarin de onderhavige regeling
voorziet,
1
0
. Zal het totaal of een deel der Duitsehe dounnegelden
bij den hoofdontvanger der Duitsche douane in beslag kun-
nen worden genomen door de Commissie voor de schadeloos-
stelling en besteed kunnen worden voor de afdoening der
schulden, in de betaling waarvan Duitschland te kort is
geschoten. In dat geval zal de Commissie voor de schade-
loosstelling; indien zij zulks noodig oordeelt, het beheer en
de ontvangst der douanogelden zelf in handen kunnen
nemen.
2
0
. Zal de Commissie voor de schadeloosstelling de Duit-
sche regeering last kunnen geven tot een verhooging der
ciouanerechten of tot het nemen van andere maatregelen,
die de commissie voor de verhooging der inkomsten nood-
zakelijk mocht achten.
‘3
0
. Indien aan dze lastgeving geen gevolg wordt ge-
geven, zal de Commissie de Duitsche regeei-ing in gebreke
kunnen stellen en de regeeringen der geallieerde en gans-
socieercie mogendilieden met den toestand in kennis stellen,
die de maatregelen zullen nemen, welke door haar noodig
worden geacht.

In verband met het bovenstaande drukken wij hier-
oder af ‘van den aehtsten titel van het vredes-ver-
d.rag, de schadevergoedingen betreffende, de artiike-
len 231, 232, 233, 234 en 235.

Art. 231. De geallieerde en geassocieerde regeeringen
verklaren en Duitsekland erkent, dat Duitscliland en zijn
bondgenooten verantwoordelijk zijn, omdat zij hen veroor-
zaakt hebbn, voor alle verliezen en alle schaden door de
geallieerde en geassocieerde nwgendhedeu en hun onder-
danen geleden ten gevolge van den oorlog, die hun is opge
legd door den aanval van Duitschland en zijn bondgenooten.
Art. 232. De geallieerde en geassocieerde mogendheden
erkennen, dat de Duitsche hulpbronnen niet voldoende zijn
– rekening houdend met de permanente vermindering van
zijn hulpbronnen, die voortvloeit uit andere bepalingen

104

ECdNOMiSCH-ST1TISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

van het huidige verdrag

om aen volledige vërgoedin,g van
al (leze verliezen en al deze schaden te verzekeren.
De geallieerde, en geassocieerde mogendheden eischen
echter en DuitschiaM ‘neemt de verplichting op izich, dat
alle schaden vergo’tl zullen worden, veroorzaakt aan de
buger1ijke (bevolking der geallieerde en geassocieerde mo-
gendliëden en aan ‘haar bezittingen door gezegden aanval
te land, ter ‘zee en in de lucht en in liet algemeen gespro-
ken :allë schaden, zooals die gedefinieerd zijn in de hierbij
gevegde annéx I.
Ter uitvoering van de verplichtingen ten volle door
Duitschlaiïd op izich genomen ‘niet betrekking tot de vergoe-
dingen en terugbetalingen integraal verschuldigd aan Bel-
gië, verplicht Duitschland zich boven de schadevergoedin-
gen, waarin deze Titel uit anderen hoofde voorziet en ten-
gevolge van de schending van het Verdrag van
1839,
alle
sommen terug te betalen, die België geleend heeft van de
geallieerde en geassocieerde regeeringen tot op 11 Novem-
ber
1918,
vijf percent ‘interest jer jaar op gezegde sommen
inbegrepen. Het bedrag dezer sommen zal vastgesteld wor-den door de Commissie voor de sohadevergoedingen en de
regeering verplicht zich onmiddellijk een overeenkomstige
emissie te
den
plaats vinden van speciale bons aan toon
der, betaalbaar in gouden marken den eersten Mei 1926
of ter keuze •der Du.itsche regeering den eersten Mei van
elk jaar daarvoor. Onder voorbehoud der hierboven getrof’
fen besohikkingen zal de vorm dezer bons bepaald ‘worden
door de Commissie voor de schadevergoedingen. Gezegde
bons zullen worden ‘ter ‘hand gesteld ank de ‘Commissie vooj
de schadevergoedingen, die gerechtigd zal zijn hen te ont.
vhngen en hun ontvangst te erkennen uit naam van België.

Art.
233.
Het bedrag van gezegde schaden, tot welker
vergoeding Duitsoliland verplicht is, zal’ vastgesteld worden
door e&n interigeallieerd’e commissie, die den naam zal heb
ben van Commissie van de schadevergoedingen en die zal
worden samengesteld op de’tijze en mt de volmacht aa’nge
geven hierna en ‘op de bijgevoegdè ejniiexen Il—VI.
Deze commissie zal de eischen onderzoeken en zal aan de Duitsohe regeering leen billijke bevoegdheid gevels om zich
te doen hooren. De beslissingen ‘van dene commissie, wat
betreft het ledrag der hieronder bepaalde schaden, zullen
worden opgesteld en aan de ‘Duitsehe pegeering worden b-
teekend in een ‘periode van deitig jaren te rekenen vanaf
don eersten Mei
1921.
De commissie zal hiermede gepaard
gaande de wijze vaststellen, waarop de betalingen moeten ge-schieden van de termijnen en de modaliteiten ter vereffeni ng
door Duitsehlaad van zijn geheele schuld in een periode
van dertig jareh, te dateeren vanaf ‘den eersten Mei
1921.
Vbor liet geval, dat evenwel in dan Joop van gezegde periode
Duitsch’land te kort zou schieten in de vereffening vaP zijn
schuld, zal de regeling van eik onbetaald gebleven saldo worden overgedragen op de volgende jaren of aal ze het
voorwerp van een afzonderlijke behandeling kunnen uit-
maken onder die voorwaarden, ‘iv’elke de geallieerde en geas-
socieerde mogendheden zullen vaststellen, die daarbij han-
delén volgens prooedure, waarin door dit deel van het ver-
drag voorzien wordt.

Art.
234.
13e Commissie voor de schaclevergoediingen zal
vanaf ‘den eersten Mei
1921
van tijd tot tijd de hulpbronnen
en de economische kracht van Duitschland moeten hestudee-
ren en ze zal, na aan de vertegenwoordigers van dit land be-
hoorlijk gelegenbeid te hebben gegeven .zich te doen hooren,
alle bevoegdheden hbben om de periode te verlengen en de
wijze, waarop de betalingen, die nog gebeuren moeten
zullen geschieden, te veranderen. Maar ze zal geen enkele
korting kunnen toestaan zonder speciale machtiging van de
regeeringen in de commissie vertegenwoordigd.

Art.
235. Om den geâilieerd’en en geassocieerden mogend-
heden d’e mogelijkheid te olienen vanaf heden het herstel
van hun industrieel en economisch leven ter hand te nemen,
in afwachting van de definitieve vaststelling van het be-
drag hunner vorderingen,
zal
:Duitsohland gedurende de
jaren
1919
en
1920
en de eerste vier maanden van
1921
in
zooveel stortingen en op zoodanige wijze (in goud, in goe-deren, in schepen, in waardepapieren ‘of anderszins) als de
Commissie voor de schadevergoedingen zal kunnen vaststel-
len, dè tegeawaarde -van twintig niilliard gouden marken
betalen in mindering op de hierboven genoemde vorderin-
gen. Uit dit bedrag worden ‘in de eerste plaats de kosten
van het bezettingsleger na den wapenstilstand van 11 No-
veniber
1918
betaald en verder kunnen zoodanige hoeveel-
hëden voedingsmiddelen en grondstoffen, die door de ge-
allieerde en geassocieerde mogen’dlieden noodzakelijk geacht
zullen kunnen evorden om Duiitsnhland in staat te stellen
zijn verplichting tot betaling na te komen, ook met goedi
visdii van getegde reigeeringen betaald worden uit ge-
zëgde on; het saldo zal worden afgetrokken van het he-

drag door Duit.schland als schadevergoeding verschuldigd. Bovendien zal Duitschiand de in paragraaf
12
c.
der hierbij
gevoegde annex bedoelde bons deponeeren.

Annex 1 bevat o.a. de verplichting tot betaling der

pensioenen voor alle invaliden of verwanten van heua

en van weduwen en weezen.

An,nexen II—VII regelen om. de samenstelling der

Oommissie, het recht tot deelneming aan hd.ar be-

i

aadslagingen, haar bevoegdheid. Dpitsnhiaind wordt

er in verpliahi’t tot de emissie

van 40 milliard goud-

markobligaties aan toonder, tegen
een
rente van 234

pot. van 1921/26 en daarna tegen’5 pOt. Indien de

betaalkradht het toelaat, kan Du’bschlanjd bovendien

tot een tweede emissie van 40 milliard goindimark-

obligates verbonden worden. Verder bevatten ze de

bepalingen over uitlevering van çle vloot, over de

levering ‘van grondstoffen en vee voor het verwoeste
gebied, over de kolenleveranties, over ‘het recht op

hoogstens 50 pOt. der Duitsche productie van kleur-
stoffen en pharmaceutisahe praeparaten en over den
afstand ‘der Duitsche telegraafkabels.

Aantal in bedrijf werkzansen en, loo-‘

nen in 1919 en 1920 in eenige indu-

strieën der TTereenigde Staten.

Het

Bureau of Laibor Statistiies gaf 17 Dec. 1.1. een publi-
catie uit, waarin gegevens, die het uit 13 nijverheids

branches in uit den koienimuijnbouw ordvangen had,

verwerkt zijn.

Zes van de veertien industrieën vertoonert een toe-

neming in het totale bedrag van cie betaainol ‘in No-
venibor 1920, vergeleken bij November 1919 en acht

vertoonen een
‘veim
i
n
de
r
ing. De meest belangrijke

toeneming 348,5 pOt., ‘bestaat in den kolerimijinibouw.
Daarop volgen de ijzer- en staal.nijverheid met 56,2
en fabricage en herstel van spoorwegwagons met 39,4.

De katoenindustrie vertoont een toeneming van 1,7

pOt. De coniectie-nijverheid, ide automobiel- en ‘de wol-
– ‘industrie vertoonen dal’ingen ‘van resp. 37 pOt., 36,8
pOt. en. 33,7 pOt. De enorme stijging idex steenkolen-

mij nbouw in Novemibet vergeleken met een, jaar ge-

leden, is een gevolg van het hdrstel van een stakings-

periodein November 1919.

Vergelijkende cijfers voor Ndvember en October
1920 worden in de tweede op’ nevenstaande pagina af-
gedrukte tabel gegeven.

De cijfers toonen aan, dat er in 3 industrieën een toeneming van het aantal personen op de betaalrol

was ‘en een daling in 11. De disdiu’gen in het aantal
personen:, dat werk vinidt in ‘de industrie, zijn voor den
kolenmijrtbouw 3,6 pOt., in de sjgonemnijverhed,d 3,1
pOt. en in ‘de fabricage en beirstej van spoomrrwegrwa-
gans 1,5 pOt. Dalingen van 17 pOt., 12,5 pOt. en 12,1
pOt. komen resp. voor ‘in ‘naannenkleedling, wolnijver-

heujd en veiivaardigi’ng van gebreide goederen en en-

derldeediiiig.

November met October vergelijkende vertoont één
industrie een stijging der betaalde bonen en dertien
een daling. De eenige atijgig is 2,6 pOt. in de sigaren-

n,ij’verhesid. De grootste dadinigen zijn 31,2 pOt. in de
automcbieilen:.industriie en 23,5, pOt. in de heerencon-
fectie. De .steenkoienmijnhouw vertoont een daling

van 0,3 pOt.

De beschouwing dezer cijfers brengt een tetdens
tot loondaling aan het licht. Mogen al de loQxiei in
diie industrieën, waarin vergeleken bij het vorig jaar
het aantal arbeiders steeg, nog meer dan deze toe-
neming omhoog gegaan ‘zijn, de meerderheid vertoont
de neiging,- aan vermindering van het aantal werkzâ-
men een loorsdali,nig, die het percentage overteft, ge-

paard te doen gaan. Zeer duidelijk komt dit in de
tweede taibel aan het licht, ‘waar zelfs in de i’ndu-
strieën, die teen stijging van heit aantal arbeiders op-
geven, een daling van het bèdrag der betaalrol gerap-‘
porteerd wordt.

/

2, Februari 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

105.

Veigeljking van het aantal. werkzamen in eenige takken van bedrijf in November 1919 en ‘November 1920.

Aantal personen
%
Bedrag van de
010

Nijverheid
Aantal
be-
Termijn
waarover
or
betaalrol in.
November
toeneing
betaa1
,
9l
in
toeneming

drijven
loon loopt
of
November


of
1919
1920
1919
1920

,
afneming
afneming

108
1/
maand
134.404 179.544
+
33,6
$9.091.664 $14.197.947
+
56,2
IJzer

en

staal

………………….
44
1 week
135.828
96.264
‘1

29,1
,,4.387J96
,,

2.771.456

36,8
Automobielen ……………………..
Fabricage en herstelvan spoorwegwagons
49
Vi maand
56.838
69.656
+
22,6
,,3.636.903
,,

5.071.455
+

39,4
55
iweek
45.499.
43.393

4,6
,,

783.433
,,

796.382
+

1,7
atoeuindustrie (verdere verwerkingen)
15
12.197

9.226

.24,4
260.196
,,

199.803
23,2

Katoeuweverijen en spinnerijen ……….

Gebreide goederen en onderkleeding ….
51

,
29.088
20.398

29,9
504.329
,,

351.331

30,3
52
,,
48.254
29.226

39,4
,,1.029.403
,,

682.769

33,7
Wol

……………………………
Zijde

…………………………..
46
2 weken
19954′
17.015

14,7
,,

867.152
,,

701,539

19,1
40
1 week 29.964
20.683

31,0
,,

902.873
,,

569.836

37,0
32
17.603
12.173

30,8
,,

424.844
,,

315:315

25,8
Schoenen ……….

. ………

. …….
76
,,
61.783
42.472

31,3
,,1.409.721
,,

943.288

33,1

Mannenkleeding

…………………
Leder

………………………….

53
30.474,
31.810
+

4,4
,,

733.899
,,

936.540
±
27,6
Papier ………………………….
52

.

17.096 16.953

8
,,

‘351.720
,,

362.301
+

3,0
Sigaren

…………………………
,Steenkool (bitumineuze) ……………
65
‘/a maand
8.338
19.200
+
130,3
,,

374.258
,,

1.678.610
+
348,5

Vergelijking van het aantal werkzamen in eenige takken vanbedrjf in ‘Octoberen November 1920.

‘Aantal
Termijn
waarover
Aant.l op hetaalrol
0/
Bedrag op betaairol
010
Nijverheid
be-
.
toeneming
in
toeneming

drijven
het loon
loopt
Oct?1920

ov. 1920

of
afneniing

of
afueming
Oct.1919
Nov. 1920,

100
1
12
maand
188.007 181:923

3,2
$15.155.772 $14.448.545
4,7 44
1 week
108.893
06.721

11,2
,,

4.057.482
2.790.011
,,

31,2

IJzer

en

staal

…………………..

Fabricage en herstel van spoorwegwagons
47
1
13
maand
59.635 60.530
+

1,5

,,
4.464.122
,,

4.383.007

1,8

Automobielen …………………….

50
1 week
37.246 35.454

4,8
,,

.709089
,,

656.455

7,4
Katoenspinnerijen en wverjen ………
Katoenindustrie (verdere verwerkingen)
15
9.482 9.228

2,7

,,
216.949
199.803
,,

7,9
Gebreide goedeiren en onderkleeding…….
55
,,


23.402 20.561

‘12,1

,,
430.533
,,

347.002

19,4
Wol

……………………….. …..
51
32.943
28.829

12,5

,,
735.582
,,

672.782

8,5
43
2 weken
16.850
16.264
3,5

,,
771.340
,,

671.881
12,9
43
1 week
24,258
20.144

17,0
726.267
,,

‘555.337

23,5

Zijde

……………………………

32
13.198
12.206

7,5
348.794
,,

315.905

.9,4

Mannenkleeding

………………….

73
,,
43.943
41.565
.

5,4
.
949.954
,,

922.271

.2,9

Leder

…………………………….
Schoenen

…………………………
Papier ………………………….
’54
,
33.622
32668

2,8
1.019.545
,,

966.495

5,2
Sigaren

………………………….

..
49
.
15.636,
‘16.125
±

3,1
,,

337.348
,,

346.066
. +

2,8
Steenkool

. …….. . ………..
……

83
‘/, maand
22.708
23.527
+

3.6′
,,

2.047.644
,,

2.041.371

3

Het geb.ruilc van accepen..irtde Ver-
€ e n ig d e S t a t e n.’) – Iii
de tweede i aarlijksche
vergadering ‘van ‘cie Amezica0n Acceptanee
Council
werd
Paul
Wanibnrg tot president ‘benoemd. Hij bracht
tevens’ ‘verslag uit aJs Ohairman van het Exeeirtoive

Oonsmittee. Wij ontieenen ‘daaraan de voigenide o’pmer-
kingen. Van den ‘beginne af aan cancentr’eeuide de
Oouncil
haar energie op de bekenchnaikiing van
-de
taak
van den Eed erni Reserve Boar,d ep de
F.
R. banks
op zeer populaire wijze. De opvoedenide ‘werkzaaimhei’d
‘ben aazw4ien
-van
de gebruiken in .ht acceptbedrijf
heeft groote ‘vorideringén geniaakt,
-doek
het einde is
nog niet bereikt. Er ‘kometi nog steede groote mis-

bru.ikeu ‘voor, vooral desi ‘laatsten tijd in verband met
de prijsdalinig. Banken zijn er
n.’l.
rende to!egekomen
om geconfirmeerde crediieten te ‘weigeren. Dit komt
omdat vele Jro’opers, ‘wanneer zij zien dat ‘het contract nadeeii,g voor ‘hen wordt, zidh aan ‘hun verplialstingen
trachten te onttrekken, terwijl er reeds een geacceip-
teer de ‘wissel op grond van het geconf.’i!rsneerde cr.edjiet
‘in omloop is. Warburg wijst er op ‘dat tegen deze iim-
moreale haindelspxaktijken gestreden ‘moet worden.?
H’ert deel der hankaccsprteri, dat niet bij de
F.
R.
banken

ge’disconiteend
is,
is zeer toegenomen en -wan-
neer het bedrag der A erikaankehe ec’hatkistwiissels
nog meer afneemt, zuilen de country baniks, .sip’aanban-
ken en andere financieele lichamenn de bankaccepten
meer als liquii,de activa gaan gebruiken. In .deze rich-
tinig is echter nog veel 4e doen, want in vele staten
is de wetgeving op dit gebied rcog zeer gebrekkig.
Buy, in New York ‘kunnen de spaa’rbanken’ niet ‘alle
banikaccepten als belegging nemen. Volgens ‘de daar

geldende wet mag een spaarbauk geen accepten von
uit ,,Member-bank” aanschaffen. Volgens Warbuxg
‘bëefv de wetgever er zich van ‘te onthouden diwloed

uit te oefenen op wat prima-accepten zijn. –
1)
Verg. pgds. 147 en 340 ‘van den vorigen jaargang.

Worburg wijst er nog – eens ‘op, dat ‘vor
1
de rustige
ontwikkeling van de d&sconjto-rnarlct de teolmiek van
deui effectenihanidel-in New
York
gewijzigd moet wor-
‘dan. Termijxioaken s’teilrt hij in dit opzicht boven con-

tante-affaires. Een vooruitgang acht hij de instelling
van een elearing voor ‘de transacties op de Stook
Exchanige, –

ONTVANGEN:

Het brandstoffenvraagstuk in Indië met betrekking
tot de spoor- en, tramwe gen aldaar,
door G.
P.
J. ‘Oasper.sz; Voordracht, gehouden in ‘de ‘Afdee-

ling voor Spoôrwcgbouw en Spoorwegexploitatie
van het Koninklijk Institiuut voor Ingenieurs op
den 15en December
‘1920.

Verslag der aommissie in zake de vaststèlling van
Papiernorinen, ingesteld bij beschikking van den Minister vai-i ‘Landbouw, Nijverheid en. Handel van, 25 September 1917,
j’aa.rgari,g
1921, –
No. 1
van ‘de
j
Verslagen en Mededeelingen, van de Af-
‘deelisïg Handel van het Departement van Lan’d-
-‘ ho-uw, Nijverheid en Handel, ‘-s-Gravein.ha’ge,
1921.

Verslag van de Arbeidscommissie betreffende de wet-
– telijke vaststelling van minimwmloone4 voor
werknemers op, Java en Madoera,
Weltevreden
1920.

A’mserdan-ische A. B. 0. Gids’voor Export eurs,
samen-
‘gesteld door
G.
E. Haagens. Uitg. Vereenigcle Drukkerijen Roe1ofzan,. Hitbuer & Van Santen’
en Gebr. Binger.

Eet doel van dezen gids is den exporteur alle gegevens’
op ‘overzichtelijke wijze te verstrekken, welke ‘hem hij de
verscheping of verzending van Zijne goederen van dienst
kunuen zijn.
In de alfahetische rubriek worden havens en plaatsen
in ‘alle landen aangegeven, voor welke de geregelde stoom-

106

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

vaartlijnen vanuit Amsterdam goederen ter verscheping
aannemen, terwijl wordt vermeld tot welke kantoren men
zich wenden moet tot het verkrijgen der vervoertarieven.
De rubriek ,,Groupagediensten” geeft in alfabetische
volgorde aan, naar welke plaatsen door Expeditie-firma’s
groupagediensten worden onderhouden.
Een rubriek ,,Consulaire Voorschriften” vermeldt welke
formaliteiten voor verschillende bestemmingsianden moeten
worden vervuld en geeft tevens aan welke papieren door
de Donaneautoriteiten in de •bestemmingslanden worden
vereiseht.
Nog eenige andere rubrieken werden door den samen-
steller opgenomen in het vertrouwen dat exporteurs en
v5rschepers hiervan nut zullen kunnen hebben.
Wij gelooven, dat dit keurig uitgevoerde boekje zijn
weg wel zal vinden.

Gemeentebestuur, Orgaan der Vereeniging van Neder-
landsche Gemeenten.
No. 1, 7 Jan. 1921. Oom-

misnie van Redactie: Mr. A. Jonker,
H.
Th. Klein,

Mr. G. A. van Poelje, Mr. Dr. W. G. A. van

Sonsbeeck, A. R. V.eenstr.a, Ir. B. A. Verhey,

Mr. J. A. de Wilde en 0. v. d. Berg d. h. Secre-
taris.
Blijkens een voorwoord van de Commissie van Redac-tie wil deze uitgave, naast haar doel, officieel orgaan der
Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten
to
zijn, voor-
zien in de in ons land meer en meer gevoelde behoefte aan
•een Wetenschappelijk orgaan, dat ziek beweegt op het
geheele
gebied der Gemeente-administratie en daarbij niet
dienstbaar gemaakt wordt aan een politieke richting. .Zoo-
wel aan alle onderdeelen der Gemeente-administratie als
aan alle richtingen op het gebied der Geneentepolitiek
moet het recht later wedervaren.

The World’s Markets. Nethertancls Number.
Decem-

her 1920.

Van dit bekende tijdschrift, waarop al onze legabies en
consulaten zijn geabonneerd, verscheen een Netherlands
Number, dat ons in een keurigen omslag werd toegezonden.
Behandeld worden de positie van Nederland als handels-
centrum, de heer Graadt van Roggen schrijft over de Jaar-
beurs, terwijl het verder artikelen bevat over de diamant-
nijverheid, de zuivelindustrie enz, Ook volgende afleverin-
gen zullen geregeld een artikel over een nationalen tak
van handel of bedrijf bevatten.

OVERZICHT YAN TIJDSCHRIFTEN.

D ie B a n k. – Berlijn, Noveniber 1920.
A. Lansburgh,
Brüsseier Konf•erenz und Berliner

Bankiertag;
R. Buxbaum,
A’bsohreibu.ng, Erneueru.ng

itnd Ge]dwert; Dr. E. Schuitze,
Finan’znot und

Zwangsanleihe.

The Bankers’ Magazine. – Londen, De-

cember 1920.

bevat o.a.:

W. F. Spalding,
Oo•ncerndnjg the island
of Cyprus.

Journal de la Société de Statiis’tique

de P a r s. – Parijs, December 1920.

A. Neymar,ck,
Les étahlissemeuts de eréd!it en

Franoe;
E. Boislandry Duberri.,
La mobilisation des

valeurs étrangères en Angleterre;
A. Barriol,
Biblio-

graphie: La dépopulation des campagnes.

The Economie Journal. – Londen Decem.

her 1920.
J. H. Clapham.,
Europe after the great wars, 1816

and 1920;
H. A. Siepma,nn,
The Brussels conference;

Prof. A. C. Pigou,
Some problems of foreign exchan-

ge; R. C. Wyse,
The selling and financing of the

Ameican cotton erop;
D. B. Copland,
Ourrency in-

flation and trice movements in Australia.

Technik und Wirtsehaft. – Berlijn, 0e-

‘tober 1920.
H. Müller-Bernhardt,
lias Verlustwagnis
bei
lang-

fristigen Ausfuhrgeschiiften;
H. Bath,
Die deutsche

Faserst,offindustrie;
W. K. Weisz,
Zwangsbewirt-

sohaftung industriehler Rohstoffe; 0. Heyn,
Die

Geldtheorien
Silvio
Geseils;
J. Söldner,
Die Indus-

trie des Kreises, ,,Herrschaft Sclimalkalden.”

Technik und W!irtschaft. – Berlijn, No-

vember 1920.
G.
Peiseler,
Der wirtschafthche Vertrieb, eine

notweuclige Erg.n’zung der wirtsohaftlieheu Ferti-

guug;
M. Mayer,
Abschreibung bei schwankenden

Preisen;
W. Karnatz
Die Aufrechterhaltung von

Vertrdgen nach dem Ffiedensvertrage;
W. Franz,
Die

MAANDCIJFERS.

ONTVANGSTEN VAN SPOOR- EN TRAMWEGMAATSOHAPPIJEN SEPTEMBER 1920.

(Ontleend aan ,,de Ingenieur”.)

Namen der Maatschappijen.
Personenvervoer.
Goederenvervoer.
Totale ontvangsten.

Sept.
1920.
Sept.
1919.

Maatsch. tot Expl. van S.S., N. C.-S., Noord-
Brab.

Duitsche

Spoorwegmaatschappij

en
Roll. IJzeren Spoorwegmaatschappij
f

8.012.217,—
f
9.462.275,—
f
17.967.186,—
/
14.165.908,-
1
)

Tramwegmaatschappij ,,De Meijerij”


35.563,98
’12
39.267,45
1
1

,,

14 311,13’/,
,,

25.277,46
1
12
,,

41 615.01
,,

31.283,47
1
I2
Zuid-Nederlandsche Stoorntramweg-mij ……..
Zuider Stoomtramwegmaatsehappij …………
,

12.781,55’1
,,

6 542,41
1
12
,.

19.780,49
,,

19.987.24

,,

80.788,27
,,

66.973,24
,,

151 868,50
,,

139.650,07
Nederlandsche Tramwegmaatschappij ………
98.878,19
,,

111.876,94’1,
,,

210.755 13
1
1,
,,

193.553,04

Rotterdamsche Electrische Tramwegmij ……
54l.242,O4’/i

541.242O4Vs
,,

430.229,95

Westlandsche Stoomtramwegmaatschappij
.

,,

31.915,10
,,

15.998,21
,,

50.135,55
,,

49.444,46

Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij
lijn Samarang—Vorstenlanden—Willem
1
..


1.099.000,—
,,

697.421,-

Oost-Java Stoomtramwegmaatschappij

Rotterdamsche Tramwegmaatschappij ………….



,,

32.400,—
,,

24.200,



,,

95400,—
,,

68.900,-

Semarang—Cheribon Stoomtramwegmaatsch…
.



,,

539.800,—
,,

394.000,-

Samar.—Joana Stoomtramwegmaatschappij ..


,,

404.100,—
,,

325.900,-

Serajoedal Stoomtramwegmaatschappij

lijn Modjokerto—Ngoro

……………………..

.

,,

106.800,—
82.700,-

lijn Soerabaja—Krian ………………………

lijü Bandjarnegara—Wonosobo …………


,,

13.800,—
,,

12.200,-

.



,,

466.000,
,,

539.930,-

lijn Maos—Bandjarnegara …………….

…….

Deli-Spoorw.gmaatschappij

……………….

……


,,

159.000,—
,,

110.000,-
Msdoera Stoomtrammaatchappij ……………..




Malang Stoomtram-maatschappij ……………..
Modiokerto Stoomtramwegmaatschappij ……..
,

16.692,—
,,

28.280,—
,,

44.972,—
,,

33.917,-

Nagekomen over Augustus.

Zuid Nederi. Stoomtramwegmij …………..
.
f

20.007,50

1
f

16.879.76
1
1

/

38.565,73

/

37.188,86
1
/t

De ontvangsten der groote maatschappijen, die in ,,fle Ingenieur” ontbreken, zijn aan het ,,Maandsohrift Centr. Bureau Statistiek” ontleend.
1)
Definitieve opgave.

2 Februari: 1921

-ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’

107

HANDELSBEWEGING OVER DE MAAND DEOEMBER 1926

(volgens de groepen der naaxlijst van goederen, opgesteld door het Oentiaal Bureau voor do Statistiek.)

Invoer Uitvoer
Saldo Invoer
Saldo Uitvoer
Groepen
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
•Gewiëht
1

Waarde
Gewicht
Waarde

K.G.
Gulden
K.G.,
Gulden
K.G.
Gulden
K.G.
Gulden
1 Dieren en dierlijke
producten
11.190.442 12.233.994 52.587.274 43.537.167

– –
41.396.832
31.303.173

II Plantaard.

voort-
258.995.458 77.726.908
166.688.174
20.184.926
92.307.284
57.541.982

III Mineralen,rnetalen
en

niet in andere

groepen

opgeno-
men fabrik. daarv.

592.905.646
60.800.330
81.264.504
15.686.660
511.641.142 45.113.670

brengselen

……..

IV Meel en meelfabri-

20.068.983
7.450.216 13.041.481 3.379.898
7.027.502
4.070.318

V Chemische produc-
.
ten,

geneesmidde-

len, verfwaren ‘en
.
-.

katen

………….

kleurstoffen

….
16.110.312
4.985.360
4.194745
3.587.537

11.915.567 1.397.823

VI Olie,hars was, pek,
teer en distillatie-

.

39.467.709

productenvanteer;

‘fabrikaten van deze
stoffen, n. a. g.
70.209.915
25.370.333
28.499.804
23.214.466
41.710.111 2.155.867

VII Hout en fabrikaten
van hout en derge-

lijke stoffen; meu-
belen,
v.a.s
…….
21.009.737
6.252.041
1.683.401
133.215.668
-19.326.336

VIII Huiden, vellen, le-

der, lederwerk- en

2.632.146
6.620.525 1.297.384
2.529.169
1.334.762 4.091.356

– –

..

IX Garens,

touw

en

touwwerk, weefsels

en stoffen, kleede-
ti
.
.
ren en modewaren
4.217.209
21.129.423
2.942.448
15.070.366
1274761
6.059.057


X Aardewerk, porse-
1cm,

pottenhak-

kerswerk,

gebak-
..
.

ken steen en andere
.

schoenwerk ……..

91.642.921
2.853.263 6.341.270
1.230.140
85.301.651 1.623.123


3.042.010
1.380.354
4.676.584
1797.465


1.634.574 417.111
4.640.208 16.864.058
5.432.451


10.087.574 792.243
XIII Voedings- en ge-

notmiddelen,

niet

genoemd indegroe-

kunststeen

……..

pen 1, II, IV en VI
27.547.269
16.410.130 17.148.407 13.169.147
10.398.861
3.240.983

XI

Glas …………..
XII Papier ………..6.776.484

XIV Rijtuigen, voertui-

gen, vaartuigen en

.

.
luchtvaartuigen ..
7.433.508
11.360.709 1.566.510 1.907.166 5.866.998 9.453.543
– –
XV Andere

goederen

dan gebracht onder
de groepen

1 tot

en met XIV

.
..
. 18.401.546
26.390.019 10.486.529

10.428.660
7.915.017 15.961.359

1.270.641.557
300.361.509
413.851.213
162.838.619
‘856.790.344 137.522.890

WaarvanGouden Zilver,

Totaal ……..

al of niet gemunt
(op-


genomén ingroep.III)
1.339
1.794.386
23.179
6.107.276


21.840
.6.084.097

OVERZICHT van’
de waarde
van den
In- en Uitvoer
voor
elke maand
van het
loojende jaar
en de

drie daaraan voorafgaande
jaren, met
uitzondering,
van
Munt en Muntmateriaal,
in guldens.

Invoer

.
.

,

Uitvoer
Ma anden
1917


1918
1919
1920

1917
1918 1919
1920

Januari ……………
115.159.177
68.009.520 75.073.388 256.207.615
74.619.462 51.437.578
1.321.453
135.932.785
Februari.

………….
71.927.189 45.903.517
106.229.028 233.591.043 61.728.903
54.372.261
44.543.21)5
113.309.645
75.943.200 48.897.456
148.758.852 187.916.138
68.751.001
47.372.4.22

52.660.723
68.20.466
April ………………
60.390.470
35.302.563
189.565.086
203.592.812
71.320.538 30.702.241
50.827.142 99.448.337
86.189.135
35.055.767 257.009.336 298.514.162
61.926.103
35.84.354
96168.708
170.393.137
133.786.855
30330.163
258.183.821
345.402.373 84.585.917
23.040.469
126270.353
179.478.445
96.712.651

..

47.764.858 274.264.390 314.861.366
98.699.121
35.046.826
133.623.129
1771114.162
Augustus

…………

..

67.716.675 40.567.746 313.403.619 267.956.122
76.058.261
25501.391
163.771.619
130 018.883

Maart

…………….

Mei

………………

September

……….

..

80.496.497
67.610.188 298.107.886 317.368.670 67.335.222
27.641.796
162.131.111
165.965.569

Juni

………………

October …………..
63.996.898 67.702.922 319.833.079 337.338.332 46.730.074
12.704.155
‘214.577.487
148.140.438

Juli

………………

November
………….

..

64.322.295

57.929.799 296.351.809
270.811.334
‘63.531.083
15.278.909 171.171.804
156.713.011
December
…………

.. ..

..
48.090.197
63.282.114
288 958.920,
298.67.123
43.959.619
22.268:327
154.241.692
156.731.343

Totaal
…….
1.701.456.221

..

964.731.239 608.356:613
2.825.739.214 3.332.127.090
819.245.2u4
‘381.209.729
1.411.3ii8.405

108

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

Erziehimg von VolkswMen an Technischen Hoch-

sehulen;
H. Eath,
Die deurtsohe Faserstoffincustrie

(Schlusz).

0
n
zeE
e uw. – Haarlem, November
1920.

Bèvat o.a.:
Mr.
G. Schotten,
Recht, stellig recht en

rechtsbewu’stzijn.

RIJKSPOSTSPAARBANK.

NOVEMBER
‘1918
1919′
1920

f

9.322.044
f

10.303.650

f

10.118.107
Terugbetalingen

..
,,

7.893.355
,,

9.379:513
,,

10.584.036
Inlagen

………..

Tegoed der inleggers
,231.145.403
,,261.387.610,,
266.137.971
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekjes

op ultimo ……….

,

32.114.350
36.793.800
,,

41.741.600
Spaarbankboekjes:
op ultimo ……….

gegeven
10.459
11.515
10.368
Aantal

geheel af

Aantal nieuw uit-

betaald …….’
6.343 6.747 8.558
Aantal ‘in. omloop
op ultimo …….
,
1.812.362
1.886.3201
1.911.691

GIRO-OMZET BIJ DÉ NEDERLANDSOHE BANK

December 1920 .

December 1919

Posten
1
Bedrag

Posten

Bedrag

Voor reke-
ninghouders 38.603 f1.990.872.127 28.222 f1.428.476.687

waarvan door
de H.-bank
plaatselijk… 15.909 ,,1.598.408.008 9.870 ,,1.102371.287

Ter voldoe-
ning van
Rijkabelast.

1.498

12.898468

1.343′

8.553,212

PRODUCTIE DER KOLENMIJNN.
5)

(Ontleend aan ,,Maandschrift Centraal Bureau Statistiek”)’

Naam van de

Octobe
November

1920

1919 1920
1

1919
Mijn

,

,Staat8flhijnefl.

Wilhelmina ……
49.177
45.997
44.907
42.850

Emma ……….80.805
53.986
78.650
52.954

Hendrik ………
39.455
29.234 ‘42.213
27.477

169.437 129.157
165.770
123.281
Totaal ….

Particul.
mijnen.

Domaniale mijn
49.699
46.155
48.670
44.406

Mijn Lauraen Ver
49.389 45.072
47.849′
38.411
eeniging ……..
Oranje-Nassau
mijnen ……..
75.912 67.728 73.252

57.716
Mijn Willem So
22.520
16.305
21992
14.320
197.520

..

175.260 191.763 154.853

phie …………

Totaal ….

‘Totaalgeneraal
366.957 304.417
357.533
278.13

) In tonnen.

Het ,,Maandschrift” teekent
bij
de cijfers ‘aan:

Evenals in vorige afleveringen zijn in de cijfers

niet
begrepen de hoeveelheden geproduceerd kolen-
slik. Deze bedroegen voor alle mijnen te zamen in het

jaar
1919 138.518
ton en in de maanden Januari

t./m. October
1920
in totaal
158.778
ton. –

Zooals uit deze cijfers blijkt, werd tot dusver in

alle maanden van
1920 – ‘
uitgezonderd Mei – méér

geproduceerd dan in de overeenkomstige van
1919.

In duizendtallen tonnen bedroeg de gemiddelde

maandelijksche’ productie in
1920
(t./m. November)

325
en in
1919 283

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISOONTO’S.

N d {Vrsch.inR.C.

Disc.Wissels.
ft
1Juli’15
Zweeds.R.ksbk7r
16$pt.’20 Bk Bel.Binn.Eff.
5l
19Oct. ’20
Bk.v.Noorw.6-6l
18Dec. ’19

6l
190ct. ’20
Zwits. Nat. Bk. 5
21Aug.’19
Bk. van Engeland 7
16Apr.’20
Belg. Nat. Bk. 5
28Apr.’20
Duitsche Rijksbk. . 5
23Dec. ’14 Bank v. Spanje 6
4Nov.’20
Bk. van Frankrijk 6
8Apr.’20
Bank v. Italië. 6
20Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y. 6-7
4Juni’20
Nat. Bk. v. Denem. 7
19Apr.’20
Javasche Bank 3
1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam

1
Londen
Part.
Berlijn
Part.
‘at.
N, York
Cali.
Prt.
Prolon-
disconto
gatic


disconto disconto
disc.
moneti

29 Jan.’21
3’/a-°/t
3118
6118
4_1/
– –
6-7 ‘)
24-29

’21
311219
3_11
6
1
18
4_11

6-7
17-22
,,

’21
3
1
I2
2
1
1-3
6
1
18
4-‘/s

6-7
10-15
,,

’21
3’/2
2°/s-3’/s
6
1
18-
5
14
4-°19
‘-
67

26-31 J. ’20
30/g_7/
3/2
-‘
9-19
27
j:-i
F.’19
3718_4
‘/t

3l/_4
1/
111h,4-/
8
1/
41/
t


381
4
4
1/
5

20-24Juli’14
3
1
18-
8
/Is’
21t-14
214-1&
2
1
1-
1
19
2*lá
1
3
I-2
1
/i
1)
Noteering
van 28 Januari 1921.

WLSSELKOERSËN.

WISSELMARKT.

Er beerschte deze week een zenuwachtige stemmug op
de wisselmarkt, in hoofdzaak voor marken, francs en
Skandinavië. Herhaaldelijk kwamen schommelingen van

,f
1,- en meer voor, voor francs en kronen, terwijl ook
– Marken percentsgewijze even groote fluctuaties vertoon-
den. Van Skandinavië was vooral Kopen’hagen zeer onzeker.
Von 59.75 liep het op tot ongeveer 61, waarna een inzin-
king tot 57.75 volgde. Na een lichte yerheffing tot 58.50
was het slot weder veel lager op 56.50. .Ohristiania liep
Maandag op tot 59.50, waarna een daling intrad tot 54.75
om iets vaster te sluiten. Stockholm was vrij startionnair,
maar aali het einde der week eveneens niet onbelangrijk
lager. Londen was tamelijk vast. Een oogenblik werd tot
11.44 betaald: Slot ca. 11.41. Dollars waren weder aange-
boden en zetten de daling voort tot omstreeks 2.94. Spanje
iets beter 40.90, 41.75, 41.25.
Pesos onveranderd. Indië iets vaster, 100-100.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D ata
Londen
1
Parijs

Berlijn
S)
Weenen
s)
,
Brussel
5*)
New
York’)

24 Jan. 1921..
11.39
21.22+
5.05
0.75
22.20
3.02
1
/8
25

,,

1921..
11.40+
21.80
5.27+
0.85 23.30
2.99
26

1921..
11.40+
21.25
5.22+
0.87+ 22.17+
2.99
1
/
27

,,

1921..
11.42+
21.25
5.35
0.92+
22.25
2.95
28

,,

1921..
11.42
20.50
5.17+
0.85
21.50
2.9314
29

,,

1921..
11.40+ 20.77+
5.22+

092+


Laagste d.
w. t)
11.38.
20.-
4.94 0.75
21.-
2.93
Hoogste
,,

,,

)
11.44
22.55
5.
47
+
0.97+
2355
3.03
22 Jan. 1921..
11.40 20.75
5.02+
0.75
2
20.67+
3.01+’

15

,,

1921..
11.37+
18.60
4.60
0.60
‘19.52+
3.03+’
Muntpariteit..
12.10+
48-
59.26
50.41
48.-
2.48
3
14
S)
Noteering te A.neterdam.

)
Noteering te Kotte,dom,
1)
Particuliere opgave.
2)
Noteering van 21
Jan.
5)
idem
van’
14
Jan.

Data
Stoel-
holm’)
Kopen-
hagsnS)
‘Chris-
tlania)
Zwitzer-
landS)
Spanje
1)
Batavia

telegrafisch

24 Jan. 1921
65.10
60.50
58.50
47.40
40.90
100-100+
25

1921
65.40
61.25
58.40 47.50
,
41.40
100-100+

26

,,’

1921
65.25
60.-
57.50
47.45
41.40
100-100+
27

,,

1921
65.10
58.25
56.-
47.50
41.75
100-100+
28


1921
65.-
58.50
56.50
47.25′
41.30
100-100+
29′

,,

1921
64.95 56.25 54.50 47.40
41.25
100-100+
L’ste d.
w.’)
64.80
56.50
54.50
47.-.
40.70
100

,,

,,

1
)
65.65
65.65
69.50
47.55
41.75
100
1
/l
22 Jan. 1921
65.15
58.65
58.-
47.35
40.75
99+-
1
0
0
+
15

,,

1921
65.-
54.-
52.60
47.55 40.50
99+

100+
11untpariteit
66.67 66.67
66.67
48.-
48.-
100

) Note.neg te P.materdem:
1) Paiticuher. opgave.

2 Februari 1921

ECONOMISCH-STATISTSCHE BERICHTEN

39

KOERSEN TE NEW YORK.

Data
1
CaMcLond. ZlchtParijs
1
Zicht Berlijn IZlchtAmsterd.
1
(In ,’1seeC) I(ln ets. per,)l(in cLp.4Rm.)I(In ds. p. giJ.)

29 Jan… 1921
3.86.75
7.30
nom.
Laagste d. week
3.79.25
6.88
nom.

ildogste,,

,,
3.89.50
7.31
nom.
22 Jan… 1921
3.77.-
6.84
nom.

15

,,

..
1921
3.73.75
6.08
nom.
Muntpariteit..
4.86.67
5.18’/
95
1
14
40
3
/io

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Notecrings- eenheden
15Jan.
1921
22Jan.
1921
24-29 Jan. 1921
Laagste
1
Hoogste
29 .hzn.
1921

Aiexandri..
Piast. p.
977/,,
977/
971/
977/
977/is

B. Aires’)..
d. p.
$
50’/
50
3
1,,
49
4
1
50
5
18
60
Calcutta
. . . .
£
p. rup.
115
5
18
1151,8
115114

1 J5’18
115
Hongkong ..
id. p.
$
2111
5
18
2111r’r
21911
4

2111218

2181/
4

Lissabon ….
d. per Mii.
6
1
1
6’/,
6
7
6’1
Madrid

….
Peset. p.
.
28.18
28.03 27.45 28.10 27.72
Montevideo’
d. per
$
49
I
1
3
)
49
3
14
47’1
49’/4
48’1
Montreal….
$
per
£
4.27
4.29
4.28
4.35
4.81
1
1,
R.d.Janeiro.
d. per Mil.
101/io
911,,
9
6
/1,
101!,,
.918/,,

Lires P.
£
10018
104
1
12
101
105’12
103
1
!,
Shanghai

. .
£
p. tael
410
3/11:
316
31111/,

316’I,
Rome

…….

Singapore
. .
id. p.
$
213
1
14
213
11
/1,
213
21
132
213
11
11,
2/31!,,

Valparaiso..
d. p. peso
8
25
11
8
29
182
8”fs2 9ja2
8121,6

Yokohama
..
£
per yen
21621,

216
19
1s2
215
7
18
1
216
1
/s
216
1
18
• Koee.en der voorelga,nde dagen.
1)
Telegeabscb transteri.
8)
Notccring van 14 Jan.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering
te Londen
te New York
29 Jan.
1921 ……..
36’/ 62’/
22
.

1921……..

66
3
I
15

,,
1921 ……..
40/4

.
67’14
8

,,
1921 ……..
40/,
6561
8

31 Jan.
1920 ……..
84′!,’)
133
1 Febr.
1919 ……..
48/,.
101
1
18
20 Juli
1914 ……..
24″!,,
54
1
18
1)
Noteêring van
30 Jan. 1920.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 31 Januari 1921
Activa.
Binneni. Wis-(
H.-bk.

(106.574.558,03
sels,Prom.,

B.-bk.

,,

8.410.859,78
•0

enz.in

disc.( Ag.sch. ,, 91.135.426,07
(

206.120.843,88
Papier o. h. Buitenl. in disconto

Idem eigen portef..
f
43.017.304,-
Af :Verkochtmaa’r voor
de bk. nog niet afgel.

,,


48017304
Beleeningen
mcl. vrsch.
IH.-bk.

97.085.215,47 B.-bk.

,
19.925.003,30

op

crI.
Ag.sch. ,,121.64 6.123,85

f238.656.342,62

Op Effecten

……(223.779.573,78′!,
Op Goederen
en
Spec. ,, 14.876.768.8511t
238.658.342,62
Voorschotten a. h. Rijk ……………….
4.930.212,63
Munt en Muntjnateriaa1
Munt, Goud ……
f
56.219.790,- Muatmat., Goud .. ,,579.921.066,39

f836.140.856,39
Munt, Zilver,
enz.

22.45.408,70 Muntn,at., Zilver

Effecten
658.597.265,09

Bel.v.h.Re.fonds..

f

4.519.738,62
1
1,
Id.
van ‘/iv.h.kapit.

3.838.102,8711.
8.357.841,50
Geb.enMeub. der Bank …………….
,,

3.594.000,-
Diverse
rekeningen ………………..,

25.880.167,01’12

(1.189.153.976,7311,

Passiva.
Kapitaal

………….. . …………
f

o.ocrn.000,-
Reservefonds

………………….
,,

5.000.000,-
Bankbiljetten in omloop …………
,,
1.072.109.310,-‘
Bankassignatiën in omloop……….
,,

2.743.413,05
1
!,
Rek.-Cour.), Het Rijk
f


saldo’s:

5
Anderen
,,

67.617.588,4811,
67.617.588,48
1
12
Diverse rekéningen ………………
,,

21.683.666,19
1
12

f
1.189.153.976,73
1
12

NED. BANK 31 Januari 1921
(vervolg).

Beschikbaar metaalsaldo …………..
f
429.307.637,40
Op de ba8is van
2/
metaaldekking….
,, 200.813.575,10
Minder bedrag aan bankliljet.ten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. 2.146.538.185,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer

Minder
Disconto’s’ …………….

3.237.613,56′!,
Buitenlandsche wissels ……

1.802.012,-
Beleeningen …………..19.798.539,31’/,
Goud ………………..
Zilver ………………..

312.740,90′!,
Bankbiljetten …………28.796.785,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s …. 15.987.338,47
1
1,

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud Zilver
B
ij
.
¶’!c.
ietten

Andere
opetschbare
sdnu(aen

31 Jan.

1921

….
636.141
22.456
1.072.109
70.361
24

1921

.. ..
636.141
22.144
1.043.313 85.079
17

1921

….
636.141 21.890
1.073.598 92.915
10

1921

….
636.141 21:653
1.083.160
84.011
3

,,

1921

….
636.141
21.467 1.116.021
95245

31 Jan.

1920

….
631.845
8.229 1.039.062
117.168
31 Jan.

1919

..;.
684.357 8.923 1.071.631
90.116

25 Juli

1914

….
162.114
8.228
310.437
6.198

Data Totaal
bedrag
disconto’s

Hiervan

1
SchatkIst.
promessen
rechtstreeks


Belee-
ningen

Bcschik-
baar
Metaal-
saldo

Dek-
kings.
percen.
tage

31 Jan. 1921
206.121 77.000
238.656
429.308

58
24

1921
209.358
77.000
218.858
431.791
58
17

1921
211.296
77.000
248.671
423.932
56
10

1921
200.834 55.000
269.800
423.566
56
3

1921
211.977
55.000
285.870
414.549
64

31 Jan. 1920
232.622
153.000
214.065
408.319
65
31 Jan. 1919
235.408 181.300 136.960
460.491
60

26
Juli 1914
67.947 14.300
61.686
43.521′)
75
1) Op de ba.i. van
1/,
,netaaldeleking.

Uit de bekendmaking van den Minister
van
Finan-
cin blijkt, dat uitstonden op:

24Jan. 1921

.

31 Jan. 1921

Aan scbatkistpromessen.(‘400.740.000,-
f
399.740.000,-
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst ,, 77.000.000,-

77.000.000,-
Aan schatkistbiljetten ..

35.502.000,-

35.502.000,-
Aan zilverbone ………,, 50.691.759,50 ,, 50.710.958,-

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

,jata
Goud
é.l,ver
Bank-
opeisc
1
Jetten
SC U
aen
475.500
15 Jan. 1921
8

,,

1921
484.000
1

1921
486.500

18
Dec.

1920
……
217.936
9.443
‘iioo

124.045
11

,,

1920 ……
218.422
9.345
374.792

146.256
4

1920 ……
224.800
9.216
373.014

160.947
27 Nov. 1920 ……
223.002
9.000
374.490

173.984

17 Jan.

1920 ……
172.009
.2.913
314.906

f03.665
18 Jan.

1919 ……
116.057
13.600 200.845

113.536

5
Juli

1914
…….
22.057 31.907
110.172

12.634
Wissels,
.
Dwerse
Beschtt-
Dek.
L.,ata
Dis-

lbelaalbaari

bulten
Belee-
rede.
baar
kings.
conto’s
N..!nd.
ningen
1)
ningen
metaal.
percen-
saldo
taoe

15Jan.1921

21300

133.250 .1.
8

1921

223.000

131.500 *•*
1 ,, 1921

219.500

131.750

18 Dec. 1920 31.590. 28.356 129.06i 48.417 128.366

46
11 ,, 1920 30.647 20.116 128.445 53.768 123.717

44
4 ,, 1920 29.993 20.113 132.990 47.590 127.379

44
27Nov.1920 30.264 20.342 118.179 48.842 122.426

42

17Jan.1920 15.244 12.675 161.497 57.347 91.402

42
18Jan.1919 8.609 17.877 89.871 9.796 67.086

41

25Juli 1914 7.269 6.396
47.934 2.228

4.842′ 44
1)
Sluitpoat
der
activa.

8) Op de
basis
van
1/
metasidekking.

110

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 121

DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste_posten in duizénden guldens.

Doia
Metaal
Circulatle
Andere
opeischb.
Dlconto’j
D’

k
;0.
e.

11 Dec.

1920

. .
1.157
2.508 1.053
1.947
286
4

,,

1920

..
1.159 2.530
1.210
1.954 442
27 Nov. 1920 ..
1.061
2.183 809
1.954
433
20

,,

1920

..
1.055
2.130
853 1.947
374

13 Dec.

1919 ..
1.035
1.634
.1.056
1.532 644
14 Dec.

1918

..
1.044
1.715
1.175
1.249
129

25 Juli

1914

..
645
1.100
560
735
396
t)
Stuitpost der activa.

BUJTENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Data
Metaal
Circulatte Currenci, Notes.

Bedra

g

1

Goudd.

Gov. Sec.

26 Jan. 1921
128.284 128.485′
342.489
28.500
310.369
19

,,

1921
128.287
128.541
346.889 28.500
315.001
12
.
,,

1921
128.280,
129.834
353.618 28.500 322.147

5

;,

1921 128.285
131.569
360.615 28.500
329.584

28 Jan. 1920
99.934
88.258
329.554
28.500
310.000
29 Jan.

1919
80.737
69.346
307.480 28.500 288.213

22 Juli

1914
40.164
29 317′

1


Dato
Cao.
Other
Public
Other
Re.
Dek

Sec. Sec.
Depo.
Depos.
serve

26 Jan. ’21
53.211 75.107
16.081
112.528
18.249
14,20

19

’21
54.510 81.325
16.076
120.012
18.197
13,37

12

’21
59.241
80.792
15.814
123.137
16.98
12,15

5

’21
89.761
84.729
16.719 154.988
15.166
8,83

28 Jan. ’20
62 683 80.350 20.116 135.156 30.126
19,40
29 Jan.’19
55.893
80.437
26.613 121.602
29.847
20.13

22Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
521s
t)
Verhouding
tusschen
Reserve
en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste poBten, onder bijvoeging der Darlehens-
kasBenacheine, in duizenden
Islark.

Daarvan

Kassen-
1

Cire

Dek-
u.

1
D
kings-

ata

Metaal
.1.
Coud
1

scheine

1

lotie

i

23 Jan. ’21 1.09.306 1.091.637 22.669.679 68.018.450 33
15

’21 1.097.946 1.091.638 22.046.039 66.546.709

33
7 ,,

’21 1.098.029 1.091.634 21.587 009 67.976.3’6

33
31 Dec. ’20 1.097.409 1.091.638 23.416.674 68.805.008

33

23 Jan. ’20 1.107.186 1.089.82′ 11.134.924 35.984.621

34
22 Jan. ’19 2.275.461 2.255.397 5.672.940 23.39.213

34

23 Juli
1
14 1.691.398 1.356.857

65 4791 1.890.895

93
1)
Dekking
der circulatie door metaal en
Kassenscheine.

II Dar!ehenskassenscheine

j

Data

Wissels

Rek. Crt.

I”Totaal

1 I.
uitgegeven

Reichsbank

23 Jan. 1921 48.499.388 11.426.851 34.123.100 22.622.500
15 1921 53.794.358 15.537.435 33.676.0 22.000.300
7 ,, – 1921 52.496.460 12.519.643 33.498.700 21.541.900
31 Dec. 1920 60.634.023 22.327.114 35.526.100 23.372.700

23 Jan. 1920 33.882.380 9.177.208 24.000.000 11.098.600 22 Jan. 1919 26.562.410 12.322.441 15.920.200 5.686.700

23 Juli 19141

750.892

943.964
1

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK:

VnornssntHte posten in dui,enden Kiopen.
Metaal, en 1

1 Bijz. schyld

Ba,,k-
1
Rek. Crt.

Data

buiten!. t Disc, en 1 Oostenrijk
lgoudwi33els
1

lee,iuigeu,
1
en Hongarije

biljetten

saldi

15Nov.’20 1,325.730 37.782.521 32.954.000 74.121.37819.497.833
31Oct.20 321.121 36.474.610 32.954.000 72.902.60519.930.245
7Feb.’20 290.428 19.251.400 32.954.000 56.994.02216.057.646 31Jan.’20 291.083 19.162.543 32.954.000 56.772.80216.220.536

15Nov.’19 325.097 14.742.052 32.954.000 50.582.59517.235.850

23Juli’14 1.589.267

.954.356

2.159.7591 291.270
1)
waarvan
222.669
goud.
46.598 buitenlandache goudwissels en 56.463
munt en muntmateriaal zilver.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden Iranca.

Waarvan

Te goed

Buit.gew.
Data

Goud

in het

Zilver

in het

voorsch.
Buitenland
1

. Buitenland old. Staat

27Jan.’21 5.501.757 1.948.367 268.467

703.67,5 25.600.000
20 ,, ’21 5.501.507 1.948.367 267.963

678.654 25.600.000
13 ,, ’21 5.501.052 1.948.367 264.584

676.376 26.000.000
5 ,, ’23 5.500.647 1.948.367 266.240

676.857 26.250.000

29Jan.’20 5.580.194 1.978.278 255.260 805.930

25.300
30Jan.’19 5.504.975 2.037.108 316.146 1.056.103

19.550

23Juli’14 4.104.390

639.620

Uitge.

Belee.
1
Bankbil.

Rek. Crt.

Rek.
Wissels

stelde
Portt.

Crt.
Wissels

ning

jetten

culieren

Staat

3.068.661 390.556 2.205.919 37.913.005 3.389.879 39.610 3.002.834 393.114 2.239.845 38.152.890 3.301.550 37.221 Zr 3.844.789 396.172 2.269.074 38.462.936 3.463.288 87.659
o 3.344.708 401.573 2.209.762 38.5&9.594 3.577.975 83.358
0

1

1,111,111 605.481 1.158.583 37.852.500 3.130.978 41.381
1.252.301 1.000.529 1.187.105 31.985.028 2.615.406 56.007

.541.080 – 769.400 5.911.9101 942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden franes.

1
M.taal
1
Beleen. Beleen. 1 Binn.
.1
1
mcl.
1

oan

t

van

t wissels
1

Circu.

Rek.
Dato

1

1
buiten!.
1
prom. d.
1

en

1

latie

1

Crt.

1
saldi
1
vorder.

provinc. t heleen.
1

partic.

27 Jan.’21 313.017

84.653 480.000 922.344 6.224.107
880.931
20

,,

’21 308.98

84.655

916.814 6.241.398
889.298
13

,,

1
21 307.876

6.246.8741
977.729
6

’21 316.859

480.000

6.227.406 983.939

29Jan.’20 353.338

84.955 480.000 463.0f2 4.902.641
2.138.414

VEREEN1GDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Vöornaamste posten in duizenden dollars.

1 1

F.R.
Zilver

Notes in

I
n het

etc.

circu.

buitenl.

latte

30 Dec. ’20 2.059.333 1.435.37

3.30Ö 189.830 3.344.686
23 ,,

’20 2.055.802 1.415.030

3.300 180.952 3.404.931
17 ,,

’20 2.042.368 1.421.260 67.745 180;100 3.344.332
10

’20 2.035.271 1.361.740 67.745 ‘177.136 3.311.842

2 Jan. ’20 . 2.062.615 1.327.963 131.320 58.657 2.998.992
3 Jan. ‘191 2.092.694 1.349.151

5.8291 60.96012.648.605

24 Dec. ’20 . 824 16.695.325 1.333.808 14.786.220 2.788.649
17 ,, ’20

824 16.803.226 1.298.478 14.004.419 2.790.197
10 ,, ’20

823 16.581.545 1.330.267 13.692.354 2.809.474
3

’20 823 16.630.185 1.532.081 13.677.460 2.822.479

26 Dec. ’19 796 15.620.369 1.347.092 14.055.959 2.302.026
27 Dec.
‘181
758 13.838.9351 1.245.251 11.872.604 1.481.556

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gege-
ven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
Dato

Data
Wissels
Totaal
Deposito’s
Gestort

1

Kapitaal
1

Dek.

1
kings.
perc.
1
)I

Goud.
dekking
circul.
2)

30 Dec. ’20 2.974.836

2.32L417

99.770

44,9

50,5
’20 2.972.858

,2;310.353

99.458

45,4

49,8
17

’20 2831.358

2.444.636

99.275

46,4

50,5
10

’20 2.961.529

2.328.806

•99.174

44,1

49,2

2 Jan. ’20 2.805.818

3.022.911

87.433

42,6

49,5
3 Jan. ’19 2.120.133

2.381.858

80.792

52,6

60,8
t)
Verhouding tuaschen; den
totalen goudvoorraad. zilver etc.. en de
opei.chbere schulden:

F

R. Notes en netto depositos..

t)
Na aftrek
van
35
pCt. der totale
dekkingsmiddelen
als
dekking
voor
de netto
deposit&s.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RE,S. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
1

Totaal
1

uitgezette
Reserve

bij d
Totaal
1

Waarvan
time
banken
1

gelden

fl
F.
R b:nb
deposito’s
depostts
1
beleggingen

2 Februari 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 31 Januari 1921.

Hoewel de samenkomst der staatshoofden uit de Geal-lieerde landen, die deze week te Parijs is gehouden, zeer
zeker niet tot de eerste behoort, die wij tot nu toe hebben
‘medegemaakt en niettegenstaande het feit, dat de laatste-
lijk gehouden conferenties niet bovenmatig hebben uitge-
bloniken door het bereiken van streng omschreven, tast-
bare ‘resultaten, hebben de internationale beurzen ook
thans weder zeer groote waarde aan de jongste Parijsche
besprekingen gehecht. Dit is natuurlijk te verklaren uit
het zeer belangrijke onderwerp, dat aan de orde is geko-
men: het ‘bedrag der schadeloosstelling, door Duitsehiand
te betalen en de annuïteiten, waarin zij voldaan moet
worden. Het zijn deze beide factoren, die feitelijk een
zeér groot deel van het internationale economische leven
beheersohen. Want, voordat definitief is vastgesteld, welk
deel van ‘de Duitsche inkomsten ieder jaar aan de over-
winnende landen moet worden afgestaan, is het niet mo-gelijk een schikking te treffen ten aanzien van credieten.
En toch hangt het van ‘deze credieten goeddeels af, of bin-
nen a.fzienbaren tijd de landen van overzee, met name de
Vereenigde Staten van Noord Amerika, ‘hun producten
zulleïi kunnen uitvoeren. Teakenend is het in dit opzicht,
dat de Unie aan de conferentie geen deel heeft genonen,
vermoedelijk, om de handen geheel vrij te kunnen houden
,en zich niet gebonden behoeven te achten’ aan ‘de besluiten
der bijeenkomst.
Inmiddels ‘heeft men besluiten genomen, waarvan abso-
•]uut niet vast staat, of Duitschiand hieraan zal kunnen
voldoen. Er – is thans een bespreking met Duitsche afge-
vaardigden i’n het vooruitzicht gesteld en al zullen er dan
wellicht enkele wijzigingen worden aangebracht, op de
‘hoofdpunten zal ‘het resultaat wel onveranderd blijven.
Derhalve zal Duitschland voor ‘de eerste vijf jaren 3 ‘mil-
hard goudmarken per jaar moeten opbrengen, gedurende
de daaropvolgende vijf jaren 6 ‘milli’ard ‘en daarna 7 mil-
hard per jaar gedurende 32 jaar. Tevens wordt een uit-
voerrecht geheven ten bedrage ‘van 12% pCt. van de
waarde der uit Duitschland uitgevoerde goederen.
Afgewacht dient ‘te wonden, inhoeverre deze ‘besluiten doorgevoerd kunnen worden, doch in het allerbeste geval
beteekent het toch een zwaren last op de schouders van
Dui’tschland en een uiterst langzame ‘betaling aan het land,
dat het zwaarst gebukt gaat onder de ‘gevolgen van den
krijg, Frankrijk. Het is •dan ook uit de Fransohe
mentaliteit zeer goed verklaarbaar, ‘dat Minister Doumer
‘met eischen op de Conferentie is gekomen, die in de verte
niet te verwezenlijken waren; •de gansohe wereld mag zich
(lan ook gelukkig rekenen, dat deze eisohen geen gewillig
oor bij de staatslieden hebben gevonden.
Intussohen heeft de ‘loop der wisselkoersen de verschil-
lende stemmingen en opeenvolgende besluiten der confe-
rentie zeer goed weergegeven. In het midden der beriehts-
periode gaven vooral de Fransehe (en dus ook de Belgi.
sehe) en Duitsche valuta’s een ‘sterk öpwaartsohze beweging
te aanschouwen. Hoewel de deuren rvan de conferentiezaal
streng gesloten bleven, lekte toch wel zooveel naar buiten
door, dat men ‘begreep, dat thans eindelijk een ‘bepaald ‘be-
drag voor de schadeloosstelling zou worden ‘bepaald. Op
zich zelve werd dit als een gunstig .teeken voor de Duitsche
finaneiin beschouwd, omdat men dan althans wist, waar-
aan men zich te houden ‘zou hebben. En tegelijkertijd oor-
deelde men het gunstig voor Frankrijk, omdat men aan-
nam, dat niet al te exorbitante eischen ‘gesteld zouden wor-
den, waardoor tenminste, ook hier eenige orde
ih
den
financieelen chaos zou worden gebracht. De definitieve op.
stelling van ‘het resultaat echter heeft aan beide zijden
teleurstelling gewekt; voor den Duitschen kant het groote
bedrag en de uitvoer-belasting, voor Fransche zijde de
betrekkelijk langzame afdoening. Dientengevolge zijn de
beide ‘betrokken wisselkoersen weder zeer gevoelig ge-
reageerd. Voorloopig zullen dergelijke ups-and-dows nog
wel meer worden aanschouwd, tenzij de Vereenigde Staten
eindelijk zelfstandig ingrijpen en door het verstrekken van
groote credieten richting aan de internationale handels-
ontwikkeling weten te geven.
De beurzen hebben vrijwel een getrouwe weerspiegeling
van dezen ‘loop van zaken te aanschouwen gegeven, voor
zoover er althans bij do uiterst geringe afdoeningen nog
van een weerspiegeling kan worden gesproken. ‘Alleen te
B e r 4 ij n ging op sommige dagen vrij veel om, vooral toen
de Mark in het ‘buitenland een krachtige hausse aântoonde
en dientengevolge de buiten’landsche deviezen in Duitseh-
land reageerden. Eigenaardig is ‘het ‘echter, dat ‘beide be-
vegingen niet recht evenredig aan elkaar waren, dat
.m.a.w. de pariteit .niet steeds in ‘beschouwing werd geno-

men. Dit is wel een zeer sterk bewijs voor de stelling, dat
de waarde van de deviezen der noodlijdende landen door
tendens en speculatie worden beheersoht; bij Duitschland
komt dit reeds tot uiting, doch veel sterker nog bij Oos-
tenrijk, waarop hieronder in dit overzicht wordt terug-
gekomen.
In groote lijnen volgde de effectenbeurs echter wel den
loop der wisselkoersen, doek toch niet zoo op den voet, als
vroeger wel het geval is geweest. Dit moet ook worden
toegeschreven aan het feit, dat de daling der ‘buitenland-
sche deviezen in Duit,schland niet all ee n in verband
stond met de besprekingen ter Parijsehe conferentie en
dus niet all e e n met speculatie, doch ook met de daling
der prijzen op de wereldmarkt, waardoor de betalingsba-
lans ‘van Europa ten opzichte van Amerika vooral iets
minder ongunstig is geworden.
Om op 0 o s t e n r
ij
k terug te komen, zij hier geconsta-
teerd, dat deze staat, indien niet zeer spoedig hulp komt
opdagen, naar een catastrophe wordt geleid, van den om-
vang, waarvan niemand zich een voorstelling kan vormen,
noch Van de gevolgen, die zij m’et zich zal moeten sleepen.
Ooggetuigen echter beweren, dat hèt leven in Weenen voort-
durend ondragehijker wordt. Niet alleen zijn de voortduren-
de stakingen van overheidspersoneel een dagelijks terug.
keerende kwelhing, doch ‘bovendien is de houding van de
Commission des Rdparations en van de liquidateuren der
oude Oostenrijk-Hongaarsohe Bank, in verband met hun
opvatting van artikel 206 i’an ‘het vredesverdrag zoodanig,
dat van een ‘herstel van crediet in liet buitenland voor-
loopig geen sprake zal kunnen zijn, waa
,
rdoor de algeheele
toestand voortdurend slechter wordt.
De buitenlandsche wisselkoersen zijn hiervan een spre-
kend voorbeeld. Zonder dat de waarde van de Kroon in
het ‘buitenland noemenswaard verandert, stijgen de ‘buiten-
landsohe deviezen in Oostenrijk zelve met den dag. Begin
November werd door de Regeerin’g ‘bei-ekend, dat hij de
toenmalige wisselkoersen de maandelijksche kosten voor
de meel- en ibroodvoorziening 900 millioen Kronen zouden
bedragen. Toen stond de Zui’d-Slavische Kroon 2.81 en de Hollan,dsche Gulden 118; thans noteert de Zuid-Slavische
Kroon 5.2 en de Gulden 266.50, zoodat de maandeljksche
uitgaven, de daling der wereldprijzen in aanmerking ne-
medde, niet minder dan 1800 millioen Kronen, dat is per
jaar 22 milliard Kronen, bedragen, a 11e e n voor de brood-
voorziening. Er Is thans te Weenen slechts ddn devies,
dat disagio doet: de Poolsche Mark. Zelfs de Hongaarsehe
Rroon heeft nog een niveau ‘boven pariteit ‘kunnen be-
reiken.
De effectenmarkt te Weenen toont onder deze omstan-
digheden de wildste opwaartsehe bewegingen aan; sinds
eenige weken voornamelijk voor aandeelen Siidbahn. Doch
over het algemeen komen de catastrophale koersbewegin.
gen op de ‘valutamarkt toch niet ten volle op de effecten-
beurs tot uitdrukking. Wellicht is de oorzaak hiervan te
zoeken in ‘een zekere beperktheid der middelen van het
speculeerende publiek, dat niet tegelijkertijd zijn kapitaal
in valuta- en in effectentransacties ‘kan vastleggen; mis-schien ook, wijl men ten slotte eenigszins ‘beangst is ge-
worden voor het snelle verval, dat de vroegere Oostenrijk-
sche monarchie thans ‘te aanschouwen geeft.
Van L o n do n en P a r ij s zijn slechts zeer summiere
beriohten binnengekomen. Over het algemeen ‘waren de
markten hier goed ‘prijshoudend, doch met uiterst geringe
omzetten.
Te N e
w
Y o r k is de stemming vrijwel ongewijzigd ge-
bleven. Meer en meer houdt men zich ‘bezig met het plaat-
sen en verhandelen van vaste-rente gevende stukken,
waardoor de aan’deelenmarkt veel van haar interesse heeft ingeboet. Mede, doordat men voorloopig nog geen elegen.
heid ziet, om de opgekropte voorraden aan automobielen,
rubber, katoen, e.d. naar het ‘buitenland te verwerken.
Meer en meer worden obligaties van Europeesche landen
onder het Amerikaansche
publiek
geplaatst, zoo thans
weder een ‘nieuwe Belgische leening ad $ 30 ‘millioen, welke
in 20 jaren door
.
iiikoop ‘ter beurze of uibloti’ng á, 107%
.pCt. moet worden afgelost. De rente bedraagt niet minder
dan 8 pCt. en de koers van uitgifte is op 100 pCt. vastge-
steld. Ondanks deze rigoureuze voorwaarden schijnt men
in België met het resultaat nogal-verheugd ‘te zijn en wijst
men op de leening der stad Parijs, die aan rente niet min-
der dan 11 pCt. kost. Voorts zal men vermoedelijk binnen-
kort een nieuwe Fransohe leening introduceeren; men
spreekt’ van 100 tot 150 millioen dollar. ‘Voorloopig dienen
al deze leeningen niet anders dan tot consolidatie van
oude voorschotten.
Te o n z e n t is het verloop van de mwrkt als geheel
uiterst rustig geweest. Voor staatsfondsen
heeft de goede stemming aangehouden, ondanks het feit, dat de geldinarkt

112

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

ieti hoôgtre noteeringen te aanschouwen heeft gegeven.
Vermoedelijk is dit echter een voorbijgaan.d verschijnsel,
in verband staande met de eisohen voor de stortingen op
de toewijzingen van de Staatsspoor en Billiton-obligatiëii;
het hiervoor benoodigde geld zal wellicht ibinllen enkele
dagen langs de verschillende kanalen weer •de open markt
bereiken. In verband met deze opvatting kan ook de
voortdurende vraag naar 7 pCt. obligaties wordenver-
klaard; alleen echter de goede soorten komen voor be-
legging in aanmerking.
Buitenlandscke staatsfondsen
hrbben geenerlei belang-
stelling getrokken; slechts bestond er een weinig animo
voot Brazilianen.

25Jan. 28 Jan. 31 aan.
Rijzing
dalin

5
O/
0
Ned. W. Sch.

1918 85

85

84
18
/i,_ ‘/i
e

4%
0
/0 ,,

,,

,,

1916 85

86’14

85116 + ‘ho
4

0/,, ,,

,,

,,

1916
7681
g

77
1
12

77
1
1

+
3%
°
/o

64

63
3
14

63214 – 11
4

3

0/

,,

,,

53
1
I16

54

54
5
18

-4-
l’/is
2
1
/2
°/o Cert.. N. W. S. . . ..
45

4611

461/s + 1
2
18
5
0
/0
Oost-Indië 1915 …. 90

90’18

90’12 + 112
4
Olo
Hongarije Goud ….

6Iio

7
7
18

7
7
18 +
1
11
116
4 01 Oostenr. Kronenrente

3
1
18

311

3818

5 01 I{usland 1908 ……8

81
8

8% + /4

4%
0/
Iwangorod Dombr

7 ‘li

8

Gil,

01
4

4 °/o Rusland Cons. 1880

6
1
12

6’18

6’114 – 7/
4
0
10
Rusi. bij Hope & Co.71/8

72/

7Ii,
+ ‘his
4
O/
Servië 1895 ……16
2
/
4

1611
2

16112

1
1
4

4%
0
10
Ciina Goud 1898 .. 55’1

56
1
f,

56
1
1,6
+ 131 16

4 01 Japan 1899 ……..52’/2

53

53

+ 112
4
0
10 Argentinië Buitenl

55

54
1
12

54

– 1
5

0
10 Brazilië 1895 ……45’/2

46’12

46
7
18 +
1′!.
5

°Io

,,

1913 ……51
8
/4

5114

51
5
1

De
suikcr,narlct
heeft een kalm verloop gehad. De no-
teeringen voor Cubasuiker, hoewel als regel lager uit
Amerika geseind, hebben hier aan de markt geen aibreuk
gedaan. Daarvoor was men te zeer ingenomen met de be-
richten van afdoeningen van een derde gedeelte van den
nieuwen oogst .door de V. J. S. P. tot prijzen, die een zeer
behoorlijke winatmarge laten. Echter heeft zich een ‘betee-
kenende hausse niet kunnen inzetten, eenscieels als gevolg
van de apahie, die de faits et gestes van het publiek nog
kenmerkt, anderdeels in verband met de opvatting, dat een
verdere, reactie ian den suikerprijs op Cuba ook wel eens
onaangename gevolgen voor de Javasuiker zou kunnen
uitoefenen. De grondtoon was echter .gedecideerd vast te
noemen, speciaal voor aandeelen- Koloniale Bank en aan-
deelen Poerworedjo.
De
Petroleunz-afdeciing
was mede vast van toon. Na een
aanvankelijk vrij scherpe reactie heeft deze rubriek zich
ten volle kunnen herstellen, zoodat de slotkoersen die van
de vorige beriohtsperiode overtreffen. De daling van den
prijs, van stook-olie wordt thans niet meer als een factor
van zoo groote beteekenis beschouwd, omdat men aanneemt,
dat de directies der petroleum-ondernemingen middelen
zullen weten te vinden om hun bedrijven, ondanks het ver-
minderde afzetgebied of ‘de geringere winstmarge op den
verkoop van dit speciale artikel, toch nog loonend te kun-
nen houden.
De Roemeensche soorten konden niet in gelijke mate
in het herstel deelen, doch verbeterden toch ook hun
koers. –
Een opvallend vaste stemming is ontstaan voor
Tabaks-
waarden,
vooral voor de ,,zwaardere” soorten onder deze
fondsen. Wel is waar is de tendens hier nooit zeer Zwak
geweest, doch thans is wel een scherpe tegenstelling met
de houding van de overige markt ontstaan. Als eerste oor-
zaak voor deze houding moet wel worden genoemd de om-
standigheid, dat het product der Sumatra-maatschappijen
van superieure kwaliteit is, waarbij de verkoop-orgnisatie
bovendien zoo geregeld is, dat van erhstige concurrentie
vrijwel geen sprake kan zijn. Daarenboven speelt de markt-
technische positie hier een rol, daar er bijna geen mate-
•riaal aaflwezig is, om aan de vraag eenigsins te voldoen.

• ‘ ‘ 25 Jan. 28 Jan. 31J
an
.R0f

Amsterdamsche Bank …. 177 178 ‘178 + 1
Ned.Handel-Mij. cert.v.aand. 192’/ 193
1
t1,6
194
1
14
+ 2
•Rotterd. Bankvereeniging.. 12981
4
129′!, , 129 –
•Amst. Superfbsfaatfabriek.. 126
0
1s 125

126
1
!, + 1/

Van Berkel’s Patent ……99

100

99

Insulinde Oliefabriek …. 81’12

84/4

84

+ 2′!,

Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand. 92

90

90

– 2
Ned. Scheepsbouw-Mij …. 89
1
12

90

91’14
-1-
2’/
Philips’ Gloeilampenfabriek 455

486

469

+
4

R.S. Stokvis.& Zonen …. 563

565

567

+
t

25Jan. 28 Jan;
31 Jan.
Rijzingof
Vereenigde Blikfabrieken

1021

104
1/4

108
1
14

+
5
1
12
Compania MercantilArgent

16011
4

162
1
1,
166
7
1

+
61,
Cultuur-Mij. d. Vorstenland

236

23311
4

237

+
1
Handelsver. Amsterdam

574

573
579
1
12

+
5
1
1t
HoIl. Transatl. ilandelsver.

56

52
53

+
3
Linde Teves
&
Stokvis ..

139

140
140

+
1
VanNierop&Co’sllandel-Mij

95

99
981

+
3114

-Tels
&
Co’s Handel-Mij


78

86’12
92

+
14
Gecons. bIl. Petroleum-Mij

211
31

21511
2

219’1

+
78/s

Kon. Petroleum-Mij . ……

552

667′!,
571′!,

+
19′!,
Orion Petroleum-Mij…….60

59214
59’12

1
12
Steaua Romana Petr.-Mij

124
1
18

124
1
/s
123


1118
Amsterdam-Rubber-Mij…..137
1
/
4

13221
4

134

– 3,14
Nederl-Rubber-Mij.

…….

74
1/,

691
69
1
12


5′
Oost-Java-Rubber-Mij.

….

224′!,

216 210


14’12
Deli-Maatschappij

……..500

498
1
1,
513

+
13
Medan-Tabak-Maatschappij

311

316
1
12
326

+
15
Senembah-Maatschappij

625

624 648

+
23

Scheepvaartwaarden
hebben zich over ‘het algemeen kun-
nen herstellen, vooral aandeelen Koninklijke Hollandsche
Lloyd, nadat de directie in een interview
heeft verklaard,
dat aandeelhouders een zeer bevredigend
rendement over
het loopende jaar tegemoet kunnen zien.
Overigens is de
vraag voor scheepvaartwaarden nog niet bijster groot ge-
worden, inu de handelsbetrekkingen op internationaal
ge-
bied nog niet veel gelegenheid ‘bieden loonende vrachten
te bedingen en de concurrentie steeds meer het hoofd be-
gint op te steken.

25 Jan. 28 Jan. 31 Jan.
g
°

Holland-Amerika-Lijn

….

264
1
12

270
1
1,
269

+4
1
1,
gem.eig. 253

260 256

+
3
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij.

165

165
165
bIl. Alg. Atl. Stoomv.-Mij

20

20
20
Hollandsche Stoomboot-Mij

1091

109
1
1
108
3
I


1
Java-China-Japan-Lijn

179’1

180
180111

+
1
Kon. Hollancische Lloyd

99
11

92
1
14
98$14

– lls
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

..

137

139 135


2
Koninkl.-Paketvaart Mij..

152

157
154′!

+
2’/
Maatschappij Zeevaart …. 164

164
164
Nederl.

Scheepvaart-Unie.
.
174

171
3
/,
170814


311
4

Nievelt

Goudriaan

……290

271
271


19
Rotterdamsche Lloyd……169

170
16811,


‘bi
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg” 138

138
138
,,

,,

,,Nederland”

..

200

201
1
1
290112

+
1
12
,,

,,

,,Noordzee”

– .

54
1
12

54
1
1
54
1
12
,,

,,

,,Oostzee”

– .
..

137

136 136


1

Industrieele ondernemingen
blijven verwaarloosd; vooral
aandeelen Philips Gloeilampenfabrieken ‘moesten
af en toe
een veer lateh.
De
,&merikaansche markt
bleef zeer stil en zonder in-
grijpende variaties.

25Jan. 28Jan.
31 Jan.

American Car
&
Foundry..
148 145


14411

Anaconda Copper

……..
88′!,
89’11,
92111,
+
371

Un. States Steel Corp. ….
9811/,,
97118
978/


1
1
1,
Atcbison Topeka

……..
98/,
9681s

96
7
1


2
Southern

Pacific

,
…….
90 90
9118

+
1
7
/,
Union Pacific …………
141″!,,
138
1
11,
140

– 111116
Int. Merc. Marine orig. Corn.
17
1
!2
17
17
1
1

—’/s
prefs.
71
71 71

De
geldnoteering liep
tegen het einde’ der berichtspe-
node iets op; prolongatie 4 pCt.


GOEDERENI-IANDEL.

GRANEN.
Wegens uitstedigheid was otze medewerker tot ons leed-
wezen verhinderd deze week het gebruikelijk overzicht
samen te stellen.
Men zie voor den staat volgende pagin.

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 26 Januari 1921.
Noteeringen van Amenikaansche katoen zijn gedurende
de laatste week bijna dagelijks gedaald. Hoewel de berich-
ten uit Amerika beter zijn, is de toestand in Lancashire
nog weinig veranderd en zijn de vooruitzichten verrd van
gunstig. De daling in New York is daar een gevolg van
groote liquidaties, speciaal van Maartcontracten, terwijl
de voorraad daar ook nog al groot is. Het. Censunbureau

2 Februari 1921

ECONOMISCH-STA1:’ISTISCHE BERICHTEN

113

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Adres

Data

Taru.,e

Mais

Haver

Tarwe

Mais

Lijnzaad
Maart

Jan.
1
Mei
1
Febr.
1
Febr.
1
Febr.

29Jan.’21
163
65/2
4)

42
1
/4
17,05 9,25 13,75
22

,,

’21
167
681184)
44114
18,25
10,20
16,25
29Jan.’20
226
147
83
1
/l
14,-
6,35
24,50
29Jan.’19
226 12618
561s

10,55 4,70
18,608)

29 Jan.’18
220
127′)
80/8
12,50 6,90 19,10
20Juli’14
82

1)
5611
8
1)
361,

)
9,402)
5,382)
13,70
2
)

Locoprijzen te Botter dam! Amsterdam.

Soorten.
31 Jan.
1921
24Jan.
1921
31 Jan.
120

Tarwe……………’)
22,-
23,25

Rogge (No. 2 Western)
2)

22,-
23,50

Mais (La Plata)

.
……
2
)
278,-
278,-
318;-

Gerst (48 ib. feeding) ..’)
310,- 315,-
440,

Haver (38 ib. white cl.).
.1)

15,-
15-
20,-
Lijukoekén (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)
1
)
202,50
200,-
212,50
Lijuzaad (La Plata)..
.
.)
1

390,-
425,- 810,-
1)
per Dec. ‘) per Sept.
8)
per Maart
4)
per Mei.

1)
p. 100 K.G. ‘) p. 2000 K.G.
2)
p. 1000 K.G.
4)
per
1960 K
.G. *) Hard/Red Winter Wheat nr. 2.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

A,tlkelen

Rotterdam

Amsterdam

Sedert

Overeen1.

24-29 Januari

Sedert

Overeenk.
1
Jan. 1921

tijdvak 1920

1921

t Jan. 1921
1
tijdvak 1920

Totaal

1921

t

1920

58.994 31.771

978
5.200
59.972
36.971
.
11.917

– –

11.917

Boekweit
329 1.634
– –

329
1.634

Tarwe ………………448

1.292
45.448
28.943
1.384
6.511
6.043
51.959
34.986

Rogge ………………354

6.321
33.806

– –

33.806

74
315 9.003
275
419

734
9.003

Mais

………………

Lijnzaad …………..

8.211
2.522 5.000 13.043

21.254 2.522

Gerst

………………
Haver

……………….

Lijnkoek …………..
5.185
11.912

2.730
870
7.915 12.782
62

..

643
1.200
– –

643
1.200
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten
30
2.447 3.190

– –
2.447 3.190

geeft 12.016.000 balen aan, die tot 15 Januari gegiud zijn, tegen 10.307.000 balen over dezelfde periode van het jaar
daarvoor. Egyptisehe katoen is zonder vraag en prijzen
zijn opnieuw gedaald.
Prijzen van Amerikaansohe garens zijn weef 1 d. per ib.
gedaald zonder dat de vraag daardoor verbeterd is. Dit is
zeer teleurstellend voor de wevers, daar hun oude con-
tracten nu weer alle te duur zijn en men in de daling juist
nog al gekocht had om den gemiddelden prijs te verbete-
ren. Onder deze omstandigheden is de vraag voor het bin-
nenland dan ook niet groot, hoewel enkele belangrijke
voorraden tot heel lage prijzen verkocht zijn, waarschijn-
lijk om geld te maken. Wat den exporthan.del betreft is er
alleen nog wat vraag voor het Verre-Oosten in 4012 voor
Bonibay. In grove nummers, zoowel enkel als getwijnd,
heft men nog al last van de niededinging van België,
Frankrijk en Duitschland, waar prjzen lager zijn dan hier.
Er worden nog enkele zaken gedaan op Holland en ook
in de fijnere nummers naar Duit.schland, doch anders staat
de ‘handel vrijwel stil. Voor de Balken is wat vraag naar
extrahar•d getwijnde garens en men zou meer kunnen doen, indien de financiecle omstandigheden daar niet zoo ongun-
stig waren.
De doekmarkt is ook nog niet verbeterd. De financieele
toestand blijft slecht en de geldsohaarsohte h’ecf t een ongun-
stigen invloed op alle markten. Bovendien blijft de markt
hier flauw, zoodat koopers ook geen haast hebben om
hunne behoeften te dekken. Er zijn dan ook slechts weinig
zaken aan de markt en de vooruitzichten zijn niet heel
gunstig.

19Jan. 26Jan.

19 Jan. 26Jan.
Liverpoolnoteeringen.

T.T. op Indië …. 11511
4
115
2
18
F.G.F. Sakellaridis 23,00 21,50 T.T.opHongkong2/11 2/10
G.F. No. 1 Oomra 6,10 5,75 T.T.op Shanghai 3111 3110

Men zie voor den
,
staat volgende pagina.

SUIKER.

NOTEERINGEN.

Data
Amster.
dam
‘Cl
‘oopende

Londen Nee, York
96pCt.
Centrt-
T
ate,
Cube

White Java
fob. per

-.
1
Amer. Gui.
1
nulotcd
ciI’.
maand
No.

Febr.,’ Maart
Febr/Maart
fugala

Sh.
1

5h.
5h.
$
ets.
26Jan. ’21
f

761-I
361-

5,1315,21
19Jan. ’21
,,


761-1
371-



5,39
26 Jan. ’20

721-1


13,04
26Jan. ’19
,,


64191

.


7,28
11 Juli ’14
,,llhhIrl

1



3,26

De opbrengst ‘van des D u i t z c h e n hietsuikeroogst wordt thans door F. 0. Licht op 1.085.000 tons geraamd,
terwijl volgens denzelfden statisticus de oogst van alle
uropeesche bietsuikerlan.den in het geheel 3.680.000 loos

zal opleveren, hetgeen tegenover 1919/’20 eene toeneming
van iets meer dan 1 millioen tons zoude beteekenen.
Dientengevolge waren de zichtbare voorraden aan het
eind van het afgeloopen jaar belangrijk igrooter, n.l.;

1920

1919

1918
Duitschiand 1 Dec. .. 834.431

437.387

770.387 tons
Tsjecho Slowakye 1 Dec. 618.751

417.186

400.000*
Frankrijk 1 Nov ….. 124.869

33.136

18.000*
Nederland 1 Jan, ’21.. 166.218

81.878

70.081
België

1 ……187.160

103.058

72.424
Engeland 1 ,…..394.688

314.70(.§ 396,694

Totaal in Europa 2.326.117 1.387.345′ 1.727.586 tons

V. S. v. N. A. 6 Jan. ..

59.196

8.611

9.445
Cuba, alle hav. 22 Jan. 210.000

241.164

180,531

Totaal ……. 2.595.313 1.637.120 1.917.562 tons
t)
Raming. §) Voorloopig getal.

De A m er ‘ik aan s ch e markt verkeerde in flauw
stemming en werden van New York aldôor verder afbrok-
kelende noteeringen gesein.d; de noteering voor Spot
Centr. liep terug van 5,39 tot 5,01, terwijl de prijzen voor suiker op termijn daalden tot 3,95 voor Januari, 4,32 voor
Juli en 4,40 voor Aug. Nadat op deze basis eenige afdoe-
ningen plaats gevonden hadden, viel eene kleine verbete-
ring te bespeuren en konden zich de prijzen ietwat her-
stellen.

Zoolang de Amerikaansche markt nog van oude voor-
raden voorzien is en de binnenkomende bietsuikeroogsten,
alsmede het op Cuba liggende restant van den ouden oogst
nog niet verkooht zijn, schijnen de ongunstige heriohten
uit C u b a over de nieuwe campagne geen stimuleerenden
invloed te kunnen uitoefenen. Zooals uit de volgende sta-
tistiek blijkt, blijven de wekelijksehe ontvangsten op dit
eiland nog steeds ver ten achter, vergeleken bij die van de laatste jaren:

6 havens

1921

1920

1919
Weekontvangst tot22 Jan

63.000 141.218 101.620 tons
Tot, sedert 22 Jan. ’21 ..

141.000 550.000 321.352
Werkende fabrieken

125

176 .

167
Weekezport .. 22 Jan.’21

10.000 111.466

44.366
Totaal export 22
,,
’21

29.000 278.564 138.579
Export U. K. tot 2 8 Dec. ’20 502.010 603.033 890.819
,,
Frankrijk,,28
,,
3
20

57.821 158.312

37.641
Totale voorraad 22Jan.’21 257.000 241.164 180.351

In tegenstelling met New York ‘had de suikermarkt in
J a v a een vrij vast aanzien’. Er hadden rweer afdoeningen
plaats van suiker uit den nieuwen oogst op de oude prijs-
basis, terwijl zich eenige vraag voordeed van Britseh-
Indisohe ‘zijde voor .prompte suikers, waarvan dan ook een
en ander afgedaan werd tot de pariteit van
f
25.-126.-
fob.
Op de markt te onzent ‘vonden geen omzetten van be-

“7

114

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Februari 1921

teekenis plaats. Ja.vasuiker op ceel werd aan het einde der
week met
f
41.– genoteerd.

(Vervolg Katoen.)
Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middilog Uplands).

31Jan.’21 24Jan.’21
17Jan.’21
3lJan.’20131
Jan.’I9

New York voor
Middling

..
14,300
16,850
18,05 c
39,—
0
26,950
New Orleans
voor Middling
14,— c
14,50c 15,25c
39,88e
27,500
Liverpool voor
-Fy Middling
9,40d 9,78d
11,59d
29,56d
17,66d
2

‘)
30 Jan. 1920.
2)
Middling.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche
havens.
(In duizendtallen balen).
1 Aug. Ov.rccnhom.,tige perioden
ol
28 Ja
t
n. 21 1919.1920

1918-1919

Ontvangsten Gulf-Havens..
3145 2833 2180
Atlant.Havens
876
1934
1226
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1042
1928
1245
‘tVasteland.1,
99
91

Japan ete…
1791
3
1756
1158

Voorraden
in
duizendtallen
28 Jan.’21 30 Jan. ’20
1
31 Jan, ’19

Asnerik. havens ……….
1492
1425
1365
Binnenland …………..
1640
1216
1423
.

60
88
New York ……………94
.
.

030.
443
427
New Orleans ………….450
Liverpool

……………
.

976
456

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.
In binnenlandsche huiden bestaat meer interesse en
dank zij de tegemoetkomende houding van verkoopers kwa-
men enkele zaken tot stand, zoowel voor Duitseliland als
voor het binnenland.
Een partij van D. R. 4000 Parnahybas aangevoerd per
Cuthbert werd af kade verkocht.
Van de disponible Concordias kwamen 500 tot afdoening.
Liverpool en Antwerpen melden verkoopen vdn Monte-
video Mataderos, oude slachting.
Voor de veiling van Dinsdag 1 Februari bestaat veel
belangstelling en wij. verwachten kooplust op lagere prijzen.
Iii Ja n d s cli e It u i d en: flauw, Parijs gaf een dali»g
van 15 pCt. voor huiden, 10 pOt. voor kalfsvellen. De
stijiging der Fransche valuta zal ook wel mede de oorzaak
dezer daling zijn.
K al f s ve 11 e n: Voor vette en grasvdflen nauwelijks
prijshoudend, voor’ nuchteren vast, doch door de daling
van den Dollarkoers zijn hoogere prijzen niet door te zetten.
L
00
is ‘to f 1 en: Quebracho, •de in Engeland van gou-
vernementswege bij inschrijving verkochte, tot geheimen prijs, wordt op £ 30 gehouden, c.i.f. Holland, in Engeland
gewogen. Voor dezen prijs zijn ook offerten op levering
van Argentinië, inladling gewicht. M.imosa met veel vraag
voor Choped loco, doch de prijzen zijn te hoog om tot
zaken te komen. Myrabolanen offreert men bij grootere
partijen
ft
819 gulden per 100 kilo. Divi-divi is gedaan op
17-18 gulden, van Curaçao.
29 Januari 1921.

RUBBER.
De prijzen van ribber zijn in de afgeloopen week verder
gedaald en bevinden zich weder op ongeveer hetzelfde niveau
als aan het einde van 1920.
De inschrijving te Aristerdam bleef geheel zonder resul-
taat. Slechts 50 tons van de aangeboden 100 tons verdn
verkocht.
De noteeringn zijn:

einde vorige week:

Prima Crêpe loco ……….85

c
.
……….68

c.
Januari/Maart

64

, ………..69
1
12
April/Juni ..

68

,……….. 71

Smoked Sheets loco ……..59

,………..
60
1
/2
Jan,/Maart . – 57112 ,………..
83
Apr./Juni

5811
, ………..66
1 Februari 1921.

COPRA.
De markt was deze week weder flauw gestemd. Corssu’
menten koopen nog steeds vrijwel niets, vooral daar de
afzet van de producten zrioeilijkheden ondervindt.

De vrachten van Ned. Indië zijn sterk verlaagd en ook
de Coprahprjzen in Indië zijn dalende.
De noteeringen zijn:
Ned.-Ind. f.m.s. stoomend …………..
1
37,75
Januari/1aart ……….,, 37,50
Februari/April

……..,, 37,25
Mixed loco

……………………..,, 35,-
1 Februari 1921.

JAVA
THEE.

(Opgave Pakhuismeesteren van de Thee.)
(Herleid tot 111 Kisten.)

Voorraad 31 December 1920 …………117171

Sedert aangevoerd {

}………..
130105

247276
Sedert afgeleverd ………………….14079

Voorraad heden ……………………. 233197

Waarsan in de eerste hand …………169970

31 Januari 1921.

KAPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebrs. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 1 Januari 1921.

Voorr. Aanv. Verk.
Voorr.

Importeurs: 1 Jan.
tot tot
op

1921
31Jan.
31Jan.
31Jan.

H. G. Th. Crone ……..
507 789
48
1248
Van Eeghen & Co. ……
334
4046
3650 730
Hoving & Beer……….
200


200
Internationale Prod

Cie
1058
– –
1058
Mendes De Jong
&
Co

636
636

Mirandolle Voûte
&
Co
2253
1274
1792 1735
Ned. Mij. .v Overzeehandel
500


500
S. L. van Nierop
&
Co
933

148 785
Voute
&
Co………….

1200
1200

Weise
&
Co………….
270
2151 1935
486
J. Zwaardemaker Hzn

240
112 128

6055 10336

9521

6870

VERKEERS WEZEN.

SCHEEP
VAART.

GRAAN.

Data
Petro-
grad
Londen/
R’dam

Odes,a
Rotte,-
dom

Au.
KU3t
Ver. Stalen
San Lorenzo
Rotte,.

l

Bristol
Rotte,.
Enge.
dam
Kanaal
dam
land

24129 Jan.

1921



61–
3216 3216
17122

,,

1921

-.
71-
619
351.-
351-
26131 Jan.

1920


1)
1
66
2)
816
2201– 2)10716
27 J.11 Feb.

1919






Juli

1914
lid.
713
l/ii’/
1111
1
/
121–
121-

KOLEN.

Cardul

1
Oo.,tk. Engeland

Data
Eo,-
deaux
Genua

Port
Sald
La

1

Plata
Rivier
Rotic,.
dam
1Colhen. burg

24129 Jan.

’21

1716

1716 713

17122

,,

’21
7
1
6

1716
151–
1716
81–

26131 Jan.

’20
57
;
6
6716
701–
3716
f
12
Kr. 50 27 J.11 Feb. ’19
54/–
10113
1001–
601–
f
10
Kr.56
Juli

1914
Ir.
7,—
71–
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

Bombag
Birma
Vladivo.
Chili
Dota
West
Weit
stork

1

West
Europa Europa
West
Europa
(d. w.)
(rijst)
Europa (salpeter)

24129 Januari 1921 ….
8216


451′-
17122

,,

1921….
3716


50/-
29131 Januari 1920….
1401–

– –
2001-
27 Jan.11 Feb. 1919….




Juli

.
1914….
.
1416 1613
251– 2213

‘) Per, ton stukgoed. ‘) Voor Britsche schepen.
Graan Peirogrtsd per Quartet Oon 496 da. waar, Odessa per unil. Ve,. Stalen
per guarte, van 480 lbs zwaar.
Osierige noteeringen per ton ijan 1015 K.G.

Auteur