Financiering
en
verzekering
van invoer-
uitvoer-
en
transito-zaken.
R. MEES & ZOONEN
ROYFERDAM
1
NtlB-BELEGGHIGSBOEKJES
vormen voor de zakenman
én
voor« de particulier een goede
en veilige belegging van (tijde-
lijk) vrijkomende middelen.
PERSOONLIJKE.LENGEN
daarentegen bieden een goede
mogelijkheid gelden te verkrij-
gen welke nodig zijn voor aan-
schaffingen in de particuliere
sfeer.
Vraagt Inlichtingen bij een van de
148 vestigingen in Nederland
van de
IEDERLAt4DSCHE
MIDDEPISTMIDSBANK H.V.
Hoofdkantoor: Amsterdam, Herengracist 580
E C 0 NO MIS CH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 5 29 39. Administratie: (010)
3 80 40. Giro 8408.
Privé-adres redacteur-secretaris:
Drs. A. de Wit, Sleedoorn-
laan 17, Rotterdam-12, tel. (010) 18 36 32.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Ban que de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 347, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer 75 ct.
Advertenties:
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de N. V. Koninklijke Nederl. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010) 6 93 00, toestel 1
of
3.
Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren
K.C. SLIJK
Schiedamsevest 44 d – Rotterdam-1
Tel. 010 – 11 9111 (2 lijnen)
q..4koIaars In onroerende goederen.
Vertrouwensopdrachten.
t..5
1′
dm!nlstratles voor Verenigingen
van Eigenaren (Appartementenwet)
M
emiddeling hIJ aan- en verkoop
van appartementen (horlxontalé
verkoop). Specialisten sedert 1951.
*
TAXATI E S bij aan- en
verkooj
voor
.successieaangiften, enz.
*
HYPOTHEKEN
442
GRATIS
op aanvraag beschikbaar:
“M.A.B n.v.-Nieuws’ – ons maandblad, waarin
regelmatig aantrekkelijke aanbiedingen volledig
omschreven worden opgenomen.
Ede
AN REDACTIE: Ch. Glasz; L M. Koyck; H.W. Lambers;
en; J. R. Zwdema. Redacteur-Secretaris: A. de
Wit.
Adjunct Redacteur.Secretaris: M. Hart.
AN ADVIES VOOR BELGIË: 1?. Collin; J. E. Merten.
s; J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick.
E.-S.B. 16-5-1962
Ploegenarbeid in de iiidustrie
De feitelijke en
mogelijke
gevolgen van de spectaculaire
verbreiding van de arbeidstijdverkorting staan in het
middelpunt van, de belangstelling. Het lijkt nuttig te her-
inneren aan de eveneens ingrijpende invloed van ploegen-
arbeid op leven en werken van werknemers, produktiviteit
enz.
Mogelijk
hangt de grotere mate van bezorgde belang-
stelling voor de toename van Vrije
tijd
mede samen met
puriteinse dwangvoorstellingen.
In een onlangs verschenen rapport
1)
zijn de medische,
psychologische, sociologische, technische en economische
aspecten van ploegenarbeid
uitvoerig belicht. Deze uit-
voerige studie is reeds ge-
rechtvaardigd door het grote
aantal ploegenarbeiders. Uit,
de nevenstaande tabel blijkt
dat dit aantal in de industrie
in 1960 een getal van 175.099
ploegenarbeiders, d.w.z. 23
pCt. (22 pCt. in oktober 1957)
van het totaal aantal indus-
triële arbeiders, beliep. Onder-
scheiden naar sexé steeg het
aantal mannelijke industriële
ploegenarbeiders van 24,8 tot
26,2 pCt. van alle indus-
triële arbeiders in de periode
oktober 1957-december 1960.
Daarentegen daalde in deze
periode het corresponderende
percentage vooi vrouwen in
.4
tUOVi1UILiSL V411 ‘f WI. .3.
Deze en volgende gegevens zijn ontleend aan een publi-
katie van het C.B.S.
2),
waarin mededeling wordt gedaan
van een aantal globale resultaten van een, door de arbeids-
inspectie ingestelde, enquête in december 1960. Alle nijver-
heidsbedrijven, voôr zover gerechtigd het ploegenstelsel
toe te passen, waren hierbij betrokken. Overigens zijn de
gepubliceerde gegevens niet alleen aan directe waarneming
ontleend; gedeeltelijk werd met ramingen volstaan.
Van het aantal industriële, arbeiders per bedrjfsklasse
boekten ‘de mijnbouw (81,2 pCt.), de textielindustrie (44,3
pCt.) en de papiernijverheid (36,8 pCt.) de hoôgste per-
centages ploegenarbeiders. Als – tegenpolen fungeerden de
‘) ,,Ploegenarbeid” – Eindrapport van een wetenschappelijk
onderzoek in industriele bedrijven; Contactgroep Opvoering Productiviteit, 1961, 407 blz., f. 15. Verkorte editie: 68 blz.,
f. 4.
–
2)
CBS.: ,,Sociale maandstatistiek”, februari 1962, 56 blz,,
f. 2,50. Verkrijgbaar
bij
Uitg. W. de Haan N.V., Zinzendorf-laan 3, Zeist en de boekhandel.
diamantindustrie (geen ploegenarbeid) en de. bedrijfs-
klassen ,,Kleding en reiniging” en ,,Bewerking van hout,
etc.” met percentages van resp. 0,2 en 3,5. Vn,het totaal
aantal in ploegendienst werkende arbeiders leverde even-
wel de textielindustrie (22,6 pCt.), op de voet gevolgd door
metaalindustrie en’ mijnbouw, het grootste aandeel. In
deze drie bedrijfsklassen tezamen werd ca. tweederde van
het totaal aantal ploegenarbeiders tewerkgesteld.
In de tabel zijn de ploegenstelsels, die op de, grootste
aantallen, arbeiders worden toegepast,. vermeld. Hiervan
l..,. ..,….:
,..,…
LUUU, SIÇL Çiii1(.ULiLIIIU UItO-
ploegenstelsel bovenaan. Dit
stelsel was vooral in zwang
in de mijnbouw. In bedrijfs-
_ klassen als metaalnijverheid
en textielindustrie had echter
in dit opzicht het twee-
ploegenstelsel de meeste im-
portantie. Voor de chemische
nijverheid was dit de vol-
continu vier- of meerploegè&
dienst. Van het totaal aan-
tal ploegenarbeiders in deze
dienst leverde evenwel de
metaaündüstrie het grootste
aandeel. –
Voor de ,,buitenstaander”
levert de
werktijd
in ploegen-
dienst wellicht verrassingen
op.. Zo beliep, de normale
werktijd’ per week volgens
‘rooster voör 58,4 pCt. van de
ruim’ 10.000 ploegenarbeiders in volcontinu driepÏoegen-
dienst niet minder dan 56 uren. Voor deze gehelê categorie
lag de gemiddelde arbeidsduur volgens rooster op 52 uren.
Het betreft hier vooral de çampagne der beetwortelsuiker-
fabrieken, in welke bedrijfstak de arbeiders gemiddeld per
dag (inclusief zondagen) ruim 8 uren werkten.
-:
Daarentegen bedroeg de’ gemiddelde arbeidsduur vol-
gens rooster voor alle waargenomen mannelijke en vroitwe-
lijke ploegenarbeiders resp. 45,7 en 42,8 uren per week.
Wat betreft de gemiddelde werktijd per ploegènstelsel
waren de verschillen tussen de tweeploegendienst en de
semi-continu drie en vier of meer ploegendienst, voor alle
bedrjfsklassen tezamen, slechts gering niet resp.
45,7; 45,3
en ’46;2 uren. In de vol-continu vier of meer ploegendienit
werkte het merendeel der arbeiders 42 uren per week!,
hetzij ca. 6 uren per dag. Bij de toepassing van dit stelsel
domineerden de metaal- en de chemische industrie. Tot
slot
zij
vermeld dat het C.B.S. bereid is na verzoek detail-,
gegevens toe te zenden,.
Aantal nijverheidsarbeders a), werkzaam
iii ploegendienst, in pCt. van het totale
aantal nijverheidsarbeiders, december 1960
4 of meer
1
1
3 ploegen ploegen Totaal c)
semi-
vol-
ploegen-
2 ploegen
.
aantal in
Continu
Continu
1
dienst
4,2
21,7
7,7 4,0
6,4
5,4
8,3
4,7
0,9
7,8
7,8
59.377
Van 18 jaar en ouder; in bedrijven met 10 of meer werknemers.
Met meer dan 8 pCt. der werknemers in ploegendienst.
mci.
drie ploegen, volcontinu en vier of meer ploegen, semi-continu. Alle bedrijfsklassen, excl. bouw- en kunstnijverheid.
Blz.
‘
.
‘
.
BIi.
Ploegenarbeid in de indutrie ………………. 443
Die Suid-Afrikaanse begroting,
door Dr. C. Verburgh
454
President Kennedy’s action on steel prices,
door
Boekbesprekingen:
Prof. C. Lowèll Harriss …………………
444
1924 M.A.B. 1960, Deel 1:’ Bedrijfshuishoud- –
Een mathematisch model van de bewapenings-
kunde,
bespr. door Dr. R. Slot …… ………
456
wedloop, door Drs. P. Valkenburgh………..
447
1924•M,A.B. ‘1960, Deel II: Accountancy,
bespr.
De ontwikkeling van de technische hulpmiddelen
door C. H. A. J. Janssens……………….
457
in de administratie,
door A. Meeuwis………
450 Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. C. D. Jongnian.
‘457
E.-S.B.
16-5-1962
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
443
Prof. C. Lowell Harriss, hoogleraar in de economie
aan de Columbia University in the City of New York
vertelt in onderstaand artikel de geschiedenis van de
recente staalcontroverse in de Verenigde Staten. In
de laatste twee paragrafen zet hij uiteen waarom hij
niet zo gelukkig is met het directe ingrijpen van Presi-
dent Kennedy ten aanzien van de staalprijzen. Voor het
bedrijfsleven betekent Kennedy’s politiek dat het er
een nieuw risico heeft bijgekregen. Het oplossen van
problemen door middel van ,,more and more direct
control means more and more economic distortion,
rigidity, confusion, and waste in general. The President
and his advisers do not want such results. Yet the
pressures of the short run may bring ,decision after
decision which moves us in the direction no one really
wants to go”, aldus de schrijver.
President Kennedy’s
action on steel prices
Progress, we are told, is not an accident. But accident
can exert no small influence on progress. One argument
for the diffusion of power is that small centers of power
cannot do much damage, whereas large concentrations of
power can lead tot mistakes – by accident or design –
which can be very costly. The United States has recently
experienced a combined accident-mistake which may prove
expensive to untold millions who were in no way involved
in the decisions. The resuits have broad significance becaure
the decisions were made by men holding great power.
The forces that built up to
the ,,explosion”.
For several years the United States has experienced
,,creeping” infiation – a rise in the index of consumer
prices of more than 2 % a year since the end of fighting
in Korea and around 1 % a year even when unemployment
bas been substantial. When our balance-of-payments
problem was highlighted by gold losses in the late 1950’s,
new reason for effort tö check the upward drift of prices
became dear. Unfortunately, the more or less traditional
measures – monetary restraint and cautious budgetary
policy – were neither adequate nor suited to the conditions
in which stimulation of employment seemed desirable.
One major problem arises from the existencë of powerful
labor unions. They control the labor of entire industries.
They expect wage rate increases everyyear or so. In some
cases, notably steel, they deal with relatively few companies
and companies whose pricing policies have the charac-
teristics associated with monopoly (using that term a bt
loosely).
In 1959-60 wage negotiations in the steel industry
brought on a strike which closed most plants for 116 days.
The whole economy was disrupted. This year ‘President
Kennedy wished to avoid such a danger. His Secretary
of Labor had been an outstanding leader of the steel
union and clearly had some advantage in trying to get
the union to follow the President’s wishes. The company
officials agreed to start negotiations well in advance of
the date when the existing agreement would expire.
Negotiations were begun and concluded early this spring,
to the general relaxation 5f tension throughout much of
the business and political world.
Yet there was underlying trouble. Year after year since
World War
II
when steel wages have gone up, prices
followed with littie or no delay. In 1960, however, demand
for steel was weak. The companies delayed seeking an
increase in prices – more accurately, the few attempts
failed. In 1961, when a scheduled increase in wage rates
went into effect, President Kennedy asked the steel
companies not to raise pices. They did not. No outsider
can be sure of the relative force of Presidential persuasion
and excess producing capacity in explaning the continued
stability of steel prices.
Early in January President Kennedy announced ,,guide-
lines” for non-infiationary wage-rate increases. The decisive
element was held to be productivity. The Presidential
adoption of the principle has no effect in law. Business
had no opportunity to reject or accept it — nor did unions.
The Presidential advisers who prepared the ,,guidelines”
presented far more sophisticated and economically
defensible principles than expounded in President
Kennedy’s statements.
In announcing the settlement of the steel wage dispute,
the President said more than once that it was ,,non-
infiationary”. The companies made no comment at the
time. (Under our antimonopoly law the companies had
virtually no opportunity to discuss prices while negotiating
wages). Mr. Kennedy had reason to believe that his policy
had brought a resounding success – no strike, a smaller
wage-rate increase than customary, and no price increase
1).
The explosion.
Within scarcely more than a few hours after the last
of the new wage agreements was signed, the biggest steel.
company, United States Steel, announced a broad increase
in prices of 3+ %. The President had been given only brief
warning.
Throughout most of this century U.S. Steel has been
the ,,price leader”. Other companies generally follow its
prices. The position is not so dear now, for both anti-
monopoly laws and markt forces reduce the influence
of ,,big steel”. (U.S. Steel once.had 60% of total capacity;
the present figure is about 30%). However, several
companies did raise prices quickly.
1)
In fact the workers did not get a wage increase as such
but various ,,fringe” benefits, such as better insurance pro-
tection, which cost the employers about 2½ % of wages.
444
E.-S.B. 16-5-1962
President Kennedy had a rgular press conference the
next day. He (ook the opportunity to use language about
the action which is better not repeated, except perhaps
for one phrase characterizing the action as ,,wholly
unjustifiable and irresponsible defiance of the public
interest”. The words were harsh. Action by the executive
branch, of the government wis not delayed.
The President has no legal power to set prices in such
circumstances. He has more than once said that he does
not believe that prices should be set by government. Yet
his staff began to put intense pressure on the steel industry,
expecially the companies which had not yet followed
U.S. Steel. Perhaps it will be many years before the public
record tells the entire story of what happened.
We do know some things; The Department of Justice
started grand jury investigations against the largest steel
companies to see whether the antimonopoly laws had been
violated; the cost and the possible results of such an inquiry
can be nothing but heavy burdens on companies and their
officials if the government wishes. Moreover, the Depart-
ment of Defense indicated immediately that it would use
its tremendous powers as a buyer to punish the companies
which had raised prices (or at least this seemed to be the
attitude). An overly-publicized but dramatic visit by agents
of the Federal Bureaû of Investigation (,,police”) on a
newspaper reporter at 4 o’clock in the morning hinted
of police-state methods. Congress started special inquiries.
The Internal Revenue Service may have indicated some
new scrutiny of tax returns – this episode is not dear.
Fcr two days the country was presented with an ,,anti
business” ,,crusade” unlike anything since the days of
President Roosevelt’s New Deal. When two steel companies
announced that for the time being at least they would
not raise their prices, the other companies gave up their
recent price increases.
President Kennedy has been credited with a great
victory. Powerful büsiness leaders have been defeated in
public. The strong arm of the executive branch of the
government has shown more muscle than most of us
would have predicted – and under the command of men
determined to use it to advance what they believe to be
in the public interest, law or no law. Apparently, the public
strongly backs the President.
A few of the issues.
So,many issues are involved that no brief account cari
list all that are relevant. Hôwever, a few do bear upon
the broader problem to be discussed in a moment: (1) The
United States has now, and has had for many years, a
deficit in the balance of payments which cannot continue
indefinitely. Price increases in the United States must
somehow be held down or prevented, unless we can count
upon substantial infiation abroad. (2) Traditional methods
of preventing infiation seem to hinder the reduction of
unemployment which is clearly higher than is desiiabIe.
There is no automatic mechanism for correcting the
imablance in payments, and the public in general cannot
possibly be as awarè of the problem as is the President.
Steel prices, have risen more- than most prices since
World War H.
(5)
The steel industry is not competitive
in the textbook sense, but there ari ‘competitive elements
whose force may be greater ‘than outsiders generally
recognize – or not.
(6) Wages in the steel industry, inciuding ,,fringes” such
as pensions and insurance and vacation time; are about
ROTTERDAMSCHE -BANK
FINANCIERING VAN
IMPORT- EN EXPORT-
TRANSACTIES
MEER DAN 325 VESTIGINGEN IN NEDERLAND
(1. M.)
$ 4 an hour, substantially more than in manufacturing.
generally. (7) Wage rates per hour are about 4 times as
high as in, 1940 while prices of steel average
2.5
times
as high. Steel prices have been stable for 4 years while
wage rates have risen over 10%. Employment costs per
ton of steel are higher than in the past because, although
productivity per man hour has been rising about 1.7%
a’ year, wage rates have gone up by over 3% a, year.
(8) Considerable dispute arises about the measurement of
productivity and especially about the portion which is
properly attributable to capital. (9) Steel company profits
are below the average throughout the economy. Profits
are about 6% on net worth (the equity capital put in by
the owners) and about
5%
on sale prices. However, and
this is a point of major dispute, the disruptions and paitial
idleness of capacity of the last three yeats may account
for the relatively Pool profit showing. With Jarger volume
profits would be .markedly higher. (10) Modernization of
steel plants to take reasonably full advantage of impioving
technology will cost large sums.
(11) Labor unions have economic and political power
which give great influence and which cannot be curbed
under present law as can the power of businesses.
(12) Uniôns show little or no intention of reducing their
insistence that wage rates rise – and by substantial
amounts, not necessarily limited to employee contribution
to productivity growth.
Clouds in
the economic skies.
Business confidence has had a shock. Perhaps, in fact,
the shock is not so great as it should be. No one can yet
know the significance of the steel ,,conflict”. President
‘Kennedy has recently tried to inspire confidence with
words. Unfortunately, however, the implications of his
actions cannot be undone by words even if he wished to
do so. He shows no willingness to modify the substance
of his action.
The President has added a new risk for business, chiefly
large business. Perhapit is a tiny risk. Perhapsit is large.
‘The Président has asserted his belief that hehas not only
the right.but also the responsibility – note, responsibility,
obligation, not some passive optioii – to tise thepower
of the executive to advance his conception of the -national
E.-S.B. 16-5-1962
445
interst ‘T-Te can’and should, he believes,
go
beyond the
explicit authority of law. He can operate without legislative
direction and without regard to any limits set clea?ly,
even vaguely, by law.
Moreover, -President Kennedy has shown that the
influences at the disposal of the President are extensive,
powerful, pervasive, and much greater in total than hd
enerally been recognized. The increasing concentration
of power in the national government has given the President
some control, direct and indirect, at innumerable points.
The President’s positiongives him opportunity to influence
public opinion, to spe.ak without the need to face open
challenge (the inconsistency of Federal polices as regards
prices would make in itself an interesting story, but one
discouraging to a person with hope for human rationality).
‘The economy needs vigorous business investment. Mr.
Kennedy knows this just as surely as does any economist.
His economic programs cannot succeed as he hopes without
a late bf new investment evèn higher than is now scheduled
(a rate whicli provides the basis for considerable optiniism).
Yet the action Aaken in thé steel controversy gives an
ominous warning. Property is a hostage not only to the
.forces ofthemaiket, to taxes, to all the winds of change
in the modern world, but also to the President’s judgment
of the national interest.
Who can say what the present President, or one of his
successors, may decide? The uncertainty in itself magnifies
the opportunity for exaggeration. Unfortunately, perhaps,
Mr. Kennedy is a Democrat. And the Democratie Party
is associated with an anti-business, pro-labor leaning which
can easily be exaggerated (but can hardl’y be ignored).
Decisions will tend to sacrifice profit, to force business to
make sacrifices for purposes the President believes to be
in the national interest. –
The difficulties are increased by another fact. Our laws
put substantially greater restrictions on’ businesses than
on unions of workers. TT-e President has only narrowly
limited power to move against unions within the law,
whereas antimonopoly statutes restrict business from kinds
of actions open to unions. And will not a. President seeking
reelection be most unlikely to use his powers of persuasion
forcefully against labor unions? Perhaps not — but oné
cannot be certain. –
Some features of the recent controversy not summarized
earlier add to the force of the conclusion that the Kennedy
Administi ation lacks confidence in the power of the market.
The solution to problems as they arise seems likely to
involve more direct control than 1, for one, would welcome.
1f there is too much concentration of power in a few steel
companies and in the one giant steel union, then the only
truly promising approach ftr the long run is to get greater
diffusion of power. Yet any actions along this line would
tend to hurt confidence for the time being. And there is
no evident attempt to try to seek this solution. The other
road, more and more direct control, means more and more
economie distortion, rigidity, confusion, and waste in
general. The President and his advisers do not want such
results. Yet the pressures of the short run may bring
decision after decision which moves us in the direction
no one really wants to go.
Conciuding comment.
Thus we end by referring back to the opening remark
about the influence of accident. The steel crisis was not
entirely unforeseeable. Yet it did contain elements of
accident.. They helped produce resuits which were not
anticipated and yet which cannot, with mthods now
available, be undone. It is partly because the concentrations
of power — in the steel union, in the steel industry, and in
government – were great that big collisions occurred
(or had to be prevented) and that results serious ‘for the
general public were produced. –
Finally, and in a sense most discouraging, one-must
‘note the general public approval of Presidential action.
Yet the threat to freedom is more than minor. Markets,
with all their imperfections, are of incalculable value as
instruments of freedom. The impairment of the functioning
of free markets will not advance thè cause of freedom.
No one, certainly, ;,planned it this way”. Can we, then,
somehow correct the mistake?
New York City,
5
May 1962.
C. LOWELL
HARRISS.
Professor of Economics
Columbia University.
(advertentie)
U kunt Uw beleggingsrisico verdelen
over ruim 200 vooraanstaande
Waarom zoudt U meer risico nemen dan nodig is?
Door aankoop van een aandeel ‘Vereenigd Bezit van
1894′ verkrijgt U in feite een volledige aandelen-
portefeuille, veilig verdeeld over ca. – 200 zorgvuldig
geselecteerde ondernemingen. Zodoende komen 1f de
voordelen, van aandelenbezit ten goede en ligt een aan-
trekkelijk, rendement binnen Uw bereik.
Alle banken en commissionairs kunnen U inlichten
N.V.VEREENIGD BEZIT VAN 1894
De voordelen van gandelenbezit met beperking van risico
onderneini ngen
WESTERSINGEL 84.ROTTERDAM
.
446′..
E.-S.B. 16-5-1962
Onderstaand artikel is geschreven naar aanleiding
van een tweetal boeken van D. F. Richardson, een
fysicus die zich sterk heeft beziggehouden met sociale
en politieke verschijnselen, speciaal met het verschijnsel
oorlog. Na in het algemeen het nut van mathematische
modellen te hebben aangeduid, bespreekt schrijver
Richardsons theorie en oefent hij kritiek uit op diens
model voor de bewapeningswedloop tussen twee staten
of statenbiokken. Het model van Richardson schiet
naar schrijvers oordeel teî verklaring van het oorlogs-
verschijnsel op allerlei punten tekort: het geeft slechts één facet van het conflict, ni. alleen dat wat er gebeurt
als er reeds een conflict bestaat; bovendien geeft het dan nog slechts die dingen aan, welke voor kwantifi-cering in aanmerking komen. De conclusie luidt dan
ook dat Richardsons model wel nuttig is als eerste
benadering van een nog weinig onderzocht verschijnsel,
doch dat het onmiddellijk om vele niet of nauwelijks
kwantificeerbare aanvullingen vraagt. Het is
schrijver•
niet helemaal duidelijk waarom Richardsons boeken
na hun verschijning vorig jaar zo’n bijzondere opgang
in de Verenigde Staten hebben gemaakt.
Een
mathematisch model
van de
bewapeningswedloop
In de moderne sociaal-wetenschappelijke literatuur,
vooral van na de tweede wereldoorlog, valt de tendens
te bespeuren om op steeds uitgebreider schaal tal van
mathematisch gefundeerde methoden en denkwijzen toe
te passen. Dit streven om gebruik te maken van de mogelijk-
heden die de wiskunde biedt, komt in het bijzonder naar
voren in allerlei pogingen om mathematische modellen te
ontwerpen van sociale verschijnselen en verschijnselen-
complexen.
In de economie is deze mathematisering vrij goed ge-
lukt; in de sociologie en sociale psychologie daarentegen
ziet de toestand er aanzienlijk minder gunstig uit, ondanks
het feit ‘dat het ook daar zeker niet aan goede wil heeft
ontbroken of ontbreekt. De verschillende wiskundige
modellen die men in de sociologie heeft trachten. te con-
strueren en die vrijwel alle als weinig geslaagd moeten
worden beschouwd, laten tevens duidelijk uitkomen wââr
de oorzaken van dit falen liggen
1).
Het nut van mathematische modellen.
Een mathematisch model is een in empirische termen
geïnterpreteerd stelsel van mathematische vergelijkingen
of een empirisch geïnterpreteerde axiomatiek. De
constructie van een dergelijk model verloopt in vier stappen.
Deze kunnen als volgt kort worden omschreven:
Stap 1:
Enkele grootheden (vat iabelen en constanten),
waarvan men veronderstelt dat zij de essentiële kenmerken
van het te onderzoeken object beschiijven, worden ge-
kozen. Deze grootheden dienen kwantitatief te zijn. Som-
mige kunnen in de loop van de
tijd
veranderen. Vaak zelfs
is deze verandering belangrijker dan de grootheid zelf.
Wij hebben dus als uitgangspunten:
constanten: a, b,
c, …;
–
variabelen: x, y, z,
…;
de tijdsvariabele t;
de groothe
dx
dy
dz
den
,
,
Stap II: Zijn de grootheden eenmaal gekozen, dan komt
het tweede belangrijke punt: het vastellen van de relaties
1)
Enkele auteurs op dit gebied zijn: N. Rashevsky, H. A.
Simon, G. Karlsson, A. Rapoport.
die Wssen deze grootheden geacht worden te bestaan. De
meest voor de hand liggende relaties zijn de equivalentie-
relatie en de orderelati& De relaties, die men aanneemt
op grond van overwegingen die zelf niet tot de model-
constructie behoren, worden weergegeven in enkele wis-
kundige vergelijkingen, bijv. van de gedaante y = ax + b
dx
of a – + by = cx.
Stap ifi: De opgestelde vergelijkingen worden opgelost.
Eventueel worden nieuwe vergeljkingen afgeleid of nieuwe
relaties opgespoord.
Stap
IV: De nieuw gevonden relaties worden empirisch
geïnterpreteerd en getoetst.
Strikt genomen beperkt het ontwerpen van een model
zich tot de stappen
1
en II. De stappen III en IV zijn echter
ter toetsing van het model onmisbaar. Daarom hebben wij
deze er bij vermeld.
Het nut van mathematische modellen is gelegen in het
feit dat de
belangrijkste
eigenschappen of kenmerken van
een verschijnsel bijeen’ worden gebracht in onderlinge
samènhang, een samenhang die in de wiskundige ver-
gelijkingen (stap II) wordt weerspiegeld. Voor de socioloog
die de methode van modelcontructie tracht toe te passen,
is het echter dikwijls moeilijk zo niet onmogelijk uit te
maken welke kenmerken nu van essentiële betekenis zijn.
Vandaar dat
hij
dan maar vaak willekeurig beslist dit of
dat kenmerk op te nemen of juist weg te laten:
Uiteraard kan dit een sterke verschraling van de realiteit
betekenen, een verschraling die opnieuw wordt versterkt,
doordat slechts kwantificeerbare eigenschappen in het
model kunnen worden opgenomen. Essentiële kenmerken
die in eerste instantie niet kwantitatief zijn, blijven dus
buiten spel, tenzij men veronderstelt dat ook zij op een
of andere wijze toch gekwantificeerd kunnën worden.
Doch dan is het weer de vraag inhoeverre een dergelijke
veronderstelling reëel is.
Een ander gevaar is, dat het model voor een brok
werkelijkheid, of althans voor een getrouwe afbeelding
van de werkelijkheid wordt aangezien. Een gevaar dat bij
tal van auteurs duidelijk naar voren komt, onder andere
E..-S.B. 16-5-1962
447
bij- L. F. Richardson, een fysicus, die zich voofal in zijn
1
latere levensjaren sterk heeft beziggéhouden met sociale
enpolitieke verschijnselen. Speciaal het verschijnsel oorlog
heeft hem jaren lang in hevige mate geboeid. De ver-
schillende artikelen die hij daarover in de loop van de tijd
heeft gepubliceerd, zijn onlangs gebundeld verschenen
onder de titel: ,,Arms and Insecurity”, terwijl een tege-
lijkertijd verschenen boek: ,,Statistics of Deadly Quarrels”,
een grote hoeveelheid empirisch materiaal bevat
2)
In deze beschouwing wil ik enkele aantekeningen maken
bij de theorie van Richards3n. Daar hij zich vooral baseert
-‘op economisch-statistische gegevens reende ik dat deze
beschouwing in ,,E-S.B.” op haar plaats zou zijn. –
De thrie van Richardson.
In feite is Richardsons doelstelling bescheiden; hij wil
een model ontwerpen voor de bewapeningswedloop tussen
twee staten of statenbiokken A en B. Dit 2-staten-model
heeft hij naderhand wel uitgewerkt voor 3 en meer (n)
staten, doch deze theoretische uitbreiding is alleen wis-
kundig ingewikkelder; zijn gedachtengang blijft gelijk.
-. Vandaar dat wij ons in het volgende zullen beperken tot
de thebric en het aan die theorie ten irondslag liggende
model voor 2 partijen. –
Waarvan nu,vraagt Richardson zich af, is de bewape-
ningswedloop tussen Aen B afhankelijk? En onmiddellijk
op deze vraag ansluitend stelt hij een tvveede: hoe kunnen
wij die wedloop mathematiseren, d.w.z. kwantificeren?
Om met deze laatste vraag te beginnen: de bewapenings-
wedjoop weerspiegelt zich in de omvang en de verhogingen
van de defensiebudgetten van A en B. Noemen wij A’s
defensiebudget x en dat van B, y. Richardson redeneert
dan als volgt. De verahderingen in het defensiebudget van
A zijn primair afhankelijk van het defensiebudget van B.
In wiskundige gedaante kunnen we dit als volgt neer-
schrijven:
dx
t
(1)
dt
Er bestaat evenwel een tegenwerkende factor die maakt
– •’ dat het budget van A niet onbeperkt kan stijgen; deze
factor is de hoogte van A’s budget zelf! Immers, naarmate
x groter is, wordt het steeds moeilijker x nog meer te ver-
hogen. Een budget veihogen van 1.000 miljoen naar 1.500
miljoen gaat gemakkelijker dan een verhoging van 1.500
miljoen naar 2.000 miljoen. Formule (1) ondergaat dus
een correctie en wordt:
dx
………..
(
2
)
•
Tenslotte is er nog een derde grootheid, n.l. de be-
staande gevoelens van wantrouwen jegens B, waaraan de
neiging moet worden toegeschreven om x op te drijven.
Noemen wij deze opjagende factor g, dan krijgen wij voor
het gedrag van A uiteindelijk de vergelijking:
–
dx
= ay
– kx+g
…….
(3)
1
Y’L.F. Richardson: ,;Arns and Insecurity; a ma
‘
thematical
study of the causes and origins of war”.
L. F. Richardson: ,,Statistics of Deadly Quarrels”, Stevens,
London 1960.
– Uiteraard geldt een analoge redenering ‘oor B, zodat
voor deze staat of statengroep de vergelijking luidt:
dy
x – ly+h
…….
(4)
dt
fleide vergelijkingen (3) en (4) tezamen
it
veren het model
voor de bewapeningswedloop tussen twce tegenstanders.
De argumenteh waarmee Richardson zijn model staaft,
heeft hij ontleend aan parlementaire debatten, ministe-
riële verklaringen en aan memoires van politici.
Kritiek op Richardsons model.
Op zichzelf genomen werkt dit model stellig verduidelij-
kend. Ter verklaring echter van het oorlogsverschijnsel –
en een dergelijke verklaring pretendeert Richardson te
geven; de ondertitel vanzijn boek luidt immers ,,A mathe-
matical study of the causes and origins of war” – schiet
het op allerlei punten tekort.
In-de eerste plaats kan men, meen ik, beginnen met een
zuiver wiskundige kritiek. Zou het namelijk niet logischer
zijn om, in plaats van x en y als zodanig te nemen, de \’er-
anderingen
,
te beschouwén die A en B in hun budgetten
aanbrengen op grond van de veranderingen die de ander
maakt? Naar mijn gevoel is dit wat realistischer. Doet men
zulks, dan ziet het model’er als volgt uit:
dxdy
voor A:
.
kx + g
……………
(5)
voor B:
– =
.
– ly + h
……………
(6)
– Een tweede punt van kritiek dat naar voren kan worden
gebracht, is, dat de vergroting van het defensiebudget op
zichzelf geen
oorzaak,
doch
pt
inlair
syniploom
is van be-
staande gevoelens van wederzijds wantrouwen, wederzijdse
bedreiging en vijandschap. Pas in een volgend stadium
van het conflict tussen de staten zal de bewapenings-
wedloop zeker mede oorzaak (kunnen) worden en het
conflict tussen A en B helpen versterken. Het gaat er in
feite om de grens te bepalen, de overgang, waar de be-
wapeningswedloop van symptoom tot mede-oorzaak van
het conflict gaat worden. Men kan dus niet zonder meer,
gelijk Richardson doet, de v,edloop zèlf oorzaak noemen.
Wat wèl belangrijk is’in Richarsons uiteenzetting, is,
dat duidelijk wordt gemaakt hoe niet bepaalde (vooral
militaire) machtsverhoudingen als zodanig als oorzaken
van een conflict worden gezien, doch de
veranderingen
in
deze verhoudingen. Elk land, zo kan men stellen, heeft
– een bepaalde militaire macht op de been. Pas als in deze
macht wijzigingen optreden, hetzij door vergroting van
mankracht, hetzij door vernieuwingen in de militaire tech-
nologie etc., zullen deze wijzigingen in andere landen ge-
lijksoortige wijzigingen in het leven roepen.
Het is wellicht mogelijk deze stelling uit te breiden door
¼
haar te betrekken op alle soorten van veranderingèn in
macht. Of, anders geformuleerd: elke conflictsituatie ont-
staat door veranderingen in machtsverhoudingen, ongeacht
of deze veranderingen zich voordoen op industrieel, demô-
• grafisch, technologisch, ideologisch of militair gebied.
Veranderingen versterken de altijd aanwezige doch niet
steeds bewuste gevoelens van te worden bedreigd. Zelfs
(1. M.)
448
E.-S.B. 16-5-1962
S- –
. E
.
01
.
c…–
‘De N.H.M.-bankspaarder-
kan belastingaanslagen.. automatisch
in termijnen laten voldoen
–
Geen belastingprobleem, geen aanmaningen. De bank regelt
. alle betalinge’n precies op tijd, niet te vroeg, niet te laat.
De N.H.M..bankspaarder profiteert bovendien van onze vol-
ledige bankservice! –
•
3
1% rente . soepele opvragingsregeling
geen extra kosten
4′
NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, N.V.
Spaar veilig, spaar modern – Spaar bij de NH.M
–
(1. M.)
–
‘1
kunnen wij ons afvragen of ook voor andere vormen van
sociaal conflict niet een verklaring in deze richting moet
worden gezocht.
Ter illustratie wijzen wij hier op de groei van bepaalde
bevolkingsgroepen, die bij andere groepen een zekere mate
van wantrouwen en
dus
beareigdheid oproept. Wij kunnen
ook denken aan economis’che mededinging, het opkomen
van een sterke concurrent waardoor andere, gelijksoortige,
bedrijven zich bedreigd gaan voelen. Mogelijk kan ecn
algemene conflictthe’orie in deze richting wrden uitgewerkt.
Een conflict kan dan op tweeërlei wijze openlijk ontstaan:
doör de in macht toegenomen groep (of staat); in
deze richting gaan de denkbeelden vai Richardson;
do6r de groep die relatief in macht is achteiuitgegaan
en het op een conflict aanstiurt om nog erger te voor-
komen (het voeren van een preventieve oorlog valt in deze
categorie, evenals de opstand van kolonisten die hun einde
zien naderen).
Inmiddels zijn hier reeds tal van factoren genoemd, die
mijns inziens tot de essentiële kenmerken van een conflict-
situatie (en een bewapeningswedloop duidt op zo’n situatie)
behoren, maar die in Richardsons beschouwingen geen
plaats krijgen. Deze factoren slaan ten eerste op de sociale
structuut (liever: machtsstructuur), waarbinnen zich het
conflict afspeelt en waaruit het soéiologisch verklaard
dient te worden. Ten tweede hebben deze factoren be-
trekking op de socil-psychologische processen, die zich
binnen genoemde structuur afspelen en deze structuur in
stand houden. Pas als wij zowel de structuur alsook de
,
daarin verlopende processen in SgenschouwTnemen, kunn’en
we verklaren waar?,m conflicten mogelijk zijn en kunnen’
wij 66k verklaren waarom A en B hun defensiebudgetten
vergroten.
•
Het model van Richardson geeft slechts één facet van
het conflict, nl. alleen dat wat er gebeurt als er reeds een
conflict bestaat; bovéndien geeft het dan nog slechts die
dingen aan welke voor kwantificering in aanmerking
komen. Dit laatste blijkt duidelijk uit de boven gegeven
vergelijkingen (3) en (4). De grootheden g en h, die wij het
fundamentele wantrouwen zouden kunnen noemen, zou
men uit een oogpunt van homogeniteit kunnen inter
preteren als de onderste grens van de defensiebudgetten,
de vredesbudgetten waarmee de militaire machten op –
vredessterkte worden gehouden..
Richardson neemt in zijn model hiervoor echter de
internationale handel. Hoe groter g en h, hoe kleiner,
/
E.-S.B. 16-5-1962
aldus Richards6n, zal de handel zijn die tussen A en B
wordt gedreven. Hij vergeet daarbij het in de s’ociââl-
‘economische geschiedenis zo ‘opvallende verschijnsel van
– –
handel met de vijand. Of het vérband tussen inteinationJe
handel-en defensiepolitiek ook inderdaad zo nauw aan
elkaar zijn gekoppeld als Richardson veronderstelt, waag
ik te betijfeIen. Slechts een volslagen dictator_kan het
zich ver3orloven handelspolitiek en defensiebeleid op een
dergelijke strenge wijze met elkaar te verbinden. Een ana-
lyse van de internationale haiidelsstatistiekcn en con cor-
relatieberekening van deze statistieken net die \’aii het
defensiebelid van de verschillende staten;zou hir klaar-
heid kunnen brengen. De cijfers die Richardscn in dit er- .
band hanteert, zijn naar mijrnmenirig weinig ovcrtuigcni
De remmende werking van het eig-n defensieplafoid
is op het eerste gezicht aannemelijk te ncemen; toch lljkt -.
ook deze factor bij nader toezien beweeglijk te 2ijfi en af-
hankelijk van allerlei grootheden die buiten Richardsons.
model vallen. Ik denk hier aan produktiviteitsverhoging-t
bevolkingsgroei, technologische ontwikkelingen, defensie-“
bereidheid (een uiterst belangrijke sociaal-psychologiscl
–
ie
factor!), die tezamen .bepalen hoe ‘root die remmendè
werking zal zijn, en dit doen op een wijze die vrij ônaf- -.
hankelijk is van de reeds bereikte grootte van x of y.
Conclusie.
Richardsons model is als eerste benadering van een nog-.
-:
weinig onderzocht verschijnsel-nuttig, doch het vraagt on-
“niddelljk om vele niet of nauwelijks kwantificeerbre aan-
vullingen. In’ de door ‘N. Rashevsky en E. Trucco .ge-
– -. —
schreven biografische inleidin’g lezen we, dat Richardson
zijn theorie over het ontstaan van oorlog in de zomer
,
van
– 1939 naar eew wetenschappelijk tijdschrift heeft gezonden
– ‘T
met het verzoek deze onmiddellijk te publiceren, opdat –
daardoor een oorlog nog zou kunnen worden voorkomen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat Richardsons
pacifistische levensbeschouwing (hij was een Quakcr) hem
hier parten heeft gespeeld; hij is zijn model kennelijk voor
de werkelijkheid gaan aanzien.
Mërkwaardig is, dat zijn boeken na hun verschijnen ‘
vorig jaar, zo’n bijzondere opgang hebberi gemaakt ‘in de
– Verenigde Staten. Zij zijn reeds, zoals Prof. Pen onlangs
schreef, kort na hun publikatie klassiek geworden., Het is
nij niet helemaal duidelijk waarom. –
Groningen,
–
P. VALKENBURGH.
-: —
–
449
.
–
De ontwikkeling van de technische hulpmiddelen
in de administratie
Inleiding.
Een ieder die kennis maakt met tentoonstellingen, waar
administratief-technische hulpmiddelen worden geëxpo-
seerd, moet welhaast onder de indruk komen van hun
veelheid. Ons staat een dermate ruime keuze uit verschil-
lende mogelijkheden ter beschikking, dat de behoefte ont-
staat aan een functionele samenvatting van het gebodene.
Er is bovendien een grote technologische ontwikkeling;
wat zijn de organisatorische gevolgen van deze ontwikke-
Jingen?
Elementen an de administratieve arbeid.
Het begrip ,,administratie” kan als volgt worden om-
schreven: ,,Administreren is het systematisch vastieggen,
verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van
het besturen en doen functioneren van een huishouding,
en ten behoeve van de verantwoording, welke daarover
moet worden afgelegd”
1).
De administratieve arbeid kan gesplitst worden in de
volgende elementaire bewerkingen:
het
lezen
van informatie, alsook het waarnemen van
feiten ter vastlegging als informatie;
het
vergelijken
van informatie naar grootte, waarde
om deze te kunnen rangschikken, slecteren of voor het
doen van keuzen of het nemen van beslissingen;
het doen van
mathematische bewerkingen
als optellen,
aftrekken, vermenigvuldigen, delen;
1)
Omschrijving ontleend aan Studieprogramma Nederlands
Instituut van Accountants, december 1958.
het
transporteren
van informatie, ni. de overbrugging
van afstanden tussen ontstaan, bewerking en gebruik van
informatie;
het
schrijven
of
4’astleggen
van informatie om op een
later tijdstip en/of door anderen te worden gelezen (over-
brugging van de tijd, distributie van informatie).
Elke administratieve arbeid kan tot deze elementen
worden herleid. Alvorens te trachten via deze elementen
een inzicht te verkrijgen in de hulpmiddelen ‘die in deze
elementaire handelingen menselijke arbeid geheel of ge-
deeltelijk elimineren, willen wij de vraag stellen:
Waarom machines
in de administratie?
Ook de beslissing tot het in bedrijfnemen van admini-
stratiemachines is een zaak van vergelijking van kosten
en opbrengsten. Een krappe arbeidsmarkt van bureau-
personeel kan ook dwingen tot mechanisatie. Voorts geeft
mechanisatie vaak meer dan handverwerking. Het ,,meer-
dere” moet het mogelijk maken de bedrijfshuishouding
beter te sturen
:bijv.
door meer actuele verslaglegging, het
verstrekken van meer betrouwbare en/of gedetailleerde ge-
gevens. De vraag: waarom machines in de administratie?
is bedoeld om erop te
wijzen
dat ook op het gebied van
de informatiecreatie en -verwerking calculatorisch te werk
dient te worden gegaan. Dit is een moeilijk, misschien
wel een steeds moeilijker wordend aspect, waarbij visie
niet gemist kan worden.
Ontwikkeling en indeling der hulpmiddelen.
Wij zien een voortschrjding in de mate waarin deze
Figuur 1. Voorbeeld van informatiestromen in een fabriek.
_______
U1W1..
‘EOCJÉ-
1
SIUtSX.MTt.
.141,I’GC, IDL
£2ddIG
CU,T*L 4Ç1t.
VST1 LSTMOL
S,
S
‘HR
4i
Lj=
t
450
E.-S.B. 16-5-1962
middelen erin slagen menselijke arbeid op het terrein van
informatiebehandeling te vervangen. De invloed van dit
verschijnsel op het infôrmatiegebeuren zal worden ge-
illustreerd aan de hand van de informatiestromen in een
fabriek, gegeven in figuur 1.
Bovenaan in deze figuur is de voor deze onderneming
inkomende of
nieuwe informatie
ingeschreven; aan de on-
derzijde staat vermeld de
resulterende informatie,
welke
ontstaat door de nieuwe informatie tezamen met de reeds
aanwezige informatie
(middengedeelte).
Hulpmachines.
De eerste kantoormachines namen slechts een
enkel
element
van de administratieve arbeid over; dit is het
geval bij de
hulpmachines.
Voorbeelden van deze categorie
zijn: telmachines, rekenmachines, schrijfmachines, afdruk-
machines, adresseermachines. Kenmerkend voor deze cate-
gorie is, dat zij de organisatie van de administratie niet
of nauwelijks aantast. Wij treffen ze aan over alle taken
verdeeld; hun invloed kan evenwel in een schema als het
onderhavige niet tot uiting worden gebracht.
Systéemmachines.
Dit is wel het geval met de tweede categolie, ni. boek-
houdmachines, tijdregistreerapparatuur; factu reermachines,
kasregisters e.d. Het administratieve systeem moet worden
aangepast, de controle op de juistheid van de informatie
ondergaat een verandering. Deze categorie noemen wij
systeemmachines. In tegenstelling tot hulpmiddelen uit de
eerste groep integreren systeemmachines 2 tot 3 elementen
van administratieve arbeid (bijv. veelal schrijven en re-
kenen).
Figuur 2 geeft de informatiestromen van figuur 1, doch
nu is te zien hoe en waar systeemmachines de admini-
stratieve arbeid overnemen.
Figuur 2.
Voorbeeld van partiële integratie van de infor-
matiestromen door systeemmachines.
In de materiaalplanning is een regelafdrukmachine toe-
pasbaar; in adequate situaties kan de adresseermachine
integreren voor het uitschrijven der formulieren, nodig bij
produktie, verloning o.a. – In de voorraadadministratie
kunnen boekhoudmachines en soms factureermachines een
rol spelen, evenals in de nettoloonadministratie (eventueel
ook in een deel van het bruto traject). Boekhoudmachines
zijn toepasbaar in het grootboek, tijdregistratie-apparatuur
voor de urenverantwoording voor aanwezigheid en pres-
tatie. Naast de systeemmachines blijven hulpmachines no-
dig, soms in iets mindere mate.
Machinesystemen.
Het lezen van informatie kan de derde categorie, nl.
de
machinesystemen,
waardoor weer een verdere integratie
mogelijk wordt. Hiertoe is een machinaal’leesbare infor-
matiedrager nodig; verschillende gespecialiseerde machines
,,lezen” deze informatiedrager om de informatie een be-
werking, als rangschikken, rekenen, schrijven, te doen
ondergaan. Tot deze categorie behoren ponskaarten-
machines. Gegevens worden in ponskaarten geponst en
achtereenvolgens worden de gegevens door een sorteer-
machine gerangschikt, met een rekenmachine wordt ge-
rekend en tenslotte worden de gewenste resultaten ge-
groepeerd en gerekend op. papier geschreven door een
afdrukmachine. De machinesystemen (nI. ponskaarten)
integreren belangrijk verder. In ons voorbeeld is deze
integratie uitgebeeld in figuur 3.
Figuur 3.
Voorbeeld van integratie d.m.v. ponskaartenma-
chines (machinesystemen).
De ïnonadministratie voor het bruto gedeelte, maar zeker
het netto trajedt met aanluitende statistiek en afrekeningen,
zijn goede ponskaai tenobjecten gebleken. Voorraad-
administraties voor materialen en gereed gekomen pro-
dukten kunnen met behulp van ponskaarten worden ge-
mechaniseerd, te meer wanneer de comptabele verwerking
op de voorgrond staat. Ook het grootboek met de efficiency
–
nacalculatie leent zich voor ponskaartenverwerking, zeker
als de laatste met grotere intervallen (en met grotere ver-
traging) gegeven kunnen worden.
Bezwaarlijk is toepassing van ponskaarten in de pro-
duktiebesturing, zoals materiaalbehoeften- en bezettings-
calculatie. Orderadministratie voor geplaatste bestellingen
e.d. blijkt ook in mindere mate voor een ponskaarten-
verwerking geschikt te zijn. Grote verwerkingstijd, be-
perkte machine- en kaartcapaciteiten, niet voldoen aan de
noodzakelijke nauwkeurigheid en vereiste grote ver-
werkingsseries (waardoor lage verwerkingsfrequentie) ma-
ken ponskaarten in deze sector niet populair.
Hulpmachines en systeemmachines blijven ook in deze
situatie gevraagd, nI. daar waar niet geïntegreerd is, hetzij
wegens te gering volume, hetzij wegens de hierboven ge-
schetste onvolmaaktheden. Reken-, tel- en schrijfmachines
treft men aan evenals tijdregistratie-apparatuur, regel-
afdrukapparatuur en adresseermachines.
Evaluatie van de integratietendens.
Nu moet worden opgemerkt, dat de feeds genoemde
apparatuur weliswaar elementaire administratieve hande-
lingen overneemt, doch hun prestaties hebben aan alle
kanten haar beperkingen. Wanneer wij stellen dat boek-
houdmachines kunnen rekenen, dan blijkt dit in de prak-
tijk ten dele waar te zijn. Zij kunnen optellen en aftrekken,
doch vermenigvuldigen of delen wordt praktisch nog niet
aangetroffen. Het bewaren van informatie door bijv. een
E.-S.B. 16-5-1962
.
451
1
,1
• kasregister dodr middel van telwerken is zèer beperk’t:
Weliswaar rangschikt een factureermachine gegevens in
,
telwerken en bij het neerschrijven der resultaten op papiel,
doch wij kunnen hierin nauwelijks de geïntegreerde rang-
schikhandeling zien. De niet geïntegreerde elementen (of
delen ervan) vinden dan ook met de hand plaats véôr of
ná de feitelijke mechanische bewerking'(bijv. sorteren vân
boekingsdocunenten en het selecteren van boekings-
kaarten).
Jn figuur 4
zijn
de verschillende categorieën van ma-
•
chines opgesomd, met daarnaast de eerder genoemde ele-
mnten. Voor elke categorie is aangegeven welke elementen
en in welke mate zij integreren. Het is de vraag, of een
• verdere intégratie in deze machinegroepen econômisch
verantwoord is. Hier speelt vooral de bezetting der appa-
ratuur een rol. Dit leidt er o.m. toe, dat de verschillende
• machinecategorieën elkander niet overbodig maken en
naast elkander een reden van bestaan hebben.
• Figuur
4. Vergelijkende opstelling van de integratie van
elementen van de administratieve arbeid door
administratief-technische hulpmiddelen.
‘J
‘\k•
APPARATUUR
RALPMACHINES
SYSTEEMMACHINES
BOEKHOUDMACHINE
FAKTUREERMACHIN
E
MACHINESYSTEMEN
POR UK A UN TSY ST EM EN
AUTOMATIE-AP,PARATUUR
SCHRIJFMACHINE
L~
El
Li
Li
Li
—
1
E]
Attomatie-apparatuur.
‘
De vierde categorie noemen wij
autInatie-apparatuur.
Het valt buiten het .bestek van dit artikel vast• te stellen
of ef een principieel verschil met de andere categorieën
bestaat. De praktische verschillen liggen voornamelijk in
hèt vlak van de mate waarin de elementen van de admini-
stratieve arbeid kunnen worden verricht (en nu door één
machine in tegenstelling tot ponskaarten, waarbij sprake
is van op elementen gespecialiseerde machines) en de snel-
heid van de yerrichting van deze arbeid. De toepassing
van elektronica schept deze mogelijkheden. De gevolgen
zijn niet onbelangrijk: de apparatuur wordt niet meer in
een deeltraject van de informatiestroom ingezet, doch een
verreikende integratie van de informatieverwerking blijkt
te kunnen worden verwezenlijkt. Meer’ details kunnen
worden verwérkt; de snelheid vormt geen remmende factor
meer. Ook de verwerkingsbetrouwbaarheid neemt toe.
•Controlebewerkingen garanderen de juistheid vai de in-
formatieverwerking. Doch de automatisering van de in-
formatiebehandeling grijpt in andere richtingen verder.
Volgens ingewikkelde denkpatronen, die tot nu toe vrijwel
tot, het ressort van de mens behoorden, kunnen deze
computers werken. De mens dient deze formuleringen of
modellen eerst te concipiëren ‘om deze daarna als instructie
aan de machine te geven, Hierbij blijkt dat deze fornw-
l&ringen vaak zeer ingewikkeld’ zijn. Als voorbeèlden kun-
nen worden genoemd de formuleringen voor het regelen
van voorraad-, bezettings- en capaciteitsniveaus. Het is soms
zo dat deze formules ng niet gemaakt kunnen worden,
omdat de spelregels onbekend zijn.
Het formuleren vraagt feiten ten aanzien van de infor-
matiestroom (kwantiteiten alsmede de gewenste proce-
dure). Het is nodig normen vast te stellen, waaraan waar-
nemingen kunnen worden getoetst. Op grond van het
patroon van bewerkingen, waaronder vooral dit toetsen
of vergelijken, spreekt men wel van het nemen van be-
slissingen door apparatuur. Het tonen alléén van die
informatie die voor de informatiegebruiker van belang is
voor oordeelsvorming of beslissing, welke niet aan de
apparatuur kan worden overgelaten, gaat nu tot de prak-
tische mgelijkheden Iehoren. Evenwel is de toepassing
van deze uitzonderingsregel in de informatieverstrekking,
het zgn. management by exception”-principe, alleen door
te voeren indien ook de bereidheid en kundigheid van de
informatiegebruikers deze niet in de weg staan. De orde-
ning van dit feitenmateiiaal vraagt een nieuwe instelling.
Hoe groot de invloed van de automatisering op de
informatie-organisatie zal zijn is nog niet te peilen. Ver-
wezen wordt nog naar de hiervoren gegeven omschrijving
van administratie, waarin vooral het stuuraspect van de
administratie opvalt; deze stuurmogelijkheden zijn over-
duidelijk te signaleren bij automatie-afparatuur. Het in-
voeren van automaiernachines is, zoals hierboven reeds
gezegd, niet alleen eeti probleem van techniek en kosten.
Het is ook afhankelijk v’an de mate waarin de mens in
staat is dezemiddelen toe te passen voor concepties in de
informatieverstrekking welke voorheen met voorgaande
maéhine-ontwikkelingen niet mogelijk waren. De kundig-
heid om apparatuur in het geheel van verzameling, ver-
werking efi verstrekking van (nieuwe) informatie in te
schakelen en de bereidheid om met”deze apparatuur te
werken, zullen de mate en het tempo van de automati-
sering bepalen. De informatieverwerking voor de besturing
van de goederenstroom door de onderneming (produktie-
planning, materiaalbehoeften-, bestelmoment- en bestel-
grootteberekening, optimaliseringsvraagstukken van capa-
citeit en bezetting, orderadniinistatie en vodrraadadmini-
stratie, voortgangscontrole) is nu goed mogelijk geworden.
Uiteraard zullen voortdurend nut en offers tegen elkander
moeten worden afgewogen.
Tot dit alles kan automatie-apparatuur bijdragen, vooral
door de snelheid van vergelijken en rekenen. De opslag-
mogelijkheid van informatie moest daartoe wel worden
uitgebreid in de vorm van een groot geheugen. Lezen en
schrijven zijn yerbeterd en versneld.
.
Voor de over-
brugging van de afstanden tussen de bron, de ver-
werking en het gebruik van informatie zijn en komen
steeds meer apparaten die het gegevenstransport verzorgen.
Tot nu toe heeft Wat voor automatie doorgaat het karakter
van een op zich zelf staande verwerking; zij zal uitgroeien
tot een
netwerk,
waarbij verzameling, verwerking en dis-
tributie organiatorisch en verwerkingstechnisch nog meer
een geheel gaan vormen.
Wanneer wij even terugkeren naar figuur 1 en ons af-
vragen hoe de ingreep is van automatie op de aldaar uit-
gebeelde gegevensstromen, dan durven wij te stellen dat
vrijwel het gehele informatiegebeuren op de duur in appa-
ratuur kan worden ondergebracht. De liiervoren besproken
machinecategorieën vormen mechanisaties iii de Organisatie;
automatisering komt neer op het onderbrengen van de
or’anisatIe in apparatuur,
Deze Organisatie in de automatie-
E.-S.B. 16-5-1962
‘t
..
S
.
•.
.
:.
.-
De ntwikkeling van de perïferie-apparatuur \’erke&rt
nog in een beginstadium. Vooral die welke nodig is voor
de informatiedistributie blijft nog achter. Het afdrukken
van gegevens tegelijk met het formulier zelve,, het analobg
voorstellen van de informatie (in grafieken), de tij4elijke
in beeld, doch niet fysieke presentatie van informatie (buy.
op een beeldbuis), zijn enkele der problemen waarvoor
men is gesteld, en waarvan een oplossing ook economisch
aanvaardbaar moet zijn.
RecapitWatie en slotbeschouwing.
Recapit,ilerend kan woden gesteld dat de ontwikkeling
van de kantoormachine zich heeft voltrokken langs de
lijnen der integratie der elementen van de administratieve
arbeid. De benamingen van de eerste machines duiden
zulks aan: integratie van één element:
le!-, schrijf-
of
rekmmachine. De volgende fase spreekt van .integratie
van delen van de administratie:
boekhoudmachine,
fac-
tureermachine, kasregister. Bij machinesystemen, t.w. de
ponskaartenmachines, is het de aanwendbaarheid van de
ponskaart
als informatiedrager, welke de integratie be-
paalt. Het rangschikken en herhaald lezen van gegevens .
staan op de voorgrond. –
De automatie-apparatuur ziet de grenzen harer mogelijk-
heden getrokken door de mate waarin de mens erin slaagt
de
informatiebehoefte
kwanlitalief
teforniuleren.
in de thans
aanwezige automatie-apparatuur is veel te vinden van de
machinesystemen. Een vollediger integratie vraagt een.
communicatienetwerk aansluitend op een centrale opslag
en verwerking van informatie. Onvermeld blijven nog de
veranderingen welke zich aftekenen in de
informatiedrager,
nl. het formulier, waarvan de gegevens wederom als nieuwe
informatie aan het systeem moeten worden .toegevoerd
Wij hebben hier op het oog de ontwikkelingen van het door
machines te lezen schrift, dat ook door de mens als normaal
leesbaar wordt aanvaard. –
Nog een enkel woord over de elektronificatie van de
huipmachines, systeemmachines en machinesystemen. De
toepassing hiervan in deze categorieën zal eveneens voort-
gang ‘vinden. Daarbij zal vooral de factor snelheid, maar
ook de perfectionering en de uitbreiding der mogelijkheden
als doel zijn gesteld. Bij de hulpmachine’s zullen tellen en
vermenigvuldigen meer algemeen in een machine worden
aangetroffen; het schrijven der resultaten zal bij reken-
,
machines mogelijk worden. Van de systeemmachines zullen
bij de boekhoudmachines de rekenhandeling worden uit-
gebreid (vermenigvuldigen en delen); zij zullen van meer
geheugens worden voorzien. Het grotere geheugen zal ook..
in staat stellen tot selectie en rangschikking. Een meer,
flexibele overschakeling van het ene op het andere werk
zal mogelijk worden; het lezen van informatie zal even-
eens tot de mogelijkheden van de systeemmachines gaan
behoren.
Aldus gezien kan de systeemmachine dan wedijveren
met automatie-apparatuur. Het is niet mogelijk dat beide
categorieën van machines wat prestatie betreft in elka
– overgaan.
.
S
De perfectionering van ponskaartenmachines gaat nog
door. De voorheen op zich zeifstaande gespecialiseerde
machines gaan meer elementen integreren, waardoor de
scheidingslijn tussen machinesystemen en automatie-appa-
ratuur vervagt. Verder mag niet worden vergeten dat
door de algemene aanwe’ndbaarheid van de informatie-,
drager ponskaartenmachines en automatie-apparatuur,
..:
reeds harmonisch op elkaar aansluiten.
J-ççnde,
A. MEEUWIS.
453
apparaiuur zal
geen ‘copie
van de bestaande Organisatie,
volgens een handsysteem, met systeemmachines of met
ponskaarten gevoerd, kunnen of mogen zijn. Organisatie-
winst moet worden geput uit de grote snelheid en grote
betrouwbaarheid en uit de nieuwe mogelijkheden tot ver-
dieping van het informatiegebruik, van toepassing van de
uitzonderingsregel e.d.
De tekenen, die duiden op het uitgroeien van de auto-
matje-apparatuur tot een netwerk, zijn reeds te zien.
Periferie-apparattiur.
Onder de naam periferie. apparatuur vatten wij een aan-
tal technische hulpmiddelen samen, die een belangrijke rol.
vervullen bij de informatie-invoer en -uitvoer. De plaats
van deze apparatuur is bij de bronnen van informatie-
vastlegging en
bij
de uiteinden van informatieverstrekking,
aan de periferie dus van het gebied van informatieverwer-
king.
4
Tussen invoer, verwerking en uitvoer van informatie zal
transmissie van gegevens plaatsvinden. Schrijfmachines,
lezend en ponsend, kunnen de informatievastlegging ver-
zorgen. Ook telmachiies, boekhoudmachines en kas-
registers gaan hun geïsoleerde posities verlaten en een
schakel innemen in het inforniatienetwerk. Factureer-
machines en tijdregistratïe-apparatuur, doch ook simpele
toetsenborden rnet,controlevensters, gaan in een netwerk-
systeem een rol vervullen als toe- en uitvoerorganen.
Tot deze periferie-apparatuur behoort ook de produktie-
registratie-apparatuur, die zonder tussenkomst van de
mens de informatie omtrent de meting, telling of weging
registreert (loop- en stoptijden, geproduceerde kwanti-
teiten, storingen). Transmissie-apparatuur zal zorgen voor
het transport.
– Deze ontwikkeling kan niet los gezien worden van de
ontwikkeling in de ponskaartenmachines, doch zij heeft
vooral invloed op de automatie-apparatuur. Het nut van
automatie-apparatuiir kan toenemen door verwerking van
meer betrouwbare informatie alsmede door de grotere
snelheid van communicatie. In bepaalde gevallen kan de
floodzaak van snelheid van informatiebehandeling uit-
groeien tot andere concepties van informatieverwerkings-
apparatuur.
(1. M.)
REMINGTQN RAND’
N
IV
A
C®
j9RMAUE-VER WERKENDE SYSTEMEN
E.-S.. 16-5-1962
In onderstaande korte bespreking van de nieuwe
begroting van de Republiek van Zuid-Afrika zegt
schrijver dat het eerste doel van de begroting voor het
financiële jaar 1962163 is: vergroting van de nationale
veiligheid. Voor de post ,,verdediging” is 15 pCt. van
de totale lopende staatsuitgaven uitgetrokken, verge-
leken met 10 pCt. in het afgelopen begrotingsjaar.
Als tweede oogmerk van de begroting wordt genoemd:
de grootst mogelijke mate van economische vooruit-
gang, binnen het raam van het regeringsbeleid (o.a.
ontwikkeling van de Bantoe-reservaten). Het komt
schrijver voor dat de nieuwe begroting een belangrijke
bijdrage kan leveren tot versnelling van het tempo van
de economische ontwikkeling zowel in de grote centra
als op het platteland, zonder dat inflatoire tendenties
de kop zullen opsteken, terwijl de positie van Zuid-
Afrika ten opzichte van de rest van de wereld eveneens
verder kan worden versterkt, zowel in economisch als
in strategisch opzicht.
Die
Suici-Afrikaanse
begroting
,,Nasionale veiligheid”
die eerste doelwit
Die Suid-Afrikaanse begroting vir die jaar wat op 1
April 1962 begin het was ‘n realistiese begroting omdat
dit daadwerkelike stappe gedoen het om die probleme wat
Suid-Afrika tans ondervind, die hoof te bied.
•Die begroting moet dan ook gësien word in die lig van
die toenemende spanning tussen Suid-Afrika en die res
van die wéreld, die woeling en gisting binnen die lands-
grense in die gekleurde deel van die bevolking, en die
pogings wat die Suid-Afrikaanse regering in die werk stel
om die ,,eiesoortige” ontwikkeling van die verskillende
bevolkingsgroepe te verwesenlik.
As daarby gevoeg word die feit, dat Suid-Afrika tans
as onafhanklike republiek meer en meer op sy eie kragte
aangewys is dan is dit nie ‘n verrassing dat as eerste doelwit
van die begroting gestel is: ,,Security against external
attack, as well as against internal disorder, for all races
in South Africa”. Hoewel die Minister nie wou beweer
dat die nasionale veiligheid van Suid-Afrika bedreig word
nie, kon hy ter regverdediging van sy beleid sê: ,,He who
wants peace prepares for war”.
Verdedigingsuitgawe deur die Suid-Afrikaanre regering
was nog altyd van ‘n relatief beskeie omvang gewees. Selfs
in die afgelope begrotingsjaar was die pos ,,verdediging”
slegs verantwoordelik vir 10 % van die totale lopende
staatsuitgawe. Vir die nuwe begrotingsjaar word egter ‘n
uitgawe aan verdediging be-oog van byna R 120 miljoen,
wat ‘n styging van nie minder as 67
Y.
t.o.v. die vorige jaar
beteken. In die finansiële jaar 1962/63 bedra verdedigings-
uitgawe 15 °/ van die totale lopende staatsuitgawes.
As tweede oogmerk van die begroting is gestel die groots
moontlike mate van ekonomiese vôoruitgang, binne die
raamwerk van regeringsbeleid. Laasgenoemde kwalifikasie
dui oa op die strewe van die regering om die Bantoe-
reservate en die gebiede langs sy grense op grootskaalse
wyse te ontwikkel, teneinde die Bantoe voldoende werk-
geleentheid in en rond sy ,,tuisland” te verskaf. Geweldige
bedrae sal nodig wees om hierdie ontwikkeling op indus-
triële en handeisgebied te realiseer, veral ook omdat die
vestigingsklimaat in genoemde streke taamlik ongunstig is.
Dit sal die regering aansienlike somme in subsidies kos
om nyweraars te beweeg om fabrieke rond die Bantoe-
gebiede te vestig. (Binne die Bantoe-reservate sal slegs
Bantoe-ondernemer toegelaat word).
Die afgelope jare is deur die regering slegs beskeie bedrae
gestem vir die ontwikkeling van die Bantoe-reservate, en
selfs die bedrag wat vir die afgelope finansiële jaar toege-
staan was, is nie heeltemal gebruik nie. Dit illustreer hoe
moeilik dit is om genoemde ontwikkeling aan die gang te
sit en in tempo te verboog. Ons het hier te doen met ‘n
lang-termyn proses, wat dit jammergenoeg nie moontlik
maak om nou reeds aan die wêreld te wys watter voordele
die ,,eiesoortige” ontwikkeling vir die nie-blanke Suid-
Afrikaner meebring nie. Nietemin word vir die jaar 1962/63
‘n uitgave van meer as R 25 miljoen vir die ontwikkeling
van Bantoe-reservate beoog wat ‘n aansienlike toename
oor die afgelope jaar. is.
Maar ook die ekonomiese ontwikkeling in die res van
die land vra besondere aandag. Die nasionale produk het
die afgelope jaar slegs met ongeveer 2 % oor die 1
,
960-
syfer toegeneem, terwyl die werkloosheid ‘n stygende
neiging vertoon het. Die invloei van buitelandse kapitaal
was baie beperk en ook die binnenlandse investeerder het
‘n aarselende houding, ‘n ,,wait-and-see attitude”, aan-
geneem.
Ondanks hierdie traagheid in binnelandse aktiwiteit
was die landsekonomie sterk genoeg om ‘n ernstige beta-
lingsbalanskrisis in die eerste heifte van 1961, sy dit met
behulp van regeringsmaatreëls, te bowe te kom. Die waarde
van die uitvoer het in 1961 die rekord-syfer van
R 926,000,000 bereik, of wel
5.3
Y.
bo die syfer vir 1960,
ondanks ‘n val in uranium-uitvoer van R 29.000,000 as
gevolg van ‘n ,,uitrek”-ooreenkoms met die kopers. (,,So
much for boycotts”). Goudproduksie het in 1961 ‘n nuwe
hoogtepunt van R 576,000,000 bereik.
Invoere het met R 116,000,000 of 10 % gedaal, vergeleke
met 1960. Hierdie daling was nie alleen ‘n gevolg van in-
voerbeheer nie maar was ook ‘n weerspiëling van ‘n kleinere
vraag na ingevoerde goedere. Daar is in elk geval geen
aanduiding van tekorte aan sekere goedere nie terwyl die
aansienlike betalingsbalansverbetering ook geen noemens-
454
E.-S.B.
16-5-1962
waardige infiasionére tendensies geopenbaar het nie. Ge-
durende Februarie, 1962 het die indeks van koste van
lewensonderhoud selfs 0.1 % ten opsigte van die volige
maand gedaal.
Gedurende 1961 het R 72,000,000 aan private kapitaal
die land uitgestroom, vergeleke met ‘n bedrag van
R 152,000,000 in 1960. ‘n Deel van hierdie uitstroming is
weer goedgemaak deur aansienlike lenings wat in die
buiteland afgesluit kon word. Per saldo het die goud- en
valutareserwes gestyg van ‘n dieptepunt van R 142,000,000
op 16 Junie, 1961 (toe beperkings op die kapitaalbewegings
‘na ‘die buiteland ingestel moes word) tot ‘n peil van
R 314,000,000 op 16 Maart, 1962. Verligting van die
invoerbeperkings kon dan ook onlangs afgekondig word,
terwyl verdei be-oog word om geleidelik meer bewegings-
viyheid aan die buitelandse belegger toe te staan. Teneinde
die uitvoere verder aan te moedig het die regering besluit
om as aansporing ‘n spesiale inkomste-belasting-toege-
wing aan uitvoerders te verleen. Die ekstra aftrekking vir
belastingdoeleindes ten opsigte van uitgawes wat spesiaal
aangegaan is om die uitvoer te stimuleer sal bereken word
in verhouding tot die toename in die verkoopwaarde van
die uitvoer. Tewens sal die regering ‘n aansienlike bedrag
bestee om uitvoerders by te staan in die ontwikkeling van
buitenlandse markte.
‘n Belangrike stap op die gebied van die lang-termyn
ontwikkeling van Suid-Afrika is gesit deur die bewilligging
van R 2,000,000 teneinde ‘n begin te maak met die be-
nutting van die Oranjerivier. Die Oranjerivier is een van
Suid-Afrika se waardevolste besittings. Twaalfhonderd myl
lang, stroom dit deur die droogste dele van Suid-Afrika.
Sy afvloei is nie behoorlijk beheer nie, periodiek vind
oorstromings plaas, terwyl 80
Y.
van sy water onbenut
in die see vloei. Die snel toenemende bevolking vereis ‘n
voortdurende uitbreiding van die voedselproduksie. Ook
aI die platteland se ontwikkeling, die desentralisasie van
die nywerhede en die verskaffing van spoorweggeriewe ‘n
toenemende vraag na elektriese krag skep, wat deur hydro-
elektriese sentrales voorsien kan word. Die eerste fase
van die Oranjerivier projek sal R 85 miljoen kos.
Bogenoenide toenames in lopende staatsuitgawes, saam
met grotere toekennings vir ‘n aantal sosiale dienste; be-
teken dat die totale uitgawes op inkomsterekening sal styg
van R 716 miljoen in 1961/62 tot R
795
miljoen vir die
begrotingsjaar 1962/63, ‘n toename van 11 %.
Op basis van die bestaande belastingtariewé word ‘n
styging in belasting inkomste van ongeveer R 44,000,000
verwag, insluitende ‘n oorskot van R 5,000,000 op die
lopende rekening van 1961/62, wat vir die eerste keer in
baie jare nie na die kapitaalrekening ooreboek is nie.
‘n Bedrag van R 35,000,000 moes dus deur middel van addi-
sionele belâstings gevind word.
Teneinde te verseker dat die algemene vooruitgang so
min as moontlik deur die hoëre belastings benadeel sou
word, is in die eerste plek gesoek na die heffing van hoëre
indirekte belastings op nie-essensiële goedere. Verhoogde
aksyns op alle alkoholiese dranke sal ‘n verwagte bedrag
van R 14.3 miljoen oplewer terwyl ‘n nuut-ingestelde
invoerreg op ,,slapbandleesstof” ongeveer R 1.7 miljoen
sal realiseer.
Soos gewoonlik het ook die motorvoertuig-eigenaar nie
vergete gebly in die soek na addisionele belastingbronne
nie. Hoewel die Minister daarvan bewus was dat ‘n hoëre
belasting op petrol en dieselolie die koste peil dwarsdeur
die ekonomie kon beïnvloed het hy tog besluit op ‘n matige
verhoging van aksyns en invoerregte op motorbrandstof.
Dit sal na skatting R 5.4 miljoen per jaar meer inkomste
oplewer.
Die totale bykomende inkomste uit onregstreekse be-
lasting vir die begrotingsjaar wat op 1 April 1962 ‘n aan-
vang neem word geskat op R21.5 miljoen. Dit beteken
dat nog R 14 miljoen gevind moes word om die begroting
te laat sluit.
Hierdie ontbrekende bedrag sal verkry word uit hoëre
inkomstebelasting wat betaalbaar is deur persone en
ondernemings. In die afgelope tien jaar was daar geen
algemene verhoging van persoonlike inkomstebelasting nie.
Daar was inteendeel verskeie verlagings; verlede jaar was
die afslag op die bestaande tariewe selfs so hoog as 10 %.
Maatskappye se inkomste belasting het laas jaar ‘n afslag
van 3
Y.
gekry. Daar is nou besluit om die tien persent
afslag ten opsigte van persone en die drie persent afslag
ten opsigte van bedrywe af te skaf.
Soos hierbo reeds genoem is, word die oorskot op die
lopende rekening vir 1961162 hierdie jaar nie oorgebring
na die kapitaalrekening nie. In die eerst plek was die
uitgawe op kapitaalrekening gedurende die
afgelope
finan-
siële jaar laer as wat begroot was, vernaamlik as gevolg
van die feit dat die Spoorweg- en Hawe-administrasie nie
al die toegekende geld gebruik het nie. Die vooruitgang
in verband met die Spoorweë se kapitaalprogram maak
dit ook moontlik om vir die begrotingsjaar 1962/63 R 15
miljoen minder te bewillig as wat in 1961/62 toegeken was.
Die Spoorweë het die agterstand in fasiliteite ingehaal en
konsentreer tans op verbeterings en moderniserings wat
‘n meer beskeie en meer geleidelike kapitaalbehoefte via.
Tewens sal ‘n daling in die behoefte aan boerebystand
meebring dat R
5
miljoen minder leningsgeld vir die doel
benodig word.
Die totale leningsbedrag wat vir 1962/63 benodig word
bedra R 316 miljoen. Uit bestaande binnelandse en buite-
landse bronne is R 192 miljoen beskibaar. ‘n Bedrag van
R 124 miljoen moet dus nog gevind word, waarvan onge-
veer R 35 miljoen waarskynlik op die buitelandse kapitaal-
mark verkry kan word, terwyl die saldo van R 89 miljoen
plaaslik opgeneem moet word. Deur konversie’ van be-
staande lenings wat in die nuwe jaar betaalbaar word sal
dit miskien nie nodig wees om meer as R 7 miljoen aan
,,nuwe geld” uit die kapitaalmark aan te trek.
Het die Minister van Finansies daarin geslaag om naas
sy doelstelling van landsbeveiliging eweneens die ekono-
miese ontwikkeling en die finaniële stabiliteit van die land
veilig te stel?
Dit lyk asof die addisionele uitgawe aan verdediging en
aan landsontwikkeling ‘n enigsins aarselende, maar basies
gesonde, ekonomie wat vinniger kan laat beweeg, veral
aangesien sowat 55 % van die verdedigingsuitgawe binne
die Republiek bestee sal word. Daar is tans ‘n klein mate
van onbenutte arbeidskrag in die land, terwyl ‘aan die
finansiële kant die likwiditeit van die ekonomiese stelsel
sodanig is dat ‘n redelike mate van uitbreiding kan plaas-
vind.
Dit wil dus voorkom asof die nuwe begroting ‘n belang-
rike bydrage kan lewer tot ‘n versnelde tempo van ekono-
miese ontwikkeling, in die groot sentra sowel as in die
plattelandse gebiede, sonder dat infiasionêre tendensies die
kop sal uitSteek, terwyl die posisie van Suid-Afrika ten
opsigte van die res van die wéreld eweneens verder ver-
sterk kan word, in ekonomiese sowel as in strategiese sin.
Stellenbosch.
C.
VER
BURGFf.
E.-S.B. 16-5-1962
455
(1. M.)
1924 M.A.B. 1960. Deel 1: Bedrijfshuishoudkunde. J. Muus-
ses, Purmerend 1961, 539 blz., f. 14,50.
Deze bundel bevat eeb keuze uit de artikelen over be-
• drijfseconomische onderwerpen, welke gedurende de jaren
1924 t/m 1960 zijn verschenen in het Maandblad voor
Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde. Reeds eerder
werd een dergelijk verzarnelwerk uitgegeven en wel in
1950 ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van dit
maandblad. Een aantal artikelen daaruit is in de nieuwe
bundel wederom opgenomen. Verreweg de meeste bij
–
dragen hierin dateren echter uit de jaren 1950-1960. De
rédactie van het maandblad draagt voor de selectie de
verantwoordelijkheid.
Opmerkelijk is de verschuiving die in de relatieve om-
vang der verschillende onderafdelingen van de bundel heeft
plaatsgevonden. Was in 1950 de rubriek ,,kostprijs” de
oinvangrijkste, zij wordt thans door die over ,,waarde en
winst” verre overtroffen; ontbrak destijds een rubriek
,,organisatie”, thans is deze de tweede in omvang. Wat
de auteurs betreft is onder andere opmerkelijk, dat S.
Kleerekoper wiens werk in de oude bundel duidelijk
de grootste plaats innam – thans geheel ontbreekt. Wor-
den de opvattingen van deze schrijver voldoehde toegan-
kelijk geacht in de van zijn hand verschenen standaard-
werken, zodat bundeling van losse artikelen niet meer
nodig is? Vermelden wij voorts, dat ruim de helft der
• 539 bladzijden die het nieuwe verzamelwerk telt, wordt
gevuld met overdrukken van artikelen van de hoogleraren
Lmiperg, Van der Schroeif, A. en J. L. Mey.
Over’ het nut van het herpubliceren van vroeger ver-
schenen tijdschriftartikelen kan verschillend worden ge-
dacht. Behalve omdat zulke verhandelingen ook de hui-
dige lezer bepaalde inzichten kunnen schenken, kan de
reproduktie ervan gerechtvaardigd zijn omdat zij een be-
langrijke fase in de evolutie der opvattingen representeren.
Houdt men dit in het oog dan kan men onzes inziens veel
waardering hebben voor de verschijning van deze nieuwe
bundel.
Hij
geeft een goede indruk van de wijze waarop
te onzent de bedrjfseconomie in brede kring wordt be-
oefend en van de ontwikkeling dezer wetenschap in de
afgelopen decennia, voor zover deze haar weerspiegeling
vond in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfs-
huishoudkunde.
– Poortugaal.
Dr. R. SLOT.
1924 M.A.B. 1960. Deel II: Accounlancy.
J. Muusses,
Purmerend 1961, 576 blz., f. 16,50.
Wanneer ik de bundeling van een aantal bijdragen over
een zeker vak over een langere periode moet zien als een
– poging tot een soort geschiedschrijving over de ontwikke-
ling en haar achtergronden van dat vak, ten einde daardoor
het inzicht te verdiepen, dan mag ik deze bundel slechts
gedeeltelijk geslaagd noemen. Dit geldt in mindere mate
voor het gedeelte over ,,Leer van de controle” dan voor
het deel dat de ,,Leer van de administratieve
organisatie” behandelt.
Uit het voorwoord der samenstellers blijkt
dat’ de hiervoor geschetste doelstelling minder
beoogd werd dan wel een herdrukken van
die artikelen, die een meer blijvende beteke-
nis hebben voor hen die de studie van
accountant opnemen en in het algemeen
voor hen die belangstelling hebben voor
deze materie. Als zodanig is de bundel van
grote betekenis, omdat hij in staat stelt op
456
eenvoudige wijze van belangrijke opvattingen kennis te
nemen, en mede door de omstandigheid dat de bundeling
neerkomt op een zekere selectie, waardoor het dan
studerenden gemakkelijker wordt het blijvende van het
meer
tijdelijke
te onderscheiden.
‘Het is natuurlijk ondoenlijk en trouwens ook weinig
zinvol omtrent de merites van de gereproduceerde artikelen
opmerkingen te maken. Wanneer ik dan wel enige opmer-
kingen plaats, dan hebben die betrekking op drie punten.
Het eerste punt is dat, naast de onder de leer der admini-
stratieve organisatie gepubliceerde artikelen van de heer
Frielink: ,,De theoretische grondslagen der administratieve
inrichtirigsleer” en van Drs. Groeneveld: ,,De bedrijfs-
economische grondslag van de administratieve verslag-
geving”, die beide inderdaad echt
blijvende
waarde hebben,
verschillende van voor deze problematiek betekenisvolle
artikelen in de eerste bundel Bedrjfshuishoudkunde zijn
terechtgekomen. Dit is waarschijnlijk
bij
de nauwe ver-
wantschap tussen bedrjfshuishoudkunde en de administra-
tieve Organisatie, het waarnerningsinstrument der bedrijfs-
1uishouding en haar besturingsinstrumentarium onver-
mijdelijk. Van de andeie kant komen daarin artikelen voor,
zoals die van Prof. Dr. A. Mey: ,,De bewaking van de
ontwikkeling van het bedrijfsresultaat naar oorzaken ,en
naar functionele delegatie van verantwoordelijkheid”,
Prof. Dr. J. L. Mey: ,,Transactie- en voorraadresultaten
en de vervangingswaardetheorie”, Dr. W. J. van de Woes-
tijne: ,,Organisatie en voorbereiding van beleidsbeslissingen
en de controle daarop”, om er slechts enkele te noemen,
die beter een plaats onder de leer der administratieve orga-
nisatie, als direct daarop gericht zijnde, hadden kunnen
vinden.
Een tweede punt waarover ik een opmerking zou willen
plaatsen is de stofindeling en dit in tweeërlei opzicht. Onder
de leer der controle zijn eigenlijk allerlei artikelen samen-
gevat, die met het beroep als zodanig en in zijn volle om-
vang te maken hebben, o.a. het vraagstuk der opleiding,
het vraagstuk der verbijzondering in de beroepsuitoefening
en tenslotte dat van de positie van de accountant,in diverse
omstandigheden. Ware het niet beter geweest de materie
omtrent deze algemene beroepsvragen als een eigen groep
aan de beide andere groepen te doen voorafgaan?
Een derde opmerking zou ik willen maken over de al
te grote liefde voor de controleleer. Artikelen als van Bosch:
,,De invloed van de automatie in het produktieproces op
de bedrijfsadministratie” en van Hartog: ,,Interne con-
trole”, zijn naar mijn smaak meer administratief organisa-
torisch dan controle-theoretisch, en zouden derhalve ook
als zodanig moeten zijn opgenomen.
Deze opmerkingen doen uiteraard slechts betrekkelijk
weinig af aan de betekenis van de bundel. Toch zou ik çle
samenstellers van de bundel, voor eventuele herdrukken,
in overweging willen geven iets meer aandacht aan de
systematiek der stofindelïng in de artikelenrangschikking
te schenken, ten einde het daardoor de lezers gemakkelijker
te maken de draad door de ontwikkeling van de materie
te volgen. –
Tilburg.
C. H. A. J. JANSSENS.
E.-S.B.
16-5-1962
7
Geldmarkt.
-,
De huidige fase in de ontwikkeling van de geidmarkt
lijkt enigszins verwarrend. Enerzijds beijvert De Neder-‘
landsche Bank zich de markt te draineren.
Op 15
maart
•en
15
april moesten de banken speciale deposito’s bij de
centrale bank onderbrengen in verband met de krediet-
restrictietegeling en
15
mei zal hieraan, naar niet onmoge-
lijk lijkt, nog een bedrag moeten worden toegevoegd.
Op 24
april werd het kasreservepercentage tot
8
pCt. ver-
hoogd.
Ruw
geschat is dom een en ander f.
250
mln. â
f.
300
mln, aan de markt onttrokken. In vergelijking met
vorige jaren, toen toevoer van liquiditeiten uit het buiten-
land geheel andere omstandigheden voor de markt schiepen
dan tot nu toe in
1962
het geval is geweest, oefent De
Nederlandsche Bank thans een veel sterkere diuk uit.
Anderzijds is de circulatiebank
10
mei tot aankoop van
schatkistpaier, dat in juli vervalt, overgegaan, waardoor
dus weer middelen naar de markt zijn toegevoeid. Dat
voor de operatie julipapiei.is gekozen houdt waarschijnlijk
ten dele verband met het naar verhouding grote bedrag,
ettelijke honderden miljoenen, dat in deze maand vervalt.
Dat velen van de mogelijkheid gebruik hebben gemaakt
is wel zeker. De Bank heeft in het algemeen, naar ik ver-
onderstel, een bedrag in gedachten, waarmede ongeveer
evenwicht op de markt wordt bereikt en zodra het aanbod
van papier dit bedrag bereikt, wordt het loket gsloten.
1-let feit, dat één dag na het openstellen van de mogelijk-
heid tot aankoop deze is gestaakt wijst er wel op, dat de
markt zich heeft gehaast zich van middelen te voorzien
voor het te laat zou zijn. – i
Open-markt operaties met zeer kort papier brengen
overigens slechts tijdelijk opluchting. Wat thans door de
DE OLVEK VAN 1879
-.
Onderling Levensverzekering Genootschap
heeft tengevolge van de snelle groei van het bedrijf be-
hoefte aan uitbreiding van de staf met een
jong jurist
eneen
jong econoom
Leeftijd tot
28
jaar.
Zij zullen na een grondige opleiding in de ver-
schillende sectoren van het bedrijf geleidelijk aan
worden ingeschakeld bij de behandeling van pro-
– blemen waarvoor de bedrijfsleiding wordt gesteld.
De uiteindelijk bestemming zal in overleg met
betrokkenen vooral worden bepaald door aanleg
en ambitie in bepaalde richting.
Indien u hiervoor belangstelling hebt, zendt dan een
korte brief met uw persoonlijke gegevens en salariswensen
naar Kortenaerkade
1
te ‘s-Gravenhage t.a.v. de Chef
Personeelszaken.
.0 redgeert op annonces in ,,E.S.B.”? :
Wilt U dat dan steeds kenbaar maken!
MAAN DSTAAT
.(IN GULDENS)
–
PER
30 APRIL 1962
vorig laat
30
april1962
–
vorig jaar
–
30 April 1962
DEBET.
CREDIT
Kas, kassiers en daggeldieningen
t
256.588.255
t.
168.917.933
Kapitaal
–
t
90.010.000
t
90.010.000
Nederlands schatkistpapier
f
491.135.103
T
510653.185
Reservefonds
–
f
59.000.000
f
75.000.000
Ander overheidspapier
.,
f
44.684.847
f
21.835.471
‘
3% Deposito-obligatiën per 1962
en
leningen
Maatschappij
voor
Wissels
T
43.204.619
/
48.382.508
Middellang Crediet
t
96.266.000
f
131.735.000
Ba’hkiers in binnen- en buitenIaril
t
367.069.271
f
351.111.628
Deposito’s
op
termijn
t
656.546.116
T
612.198.056
Effecten en synclicaten
f
86.673.024
T
119.712.102
Crediteuren
f1.605.794.742
f1.685.298.412
Prolongatiën en voorschotten
Geaccepteerde wissels
t
35.904.168
T
32.315.612
tegen effecten
–
f
115.425.926
f
129.817.956
Door derden geaccepteerd
f
315.759
.
f
212.177
Debiteuren
f1.174.034.685
[1.326.959.333
Overlopende saldi en andere
Deelnemingen
.
rekeningen
f
69.993.196
f
93.493.939
(md 1
voorschotten) f
36.019.249
t
42.878.079
Gebouwen en inventarissen
–
f
1
f
1
f2.614.834.981
[2.720.268.196
f2.614.834.981
f2.720.265.196
AMSTERDAMSCHE
BANK’
16-5-1962
.
.
.
457
00
COÖP. ZUIVEL-BANK
LEEUWARDEN
vraagt voor haar accountantsdienst
(ASSISTENT)
ACCOUNTANT
• Ervaring met controle op bankadministraties.
• Studie voor N.l.V.A.-diploma strekt tot
aanbeveling.
• Leeftijd: niet ouder dan 40 jaar.
–
• Aantrekkelijke salaris- en pensioenregeling.
Uitvoerige, eigenhandig geschreven, sollicitaties, die
vertrouwelijk zullen worden behandeld, te richten aan
de Directie der Bank, Zaailand 110.
banken in kasmiddelen is omgezet kan straks op de
aflossingsdatum de liquiditeitspositie niet meer versterken.
Er vindt dus slechts een verschuiving plaats van de toekomst
naar het heden. Vaak betekeht dit een overbrugging tot
een tijdstip waarop uit andere bron liquide middelen vrij
komèn. Of dit ook thans het geval zal blijken waag ik te
betwijfelen. Verder moet men bedenken, dat de bank-
kassen thans wel zijn versterkt – ofschoon een deel van
de verkregen middelen zal zijn gebruikt om de bij de cen-
trale bank opgenomen voorschotten af te lossen – doch
hiertegenover is de liquiditeit door het verdwijnen van
kort papier uit de portefeuilles met een even groot bedrag
verminderd. De wezenlijke liquiditeitspositie van het
bankwezen is daarom nauwelijks veranderd. Vastgesteld
kan dan ook worden dat De Nederlandsche Bank ondanks
de open-marktpolitiek de fundamentele druk handhaaft.
Kapitaalmarkt.
De vraag-aanbodverhouding op de kapitaalmarkt is
duidelijk verschoven. Begin 1962 bedroeg het gemiddelde
rendement op langlopende staatsleningen 4,10 pCt. Tot
omstreeks midden februari vond een zeer lichte daling
plaats tôt een fractie boven 4 pCt., doch daarna zag men
de rentevoet zonder onderbreking van week tot week
stijgen. Het 41/4 pCt. niveau, vroeger in verband met het
rentegamma een kritisch punt, werd midden april gepas-
seerd, hetgeen echter, nu de gemeenten nauwelijks meer
zelfstandig ter markt komen, geen gevolgen had; 10 mei jl.
werd het rendement op 4,32 pCt. berekend, hetgeen der
–
halve sedert het laagste punt werd bereikt een
stijging
met
3/
pCt betekent. Men moet
enige jaren terug gaan, nI.
tot 1960, om eenzelfde niveau
te vinden.
De kortstlopende leningen
hebben de invloed van de
verhoging van de rentevoet
het sterkst ondergaan. De
Inve;teringscertificaten, waar-
van de rendementen niet in
het bovengenoemde gemid-
‘delde zijn verwerkt, met een
•
looptijd van ruim drie jaar
voor de boeg, zagen het ren-
dement met 0,68 pCt. stijgen.
Het behoeft geen betoog, dat
de oorzaak hiervan ligt in de
omstandigheid dat dit papier
tot de geldmarktobjecten
moet worden gerekend en op
de geldmarkt is de rentestij-
ging iets eerder begonnen en
veel sterker geweest. De ver
–
hoging heeft namelijk bijna
1 pCt. bedragen.
Uit het bovenstaande mag
mèn niet concluderen dat de
aanbieders, d.z. voor een
groot deel institutionele be-
leggers, kort
bij
kas zijn. Men
krijgt eerder de indruk, dat
het omgekeerde het geval is.
Doch zit een rentestijging in
de lucht en wijzen prognoses
in deze richting dan stijgt de
liquiditeitsvoorkeur onmid-
dellijk en de rentestijging laat
dan niet lang op zich wach-
ten.
Indexcijfers aandelen.
27 dec.
H.
&
L. 4 mei
11 mei
(1953
=
100)
1961
1962
1962 1962
Algemen
……………….
410
431
–
361
385 365
Intern, concerns
………….
566
594
496
529 502
Industrie
………………
366
186— 152
350
331
Scheepvaart
……………..
184
270-235
161
154
Banken
…………………
253
171 – 143
247 238
Handel enz.
……………..
160
152
,,144
Bron:
ANP-CBS., Prijscourant.
Aandelenkoersen.
Kon. Petroleum
………….
f. 126,70 f. 141,70
f. 134,60
Philips G.B
………………
984f
865
851
Unilever
………………..
f. 189,70
f. 164,80
f. 155,70
Robeco
…………………
f. 252,50
f. 230
f. 222
Hoogovens, n.r.c.
………..
776
705
664
A.K.0
………………….
404’f,
369
3
1,
356
Kon. Zout-Ketjen n.r.c .
……
1.070
900
890
Zwanenberg.Organon
……..
1.024
971
880
Interunie
……………….
f. 228
f. 201,50 f. 194,50
Amsterd. Bank
…………..
396 380
1
1,
371
New York
–
Dow Jones Industrials
……..
731
671
.641
Rentestand.
Lang!. staatsobl. a)
……….
4,12
4,32
4,32
Aand.: internationalen a)
2,83 b)
lokalen a)
3,55 b)
Disconto driemaands schatkist-
papier
1
3
1
4
2
1
1,
2
1
1
2
Bron:
veertiendaags beursoverzicht Amsterdamsche Bank.
19 december.
C. D. JONGMAN.
458
E.-S.B. 16-5-1962
SIEMENS
T 269 9
Productieplanning en -bewaking
Rationele werkmethoden bepalen het succes van industriële productie. De auto-
matisering van de administratie met een electronisch intormatieverwerkend systeem
omvat bij serie-, enkel- 01 gemengde labricage het gehele gamma van procedures
de verwerking van binnenkomende opdrachten, de inkoop, de productie, de capa-
citeilsplanning, de voortgangscontrole, de verkoop, de calculatie …..
Het Siemens Informatieverwerkend Systeem
volbrengt deze gecompliceerde opgaven dank zij bijzondere methoden:
De Planningstrappen-methode
zet fabricagetrappen automatisch om in plannings-
trappen. De voordelen van deze methode zijn: een mihder groot bestandsgeheugen,
korte verwerkingstijden en de mogelijkheid op eenvoudige wijze onmiddellijk met
atle veranderingen rekening te nouden.
Geïntegreerde Informatieverwerking
staat hel op velerlei wijze benutten van de
geregistreerde intormatie en het evalueren naar uiteenlopende gezichtspunten in
één bewerkingsgang toe.
De Siemens Geheugentrap-methode
maakt – ook bij geïnverteerde toepassing
tijdrovende sorleerprncessen overbodig.
Het Siemens Inlormatieverwerkend Systeem tezamen met deze speciaai voor pro-
ductiebewaking ontwikkelde methoden en progamma’s levert de industrie tastbare
verbeteringen: gecontroleerde doorstroming en geringe kapitaalbinding door op-
timale werkplaats- en magazijnvoorraden; korte produclietijden; snelle en betrouw-
bare tevertijdbepaling; regelmatige capaciteitsbezetting; exacte, op korte termijn
te leveren calculaties; grote tlexibiliteit in het aanbrengen van en rekening houden
met veranderingen.
Bedrijven van uiteenlopende aard zijn reeds tot productiebewaking volgens de
methode Siemens overgegaan. Ervaren deskundigen kunnen U daarom behulpzaam
zijn bij de voorbereidingen. Vele standeardprogramma’s staan te Uwer beschikking.
Vraagt documentatie.
NEDERLANDSCHE SIEMENS MAATSCHAPPIJ N.V.
POSTBUS 1068 . ‘s.GRAV ENHAGE TELEFOON 183850
ALLEENVTRT(GENWQORDIGING VAN
.SIEMENS&HALSKE AKTtENGESEILSCHAFT
BEALI N MUNCATA
E.-S.B. 16-5-1962
,,
459
🙁
1
Wegen voor Nederland: betonwegen!
Betonwegen van ENCI.
en CEMIJ hoogovencement.
HOOGOVENCEMENT
t
Voor elke nieuwe weg die gemaakt wordt zou de vlag uit moeten.
Want elke nieuwe weg is een onmisbare stap in de richting
MAASTRICHT
van het grote doel: verkeersveiligheid! floe nodig ‘t streven is
naar dit doel, kunt u elke dag in de kranten lezen. Nederlandse
wegenbouwers kunnen deze geweldige nationale taak aan;
zij behoren tot de kundigste ter wereld en hun capaciteit is
50kg
\
HOOGOVENCEMENT
. enorm, mede dank zij een nationale cement-industrie die voor-
Y/
treffeljkhoogovencement levert in elke hoeveelheid die nodig is!
CEMU
‘JMUIDEN HOLLAND
VERKOOPASSOCIA T/E ENCI-CEMI.J N. V.
j
HERENGRACNT507-AMSTERDAM- TEL.38531(5 lijnen)
460
E.-S.B.
16-5-1962
S
•
-•
,•
.,
.
.
S,.
•..
1
‘
-,
.
d
..
Paps heeft een huis gekocht! Md’ms is dol-.
gelukkig.
1
Er zijn straks inderdaad wat meer
geldzorgen,
doch
Paps heeft âlles keurig.
.
.
‘
+
.begroot en ziet met vertrouwen de toekomst
tegemoet. Maar….
.
+
dén ding weet h1 zeker
Wat.. een ander overkOmt-,
7
kan
.
Ook ‘vn
‘
èverkornefl.”:
•
Dus
sluit hij
een leveisverzekering af. Een goede, die-tevens zijn werkkracht verzekert!.
+
Alleen de VTA polos
–
–
:
biëdt naast de’ normale garanties van ‘iedere levens”erzekering
() •
‘
in geval van arbeidsongeschiktheid
1
door ziekte of ongeval
1
‘ .
•
indien algeheel, 66kkortdurend
(wachttijd 60 dagen)
EXTRA RENTE-UlTKRlNG van 1
29/o
per-jaar
–
van het Ç’erekerde kapitaal, (di. 1
0
/o per
•
.
.
maand).
,
•
indien algeheel en warschijnlijk blij’end
•.
.
.
. ,
(géén wchttijd)
BOVENDIEN EXTRA lNVALIDlTITS
t
— .
–
“
VITA” Levensverzekering-
–
.
s
UITK.ER)NG tot maximaal ‘1000/
0
van, het –
vêrzekérde kapitaal
.
Maatschappij te ZUrich
S
–
,
•
premievrijstelling • naar draad en duur van de arbeidsongeschikt- –
Kantoor voor Nederland:
.
.
– heid, dus- ook in gevel van ijdeIijke eri/ôE-
–
•
gedeeltelijke ivaliditeit.
.
,.. –
*+•
s-Gravenhage
–
,
–
.
– •’ –
+
–
– Alexanderstraat2l –
–
Bovendien:
. VINSTAANDEEL
• WEDUWE-ERFRENTE 10%
–
+
•
tol. (070) 1847 60*
-.
–
-,
.
DUBBELE UITKERING bij DOOD door ONGEVAL’
-.
rr
,•J
.
.
+
.,
–
–
–
S
••
‘
+
•
-_.
+
+
•
E.-S.B.
16-5-1962
–
• –
–
–
.
-.
–
‘
461
–
•
.
‘-
-•
1
1
1
BESPAAR
uw
1
BOEKHOUDEN
ROUTINEWERK
laat dat verrichten door de
EXACIA
CONTINENTAL
de nuttige boekhoudmachine,
die altijd meer
bespaart
dan
kost.
Bezoek onze stand nr 99 op de
efficiency-beurs van 22 t/m 30 mei
of vraag .geheel vrijblijvend een
demonstratie.
Importeur:
N.V. MABO
HOOGSTRAAT 111 – ROTTERDAM-1
TELEFOON 0101129322
Op het Bureau van de
Nederlandsche Maatschappij
tot Bevordering der Tandheelkunde
komt binnenkort
vacant de functie van
economisch
medèwerker’
Voor de vervulling van deze vacature wordt gevraagd
een academisch
gevormd econoom
met belangstelling
voor sociaal-economische problemen.
Brieven met uitvoerige inlichtingen over opleiding,
ervaring enz. v66r 1 juni 1962 te richten aan de
secretaris-penningmeester van de Maatschappij,
Adriaan Goekooplaan 1, Den Haag. (Pasfoto bijslui-
ten.) Belangstellenden kunnen desgewenst nadere in-
lichtingen omtrent de aard van de functie verkrijgen ,
bij het Bureau der Maatschappij. (Tel.
55 79
00.) –
Kandidaten zullen bereid moeten zijn zich aan een
psychotechnisch onderzoek te onderwerpen.
HET LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT
vraagt voor de afdeling
VISSERIJ
een
academisch gevormd econoom
voor het verrichten van economisch onderzoek t.b.v.
enkele takken van visserij m.b.t. bedrijfsresultaten, be-
drijfsvergelijking, bedrijfsstudie enz. Leeftijd tot onge-
veer 40 jaar.
Salarisgrenzen:
f 763,50 tot
f
1216,50 evt.
f 1396,50
per
maand een en ander exclusief huurcompensatie 1960
ad 2/ pCt.
o1licitaties met voliedige inlichtingen naar het Land-
bouw-Economisch Instituut, Conradkade
175,
Den Haag.
Kas, Kassiers en Dag.
geldieningen
.
.f
111.074.910,94
Nederlands
Schatkistpapier
.
353.300.000,-
Ander Overheidspapier,,
110.148.877,08
Wissels
……….,
17.011.165,68
Bankiers in Binnen- en
Buitenland……
95.270.745,84
Effecten,
Syndicaten en
Waarden .
. . .
…
80.249.071,11
Prolongaties en Voor.
schotten tegen Effecten,,
66.361.302,14
Debiteuren
……
…
752.916.891,-
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten).
.,,
6.895.309,-
Gebouwen……….
5.000.000,-
f1.598.228.272,79
Kapitaal ……….
f
55.000.000,
–
Reserve
………..
41.000.000,-
Deposito’s
op Termijn,,
680.796.085,71
Crediteuren
………
752.789.376,38
Geaccepteerde Wissels ,,
654.798,55
Door Derden
Geaccepteerd
.
.,,
15.640,36
Kassiers en Genomen
–
Daggeldieniogen,,
21.500.000,-
Overlopende
Saldi ets
Andere Rekeningen,.
46.472.371,79
/1.598.228.272,79
Efficiency
bespoedigt
Uw contacten
met gegadigden
*
Indien
Uw telefoonnummer
in Uw
annonce
moet worden
opgenomen,
vermeld dan
tevens het
NETNUMMER
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
Gecombineerde Maandstaat op 30 april 1962
462
E.-S.B.
16-5-1962
I.C.T. OMSPANT HET GEHELE TERREIN ..,
DERINFORMATIE VERWERKING
In de 1 C T ponskaartsystemen zijn drie hoofdgroepen te
555
onderscheidem 21 kolom installaties voor eenvdudig werk;
de 40 kolom reeks, die met al zijn hulpmachines plus de
558 computer het meest economische en complete infor-
matie-verwerkend systeem voor kleine kaarten is; de be-
langriike 80 kolom serie ponskaartmachines, beschikkend
over rekenfaciliteiten door electronische calculators en de
555 plugged program computer.
De enige maatschappij met een, computer
voor eke bedrijfsgrootte
De I.C.T. reeks van computer-systemen begint bij de 1202
en wordt voortgezet met de 1301 en de 1500. De beide
laatste kunnen niet alleen worden gespecificeerd als pons-
kaart-computers, maar kunnen beide ook op verschillende
manieren worden uitgebreid. Zij zijn dan ook tegen bijna
elke informatie-verwerkende taak opgewassen. Maar als
een zeer grote en zelfs snellere computer wordt vereist –
dan kan I.C.T. ook die leveren.
EFFICIENCY-BEURS
STAND No. 88
1
NEDERLAND N.V.
LANGE VOORHOUT 86
–
‘S-GRAVENHAGE
–
TEL. 185270
E.-S.B. 16-5-1962
brengt de veelzijdigheid van de computer in een:
l.C.T. 80 kolom ponskaartinstallatie. Ponskaarten
input en output, magnetisch trommelgeheugen.
-.
Het geschakeld programma veroorlooft ingewik-
kelde gelijktijdige berekeningen op elke program –
ma stop.
558
een computer voor het I.C.T. 40 koJom systeem –
het meest economische en complete systeem voor
kleine kaarten. Input 540, output 135 kaarten per
mimiut
;
kerngeheugen voor programma en infor-
matie,
1202
een computer met tal van toepassingsmogelijk-
heden op commerciëel en industriëel terrein, wer-
kend met 80 kolom ponskaarten. On-line in- en
output, frommelgeheugen van 4096 woorden voor
programma en informatie. –
1301
door hoge produktiviteit een der meest geavan-
ceerde computers. On-line 80 kolom kaartlezer,
printer en kaartponser, plus 221/
2
of 90 KC mag-
neetband. Trommels, banden en kerngeheugen
kunnen ter plaatse worden uitgebreid.
1500
een computer met meerdere in- en output een-
heden en een enorm hulpgeheugen: maximaal
27.000.000 tekens op datarecords; 176.000.000 tekens
op data discs en 10, 33.1/3 en 66.2/3 KC magneet-
bandsystemen.
waar grotere, ingewikkelder en zelfs snellere
computer-systemen worden vereist, staat I.C.T.
klaar om een gedetailleerd rapport en een speci-
ficatie uit te brengen, aangepast aan Uw speciale
eisen.
463
A. L. VAN BEEK N.V.
internationale groothandel in ruwe tabak
zoeken een
FUNCTIONARIS
.
voor de behandeling van financiële, administratieve
en belastingzaken, . zowel voor het Hoofdkantoôr in
Nederland als betreffende vestigingen in hei buiten-
land. Standplaats’in Nederland. –
Vereisten zijn gedegen ‘theoretische’ voorbereiding
(bij voorkeur bedrijfseconoom, of vergevorderd ‘sta-‘
dium opleiding accountant) en meerdere jaren prac-
tische ervaring. Een zekere kennis van Engels, Duits
en Frans is gewenst. Lçeftijdsgrenzen 28 – 38 jaar.
Het gaat om een goed betaalde functie met promo-
” tikansen De,candidaat moet in staat zijn
•
na .een
periode van inwerking zowel adviezen te geven aan
de leiding van het bedrijf, als onder .eigenverant-
woordelijkheid zaken binnen
zijn
ressort te behan
delen.
Eigenhandig geschreven sollicitaties onder korte
vermelding van levensloop, opleiding en ervaring te
richten aan A. L. van. Beek N.V:, Secretariaat, P.B.
74,
Rotterdam 2.
-.
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
Ter’provinciale griffie wordt op de afdeling gemeente-
comptabiliteit een medewerker gevraagd, die in de
rang van
referendaris of
administrateur A
zal worden belast met de controle van de begrotingen
en rekeningen en van de overige financiële besluiten
Van de gemeenten.
Bij gebleken geschiktheid is benoeming tot waarne-
–
mend-chef
niet uitgesloten.
Een zeer ruime practische ervaring op het terrein van
de gemeente-financiën is voor deze functie vereist.
Academische vorming (economisch of juridisch) strekt
tot aanbeveling.
Aan de hiervoren vermelde rangen is een jaarwedde
verbonden van resp.
f
10.386,— tot
f
13,410,—
(8 een-jaarlijkse
•
. verhogingen) en
–
• .
f
11.502,— tot,
f
14.586,—
‘(8 een-jaarlijkse
verhogingen)
(deze bedragen zijn exclusief de salarismaatrege-
– len per. 1 januari 1962):
Gegadigden voor deze functie, die menen de daarvoor
vereiste hoedanigheden te bezitten, wordt verzocht hun
schriftelijke sollicitatie met uitvoerige vermelding van
opleiding, diploma’s, akten, werkkring en referenties
binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad te
richten aan de Commissaris der Koningin in de pro-
vincie Noord-Holland. Dreef 3 te Haarlem.
Een bedrijf van merkartikelen in de Voedings- en Genotmiddelenbranche, zoekt een
ERVAREN BEDRIJFSLEIDER
Ter oriëntatie voor gegadigden diene volgende korte omschrijving:
Functiebenaming:
Bedrijfsleider
Plaats van de functie:
direct onder fabrieksdirecteur
Doel von de functie:
het efficiënt laten functioneren van de produktie-afdelingen en enige belangrijke
nevenafdelingen.
–
Inhoud van de functie:
het leiden van de producerende afdelingen (600 medew/sters) van enige fabrieken.
Hiertoe beschikt hij over produktieleiders en afdelingschefs. Tevens heeft hij de
beschikking over de afdelingen planbureau, technische dienst en algemene dienst..
Eisen gesteld aan de
Hij dient een goed leider en coördinator te zijn, bekend met moderne werk- en
functionaris:
fabricagemethoden.
Leeftijd: niet jonger dan 35 jaar.
Ervaring op bedoeld niveau is vereist.
Geboden wordt:
Een interessante veelzijdige werkkring in een dynamisch, zich snel ontwikkelend
-bedrijf, waar volop gelegenheid gegeven zal worden tot ontplooiing van eigen
initiatieven.
Alleen zij, die volledig aan bovenstaande eisen kunnen voldoen, worden uitgenodigd hun sollicitaties met Uit-
voerige gegevens en liefst met pasfoto in te zenden aan: Laboratorium voor Toegepaste Psychologie, Vossius-straat 54-55, Amsterdam-Zuid, onder letters LF.
.-
–
–
,
–
Strikt vertrouwelijke behandeling van de sollicitaties is verzekerd.
464
E.-S.B. 16-5-1962
REGRESSIE-ANALYSE.
MET DE IBM 1620
• U heeft een reeks waarn’emingen vèn de variabelen, zoals
‘In één van desymbblische prograrn-“‘
• ‘van verschilleflde variabeln. De
x
e
i
‘
x x’ etc
•.
meertalen . SPS, Fortran, Gotran,
i
grootte van één van. ‘de variabelen
.. .1′
i’
ii
waardoor het rrôgrammeren zeer -?
is afhankelijk van de ovecige. U kent
Staat het model vn de regressie- vereenvoudigd wordt.
.
het model van de vergelijking; waar- vergeljking van te’ voren niet. on- U kunt op basis van een uurtarief
mee de afhankelijke grootheid uit de dubbelinnig.vast, dan’biedtde IBM gebruik maken van de IBM 1620 die
onafhankelijke variabelen, zou kun- 620 ude mogelijkheid om verschil- in het Electronisch
.
Rekencentrum
nen worden berekend. Om de nume- lende alternatieven te onderzoeken van -IBM te Amsferdam- staat opge-,
rieke.waarde van de coéfficiënten en het voor uw d6eleirden.meëst. steld:De IBM ,1620, een’ kleine com-‘
•in de’vergeljking vast te stellen is bruikbare model vast testelen” puter, is..doo’zijr- groot werkge-
veel rekenwerk nodig.. Rekenwerk Doordat u kosteIooskürit besdhikkerÇ he’u- uitérmaté geschikt voor het
dat veel sneller en goedkoper kan over een kant en k
1
iaar’programrn
….
..verrichten vn techni
sc
h
e
. bereke-
worden gedaan met een IBM 1620 ,regressieanalyse’ behoeven geen.. ningen.
computer
tijd en geld kostende voorbereiden
De medewerkers van onze afde
De IBM 1620 berekent in korte de werkzaamhedenvoor de corn
ing Toegepaste Wetenschappen
tijd de coèfficiënten van een lineajre pü
er
ter.teworden:’rieht…………….
‘
zullen gaarne met u bestuderén vôor
regressievergelijking benevens enige – ‘Enige éndere programma’s voor welke toepassingen de”IBM 1620 u. getallen, die een indruk geven van statische doeIeinder
• : ,
tijdrovendeerikostbare routine-werk-
de betrouwbaarheid van de verkre- • ria,te-‘anaI e ‘
zaamheden uit handen kan nernen. –
gen reuItaten. Wanneer de, regres-
va
rreIat
sievergeljking niet lineair ‘is in de
-‘
•-
– . .
.
-‘ Internationale Bedrijfsmachine
onafhankelijke veranderlijken, kan ‘ .• curve itting
.
‘- . Maatschappij N.V.
.-factoranalyse
.
. .
tAl
het programma •eveneens worden
‘
.
–
–
. . Afd. Toegepaste vvetenscivapperi
• toegepast. Voorzien is in 21- ver-
Programma’s ‘voo
,
r nieuwe •töe– •Postbus 9999, Amsterdam
.
schillende soorten transformaties passingen kunnen worden opqesteld Telefoon 020 15 03 64
1 IB
,
M 920
T-‘
–
/
‘
‘
”
‘
•
r
‘
.
‘ ”
ø’
–
,
•
‘..
‘
.
.
…… ‘.
.
–
J ,
•
..,
..
‘:-
–
‘
-‘-”
•’.”
‘:.”
‘:’
–
L
–
–
-•-
–
.
–
.
:
–
,
..-
‘•
-‘-
-”
.-
-.
-:
E.-S.B.-.16-5-1962
–
‘.
•..
•
– ,
–
‘ . –
46
/
466
OP STAND 62 WERD
EFFICIENCY BEURS TOT
ARBEIDSBEURS!
–
MEDEM
-WERKERS
ij
çY
_
‘
5
.
W,
…
j:
.
l
.
t
/
»tt?
1.0
..,
–
TE,`KU’S,.~,
–
,EN
1..
-K
~,,TE EUR.In
l
Bukman & Sartorius maakt van een Efficiencybeurs een Arbeidsbeurs. Dit als antwoord op de
Vrije zaterdag en de uiterst krappe arbeidsmarkt. Medewerkers van topniveau kunnen onmiddellijk
worden geplaatst op âl uwafdelingen. Blikman & Sartorius bemiddelt. Blikman&Sartorius assisteert
u bij de oplossing van uw personeelsproblemen. Een voorbeeld uit vele? Een geheel nieuwe
volautomatische Zweedse rekenmachine, die u wordtvoorgesteld door zijn charmante landgenote.
BLIKMAN & SARTORIUS
N.V./STAND
62 EFFICIENCY BEURS
22 T/M 30MEI A.S. RAI GEBOUW AMSTERDAM
–
t
-t
L
E.-S.B. 16-5-1962
DE DRAAD NIET KWIJTRAKEN!
Wat denkt U dat dit is?.Een exotische plant? Een prachtig sneeuwkrls-
tal? Geen van beide; het is een opengewerkte 3600 draads telefoon-
kabel, zoals die door een nederlandse kabelfabriek, wordt vervaardigd. Ook hier de dringende opgave; de draad niet kwijtraken!.
–
E
UMKWE
Gamma 30
Deze tijd eist van vrijwel elke onderneming een steeds wetenschappe-
lijker bedrijfsvoering. Wetenèchappelijk in dezé zin, dat onzekerheden
zoveel mogelijk wordengeweerd. Eerste voorwaarde daartoe: een snelle,
exacte informatieverwerking. Inschakeling van moderne apparatuur
geeft U op elk tijdstip van ontelbare feiten en gegevens de juiste draad in handen voor het nemen van beslissingen. Bestaande administratieve
werkzaamheden kunnen integraal, vlugger en accurater, worden verricht.
Bull vervult hierbij den onmisbare taak.
Bull dient het bedrijfsleven :.rnét iiifornatieverwerknde apparatuur.
Dank zij de betrouwbaarheid van deze Bull machines kunnen nu d
mogelijkheden die aitômatisering biedt, met een ,,alledaagse” vanzelf-
sta
IRO
sprekendheid benut worden – zowel door het middlgrote en kleine
weuwe
e’tf0t
.
bedrijf als door gigantische were!dconcerns.
•
Een Bull basiseenheid,
22
waarvan de functies en dé apparatuur ongelimiteerd kunnen worden
uitgebreid, groeit mee met de ontwikkeling van het bedrijf. Dit maakt
rendabel beginnen op bescheiden schaal mogelijk. Door geleidelijke
aanpassing komt men tot een integraal informatieverwerkend systeem.
B•ASIS
V..A.N
…..
vooR.u..I.T:GANG
Bull Nederland Administratie en Statistiekmachine Mij N V
Vliegtuigstraat 26 – Amsterdam-W. – Telefoon. (020) 186555
E.-S.B. 16-5-1962
467
sImeubel*
73
staalmeübel