.
ECONOMISCH=STATISTISCHE
—
S
t
–
27 augustus 1969
54ejrg.
No. 2710
Verschijnt wekelijks
.
Het schaarste-syndroom
,,In welke mate is onze economische orde geloofwaardig?”. Deze, voor
–
COMMISSIE VAN REDACTIE:
vele economisten nogal provocerende, vraag stelt Prof. ‘Dr. H. J. van
Zuthem zich in de rede bij zijn intree als buitengewoon hoogleraar in de
H. C. Bos; R. Iwema; L. H. Klaassen;
H. W. Lambers; P. J. Montagne; A. de Wit
bedrijfssociotogie aan ,de T.H. Delft
1
.
In ieder geval zijn het
niet
de in-
komensverschillen die deze geloofwaardigheid aantasten.
Van Zuthem
haalt een onderzoek aan naar opvattingen over medezeggenschap. Daaruit
REDACTEUR-SECRETARIS:
‘
–
P. A. de Ruiter
.
blijkt o.a. dat de bestaande machtsongelijkheid
in principe
door werk-
‘
nemers wordt aanvaard, in weerwil van vele detailkritiek. Ook andere
ADJUNCT REDACTEuR-SECRETARIs:
gegevens schijnen te wijzen in de riêhting van ,,een niet geringe geloof-
•
J. vân der Burg
‘
–
waardigheid van onze economische orde”, ondanks veel kritiek op en ook
veel wantrouwen in de dragers van de economische macht.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
Hoe komt het nu dat onze economische orde in de ogen van vele mensen
F. Collin; J. E. Mertens de Wilmars;
kennelijk toch wel geloofwaardig is? Van Zuthem neemt geen genoegen
J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick
met devoor de hand liggende, veelvuldig geventileerde, opvatting dat deze
geloofwaardigheid zou worden verklaard door ,,de toenemende zorgvuldig-
SECRETARIS COMMISSIE VAN ADVIES VOOR
held waarmee de belangen van werknemers worden behandeld”. Integendeel,
BELGIË:
zo’n verklaring wrijft hij een zekere oppervlakkigheid aan, om vervolgens
J. Geluck
wat dieper in te gaan op het begrip geloofwaardigheid. Hij zegt dan:
S
,,de samenleving zelf presenteert ons een interpretaiie van de werkelijkheid.
Hiermee heeft de samenleving nogal wat invloed op de ideeënvorming….Er
zijn allerlei krachten werkzaam, die de mensen gericht houden op een bepaalde
definitie van onze economische werkelijkheid, die resulteert in een min of meer
_ _
___ ___________________
-iu:t.iui.
algemeen gekoestérde opvatting”.
Het centrale punt in de collectief gekoesterde opvatting over onze eco-
nomische werkelijkheid, wordt gevormd door de idee vn
de
materiële
Het schaèrste-syndroom ………..817
schaarste,
aldus Van Zuthem. Het zou deze idee zijn die zo centraal en
Dr. W. 0. C. thoe Schivartzenberg:
beheersend is voor ons denken en handelen, dat zij
–
attentie, H.H. econo-
misten!
–
geen voorwerp van kritiek en bezinning meer is, hetgeen belang-
De Franse devaluatie en de gemeen-
rijke gevolgen heeft voor het fiinctioneren van de economische orde.
,,Is
schappelijke landbouwpolitiek ….
818
er geen einde aan de ontwikkeling van behoeften, ook niet wanneer de span-
Prof. Drs. J. Brands:
nidgen hierdoor m.b.t. het leefklimaat en in de relatietot de ontwikkelings
Openheid bij de naamloze vennoot-
landen steeds groter worden?”. Een ander gevolg is dat het primaat van de
schap (het jaarverslag 1968 van de
economische groei buiten de discussie blijft (Van Zuthem ziet hier toch wel
SHV)
…………………….822
de recente belangrijke discussie, bij de economisten door Mishan geinitieerd,
over het hoofd). Hij vraagt zich in dit verband af of we ons geen schaarste
Prof. Dr. J. Wemelsfe/der:
–
aanpraten en of het wel waar is dat onze economische orde in dienst staat
De oleiding tot econoom in een
van behoeften die door de mensen zélf worden gedirigeerd. (Van Zuthem
neo-marxistisch land (Joegoslavië),
overdrijft wanneer hij stelt dat de opvatting, dat het marktmechanisme
vergeleken met Nederland ……..826
reageert op de wensen van de consumenten,
de
gangbare is. Ook de econo-
misten gaan steeds meer hun oude axioma’s ter discussie stellen. Hij vor
N o t
i
t
i
e
:
‘
hierbij trouwens zelf Galbraith ten tonele).
Het
handelsverkeer
in
agrarische
Het is volgens hem juist’ vanwege de idee van de materiële schaarste,
produkten
tussen
Nederland
en
dat onze economische orde niet in staat is ‘een goed evenwicht tussen maten-
Frankrijk
………………….820
ële welvaart en welzijn te bewerkstelligen. ,,Sociologisch gezien kan hierin
M e d e d e 1
i
n g e
…………..
828
alleen verandering komen, wanneer de geloofwaardigheid van onze econo-
mische orde wordt aangetast via een proces van bewustwording”. Tot die
E «o n o m
i
S
ch
-5
t a t ï
S
t
i
s c h e
bewustwording draagt Van Zuthems overpeinzing niet weinig bij.
berichten
………………829
•
Geld- en kapitaalmarkt.. 830
–
dR
De geloofwaardigheid van onze eëonomische orde.
J. H. Kok, Kampen 1969,
27 blz., f. 1,95.
–
817
1
.
.
S
(.
1 1
l i’i. 1..
Ae gemeenschap’pefijke ‘landbouwmark
Het is er dan toch van gekomen: één van de EEG-landen
heeft zijn muntpariteit gewijzigd. Na de Engelse devaluatie
in november 1967, werd ongeveer een jaar later een nieuw
hoogtepunt van valuta-onrust bereikt, waarbij de Franse
frank en de DM in het geding waren. Voortdurende over
–
schotten op de Duitse handelsbalans en een bijzonder
sterke afvloeiing van goud en deviezen uit Frankrijk dreig-
den het internationale handeisverkeer te verstoren. De
neerwaartse druk op de frank en de opwaartse druk op de
DM werden nog gevaarlijk vergroot door enorme specu-
latieve kapitaalbewegingen: vlucht uit de frank en massale
toestromingen van deviezen uit alle landen naar West-
Duitsland. Algemeen werd in oktober 1968 een devaluatie
van de Franse frank en een revaluatie van deDM verwacht.
Dit is toen niet gebeurd omdat de Franse president ,,non”
zei en de Bondsregering zich hardnekkig bleef verzetten
tegen revaluatie. De- economische onevenwïchtigheid op
het internationale, vlak was evenwel een feit dat niemand
kon negeren.
In deze situatie heeft men getracht door kunstgrepen
het internationale handelsverkeer te hulp te komen. Frank-
rijk trachtte door tijdelijke exportsubsidies en krediet-
faciliteiten zijn 1oncurrentiepositie in het buitenland te
verbeteren, terwijl Duitsland een pseudo-revaluatie toe-
paste door zijn export met een heffing van 4% te belasten
en zijn import met een zelfde percentage te subsidiëren.
Landbouwprodukten waren van deze regeling uitgesloten.
– De monetaire toestand bleef evenwel labiel, waarbij voort-
durend rekening, werd gehouden met de mogelijkheid van
– devaluatie van de frank en/of revaluatie van de DM. De
zwakke positie van de Franse frank had ook een ver-
storende invloed op de gemeenschappelijke graanmarkt.
De prijs van in andere EEG-landen op termijn gekocht
Frans graan was als gevolg hiervan lager dan de inter-
ventieprijs, waardoor in deze landen het inheemse graan
van de markt werd verdrongen en grote hoeveelheden voor
interventie werden aangeboden.
In dit licht bezien kan de toch nog verrassende beslissing
van de Franse regering op 8 augustus om de frank met
11,11% te devalueren
1
slechts worden toegejuicht. De het
vrije handelsverkeer verstorende subsidies van de Franse
export kunnen nu worden opgeheven, terwijl het disagio
van de termijn-frank door de herwaardering zal verdwijnen.
Door de strikte geheimhouding van de devaluatie heeft
Parijs een massale speculatie tegen de frank weten te voor-
komen, zij het dat Frankrijk niet aan zijn verplichting
heeft voldaan om de Europese Con,missie en de andere
lidstaten van te voren over zijn plannen in te lichten.
DE ACHTERGRONDEN
VAN
DE
DEVALUATIE
In Frankrijk hadden de meistakingen in 1968 tot gevolg
dat de lonen zeer sterk stegen, hetgeen infiatoire tendenties
met zich bracht. Om het produktieverlies van de stakingen
op te vangen, waren grote importen noodzakelijk, hetgeen
leidde tot een sterke vermindering van de Franse goud- en,
r
.
deviezenreserves. Deze vermindering werd nog bevôrderd
door kapitaalvlucht als gevolg van speculaties tegen de
frank.
Als gevolg van een en ander werd de Franse frank in
vergelijking met andere valuta’s hoe langer hoe meer
een overgewaardeerde munt, hetgeen de Franse export be-
moeilijkte en de invoer in Frankrijk stimuleerde. Een deva-
luatie van de frank die het geleidelijk ontstane verschil
compenseert, zou de reële concurrent ieposit ie weer recht
trekken. Uit dit oogpunt beschouwd, is het nadeel dat de,
handelspartners’van Frankrijk als gevolg van de devaluatie
ondervinden van het relatief goedkoper geworden Franse
aanbod, economisch te verdedigen. De herwaardering
biedt immers de, mogelijkheid de internationale concur-
rentieverhoudingen te saneren, zodat er een einde komt
aan de voortdurend cumulerende tekorten op de Franse
betalingsbalans. Wél is de devaluatie van deze omvang een
moeilijke zaak voor de buitenlandse aanbieders, die onder
de oude valutaverhoudingen een belangrijke export’ naar’
Frankrijk hebben opgebouwd. Ook hun export naar andere
landen kans als gevolg van de versterkte Franse concurren-
tiepositie ‘èen terugsiag ondervinden.
Ter verwezenlijking van de met de devaluatie beoogde
doelstellingen, t.w. een verbetering van de Franse concur-
rentiepositie in het buitenland en een herstel van het even-
wicht vande letalingsbalans, .is het nodig dat het’Fraise
prijsniveau stabiel blijft, althans zo min mbgelijk stijgt en
dat in het vervolg de prijsstijging in’ Frankrijk gelijke tred
houdt met die in de andere landen.
DEVALUATIE EN GEMEENSCHAPPFÏIJKE
LANDBOUWMARKT
Wij komen nu aan een bijzondere complicatie van de
devaluatie, nI. het Franse lidmaatschap van de Europese
Gemeenschap. In de EEG is de landbouw reeds vérgaand
geïntegreerd. De in Brussel vastgestelde, uniform voor het
gehele EEG-gebied geldende, landbouwprijzen zijn uitge-
drukt in R.E.
2
De nationale valuta’s van de lidstaten zijn
in een vaste verhouding aan deze R.E. gekoppeld
3
. Dit
brengt met zich, dat na een devaluatie in één lidstaat de
boeren i/i het desbetreffende land meer geld ontvangen
voor die produkten, waarvoor gemeenschappelijke prijzen
in R.E. zijn vastgesteld. In het geval van een revaluatie is
het net andersom.
De Franse devaluatie dwingt dus tot de onplezierige
keuze uit de volgende twee alternatieven: (1) door vast te
1
Dit betekent, dat voor 1 dollar nu 12% meer (gedevalu-
eerde) franks moeten worden betaald en dat men voor 100
franks 11,11 Y. minder dollars ontvangt.
2
R.E. = rekeneenheid; de waarde hiervan is gelijk aan die van 0,88867088 gram fijn goud. Dit is dezelfde waardever-houding als van de Amerikaanse dollar; men noemt de R.E.
dan ook wel de ,,groene dollar”.
1 R.E. = 1 U.S.A. $ = f. 3,62 = DM 4 = 4,9370 Ffrs
(v66r8 augustus).= Bfrs. 50.
818
/zoudcm aan her getneënschappelijk prijsniveau op basis
van de R. E. wordt de stabiliteit van de prijzen in Frankrijk
door de duurder wordende landbouwprodukten in gevaar
gebracht; (2) bij een politiek tot handhaving van het
Franse agrarische, prijsniveau wordt de gelijkheid van de
agrarische prijzen in de gehele Gemeenschap verbroken.
Hiermede wordt het dilemma van de wijziging van de munt-
pariteit van één der EEG-landen in het licht gesteld. Zoals
uit het voorgaande bleek zou de devaluatie van de Franse
frank tot prijsverhoging.leiden van die Franse landbouw-
produkten, waarvoor door de EEG-Commissie gemeen-
schappelijke prijzen (uitgedrukt in R.E.’s) zijnvastgesteld.
Het is begrijpelijk dat Frankrijk de ‘prijsstijgingen van
deze produkten zo veel mogelijk
wil
beperken. Maar dit
zou – zonder compenserende maatregelen – voor Frank-
rijks partnerlanden onaanvaardbaar zijn. Zij zouden
immers, t.g.v. deze beperking van de
prijsstijging,
moeten
concurreren tegen de in R.E.’s plotseling goedkoper ge-
worden Franse agrarische produkten.
De grondoorzaak van het dilemma moet gezocht worden
in het feit dat met de integratie in de diverse sectoren van
het economischè leven niet in gelijke mate voortgang is
gemaakt. De integratie op het gebied van de landbouw is
nI. veel verder gevorderd dan die op bijv. monetair terrein.
Wij zijn thans nog zeer ver verwijderd van harmonisatie
op het gebied van het economische en monetaire beleid,
laat staan van een monetaire unie. Ook op deze terreinen
zal naar een grote mate van coördinatie moeten worden
gestreefd, wil de integratie een succes worden en wil men
moeilijkheden, zoals die zich thans voordoen in de Gemeen-
schappelijke agrarische markt, vermijden. Dit betekent
evenwel dat de autonomie van de partnerlanden op eco-
nomisch en monetair gebied verder zal moeten worden
beperkt.
DE BESLUITEN VAN DE
EEG-MINISTERRAAD
De voorgeschreven spoedzitting van de EEG-ministers
(van Landbouw en Financiën) na bekendmaking van de
devaluatie van de Franse frank, is een marathon geworden,
die tot
5
uur in de ochtend van
12
augustus heeft geduurd.
Over de volgende door de Commissie voorgestelde punten
Nederlandse uitvoer van agrarische produkten naar Frankrijk, de overige EÉG en de rest van de wereld in 1966, 1967 en
1968 (in
f
mln.). Indeling vlgs. S.I.T.C.-C’ode a)
Naar
Frankrijk
Naar
overige EEG
Naar
rest van de ‘Wereld
1966
1967
1968
1966
1967 1968 1966
1967
1968
217
212 403
828
926
1.129
460
494
502
31
41
37
367
416
493
608
620
621
100
til
121
118
118 132
45
41
41
20
29
43
154
225
334
79.
100
147
Melkenzuivel
………………….
72
87
95
776
836
892
344
370 577
Veevoeders, behalve graan
29
20
24 –
142
140
160
41
50
84
Vlees en vleesprodukten b) …………
43 47
42
96
102
171
220
215
218
Vis en visprodukten ………………
Graan en graanprodukten ………….
25 35 53
248
294 350 256
.377
430
Groenten en fruit
………………..
Tabak
………………………….
18
22
27
82
83
103
76
83
89
Oliën en vetten c) ………………..
Koffie e.d. d) ……………………
62
76
95
344
378
406
341
–
368
379
Sierteelt en diversen
………………
Overige agrarische produkten
.
38
37
41
302
266
305
237 237
269
717
981
3.457 3.784 4.475 2.707 2.955 3.356
Ontwikkelingsindex (1966 = 100) ….
lOO
110
150
100
109
129
100
109
124
Totaal agrarische uitvoer
…………655
In % van totale agrarische uitvoer
…
9,6
..
9,6
11.3
50,7
50,8 50,7
39,7
39,6
38,0
Totale uitvoèr alle goederen………
.2.185
.
2.423
3.178
11.390 12.068
14.163
10.862
11.890
12.854
Nederlandse invoer i’an agrarische produkten uit Frankrijk, de overige EEG en de rest van de wereld in 1966, 1967 en
1968 (in
f
mln.). Indeling vlgs. S.I.T.C.-Code a)
.
Uit Franki’i,jk
Uit
overige EEG
Uit
rest van de Wereld
1966
1967
1968
1966 1967 1968 1966
1967
1968
11
10
23 52
70
87
171
188
207
Vlees en vleesprodukten b)
30
20 42
45
87
140
60
46
10
48
105
215
52
56
96
818
820
727
19
30
31
191
199 197
448 465
479
Groenten en fruit
………………..
Suiker en suikerprodukten
19
18
29
18
22
25
56
70
70
Veevoeders, behalve graan
29
38
34
52
64
74
475 493 568
25
25
27 52
42
43
29
40
50
Melk en zuivel
………………….
Overige agrarische produkten
35
36
46
390 461
–
503
1.650
1.738
1.955
Graan en graanprodukten ………….
Dranken ……………………….
Totaal agrarische invoer ………….
282
447 852
1.001
1.165
3.707
3.860
4.066
Ontwikkelingsindex (1966 = 100)
100
131
207
100
117
137
100 104
110
In
V.
van totale agrarische invoer
.216
4,5
..
5,5
7.9
17,8 19,5
20,5 77,6
75,1
71,6
Totale invoer alle goederen………
.1.746
1.920 2.183
13.935 14.537 15.447
13.342
13.725
15.008
S.l.T.C.
Classificatie voor statistiek en tarief van de internationale handel; hiervan werden overgenomen de secties 0 (voedings- en voedermiddelen), 1 (dranken
en tabak), 4 (vetten en oliën van dierlijke of plantaardige oorsprong), en van de sectie 2 de nfdelingen-21 (huiden cd.), 22 (oliehoudende zaden ed.) en 29 (niet
eetbare ruwe plantaardige of dierlijke produkten, wo. sierteelt). Niet opgenomen werden hout en textielvezels.
Inclusief levende dieren.
Inclusief oliehoudende zaden ed., margarine ed.
Koffie, thee, cacao, chocolade, specerijen, verder ook speciale bereide voedingsmiddelen n.e.g.
Bron: C.B.S.
ESB 27-8-1969
–
819
Het handeisverkeer in agrarische produkten
tussen Nederland en Frankrijk
Bij een zo belangrijke gebeurtenis als de Franse
devaluatie, lijkt het nuttig zich over de betekenis voor
Nederland van de agrarische handelsstromen tussen
de twee landen te oriënteren. Te die,i einde is de
in- en uitvoertabel (op blz. 819) samengesteld. Het
totale Nederlandse agrarische handelsverkeer
–
tnet
Frankrj/k vertoont in de laatste drie jaar (1966-1968)
een aanmerkelijk snellere groei dan. dat met de overige
EEG-landen, dat op’ zijn beurt weer een ‘hoger stjj-
,ijngstempo te zien, geeft’ dan de Nederlandse handel
met de rest van de wereld. Met in 1968 ruim 11%
van de totale Nederlandse agrarische export en bijna
8 % van de agrarische import, is Frankrijk een niet
te verwaarlozen handelspartner. In relatie tot het tota-
le handelsverke’er met Frankrijk is onze agrarische
export eveneens relatief belangrijker (ca.
1/3
van het
totaal) dan de agrarische import.
De Nederlandse vleesuit voer naar Frankrijk
bedr’oeg in 1968 ca. 40 % van de totale agrarische
uit voer naar Frankrijk. Blijkens nevenstaande speci
–
ficatie is de export van varkensvlees zeer belangrijk.
Het is niet uitgesloten, dat de door Frankrijk te
verlenen subsidie op gei’inporteerd varkensvlees
alleen het verschil in kosten van het vervoerde graan
zal compenseren. Daar de voederkoilen hoogstens 213
van de totale produktiekosten bedragen behoort in
dat geval een beperkte prijsverlaging van de Neder-
landse varkens in Frankrijk niet tot de onmogelijk-
heden. Als de Franse subsidie niet tot het graanelement
beperkt blijft, ligt de zaak voor Nederland uiteraard
Export van de belangrijkste vleessoorten (iiie!.
levende slachtdieren) vah Nederland naar Frankrijk
(inf. mln.)
Varkensvles
……….
1966 1967 1968
l3,3
93,8
248,5
Rundvlees
…………
12,2
.
16,8
31,5
14,8 19,8
Ka11’svlees
…………..2,7
.3
.4,1
..
..
39,0
42,6
Schapevlees
…………..
172,3
164,4
i42,4
gunstiger. Voor rund- en kalfs vlees zijn
7n tegen-
stelling tot varkens vlèes – lvél geineenschappeljjke
oriëntatieprjzen (in R.E. ‘s) vastgesteld. De Franse
regering heeft reeds bekend gemaakt dat de rundvlees-
prijzen, met 5 % zullen worden verhoogd. Als-1,et
resterende prijs verschil als gevolg van de devaluatie
volledig wordt gecompenseei’d door invoersubsidies
en exportheffingen, behoeft de Nederlandse export
geen nadeel ie önder vinden. Schape vlees, waarvoor.
nog geen marktordeniiig bestaat, zal vermoedelijk
buiten de regelingen vallei,. Voor de ‘Fransen zal
Nederlands schape vlees dus duurder worden, tenzij
de Nederlandse exporteurs hiln prijzen overeenkomstig
het
devaluatie-effect
verlagen, om hitmi export te kwinen
handhaven. Of en in hoeverre dit zal gebeuren hangt
van de marktsituatie af
was men het snel eens: de waarde van de R.E. moet onge-
wijzigd blijven; het Franse streven naar stabilisatie van het
binnenlandse prijsniveau moet gesteund worden; maat-
regelen tegen een ontwrichting van het intraverkeer zijn
noodzakelijk.
Over de wijze waarop deze doelstellingen het beste konden
worden verwezenlijkt, heeft men pas na veel moeite over-
eenstemming kunnen bereikèn. Aan Frankrijk werd toege-
staan de in R.E. vastgestelde, landbouwprijzen met maxi-
maal 11,11% te verlagen. De invoer van deze produkten
zal echter – ten behoeve van het onderlinge handelsver-
keer van de partnerlanden —worden gesubsidieerd, terwijl
omgekeerd de Franse export met een heffing zal worden
belast.. Deze regeling is ook voor de handel met derde
landen van toepassing. De hierdoor verkregen uitzonde-
ringspositie van Frankrijk zal niet blijvend zijn. Volgens
het voorstel van de Commissie moet uiterlijk aan het einde
yan het oogstjaar 1970/1971 het Franse prijspeil tot dat
van de Gemeenschap zijn opgetrokken.
De manipulatie met subsidies en heffingen is uitsluitend
een instrument om de directe gevolgen van de binding aan
het gemeenschappelijke prijsniveau voor de inkomens-
verdeling in Frankrijk ongedaan te maken.. Zonder deze
maatregel zou de devaluatie van de Franse frank tot een
prijsstijging van de belangrijkste landbouwprodukten met
124% leiden, hetgeen een inkomensverschuiving ten gunste
van de landbouw en tén nadele van ,de consumenten zou
betekenen. Stabiliteit van het
prijspeil
met name van de
eerste levensbehoeften, is echter een voorwaarde voor het
verkrjgn van de met de devaluatie beoogde effecten.
Tegen bovengenoemde regeling heeft de Nederlandse
minister van Landbouw hardnekkig verzet geboden. Hij
betoogde dat de devaluatie vdoreerst volledig op het
Franse prijsniveau van landbouwprodukten zou moeten
doorwerken. Tegen de ongewenste gevolgen van de daar-
door sterk stijgende prijzen van landbouwprodukten zou
de Franse regering dan interne niaatregelen moeten nemen,
bijv. door het wegbelasten van de devaluatiewinst bij de
producenten en door een consumentensubsidie .voor
Franse en geïmporteerde agrarische produkten (buy, door
opschorting van de BTW). Een belangrijke beweegreden
van minister Lardinois zal geweest zijn, dat zijn voorstel
het wederom instellen van exportheffingen en import-
subsidies aan de Franse grens onnodig zou maken. Ook
zouden nieuwe belemmeringen in het intraverkeer z.i. een
gevaarlijk precedent zijn.
De Raad van Ministers heeft na langdurige discussies
een compromis bereikt, waarin het Cornmissie-vdorstel
min of meet werd overgenomen, maar waarbij Minister
Lardinois toch het volgende heeft kunnen bereiken.
De Commissie zal vôér 30 november een rapport opstellen
over de toepassing van de getroffen regeling, alsmede over
eventuele alternatieve maatregelen; vôôr 1 januari 1970
dient de Raad hierover een beslissing te nemen. Verdér is
820
In beginsel geldt
hetzelfde
voor de belangrijke
export van vis en visprodukle,,. Te venvachten is,
dat de uitvoer naar Frankrijk slechts kan worden
gehandhaafd indien de prijzen worden verlaagd;
in elk geval moet erop worden gerekend dat de totale
export waarde zal teruglopen.
De uitvoer van groente en fruit alsmede van sier-
leeltprodukten bedroeg in 1968 f 190 mln. Behalve
voor liet suikeraandeel in fruitconserven, mag niet
op een comnpenserende importsubsidie aan de Franse
grens worden gerekend. De groente-export is seizoen-
gebonden, waardoor deze uit voer slechts in geringe
imiate concurrerend is niet het inheemse Franse pro-
dukt. De feitelijke omitwikkehing van de prijzen van
groente op de Franse markt zal moeten worden
afgewacht, waarbij de Nederlandse glasprodukten
waarschijnlijk iets meer weerstand tegen prijs ver-
lagingen zullen kunnen bieden.
Hetzelfde
zml het geval
zijii met sierteeltprodukten.
Met betrekking tot de kleinere uit voerposten zij
vermeld dat de export van granen in hoofdzaak
beschuit, biscuit en andere banketbakkersproduklen
betreft, waarvoor van de graansubsidies afgeleide
comnpensatiebedragn aan de Franse grens vastgesteld
dienen te wordemi. De relatief niet zo belangrijke
zuivelexport bestaat voor het grootste deel uit kaas,
waarvoor evemieens subsidies bij invoer iii Frankrijk
zullen worden gegeven. De mnelkprijs in Framikrjk is
imimniddels reeds met 2% verhoogd.
In het kader van cle Nederlamiclse invoer uit Frankrijk
zijn vooral de granen belangrijk. Deze import, die
bijmia uitsluitend granen als zodamiig betreft en slechts
zeer weinig graanprodukten, is in de laatste drie jaçmr
bijzonder sterk gestegen. In 1968 bestoiid 48% vaii de
v5r het einde van het lopende landbouwjaar een beslissing
nodig voor de definitieve regeling t.a.v. de prijzen in
Frankrijk in het landbouwjaar 1970/71. Een wijziging
van het nu ingestelde regime is dus niet bij voorbaat
uitgesloten.
De besluiten van de Raad.geven slechts de grote lijnen
aan; gedetailleerde uitvoeringsverordeningen ontbreken
nog. De Franse regering zou binnen een week een-besluit
nemen over de hoogte van de prijzen en ten aanzien van
de in aanmerking komende produkten. Daarna zal de
Commissie de uitvoering regelen. Slechts indien een van de
Cornités van Beheer (comités voor elk produkt, waarin de
lidstaten zijn vertegenwoordigd) afwijzend adviseert, moet
het uitvoeringsvoorstel aan de Raad van Ministers worden
voorgelegd. Wat de vaststelling van de exportheffingen en
importsubsidies in het verkeer niet Frankrijk, betreft, deze
moeten analoog zijn aan die met derde landen, teneinde
discriniinatiemogelijkheden uit-te sluiten. Er is dus momen-
Nederlandse agrarischc iiivoer uit Frankrijk uit
granen. Door het wegvallen van het mnarktverstorende
disagio van de termijn-frank en als gevolg van de
heffing op de Franse graanexportemi, mag verwacht
worden dat de graanmarkten in de andere EEG-
landen weer normaler gaan functioneren.
Het grootste gedeelte van de Nederlandse zuivel-
in voer uit Frankrijk bestaat uit melkpoeder voor
voederdoeleinden, waarop Frankrjjk een export hef-
fing zal toepasseti. De Franse
fruituit
voer daarentegen
zal onbelast blijven. Gezien het feit dat tot dusverre
Franse appels,,tegen elke prjs”in Nederland werdeii af-
gezet, zal de devaluatie ,vaarschijnljk slèchts een gerin-
ge invloed op afzet en prijs in Nederland hebben. T.a. v.
groentenconserven moet echter wél met een ver-
sterkte Fraiise concurrentie rekening worden ge-
houden, niet alleen op de Nederlandse markt imiaar
vooral ook op de Duitse markt.
Tot zover dit korte overzicht. Afgewacht dient te
wordei welke produkten onder de bijzondere regelingen
vallen en he hoog de Franse invoersubsidies en uit-
voerheffingen zullen worden. In het algemeen kan
men stellen dat voor produkten, die onder het regime
van de niet, we heffingen cii subsidies vallen, de de valu-
atie van de Franse frank weinig invloed zal hebben
op de Nederlandse im- en exporthandel met Frankrijk.
Voor de andere produkt cmi lijkt een dergelijk opli-
mnismne veel minder g’rechitvaardigd. Veel zal hierbij
van -de mnarktsituatie van een bepaald produkt en
van de reacties der marktpartijen afhangen. Hierbij
mag men de mogelijkheid niet uitsluiten dat door de
gewijzigde concurrentie verhoudingen voor sommige
ondernemers aamizienljke nadelen kuminen ontslaan.
t.s.
teel nog niet te zeggen hoe hoog de subsidies en heffingen
zullen komen te liggen. Zekerheid hierover bestaat pas als
de uitvoeringsverordeningen bekend worden gemaakt.
Samenvattend menen wij te kunnen zeggen, dat men
probeert een uitweg uit het dilemma ten gevolge van de
Franse devaluatie te vinden. De voorgestelde oplossing
schijnt een redelijke kans op herstel binnen afzienbare tijd
van de gemeenschappelijke landbouwrnarkt open te houden.
Dat evenwel Frankrijk in een geïsoleerde positie is komen te
verkeren, houdt een ernstige waarschuwing in voor de toe-
komst. Het is nl. onwaarschijnlijk dat bijv. een revaluatie
van de DM, en ten gevolge daarvan een gelijksoortige iso-
lering van de Duitse landbouwmarkt, door de Gemeen-
schap zou kunnen worden opgevangen zonder de met zo
veel moeite bereikte resultaten in de agrarische sector geheel
op losse schroeven te zetten.
Dr.
W.
0. C. thoe Schwartzenberg
0
N.V.
SLAVENBURCx”S
BANKO
ESB 27-8-1969
821
Openheid bij de naamloze vennootschap
Het jaarverslag 1968
van de Steenkolen-Handeisvereeniging N.V. te Utrecht
INLEIDING
Ten aanzien van de jaarstukken van de naamloze vennoot-
schap schrijft art. 42 W.v.K. voor, dat na afloop van het
boekjaar door het bestuur een balans, een winst- en ver-
liesrekening en een toelichting op de balans aan de alge-
mene vergadering van aandeelhouders ter vaststelling
worden overgelegd. Bij de aanbieding van deze stukken
brengt het bestuur verslag uit omtrent de gang van zaken
van de vennootschap en het gevoerde beheer. De algemene
vergadering kan steeds besluiten, dat het verslag voortaan
schriftelijk zal worden uitgebracht. Dan moeten aandeel-
houders in de gelegenheid worden gesteld tijdig een af-
schrift tegen kostprijs te verkrijgen (art. 49). Het bestuur
is verplicht volledige afschriften van balans, winst- en ver-
liesrekening en toelichting ter inzage voor een ieder neder
te leggen ten kantore van het handelsregister, tenzij het een
besloten N.V. (als aangeduid in art. 42c) betreft. Zo is het
sinds de invoering van de Wet van 2 juli 1928. Publikatie
van de jaarstukken van de N.V. is niet voorgeschreven,
enkel ter-inzage-legging bij het Handelsregister.
Het W.v.K. van véôr 1928 hield zich niet bezig met een
,inst-‘en verliesrekening en een balans; Wél brachten vele
N:V.’s regelmatig jaarverslagen-uit om die aan de algemene
vérgdering’voôr te leggen. Vooral bij beirsnotering van
de aandelen waren jaarverslagen on’ermijdelijk. De wet-
gever van 1928 zocht aansluiting aan hetgeen reeds ge-
bruikelijk was bijvennootschappen van betekenis. Het ter
inzage leggen voor een ieder was nieuw, en gevreesd werd
dât deze verplichting tot vlucht uit de N.V. naar de com-
manditaire vennootschap zou leiden. Na 1928 bleek dat
deze vrees ongegrond was.
In toenemende mate is de belangstelling voor de jaar-
verslagen gegroeid. Naast de ter-inzage-legging werd bij
open vennootschappen verspreiding op grote schaal van
betekenis,- zodat dan wel van publikatie kon worden ge-
sproken. De voorlichting bleef echter zeer lang bepaald
onvoldoende, ook al door angst voor eisén van aandeel-
houders, van personeel en uit concurrentievrees. Na 1950
werden in de financiële pers dikwijls jaarverslagen van
Amerikaanse ondernemingen als voorbeeld gesteld. Onder
de druk van de Securities and Exchange Commission
(S.EC:) zijn in
!de
Verenigde Staten vele misstandën op
vennoôtschaps- ën beursterrein weggewerkt. In ons land
is er tenslotte ook bepâald een kentering gekomen ten
aanzien Van de voorlichting. Daartoe hebben de twee
rapporten van de Werkgeversverbonden
(Het Jaarverslag,
1955; Verslaggeving en verantwoording,
1962) in bijzondere
mate bijgedragen. Het is niet moeilijk om een aantal ven-
nootschappen te noemen die op voorbeeldige wijze hun
jaarpiblikatis izorgei»Bovèndiën wërkthet’6p jaar-
vergaderingen voortdurend naar voren brengen van tekort-
komingen op dit gebied heilzaam. Voorts zullen het
rapport van de Commissie-Verdam (1964) en meer nog de
te verwachten Wet op.de jaarrekening bijdragen tot verdere
ontwikkeling van de jaarverslagen van naamloze vennoot
schappen.
Als de Wet op de jaarrekening tot stand komt zullen
alle naamloze vennootschappen, ook de besloten vennoot-
schappen, de voorschriften van deze wet dienen na te
leven, zodat de jaarrekening een zodanig inzicht geeft,
dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent
het vermogen en het resultaat der onderneming, alsmede
voorzover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent
haar solvabiliteit en liquiditeit” (art. 2 van het ontwerp).
Daar waar een accountantsverklaring zal worden voorge-
schreven, moet deze verklaring er melding van maken
indien de jaarrekening niet aan de bepalingen van de wet
voldoet.
r
HOEVEEL OPENHEID
VOOR DE BESLOTEN
N.V.?
Het Nederlandsereht kent eigenlijk geen ;besloten naam-
lozevennootschap als bijv. de Geselischaft mit beschrinkter
Haftung (Gm.b.H.) en de Société â responsabilité limitée
(S.â.r.l.). In 1928 is geredeneerd: als men devoordelen van
deN.V.’wil genieten, moet men de bezwaren maar voor
lief nemen. De wetgever heeft eigenlijk voornamelijk
gedacht aan die N.V. waar de algemene vergadering de
werkelijke macht uitoefent en de aandeelhouders echte
vennoten zijn, die iets in gemeenschap brengen om daar-
mede voordelen te behalen. Voor de vennootschap met een
besloten kring van aandeelhouders is ons huidig vennoot-
schapsrecht zeer bruikbaar. Voor de echte kapitaals-
associaties, voor de werkelijk open naamloze vennoot-
schappen zouden beter speciale regelen kunnen worden
ontworpen. Dat verbetering van de jaarrekening ook voor
de besloten vennootschapen zal gelden is verheugend.
De afdoening van de jaarstukken geschiedt daar dikwijls
nog op primitieve wijze.
Iets anders is of
ook-publikatie,
althans het ter inzage
leggen van de jaarstukken, zodat ieder die daarvoor belang-
stelling heeft daarvan kennis kan nemen, voor de besloten
vennootschappen moet worden geëist. Er is nog geen enkele
zekerheid omtrent hetgeen op korte termijn op Europees
niveau tot stand zal komen op het gebied van de publikatie
van jaarrekeningen. Art. 42c W.v.K. vereist deponering
ten kantore van het Handelsregister van de jaarrekening
van naamloze vennootschappen, welker statuten aandelen
aan toonder/certificaten aan toonder toelaten tot een
gezamenlijk bedrag hoger dan f. 50.000, of waarbij obli-
gaties of certificaten daarvan in omloop zijn. Voorts bij
notering ter beurze en bij bank- en verzekeringbedrijven.
822
Het meest komt voor als besloten N.V. de vennootschap
met uitsluitend aandelen op naam; welke niet ter beurze
zijn genoteerd. Dit art. 42e blijft vooralsnog gehandhaafd:
Gedacht wordt aan:
een beperking van de publikatieplicht tot die besloten
N.V.’s, welke een balanstotaal van
f.
8.000.000 en hoger
uitwijzen;
publikatie van een vereenvoudigde balans van de sub a.
genoemde besloten N.V.’s;
•
c. mogelijkheid tot vrijstelling van de publikatieplicht voor
bepaalde besloten N.V.’s (ongeacht haar balanstotaal),
met name voor die welke dochterondernemingen zijn
en aan nader te bepalen voorwaarden voldoen.
De Minister is van oordeel, dat op deze grondslagen voor
de overgangsperiode, totdat een EEG-regeling is bereikt,
een redelijke oplossing kan worden gevonden, die enerzijds
tegemoet komt aan gerechtvaardigde verlangens tot
openheid, ook voor zover het grote besloten N.V.’s betreft,
anderzijds echter de betrokken vennootschappen zoveel
mogelijk beschermt tegen de aan deze openheid verbonden
gevaren.
in dit stadium is het opmerkelijk, dat een zeer grote be-
sloten N.V. hier te lande met een publikatie van de jaar-
rekening 1968 voor het voetlicht is gekomen. Niet met een
nederlegging ten kantore van het
;
Handelsregister van
,,volledige afschriften van de balans, de winst- en verlies-
rekening en de toelichting ter inzage voor eenieder”, want
dat behoeft deze N.V. niet te doen. Het betreft hier dus
echt een geheel vrijwillige publikatie-van een werkelijk
besloten N.V.: voor de aandelen (nominaal f. 100) worden
geen aandeelbewijzen uitgereikt; het aandeelhouders-
register vermeldt het aantal aandelen en de naam van elke
aandeelhouder. Er is geen beursnotering en certificaten
van aandelen zijn er niet. Wél zijn er nauwkeurige voor-
schriften , in ,de statuten met betrekking. tot overdracht
van aandelen,, zoals veelal bij besloten vennootschappen..
Deze N.V., de Steenkolen-Handelsvereeniging N.V.
(SHV), die op 73-jarige leeftijd in de openbaarheid treedt,
is een grote onderneming. Ter illustratie enige omzetcijfers
(1968, in f. mln.).
Kon. Shell
………………..
47.200
Unilever
…………………
20.032
Philips
…………………..
9.700
AKLJ
…………………….
3.300
KZO
……………………
1.931
SHV
…………………….
1.675
Hoogovens
……………….
1.417
DSM
…………………….
1.086
VMF
…………………….
880
NKF
……………………
801
DAF
……………………
575
Heineken/Amstel
………….
475
De SHV blijkt op zeer uiteenlopende terreinen werkzaam
te zijn:
Energie
:
Kolen, olie, aardgas.
Transport :
Haven, transport, zee- en Rijnscheepvaart.
Handel
:
Technische handel, verwarmings-, elektrische
en elektronische installaties.
Consumptie:
Zelfbedieningsgroothandel..
Diversen :
Bouwmaterialen,
visserij,
erts- en uraniumhandel.
Algemeen bekend was de belangrijke positie van de SHV
in de kolenhandel, en als havenbedrijf. In de laatste tijd
hebben de berichten over het opsporen van aardgas en ook
over mogelijkheden van samenwerking met NKF inzake
een staalbedrijf in Europoort de aandacht . getrokken.
Bijzondere publiciteit kreeg de N.V. naar aanleiding van de
overneming van de aandelen van Van Nievelt, Goudriaan
& Co’s Stoomvaart Maatschappij N.V. met de daarbij
behorende belangrijke elektrische-installatiemaatschappij
A. de Hoop N.V. Het nu verschenen jaarverslag 1968 geeft
een duidelijk beeld van de zeer uiteenlopende activiteiten
en van de enorme omvang van dit ,,besloten concern”.
Het bestuur berust volgens de statuten bij een hoofd-
directie, in 1968 bestaande uit drie ,,hoofddirecteuren”,
voorzitter Dr. B. Pruyt (53). De Raad van commissarissen
heeft volgens de statuten een toezichthoudende en advi-
serende taak en telde in 1968 negen leden, voorzitter
Dr. J. R. M. van den Brink (53). De benoeming van hoofd-
directeuren en commissarissen geschiedt uit een bindende
voordracht, op te maken door de hoofddirectie en de raad
van commissarissen (er zijn geen prioriteitsaandelen). Aan
procuratiehouders kan de persoonlijke titel van directeur
van de vennootschap of secretaris van de vennootschap
worden toegekend. In 1968 waren er zes ,,directeuren van
de vennootschap” en één ,,secretaris van de vennootschap”.
De leeftijdenvan al deze functionarissen zijn in het verslag
vermeld.
VERSLAG VAN
HET BESTUUR DER SHV
Onder, het hoofd:
,,Verslag van de .bedrijfsactivireiien”
begint op pag. 15 van het Jaarverslag1968 der SHV het
eigenlijke ,verslag van het bestuur omtrent de gang van
zaken en het gevoerde beheer”
(art. 49 W.v,K.).
De omzet was in 1968 groter dan in enig voorafgaand
jaar. Het aantal personeelsleden in binnen- en• buitenland
steeg tot ruim 10.000. De winst na belasting bedroeg
f. 20,4 mln.
Energie
. .
De kolenhandel .is nog steeds van grote betekenis. Ge-
streefd wordt naar een relatief groter aandeel in de markt
bij vermindering van het absolute kolenverbruik. Naast
de kolenhandel wordt versteviging van.positie gezocht op
het terrein van de verwarming. Samenwerking met Chevron
biedt kans op vooruitgang voor de olie-afdeling. Voor
afzet van aardgas (Bergen, Limmen) wordt een exploitatie-
vergunning spoedig verwacht (inmiddels werd deze ver-
gunning verkregen).
Haven, transport en scheepvaart
Per ultimo 1968 omvatte de sector zeescheepvaart 27
schepen onder Nederlandse en 13 onder buitenlandse
vlag. Totale bemanning 1.500 man, draagvermogen 187.900
dw. Door de snelle veranderingen in vervoerstechnieken,
de scheepvaartpolitïek en de gestegen loonkosten was het
totale resultaat van de vlootexploitatie onbevredigend.
Het massagoedoverslagbedrjf te Rotterdam bereikte een
naoorlogs record met een omzet van 10 mln, ton. De
resultaten waren dientengevolge bevredigend. De resultaten
van de Rijnvaartactiviteiten zijn verbeterd. Het duwvaart-
apparaat werd uitgebreid. Het containeroverslagbedrijf
Unitcentre N.V. (met Furness NV.) zal in 1969 in vol
bedrijf komen.
Technische handel en installatie
De sector.technische handel heeft in 1968 een snelle ont-
wikkeling doorgemaakt. N.V. Ingenieursbureau v/h Stigter
ESB 27-8-1969
.
823
& Messemaeckers te Utrechten W. Slotboom & Zoon N.V.
te ‘s-Gravenhage werden aangetrokken, alsmede A. de
Hoop N.V. met een 12-tal bedrijven. De omzet in 1968:
installatie 70%, handel 20%, produktie 10%. Het is moge-
lijk aan ziekenhuizen, bejaardenflatse.d. een totaalpakket
op installatiegebied aan te bieden (Marja Internationaal
N.V. met installatie van grootkeukenapparatuur).
Consumptie-artikelen
In 1967 is het besluit genomen de zelfbedieningsgroothandel
volgens het ,,cash and carry”-principe te entameren. In
1968 werd de Makro zelfbedieningsgroothandel C.V. te
Amsterdam geopend. Verdere vestigingen, ook in België
en Oostenrijk, zijn in voorbereiding.
Andere bedrjjfsactiviteiten
In de bouwmaterialensector werd een ‘verbetering van de
rentabiliteit verkregen. Een spectaculaire groei valt niet te
verwachten. De visserijsector ondervond de druk van de
stijgende loonkosten. De activiteiten op het gebied van
ijzererts, uranium en asbest gaven bevredigende resultaten.
Verwachtingen 1969
Op pag. 28 van het Verslag wordt vermeld, dat voor 1969
een resultatenbeeld wordt verwacht, dat niet iii belangrijke
mate zal afwijken van dat van 1968. Indien ernstige
schokken in de macro-economische sfeer achterwege
blijven, hoopt het bestuur de resultatenlijn uit 1968 in het
lopende jaar te kunnen doortrekken.
GECONSOLIDEERDE JAARSTUKKEN SHV 1968
A.
Geconsolideerde winst- en verliesrekening (gesplitst en
met winstverdeling, in
f.
1.000).
Lasten
1
Baten
Inkoop en kosten f. 1.419.094
Omzet aan der-
Lonen
……..
172.237
den
………..
f.
1.675.482
Afschrijvingen
.
41.192
f. 1.632.523
Bedrijfswinst
…
42.959
f.
1.675.482
f.
1.675.482
Interest
……….
f.
2.704
Bedrjfswinst
…..
1′. 42.959
Voorzieningen
….
5.582
Diverse baten en las-
Belastingen
…….
20.754
ten
…………..
6.193
Correctie
(tussen-
Dividenden niet-ge-
tijdse
verwerving
cons. deeln. en resul-
deelnemingen)
4.000
taat afgest. belangen
7.939
Aandeel winst der-
denbelang
……..
3.688
Netto winst
20.363
f. 57.091
f. 57.091
Tantième Commis-
Netto winst
……
f. 20.363
sarissen
……….
f
385
Dividend f. 25 per
aandeel vanf. 100
6.516
f.
5
per aandeel in
–
aandelen
ten
laste
–
agioreserve
–
Algemene reserve
13.462
•
f. 20.363 f. 20.363
De afschrijvingen zijn gebaseerd op de historisôhe aan-
schaffingswaârde en de bedrijfseconomisch verantwoord
geachte, levensduur. Indien de omstandigheden daartoe
aanleiding gaven, werden extra
afschrijvingen
verricht.
Bij het vaststellen van de verschuldigde belastingen is geen
rekening gehouden met faciliteiten uit vervroegde afschrij-
vingen ed. Voor zover nodig werd een deel aan de latentc
fiscale claims toegevoegd.
Toegevoegde waarde (Omzet – inkoop en kosten)
f. 1.675 mln. – f. 1.420 mln. = f.
255
mln.
Besteding:
voor personeel
…………………….
f. 172 mln. = 67,5%
belastingen
………………….
21
= 8,3%
aandeelhouders
……………….
7
,, = 2,7%
afschrijvingen
………………..
41
= 16,0%
in
bedrijfgehouden
……………..
.
14
=
.5,5%
Een lijst van belangrijke in het verslag geconsolideerde
deelnemingen is op pag. 40 opgenomen, de accountants-
verklaring op pag. 29.
B. Geconsolideerde balans per ultimo 1968 (verkort en
gesplitst, in
f.
1.000)
Activa
Passiva
Vastgelegde
mid-
Geplaatst nom.
delen en niet ge-
aand. kap
…….
f.
26.065
consolideerde deel- Agioreserve
2.194
nemingen
…….
f. 344.527
Reserves
………
241.511
Eigen vermogen.. f. 269.770
Beschikbaar
voor Derdenbelang
in
bedrijfsflnanciering
157.226
geconsol.
deelne-
mingen
………
33.439
Voorzieningen
94.043
Schulden op lange
termijn
………
104.501
f. 501.753
f 501.753
Voorraden
……
f.
67.440
Permanent of lang
Vorderingen
326.056
beschikbaar
…..
f. 157.226
Saldo liquide mid-
Schulden op korte
delen/schulden
24.117
termijn
………
253.486
Depos. en eif.
Winstuitkeringen
.
6.901
36.001,
Bankiers,
ed. 79.430, Schul-
den 91.314)
–
f.417.613 f.417.613
P.M. gestelde ga-
ranties
……….
f.
18.062
In de consolidatie zijn alle dochterondernemingen, waarin
de N.V. voor meer dan
50%
participeert, verwerkt, een
enkele bij
50%.
Uitgangspunt voor de waardering van de
duurzame bedrijfsmiddelen is de aanschaffingswaarde en
de bedrijfseconom isch verantwoord geachte levensduur;
waar nodig werden extra afschrijvingen verricht. Voorraden
– in de handelssector zijn opgenomen tegen inkoopwaarde
plus kosten, incourante partijen lager.
In de geconsolideerde jaarstükken wordt het gehele
concern als één onderneming voorgesteld. Met de juridische
zelfstandigheid van de verschillende tot het concern
behorende vennootschappen wordt geen rekening gehou-
den. Voor de beoordeling van het geheel en vooral voor de
beoordeling van de liquiditeit is deze opstelling nood-
zakelijk. De algemene vergadering van aandeelhouders
krijgt de geconsolideerde jaarstukken als toelichting tot
de jaarrekening der N.V., welke zij moet vaststellen (alle
dochter-N.V.’s hebben eigen jaarstukken en eigen algemene
824
•
-,
vergadering’en, welke formeeÏ v66r dè algèmene vergade-
ring der moedermaatschappij behoren te zijn gehouden).
In het jaarverslag SHV is alleen de balans der N.V.
opgenomen (pag. 36) onder het opschrift ,,enkelvoudige
balans”. Er is geen winst- en verliesrekening der N.V.
opgenomen. Als toelichting op de. enkelvoudige balans
wordt vernield: ,,De grondslagen voor de waardering van
de activa en passiva, alsmede de nornien gehanteerd bij de
berekening van dewinst zijn identiek aan die genoenid bij
de toelichtingen op de geconsolideerde jaarstukken”. De
namen van bestuurders en commissarissen zijn niet onder
de ,,enkelvoudige balans” vermeld. De toelichtingen bij de
geconsolideerde jaarstukken gaan veel verder dan in art. 42
W.v.K. a/k is omschreven.
Het is duidelijk, dat dit belangwekkende jaarverslag
niet voldoende is voor de algemene vergadering van aan-
deelhouders, die de jaarstukken moet vaststellen en daar
–
voor nodig heeft de balans en de winst- en verliesrekening
der Steenkolen-Handelsvereeniging N.V. niet de toe-
lichting overeenkomstig art. 42 a/k, ondertekend door
de drie bestuurders en door de commissarissen, die met het
toezicht op het opmaken van de balans en de winst- en
verliesrekening zijn belast. Art. 12 sub 3 der ,statuten van
de N.V. schrijft voor, dat deze stukken van de dag van de
oproeping af tot de afloop der vergadering ten kantore
van de vennootschap voor aandeelhouders ter inzage
liggen.
Het is wel duidelijk, dat het Jaarverslag 1968 van SHV
een zeer bijzondere publikatie is, die niet allereerst voor dé
aandeelhouders is bestenid. Dezep zullen bij deze besloten
vennootschap waarschijnlijk ook geen behoefte hebben
aan deze voorlichting, hoewel de inleiding, ,,ten geleide”,
stelt: ,,Overigens is dit verslag in de eerste plaats geschreven
voor degenen, die’het nauwst niet ons verbonden zijn; de
aandeelhouders en het personeel”.
RENTABILITEIT, LIQUIDITEIT, SOLVABILITEIT
Art. 2 van liet ontwerp van Wet op de jaarrekening luidt:
,,De jaarrekening geeft een zodanig inzicht, dat een verant-
woord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen
en het resultaat der onderneming, alsmede voorzover de
aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent haar solva-
biliteit en liquiditeit”.
De publikatie van de SHV leidt tot
beoordeling als volgt:
Het zichtbare vermpgen der N.V. isvolgens de geconsoli-
deerde balans het tienvoud van het geplaats’te en gestorte
nominale aandelenkapitaal. De intrinsieke waarde van de
aandelen is volgens deze balans .1.000 %.
Rentabiliteit en rendement
Bij een omzet van f. 1.675 mln, beloopt de netto winst
(na belastingen) ruim f. 20 mln, of 1,2% van de omzet.
De omzet is hier uitermate gedifferentieerd en komt voort
uit een groot aantal onderneniingen van zeer uiteenlopend
karakter: IBedrjfswinst (f. 43 mln.) =
2,5%
van de omzet.
Winst (in
f. 1.000) ………………………….f. 20.363
Tantièrne comiiiiSSariSSen ……………………
385
Winst toekoiiiend aan aandeelhouders ………….
f. 19.978
Dividend ……………………
f.
6.516
Agiobonus
van agio-reServe
Algemene reserve …………….
13.462
f. 19.978
Bijna éénderde
(32,5%)
van de beschikbare winst komt tot
uitkering.
Wanneer de formule voor uitkering aan aandeelhouders
werd gebruikt: 1/4 van de winst véér belasting, zou ruim
f. 10 mln, aan dividend zijn beschikbaar gesteld. De
winstinhouding is bij deze N.V. dus zeer belangrijk. De
winst voor aandeelhouders komt uit op f. 77 per aandeel
van nom. f. ‘100 en op 7,5% van de intrinsieke waarde
volgens de balans. De cash flow beliep ruim f. 61 mln.
of f. 235 per aandeel. Koers-winstverhouding, k/w, hier
Tntrinsieke waarde/w =
13,5.
Soli’abiliteit
Insolvabiliteit treedt in, zodra het eigen vermogen de ver-
liezen niet kan opvangen. Het eigen vermogen van bijna
f. 270 mln. kan een zeer grote stoot opvangen; zodat de
solvabiliteit hier geen zorge geeft.
Liquiditeit
Terecht wordt in art. 2 van het wetsontwerp gesteld ,,voor-
zover de jaarrekeninj dat toelaat”. Een reeks van jaar-
rekeningen en het beloop gedurende het jaar zijn vereist
voor een beoordeling van de liquiditeit. Uit de reeds
weergegeven geconsolideerde balans blijkt dat f. 157.226.000
beschikbaar is voor bedrijfsfinanciering volgens de situatie
per ultimo 1968 (en als voor de schulden op lange termijn
normale aflossingsbepalingen gelden).
Voorraden, vorderingen, liquide middelen
f. 508.927
(in f. 1.000)
f. 508.927
Uit eigen vermogen en langl. verpl. …….
f. 157.226 (= 30%)
Schulden korte termijn ……………..
351.701 (= 70%)
f.
508.927
Dat de verhouding aan de creditzijde minder is dan
50 : 50 zegt bij een concern, dat de meest uiteenlopende
bedrijven ondeË zich heeft, niet veel. Dat de ondernemings-
liquiditeit per ultimo 1968, de situatie op één moment
bezien, gunstig moet worden genoemd, blijkt voldoende
uit de geconsolideerde balans. Over de bedrijfsliquiditeit,
over de stroom van geldmiddelen en de besteding daarvan
gedurende het boekjaar, kunnen jaarstukken zonder meer
geen oriëntering geven. Deze dient ook per afzonderlijke
onderneming, voor elke tot het concern behorende ven-
nootschap, te worden beoordeeld en gepland.
SLOT.
De inleiding van het jaarverslag is bijzonder lezenswaardig.
Uiteengezet wordt, waarom de SHV nu met dezepublikatie
in zekere zin ,,open gaat”. Aandacht wordt besteed aan de
visie op planning in de ondeineming en aan een drietal
vormen van groei, voorts aan het sociaal beleid voorheen
en nu. Hier moet worden volstaan met de enkele ver-
melding van de onderwerpen. Na bovenstaande, reed
uitvoerige, bedrijfseconomische opmerkingen zou het
overweging verdienen aan de inleiding van het fraaie
Jaarverslag 1968 van de SHV een afzonderlijke beschouwing
te wijden.
J. Brands
ESB 27-8.1969
.
.
825
De opleiding tot econoom
inten neomarxistisch land. (joegoslavie
“”),
vergeleken met Nederland *
INLEIDING
Voor westerse economisten hoort Joe-
goslavië tot een van de meest interes-
sante communistische landen. Het heeft
van de communistische landen de
meeste vrijheid. Er zijn de laatste jaren
veel contacten – ook op academisch
niveau – met het Westen en daar
moet zonder twijfel de nodige invloed
vanuit gaan. De problemen zijn daar-
om zo interessant omdat men in begin-
sel er vanuit gaat dat de Staat zo min
mogelijk in het beleid van de (gesocia-
liseerde) ondernemingen mag ingrijpen.
Een centrale bureaucratie is naar
Zuidslavische opvatting niet in over
–
eenstemming met het marxistisch be-
ginsel dat de arbeider zijn lot in eigen
hand neemt en dat de Staat gedoemd is
,,af te sterven”. Met de nodige beper-
kingen (die ook ioor westerse landen
gèlden) zou men tot op zekerë hoogte
kunnen spreken van winststreven en
Vrije prijsvorming.
Onder voorbehoud van de beperkingen,
opgelegd door het feit dat wij ons alleen
door gesprekken en middels vertaalde
literatuur (die dan wel als de belang-
rijkste moet worden gezien) konden
oriënteren, is onze indruk dat hët
economisch denken in Zuidslavië zich
in een vreemd dualisme bevindt en
daardôor verwarrend is. Immers ener-
zijds neemt Marx nog altijd een cen-
trale plaats in. Zo vormt
Das Kapital
voor elke aankomende econoom ver-
plichte literatuur; iedere student wordt
met dit lijvige werk rélatief intensief
geconfronteerd, niet in de zin van het
bestuderen van een historisch docu-
ment, maar als basisliteratuur.
Marx geeft echter géén prijstheorie,
géén theorie van de internationale
handel, hij geeft een inkomensver-
delingstheorie die door de feiten is
gelogenstraft, hij geeft geen theorie
van de allocatie van produktiefactoren,
en een werkloosheidstheorie die dank-
Het land kent arbeiderszelfbestuur,
hetgeen wil zeggen dat de Organisatie
van een bedrijf gedemocratiseerd is. De
hoogste macht ligt bij dearbeidersraden.
Daarnaast is er een kleine privé-sector
(kleine boeren, handwerkslieden). Hier-
tegenover staat dat het marxisme als
ideologie gemonopoliseerd wordt en
dat het – zij het in mindere mate dan
elders – bepaalde doctrinaire trekken
vertoont. Uitbreiding van de privé-
sector bijvoorbeeld stuit op ernstig
doctrinair verzet omdat hiermee –
aldus het argument – weer de ,,uitbui-
ting” in het leven wordt geroepen.
Het leek interessant om na te gaan
op welke manier in een klimaat van
enerzijds gemonopoliseerd marxisme
en anderzijds vrijheid, economen wor-
den opgeleid – zulks in vergelijking
met het Westen; in casu met Neder-
land. Als het goed is hoort men immers
in een academisch milieu d66r en over
ideologieën heen te kijken.
zij het Keynesianisme in het Westen
aanzienlijk is verbeterd. Aangezien het
denken over economische problemen
in Rusland gedurende enige decennia
uiterst steriel is geweest en goeddeels
bestond uit exegesen van Marx’ en
Lenins publikaties, kan men in Rusland
niet terecht voor een verdere ontwikke-
ling van het theoretische denken. Men
moet voor de behandeling van speciale
onderwerpen wel inspiratie zoeken in
westerse theorieën. Dit geldt vooral
voor een land dat; zoals Joegoslavië,
waarde gaat hechten aan concurrentie,
winststreven, internationale handel enz.
en belangstelling heeft voor modellen-
bouw. In al deze zaken ging Zuidslavië
immers andere Oosteuropese landen
voor. Zodra men echter op westerse
theorieën terugvalt, wordt men ge-
makkelijk inconsistent, want een groot
deel van de westerse theorieën is niet
in overeenstemming te brengen met de
economische theorieën van Marx. Een
fundamentele controverse is wel dat
westerse theorieën sterk in de ban van
de grensnut-gedachte verkeren, die nog
niet bekend was toen Marx
Das Kap ital
schreef, en die zich moeilijk laat rijmen
met de klassieke arbeidswaardeleer
waarop de theorie van Marx steunt.
Wanneer men nu toch, onder om-
standighéden, het marxisme als eco-
nomische ideologie monopol iseert,
moet men ten aanzien van mogelijke
theorieën over moderne economische
vraagstukken zijn toevlucht tot kunst-
grepen nemen. Eensdeels leidt dit ge-
makkelijk tot woordenspel. Zo worden
ook in Joegoslavië kapitalistische be-
grippen
als
lonen, kapitaal en winst
uitgebannen. Deze zijn consequent ver-
vangen door woorden als ,,persoonlijk
inkomen”, ,,financiële middelen” en
,,surplus”, waarmeë in feite hetzelfde
wordt bedoeld. Door ditwoordenspel
kant men ook allé mogelijke – zelfs t&.
genstrjdige – opvattingeirtoch op mar-
xistische gronden verdedien. Zo kan
men een Vrije markteconomie bepleiten
omdat staatsingrijpen tot
3
bureaucratie
en dus tot ,,vervreemding” leidt. Men
kan zich evenzeer tegen het markt-
mechanisme verzetten, zoals Stovano-
vic
2
, omdat het winstmotief tot ver-
vreemding leidt!
De situatie leidt ook gemakkelijk
tot verwarrende discussies over ,,nor-
men”, die in een socialistische econo-
mie behoren te gelden, terwijl tenslotte
menige theorie zich niet laat rijmen
* Deze âantekening kwam tot stand met
assistentie van Stanislava Sigulinski, van
de economische faculteit van Subotica.
Voorts is mede rekening gehouden met de
ervaringen die schrijver opdeed tijdens een
reeks in Zuidsiavie gegeven gastcolleges.
Aangezien het voor een buitenstaander
altijd bijzonder moeilijk is om in het intel-
lectueel klimaat van een ander land vol-
ledig door te dringen en dit te evalueren,
kan dit artikel niet meer pretenties hebben
dan een zo goed mogelijk verantwoorde
samenvatting van indrukken.
Savremi problemi Slobode Cerveka.
Filizoflija
1963, 3 (Geciteerd bij M. J.
Broekrneyer:
De arbeidersraad in Zuid-
slavië,
blz. 285. J. A. Boom, Meppel).
ECONOMiSCH DENKEN IN JOEGOSLAVIË
826
met de theoretische opvattingen zoals
Marx die een eeuw geleden verdedigde.
Sprekend over de theorie van de prijs-
vorming en dè situatie in de periode
v66r de liberalisering van de Zuid-
slavische economie, schetsen Marcri-
novic en P. Janic
2
de situatie in dat
land duidelijk, wanneer zij stellen:
,,Tt was impossible to reconcile these
ambition claims (d.w.z. de vele functies
die de prijzen in de praktijk moeten
hebben, W.). In the absence of a
theoretical solution, price policies were
essentially pragmatic”. Met andere
woorden, men erkent hier het ont-
breken van een goede theorievorming.
Een en ander heeft geleid tot een
recente uitvoerige discussie over de
juiste prijs (de ,,normatieve prijs”).
Zo werd voorgesteld om als de juiste
prijs te zien de prijs die tot stand komt
door op de kosten een toeslag te leggen
voor de gemiddelde sociale rentabiliteit
van arbeid en kapitaal, maar tegen deze
opvatting werden begrijpelijkerwijs véél
bezwaren ingediend. Een van de meest
voor de hand liggende bezwaren is wel,
dat dan helemaal geelt rekening wordt
gehouden met de grote verschillen in
de verhouding van de aangewende hoe-
veelheden kapitaal en arbeid of met
de verschillen in efficiency. Ook tegen
de opvatting, dat de prijs gelijk zou
moeten zijn aan de marginale kosten
(winstmaximalisering) rezen – in de
discussie bezwaren, omdat de produk-
tiefactoren in Zuidslavië een geringe
mobiliteit hebben.
Weer andere voorstellen in de dis-
cussie maakten onderscheid tussen een
micro-economische prijs (berekend
door de onderneming) en een macro-
economische richtprjs (berekend door
de planautoriteiten). De laatste zou
dan gebaseerd moeten zijn op ontwik-
kelingen op lange termijn, rekening
houdend met nieuwe investeringen e.d.
Zo’n indeling in twee prijzen heeft
echter geen enkele praktische betekenis.
De zoëven genoemde auteurs conclu-
deren op grond van de genoemde
discussie min of meer pessimistisch:
,,Despite the lively discussion among
Yugo-Slav economists a ,normative’
price has still to be found which would
optimize the allocation of productive
factors, maximise production and exclu-
sively orientate the enterprise towards
earning a maximum incorne”.
De discussie doet een beetje denken
aan die welke ‘aan het eind van de
jaren vijftig in Rusland werd gevoerd
door Novozjilow, Nemtsjinow en ande-
ren
3,
zonder dat ook deze tot duidelijke
resultaten leidde, behalve dan dat
daarmee de relatieve steriliteit van de
periode vôér de dood van Stalin werd
doorbroken.
Een vreemd dualisme en een kramp-
achtige neiging om alles in een marx-
istische context te wringen vindt men
bij een sterk op de voorgrond tredende
auteur als Horvat “, die in Joegoslavië
grote invloed heeft.; Horvat kent de
westerse literatuur op zijn duimpje en
heeft herhaaldelijk geruime tijd in
westerse academische kringen ver-
keerd. Horvat verwerpt de grensnut-
theorie omdat deze een tautologie zou
zijn (immers – zo zegt Horvat – wân-
Na de voorafgaande schets over een
waarneembaar dualisme in het theo-
retisch-economisch denken in Joego-
slavië lijkt het interessant om – gezien
de betekenis die een academische op-
leiding nu eenmaal voor de opinie-
vorming van het toekomstig intellect
(en daarmee voor de opinie van de
natie) heeft – na te gaan op welke
wijze economen in Zuidslavië worden
opgeleid. Met name rijst hierbij de
vraag ip hoeverre dit dualisme zich
in de studie reflecteert. Naarmate dit
in sterkere mate het geval zou zijn,
zou immers de twijfel aan hèt marxisme
als bron van wetenschappelijke waar-
heid kunnen toenemen, waardoor het
proces van de ,,ontideologisering” van
de economische wetenschap zou wor-
den versneld.
Ter algemene oriëntatie en infor-
matie is eerst nagegaan hoe groot
verhoudingsgewijs de belangstelling is
voor de studie van de economie. Per
tienduizend inwoners zijn er in Neder-
land 60 en in Joegoslavië 50 studenten.
Onder deze 50 is een relatief groot aan-
tal studenten dat economie studeert.
Tabel 1 demonstreert een en ander. In
Zuidslavië blijkt 13 % van het totaal aan-
tal studenten economie te gaan studeren,
in Nederland 8 %. Dat hoge percentage
gaat kennelijk ten koste van de exacte
wetenschappen. Berekend per hoofd
van de bevolking studeren er in Joego-
slavië meer studenten economie dan
in Nederland, en dat.terwijl het wel-
vaartsniveau daar lager ligt
5
.
Wat het aantal economie-studenten
per lid van het wetenschappelijk korps
betreft, schommelen -de cijfers van de
verschillende economische faculteiten
in Zuidslavië tussen de 24 en 36. Deze
cijfers komen ongeveer overeen met de
gegevens, die men van de economische
faculteiten in Nederland kan berekenen,
zodat in dit opzicht een’ zekere analogie
bestaat. Grote verschillen worden ech-
neer men zegt dat een goed waarde
heeft omdat hët schaars is, dan houdt
het schaarstebegrip in dat het goed
waarde heeft). De arbeidswaardeleer
daarentegen is – aldus Horvat – een
verklarend beginsel. Merkwaardiger-
wijs valt Horvat echter in zijn beschou-
wingen over de optimale allocatie van
prod ukt iefactoren nagenoeg geheel te-
rug op stellingen ontwikkeld door de
welfare-economies, waardoor hij zijn
eigen arbeidswaardeleer ongemerkt en
onuitgesproken onder de tafel werkt.
TABEL 1.
Aantal studenten per faculteit in
Y.
van totaal aantal studenten (1965)
Faculteit
Joegoslavië
Nederland
Lett. en
wijsbegeerte
12
–
17
Exacte
wetenschap.
pen en techniek
, ,
36 43
Landbouw
6
3
Medicijnen
15
14
Politieke
en
sociale
wetenschappen
….
1
6
Rechten
…………
17
9
Economie
131
181
TOTAAL
100%
100%
ter waarneembaar wanneer men de
onderwijsprogramma’s gaat vergelijken.
Wij vergelijken allereerst de oplei-
ding aan de economische faculteit van
Belgrado
6
met die van Rotterdam
7.
Beide faculteiten zijn, zowel wat het
totaal aantal studenten als wat het
aantal studenten per lid van het weten-
schappelijk korps betreft, van gelijke
grootte. Belgrado heeft ook de grootste
economische faculteit van Zuidslavië.
Over de eerste twee jaar zien de ver
–
plichte onderwijsprogramma’s (ge-
meten aan het gemiddeld aantal col-
lege-uren per week) er uit als in tabel 2
weergegeven.
Macrinovic en P. Janic in
The eco-
nomics of socialisni,
Allen & Unwin,
1968.
Zie: Alec Nove:
The Sovjet Economy,
hfdst. XI, Allen & Unwin,
1961.
Branko Horvat: Towards a theory of
planned econonly,
Yugo Slav Institute of
Economic Research. Beograd
1964.
Ook wanneer men er rekening mee
houdt, dat mogelijk de statistische definitie
van het begrip student in Zuidslavië
ruimer is dan in Nederland, is het aantal
economie-studenten hoog.
6
Gebaseerd op de studiegids van de
economische faculteit van Belgrado
1966/
1967.
Gebaseerd op de studiegids van de
economische faculteit van Rotterdam
1966/
1967.
DE ECONOMISCHE OPLEIDING IN JOEGOSLAVIË
IN VERGELIJKING MET NEDERLAND
ESB 27-8-1969
827
Wat opvalt is de verhoudingsgewijs re regelingen,
maar
het
zoëven
ge-
geringe rol dï
de inleiding in de eco-
schetste algemene kenmerk van een,
jflTABEL2.
nomische theorie in Belgrado speelt.
verhouding tot ons land, nogal geringe
.
vergelijking studieprogramma’s
Wanneer wij
Das Kapit al
buiten be-
graad van specialisatie, zowel in het
Belgrado en Rotterdam
schouwing laten is de verhouding tussen
beginstadium als het eindstadium van
de hiervoor in Belgrado en Rotterdam
de studie, lijkt ook daar op te gaan.
bestemde college-uren 10
:
4. Tellen
Hoe méér vakken er echter in een op-
Uren
Uren
Onderwijsvakken
Belgrado
Rotterdam
wij
Marx erbij,
dan •wordt
de ver-
leiding
worden
,
samengevoegd,
hoe
houding 10
:
6-. breder weliswaar de algemene vorming,
Politieke
economie
Het doctoraal programma in beide
maar ook hoe oppervlakkiger de notie
Inleidende
(Marx)
24
0
econoie
m
landen
vertoont
eigenlijk
eenzelfde
van elk van de vakken.
enbedrjfseconomie
4
10
verschil. Zo zijn er in Belgrado 5 keuze-
Zo
lijkt
het
dat
de
dualistische
Economische
aard
rijkskunde
1
14
richtingen
(economische
planning,
positie van
dç economische
theoriej
Boekhouden
1
0 s t
kwantitatieve economie, economische waarbij enerzijds wordt vastgehouden
wiskunde
2
4 â 14
ontwikkeling, financieel-ad min istratieve
aan de gedachte dat voor een socta-
Sociologie
l
0
richting, internationale handel), maar
listisch land in beginsel andere theo-
Talen
…………..
2
0
Economische geschie-
denis
0
14
het onderwijs in elke keuzerichting is
rieën zouden gelden dan voor een niet-
Statistiek
………..
..14
1
.
Militaire traisiig:
2
0
geheel volgestopt met verplichte vak-
socialistisch
land,
terwijl
anderzijds
Recht
1
2
ken. Ook hier valt het grote aantal
–
theorieën
worden
geleend
uit
het
TOTAAL
18
184
sterk uiteenlopende
–
vakken op. Wie Westen, in de opleiding van jonge aca-
_______________ _______
________
zich
bijvoorbeeld
specialiseert
in
de
demicï, onder de geschetste omstardig-
richting
internationale
handel;
heeft
heden, moeilijk duidelijk aan de opper- beleid zouden volgen.
over een periode van twee jaar op zijn
vlakte kan komen.
Toch
lijkt het
bijna
onontkoom
lijstje
dertien
vakkèn
(bedrjfsecono-
Ten aanzien van de top-experts gaat
baar dai met het voortschrijden van de
mie 2 uur
8,
economische planning 1
het
bovenstaande uiteraard niet op.
huidige ontwikkeling, d.w.z. een inten
uur,
financiering
2
uur,
Organisatie
Zij bevinden zich echter in eën andere
sivering van de nog maar kort be-
van de onderneming 1 iiur, theorie van
positie dan studenten. Hoewel lidmaat-
staande contacten met het Westen en
de internationale handel 3 uur, waren- schap van de partij in Zuidslavië geen
de opkomst van een nieuwe generatie
kennis’ 1 uur, economische
aardrjks- voorwaarde is voor het bekleden van
zich
wetenschappelijk
specialiserende
kunde
1
uur,
bedrijfsadministratie
1
de positie van hoogleraar, kan men
academici,
er een
duidelijker afreke-
uur,
wiskundige
methoden
1
uur,
zich moeilijk op de katheder hoog-
‘als
ning dan tot nu toe met Marx
eco-
marktanalyse 1 uur, handelsrecht 1 uur,
leraren met contra-revolutionaire op-
noom zal plaatsvinden, waardoor de rol
toerisme 1 uur, verkeer 1 uur): Zoals
vattingen voorstellen. Een en ander kan
van Marx in de economische theorie
men ziet zijn het weer goeddeels andere
wellicht geïllustreerd worden met een
verder zal worden teruggedrongen. Een
vakken dan die welke in de kandidaats-
vraag, die wij in een bijeenkomst niet
en ander houdt niet in dat daarmeé de
periode werden gegeven. De doctoraal-
enkele
hoogleraren
van
de
econo-
monopolisering van de gehele marxis-
programma’s in Rotterdam (en Neder-
mische faculteit van Belgrado stelden,
tische
ideologie
wordt
ondergraven.
land) zijn in vergelijking hiermee super-
namelijk wat er zou gebeuren indien een
Er is immers ook nog Marx als de grote
specialistisch,
student op een examen ernstige be-
filosoof van de arbeid en in dit opzicht
De programma’s van andere Zuid-
zwaren tegen de marxistische ideologie
schijnt hij
–
ook in West-Europa
–
slavische faculteiten
zijn
anders
van
kenbaar zou maken. De beantwoording
.
veeleer aan betekenis te winnen dan te
opzet.
In
de
economische
faculteit
van de vraag kostte duidelijk enige
verliezeii.
van Subotica (ter grootte van Tilburg)
bedenktijd, maar kwam hierop neer
–
Prof. Dr.
J. Wemeisfelder
specialiseert men zich vanaf het eerste
dat deze student bij de desbetreffende
jaar
in
één
van
de
drie
richtingen
hoogleraar zou slagen indien hij zijn
handel,
industrie
of
landbouw.
In
zaken goed verdedigde, maar dat het
8
Gcniiddeld •aantal
uren
college
per
Osijec, Rijeka en Nis gelden weer ande-
niet zeker was dat
alle collega’s
dit week over een periode van twee jaar.
Mededelingen
MANAGEMENT CONFERENTIES
STICHTING PERSONEELBELEID
Ook gedurende het jaar 1969/1970 organiseert de Stichting
Personeelbeleid – in samenwerking met het ,,Glacier
lnstitute of Management” – weer enkele conferenties
,,Organisatie en Management”.
De inhoud van de conferentie concentreert zich rond de
in het zgn. ,,Glacier Project” door Elliott Jaques en Wilfred
Brown ontwikkelde nieuwe inzichten op het gebied van
personeel en organisatie. De geboden stof is direct in de
praktijk toepasbaar, o.m. bij analyse van de organisatie-
structuur, organ isat ie-ontwikkel ing, beloning van midden-
en h’oger kader, management development.
De conferenties die gedeeltelijk in het Engels worden
gehouden zijn uitsluitend bestemd voor directieleden en
hoger kader; zij duren vijf dagen. Nadere inlichtingen
worden verstrekt door het secretariaat van de Stichting
Personeelbeleid, Telgen 13, Hengelo (0), telefoon:
(05400)
1 32 53.
CURSUS BEDRIJFSBELEID
De Federatie van de Katholieke en Protestants-Christelijke
Werkgeversverbonden organiseert dit jaar een Cursus
Bedrijfsbeleid, die tot doel heeft directieleden, toekomstige
directieleden en staffunctionarissen’ een wetenschappelijk
verantwoorde en aan de praktijk getoetste bijvorming te
geven.
828
De lessen worden verzorgd door hoogleraren, in het be-
drijfslevén werkzame deskundigen en medewerkers van het
secretariaat van de Federatie van de Katholieke en Pro-
testants-Christelijke Werkgeversverbonden.
De cursus vangf aan op woeiisdag 1 oktober a.s. en
bestaat uit 16
bijeenkomsten
(waarvan 1 excursie), waarin
telkens twee onderwerpen op het gebied van bedrjfs- en
personeelsbeleid worden behandeld. De bijeenkomsten
worden gehouden elke veertien dagen op woensdag in het
gebouw van Bureau Mr. Dr. B. J. M. van Spaendonck,
Reitseplein 1, Tilburg, van 14.30-19.45 uur, onderbroken
door een gezamenlijke koffiernaaltijd.
Aanmelding kan geschieden bij het secretariaat van de
Federatie van de Katholieke en Protestants-Christelijke
Werkgeversverbonden, Scheveningseweg 52, Den Haag
(tel. 070-51 4071, toestel 39, de heèr A. N. J. Veenhuizen).
– Nadere inlichtingen worden desgewenst gaarne verstrekt.
ECONOMISCH-STATISTISCHE DAG 1969
Op 23 september a.s. wordt door de Economische Sectie
van de. Vereniging voor Statistiek een Econoniisch-Statis-
tische Dag georganiseerd. Het programma valt in twee
delen uiteen:
– Ochtendprogramma over economische modellen voor
regio’s, met voordrachten door:
Dr. D. R. Borchers: ,,Socio-economic development
rogramming – its uses and limitations as a tool for
public policy formation”; en
Drs. M. L. Middel: ,,Some observations on regional
models”. –
– Middagprogramma over de rol van het persoonlijk
waarschijnlijkheidsoordeel bij het nemen van beslissingen,
met voordrachten door:
Drs. J. A. Hartog: ,,Het subjectief oordeel als hulp-
middel bij het kiezen van de optimale strategie’; en
Drs. A. J. Schoorlemmer: ,,Selectie van aandelen en
economische ontwikkeling”.
De voordrachten en discussies zullen plaatsvinden in het
Oudemanhuispoortcomplex van de Universiteit van Am-
sterdam. Voor belangstellenden, ook buiten de kring der
V.V.S., zijn nadere inlichtingen en een folder (tevens
toegangsbewijs) te verkrijgen op het secretariaat van de
Economische Sectie, p/a Nieuwe Doelenstraat 16-18,
Amsterdam (C.), tel: (020) 2178 78, toestel 3388.
EUROPESE MARKETING CONFERENTIE
Op dinsdag 23 september a.s. zal in het Nederlands Con-
gresgebouw te Den Haag een studiedag worden georgani-
seerd over de ,,Europese markt”. Het Nederlands Centrum
van Directeuren (NCD) en het Nederlands Instituut voor
Marketing (NIMA) hebben een aantal Europese experts
uitgenodigd te spreken over ,enige belangrijke aspecten
van de Europese markt voor consumentengoederen.
Men treft onder de sprekers om. aan: Prof. W. William-
Olsson uit Zweden, die een cartôgrafische presentatie van
de Europese markt geeft; Dr. Léon Desplanques uit
Parijs en Franz Link uit Neurenberg, die respectievelijk
spreken over het consumptiepatroon voor voedingsmid-
delen en textiel in de EEG en de markt voor huishoudelijke
apparaten in de Duitse Bondsrepubliek. Mr. C. G. Bar-
nasconi (Van den Bergh & Jurgens) brengt een case-story
mee over de distributie van margarine in de EEG. Dr.
James Jefferys behandelt de veranderingen in het distri-
butiepatroon in Europa en trekt lijnen naar de toekomst. –
Kosten deelname: f. 60 p.p. voor leden NCD, NÎMA en
NIVE, f. pp. voor niet-leden. Voor simultaanvertaling’
in het Nederlands wordt gezorgd. Verdere inlichtingen bij
de NCD, Van Eeghenstraat 86, Amsterdam, (020) 73 95
51,
f NIMA, Parkstraat 18 Den Haag, (070) 61 4391.
Economisch-statistische berichten
Evenals yorige jaren heefi ook nu het Economisch Insti-
tuut voor het Midden- en Kleinbedrijf voor een aantal
branches in detailhandel en ambacht voorlopige, half-
jaarlijkse cijfers gepubliceerd over het omzetverloop. Men
dient bij een bestudering van deze cijfers wel te bedenken
dat de berekende wijzigingspercentages betrekkihg hebben
op de
geldoinzetten,
in 1969 bovendien
inclusief BTW.
Zoals de hier gereproduceerde tabel laat zien, zijn de
grootste omzetvermeerderingen in het eerste halfjaar 1969
(t.ov. de overeenkomstige periode van 1968) vooral te
constateren in de kantoorboekhandel (+ 14%) en bij de
kruiden iers-zelf bed ien ingszaken
(+
11 %). Belangrijke
daling gaf de sector woningtextiel en meubelen te zien
(- 7%). Dat laatste zal echter in niet onbelangrijke mate
veroorzaakt zijn door vervroegde aankopen in de laatste
maanden van 1968, als anticipatie op de verwachte prijs-
stijgingen na invoering van de BTW. Dat blijkt ook wel
uit het feit, dat in het tweede’halfjaar van 1968 t.o.v. de
tweede helft van 1967 een
omzetstijging
in deze branche
van liefst 27% werd gerealiseerd.
Wijzigingen in de geldoinzelten (in %) van de deelnemers
aan de o,nzetstatistieken Van hei Economisch Instituut
VOO,.
het Midden- en Kleinbedrijf, branchegevjjs gerangschikt
Ilranches
1967
t.O.,
1968
t.O.V.
1968 t.o.v.
1967
1969
1.0v.
1968
–
–
le
–
2e
Ie
le
2e
1966
1967
half-
half- half- kwar-
kwar-
jaar
jaar
jaar
taal
taal
Voedingsmiddelen:
aardappelen, groenten en fruit
+
2
+
4
+ 1
+
7
+ 9 + 8
+
9
,
bakkers
…………………
+5
+8
+2
+6
+5
+8
kruideniers: bedieningszaken
.
+
5
+
5
+
6
+
5
+
4
+ 4
+
5
zelfbedieningszaken
+10
+ 9
+ 9
± 9
+11
+12
+10
melk en zuivelprodukten
…….
+ 5
+
5
+
6
+
5
+ 5
+ 4
+
5
+ 4
+
4
+ 5
+ 4
1-
8
+ 8
+
9
Ge,zotmiddelen:
alcoholhoijdende en alcoholvrije
+ 8
+
2
+ 4
+
1
+ 3
–
2
+ 8
..+7
+ 4
+
4
+ 4
+
5
+
2
+
2
+ 2
slagers
……………………
..
+ 6
+
4
+ 2 + 5
+
7
+ 7
+ 3.
Duurzame consumpfiegoederen:
–
dranken
………………..
banketbakkers
……………..
+10
+12
-1-
9
+14
+ 4
0
+ 8
tabaksartikelen
…………….
+ 6
+11
+10
+11
+14
-1-13
+16
boekhandel
………………..
boek. en kantoorboekhandel
b) b)
b)
b)
+ 9 + 9
+ 10
kantoorboekhandel
………….
goud, zilver, juwelen en uurwer-
ken
…………………
..
,+3
+6
+7
+6
—2
—8
+3
+ 7
.1-.
9
+ 9 + 8 + 9
+ 6
+ 12
goud, zilver enz. + optiek
b)
b)
b)
b)
+
5
+
3
-1-
7
huishoudelijke artikelen
+ 5
+
6
+ 5
+ 6
–
3
–
6
0
+ 6
+
5
+ 1
+ 9
0
–
8
+ 5
tesliel
: ………………….
+ 2
+
6
+ 1
+10
–
1
–
8
+ 5
opticiëns
………………….
woningtexliel en meubelen
….
+
5
–15
+
3
+27
–
7
—16
0
schoeisel
………………….
o
verige
branches:
.
+13
+
6
+ 8
+
4
+
4
+
3
+
5
drogisten
…………………
parfumerieën (speciaalzaken)
.
+
IS
+
5
-1-
6
+
4
+
5
+
1
+ 8
Voorlopige cijfers.
Niet bekend.
ESB 27-8-1969
.
829
Geld- en kapitaalmarkt
afgifte van 74% pandbrieven moeten staken en proberen
GELDMARKT
nu met 8% schuldbrieven tegen
994%
en zelfs 99%, hetgeen
een effectief rendement van resp. 8,09Y.
en 8,22% op-
De Staatskas bevatte 11 augustus f. 64 mln. en vier dagen
levert, nog middelen uit de markt af te tappen.
later moest het Ministerie van Financiën ruim f. 300 mln.
‘ . De hoge en stijgende kapitaalmarktrente enerzijds en de
aan de gemeenten uitkeren op grond van de maandelijkse
vrees dat de oververhitte economie in vele landen toch
betaling. Wél boekte het Rijk in de 18 augustus geëindigde
eens een keer zal omslaan anderzijds verklaren de aarzelen-
week een batig saldo in het lopende verkeer, doch om aan
de stemming voor aandelen op de beurs, met in het alge-
de verplichtingen te kunnen voldoen moest opnieuw een :
meen èn met vrij grote regelmaat afbrokkelende koersen.
–
–
–
–
–
—
—
—
J_L_ fl..1
…..
J
.J
fl
oeroep op ue ieuerianuscne Janl( woruen geuaau. i.e posL
,,Wissels enz. door de Bank gekocht” liep met f. 145 mln.
op. Het overschot van betalingen boven ontvangsten van
de Staat kwam de bankkassen ten goede, die bovendien
KOERSSTAAT•
profiteerden van het verder teruglopen van de bankpapier-
circulatie, terwijl
bovendien nog voor f.
147 mln, aan
Indexcjjfers aandelen
30 dec.
H.
&
L.
95
aug.
22 aug.
valuta’s aan de centrale bank werd verkocht. Dat de t
(1963
100)
1968
1969
1969
1969
banken
in
staat
waren
de
voorschotten
in
rekening-
Algemeen
…………………
‘
121
130-108
lii
113
courant, opgenomen bij de Nederlandsche Bank, van f. 821
Internationale concerns
…….
127
138- 113
117
120
mln, tot f. 352 mln, te doen dalen, wordt begrijpelijk.
Industrie
……………….
119
–
129- 107
109
III
Wanneer men de kredietverlening der handelsbanken
Scheepvaart
……………..
89
94-
80
81
81
Banken en ver7ekering
…….
98
127-
97
106
110
over het tweede kwartaal vergelijkt met die over de eerste ………………………..
122
133
–
105
105
108
drie maanden, ziet men belangrijke wijzigingen. De vor-
deringen op het Rijk namen van januari t/m maart met
1
Bron:
A.N.P.-C.B.S., Prijscourant.
slechts f. 44 mln, toe, in het tweede kwartaal met f. 582
mln. Bij de lagere overheid voltrok zich de omgekeerde
ontwikkeling. In het eerste kwartaal moesten de gemeen-
!
Aandelenkoersen
1
ten een beroep op liquidiieitsschepping doen, in het tweede
Kon. Petroleum
…………..
f. 18290
f. 165,25
f. 167,90
kwartaal vond een inkrimping plaats, die de toeneming
f.
59,40
f.
62,70
f.
61,95
Philips
………………….
.
Unilever, cert .
……………
f.
125,30
f.
98,45
F.
99,75
van het eerste kwartaal meer dan compenseerde: Over het
Zout-Orgaon
.
…….
………..
f. 181,60
f.’137,15
f. 145,20
eerste halfjaar droeg de overheid alleen al in het financiële
Hoogovens, n.r.c
………….
f. 101,80
F. 100,05
f. 103,30
verkeer met de handelsbanken
f. 495 mln. bij tot de uit-
A.K.IJ
…………………..
f.123,20
f.
115,15
f.
121,15
f.
61,20
f.
55,-
f.
54,40
breiding van de geldcirculatie.
.
.
-.
‘.
AMRO.Bank
…………….
.
Nat. Nederlanden
…………..
f.
72,70
f.
85,90
f.
90,-
Bij de kredietverlening aan de private sector •nioei en’
‘-KL.M..-“.
………..
1′. 212,-
f. 192,-
f.
94,-
,
sterke expansie worden vastgesteld. Kort
n middellang
Robeco
………………
f. 243,30
,
f. 236,-
f. 238,40
krediet tezamen werden in het eerste kwartaal met
f.
264
mln, uitgebreid, in het tweede kwartaal met f. 843’riiln.
‘
–
–
Hiertegenover zijn de banken bezig hun kapitaalmarkt-
New York
Dow Jones Industrials
………
945
821
837
beleggingen te verminderen.
Rentestand
•
La’nlopentlestaatsobIigatieS
‘,’
.
6,63
7,71
7,75
–
,
–
AandIen’: intnatioiale,n
‘
3,4
-.
KAPITAALMARKT
lokalen
1
……….
3,9
Disconto driemaands schatkist-
papier
………………..
S
6
6
Verdere stijging van de rente kenmerkt de ontwikkeling op
de kapitaalmarkt.
Het effectieve rendement van
lang-
7ngepast vc;or kapitaalwijzigingen.
lopende Staatsleningen is op 73/4% aangekomen.. Indus-
J3on:
Amsterdam-Rotterdam Bank.
triële obligaties hebben thans rendementen, die in de regel.
boven de 8% uitkomen. De hypotheekbanken hebben de
.
..,,
,
Prof. Dr. C. D. Jongman
Vraag eens proefnummers aan
voor uw kennissen’
die
,,E.-S.B.”
nog niet kennen
–
830