Alle assurantin
R. M E E S & Z 00 N E N
Rotterdam
BANKiERS EN ASSURANTIE- MAKELAARS
Beleggingen en vermogensbeheer
Spuistraat 1772
Amsterdam
KAS-ASSOCIATIE N.V.
Bewindvoering
L.
t3E
ÇREpORP4J
HandeLsinfornustie
–
en Ineassobureau
ZWARTE HONDSTRAAT 4
TELEFOON 120176 (mi)
ROERDAM
rH BIjIE:HBU1
1. .
:….
/
1
1
X
”
°
fl)
Vat
ac
I
Onze bankservice staat ter beschik
king van de zakenman,
I
‘……..)
die prijs stelt opeen vlotte en juiste
behandeling van zijn belangen,
waar ook ter wereld.
r
ook
voör U: dè
HBUI
HOLLANDSCHE BANK-UNIE
N.v.
L
AMSTERDAM
–
DEll
HAAO – ROTÎERDAM
–
MJ
734
E CON 0 MIS CH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Roiterdam-6.
Telefoon redactie: (010
of
01800) 5 29 39. Administratie:
(010
of
01800) 3 80 40. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Com-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck,
Zwijnaardse
Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprjjs:
franco
per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,—per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer 75 ct.
Aangetekende stukken
in Nederland aan het Postkantoor
Westzeedijk, Rotierdam-6.
Advertenties.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de N. V. Koninklijke Nederl. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
6 93 00, toestel 1
of
3)..
Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
20-7-1960
,’.’…
i:r•
‘4
Totalisator en paardensport
Er zullen niet veel organisaties in Nederland zijn, die
met 12 man vast personeel en 200 niet in vaste dienst zijnde
arbeidskrachten – waarvan de laatsten dan nog groten-
deels werken op zondag – en zaterdagmiddag – een
jaarônizet bereiken van ca.
f.
14 mln. Deze omzet bereikte
in
1959
de Nederlandse Totalisator, de organisatie die haar
bemiddeling verleent
bij
het afsluiten van weddenschappen
op de renbanen in ons land. De bovengenoemde 200
medewerkers zijn de personen die op de dagen dat er
courses worden gehouden, de totalisatorbewijzen verkopen
aan de bezoekers der cour-
ses en op deze wijze neven-
inkomsten hebben.
In het jaar 1911 verbood
onze Regering het afsluiten
van weddenschappen op paar-
denrennen en het heeft tot
1948 geduurd alvorens het
aangaan van weddenschappen
weer officieel werd toege-
staan. Deze toestemming werd
verleend met het oogmerk de paardensport, in het bijzon-
der de draverjen en de rennen en de daarmee samenhan-
gende fokkerij van volbloeds en dravers, een financiële
basis te geven en vooral ook om het afsluiten van clan-
destiene weddenschappen te voorkomen. Sinds de officiële
toestemming is de omzet van de totalisator gestadig toe-
genomen en wel van f. 3,4 mln, in 1948 tot ruim f. 14
mlii. in
1959.
Deze stijging van de omzet werd verkregen
doordat hèt aantal courses sedert 1948 meer dan verdub-
belde, terwijl
de ren- en draversbanen zich ook in een toe-
nemend aantal bezoekers mogen verheugen. De geldont-
waarding is stellig ook van invloed geweest. Uit de tabel
1)
kunnen
wij
opmaken in welke mate er in 1959 in Neder
–
land gewed wordt op de aankomst van de in de baan
gebrachte paarden.
Volgens de gegevens van de ,,Stichting Nederlandse
Draf- en Rènsport” bezoeken ongeveer 300.000 personen
jaarlijks de courses, z6dat de gemiddelde inzet per bezoeker
f. 45 bedraagt. Voor de niet ingewijde in de rennen en
draverjen zij hier vermeld, dat de Renbaan Duindigt in
1)
De cijfers voor deze tabel zijn beschikbaar gesteld door de
Nederlandse Totalisator.
Wassenaar en de baan Mereveld in Utrecht is gelegen.
Ter voorkoming van misverstand, dient er verder op te
•
worden gewezen, dat als de gemiddelde inzet f. 60 be-
draagt, zoals op Mereveld, dit niet betekent dat de bezoeker
dit bedrag per coursedag verliest, aangezien dit bedrag
slechts betrekking heeft op zijn inzet.
Bij
het afsluiten van
de weddenschappen
zijn
de bezoekers in de gelegenheid
kennis te nemen van de prognoses van verschillende op het
gebied van paardensport gespecialiseerde journalisten.
Gemiddeld wordt van deze voorspellingen 35 pCt. be-
wnnrheid
Wat leren deze cijfers ons?
Uit de vergelijking der cijfërs
blijkt, dat men in West-Neder-
land grotere bedragen aan
wedden schappen waagt dan in
het noorden van ons land.
Men vergelijke slechts de in:.
”
zetten per bezoeker in Gronin-
gen en op de B.-Banen – die
met uitzondering van Noot-
dorp alle in de noordelijke provincies zijn gelegen – met
die op de banen in westelijk Nederland. Alkmaar neemt
een tussenpositie in. De ligging van de baan in Alkmaar
maakt, dat zij zo wel door liefhebbers van de paardensport
uit Noord- als uit West-Nederland wordt bezocht. Uit
de verkochte totalisatortickets in 1959 blijkt, dat 50 pCt.
een waarde had van f. 1; 25,4 pCt. had een waarde van
f. 2,50; van 14,6 pCt. bedroeg de waarde f.
5
en slechts
10 pCt. werd gevormd door
bewijzen
van f. 10.
De totalisator geeft gelegenheid tot het afsluiten van
vier verschillende weddenschappen. Wordt winnend gewed,
dan moet het uitverkoren paard nummer één aankomen,
in tegenstelling met plaatsweddenschappen. Het paard in
kwestie mag dan nummer een,. twee of drie aankomen, al
naar het aantal paarden dat aan het betrokken nummer
deelneemt. Bij koppelweddenschappen moet zowel het
eerste als tweede aankomende paard goed ‘geraden worden.
Wordt een covercaliweddenschap afgesloten dan moet het
tweede aankomende paard geraden worden. In 1959 werd
f. 3,4 mln, besteed aan winnend-, f. 1,6 mln, aan plaats-,
f. 6,7 mln, aan koppel- en f.
2,5
mln, aan covercailwedden-
schappen.
f. 4.248.000
73.458
f. 57,80
f.
1.880.000
31.143
f.
60,00
f.4.981.000
61.000
f. 81,50
Duindigt
………………
Mereveld
……………….
f.
1.030.000
23.672
f.
4360
Hilversum
………………
Alkmaar
……………….
Groningen
……………..
f.
781.000 26.772
f. 29,00
B..Banen
……………….
f.
1.346.000
45.882
f.
29,30
a) Bij deze bedragen zijn eveneens begrepen de
inzetten van
de bezoekers
die geen entree betalen.
Blz.
Blz.
Totalisator en paardensport ………………735
Beschouwingen over het Radcliffe-rapport (V),
Beperking der overheidsuitgaven door centrale
door
Prof.
Dr. H. W. J. Bosman …………
745
inkoop, door Dr. Mr. N. H. Wiarda ………
736
De ‘Europese melkveehouderij in beweging (11),
Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. C. D. Jongman
747
door Drs. H. Schelhaas ………………..
740
COMMISSIE VAN REDACTIE: Ch. Glasz; L. M. Koyck; H. W. Lambers; J. Tinbergen; 1. R. Zuidema.
Redacteur-Secretaris:
A.
de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris: J. J. Hartemink.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIJI: F. Collin; J. E. Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen; R. Van deputte; A. J. Vlerick.
20-7-1960
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
.
735
De
beheersuitgaven van de
rijksoverheid
kun-
nen aanzienlijk worden beperkt door bewust ge-
bruik
te maken van alle
mogelijkheden,
die een doelmatig georganiseerde centrale inkoop van de
voor de
overheidshuishouding
benodigde ge- en
verbruiksgoederen biedt. Centrale inkoop heeft
namelijk de volgende voordelen: besparing van
kosten in het administratieve vlak, grootst moge-
lijke deskundigheid, scheiding van functies, sterkste
pösitie op de kopersmarkt, mogelijkheid tot
type-
bzperking, standaardisatie en normalisatie. Schrij-
ver somt een aantal eisen op, waaraan het centrale
inkoopapparaat zal moeten voldoen, wil het zijn
taak op vlotte en soepele wijze kunnen vervullen.
Het moet naar
schrijvers mening niet moeilijk zijn
om te bevorderen, dat van het Rijksinkoopbureau
het enige tevens centrale inkoopapparaat van en
voor de rijksoverheid wordt gemaakt met de be-
voegdheid zijn
diensten ook
te verlenen aan de
organen en instellingen van de lagere overheden.
Bepérking.
der overheidsuitgaven
door
centrale inkoop
Bezorgd over de voortdurende uitzetting van de over
–
heidsuitgaven, meer in het bijzonder van de uitgaven der
rijksdverheid, heeft men de Regering de afgelopen jaren
in« woord en geschrift, binnen zowel als buiten de beide
Kamrs der Staten Generaal, vele malen verweten, dat zij
onvoldoende aandacht had voor de toenemende last van
een duur, zijn bemoeiingen steeds verder uitstrekkend
overheidstpparaat en.dat zij faalde in het aanbrengen van
een doeltËeffende bezüiniging binnen het bestedingspatroon
van de administratie.
Evenzovele malen bleef men echter in gebreke in con-
creto âan te geven, hoe men althans in een enigszins van
belang zijnde mate tot beperking der overheidsuitgaven
zou ‘moeten komen. De kritiek had derhalve een in hoofd-
zaak negatief karakter en ontsproot meestentijds aan het
vage gevoel, dat in de overheidsdienst niet altijd even
doelmatig wordt gewerkt, een neiging tot te groöt perfec-
tionisme bestaat en onvoldoende kdstenbesef aanwezig is.
Voôr dé Regering was het dan ook niet moeilijk de kritiek
als bhegrond van’ de hand te wijzen. Te geruster kon zij
op deze wijze reageren, omdat zij er terecht van uitging,
dit een belangrijke inkrimping van het overheidsbudget
niet in de eerste plaats op het terrein der beheersuitgaven
gevonden zou kunnen worden.
De beheersuitgaven vormen slechts een fractie van het
totale overheidsbudget; maar bovendien houdt besnoeiing
van de beheersuitgaven veelal ook in, dat de daarmede
corresponderende. veel grotere. beleidsuitgaven verlaagd
zullen moeten worden. En alleen op dat terrein, het terrein
van de beleidsuitgaven, waren, zo meende de Regering,
bezuinigingen van enige omvang te bereiken. Herhaaldelijk
heeft de Regering de dames en heren critici in het verleden
dan ook getart nu maar eens duidelijk te zeggen, welke van
de begrote beleidsuitgaven zij besnoeid wensten te zien.
Om verklaarbare politieke redenen verstomde de kritiek
dan evenwel al bij toverslag. –
Het wil mij voorkomen,’ dat de boven geschetste door
de Regering gevolgde tactiek in hoofdzaak juist is geweest.
Tussen de beheersuitgaven en de beleidsuitgaven bestaat
ib
de regel een zekere correlatie. De eerste zijn in verhou-
ding tot de laatste gering. Nochtans betekent aantasting
van de beheersuitgaven op een enigszins belangrijke schaal
meestal aantasting van de corresponderende beleidsuit-
gaven, dus aantasting van het te voeren politieke beleid.
Om begrijpelijke electorale redenen paste men ervoor
concreet aan te geven, welke bèleidsuitgaven men niet of
minder noodzakelijk achtte. Daarmee ontviel de basis
aan de geuite kritiek en werd deze krachteloos. Toch geloof
ik, dat met betrekking tot deze conclusie tenminste op één
punt een voorbehoud moet worden gemaakt, nl. daar, waar
het gaat om de aanschaffing van de voor de overheidshuis-
houding benodigde gebruiks- en verbruiksgoederen.
Beperking van de beheersuitgaven door eén voordelige
aanschaffingspolitiek laat het te voeren beleid onaangetast.
Ze bestrijkt bovendien het gehele uitgavenveld van de
Overheid’en zal daa’rom belangrijke bésparingen met zich
kunnen brengen. Door bewust gebruik te maken van alle
mogelijkheden, die een doelmatig georganiseerde centrale
inkoop biedt, is een dergelijke voordelige aanschaffings-
politiek te effectueren.
Welke zijn dan de voordelen van centrale inkoop?
1. Besparing van kosten in het administratieve vlak.
De werkzaamheid van één centrale inkooporganisatie
brengt mede, dat de functionarissen, die bij de verschillende
ôrganen, diensten en instellingen van de Overheid optreden
als inkoper, keurmeester of administratief ambtenaar op de
‘inkoopafdeling, voor een gedeelte ôverbodig worden. Door
samenvoeging van de verschillende zelfstandig werkende
inkooporganisaties tot één dienst zouden verder vooral op
het terrein van de zgn; service-afdelingen, zoals de afdelin-
gen belast met het archief- en agendawerk, het typewerk,
de statistiek, de personeelszaken, de huishoudelijke dienst,
de verificatie en de boekhouding, maar ook, zij het minder
spectaculair, in de inkoop- en keuringssector belangrijke
besparingen kunnen worden verkregen: –
Naast het öndër het Ministerié van Financiën werkende
Rijksinkoopbureau, dat een algemene dienstenverlenende
taak heeft, functioneren het Directoraat Materieel Land-
macht, het Directoraat Materieel Luchtmacht, de Marine-
aanschaffingsdienst en het Rijksmagazijn yoor Geneesmid-
736
‘
–
S
.
-.
20-7-1960
delen, alle ressorterend onder het Ministerie van Defen-
sie
1),
een afzonderlijke aankoopdienst voor de P.T.T. en de
eveneens tot de P.T.T. behorende Rijkskantoormachiie,
centrale en Rijksautomobielcentrale, •een afzonderlijk
inkooporgaan voor Nieuw-Guinea
3
, ressorterend onder het
Ministerie van Binnenlandse Zaken, een.-speci,ale aanschaf
–
fingsdienst op het Ministerie van Justitie met het oog op
de uniformering, van de -Rijkspolitie,. de. zelfstandig aan-
schaffende Directies Wegen en Bruggen van ‘het Ministerie
van Verkeer en Waterstaat en de meer of minder om-
vangrijke inkoopafdelingen van ‘de Landsdrukkerij, ,de
Staatsmijnen en de Artillerie-inrichtingen,
– Al deze diensten en afdelingen houden zich bezig met
inkoopwerk en kopen veelal dezelfde of- aanverwante
goederen in. Het zal dan ook wel geen verwondering.baren,
dat het
bij
zoveel naast elkander werkende overheidsdien-
sten niet aan competentiekwesties ontbreejct. ,Zorgvuldige
terreinafbakeningen, – veelal – ,.vastgesteld’ . door, contact.
commissies of commissies ad hoc, hebben niet kunnen
verhinderen, dat er competentiegeschillen bleven. Door de
instelling van zoveel mogelijk één centrale inkooporgani-
satie zouden de thans bestaande administratieve doublures
kunnen verdwijnen en met haar de competentiegeschillen
Een belangrijke bezuiniging ‘op de personeelsuitgaven en
de uitgavenyan huishoudelijke aard (huisvesting, materieel
e.d.) zou het resultaat zijn;
2. De grootst mogelijke deskundigheki.
”
Alle aankoopdiensten ‘yan de rijksoverheid beschikken
over specialisten. Daar<
enerzijds
de behoeften .van de
afnemende diensten en instellingen voor een belangrijk
gèdeelte dezelfde of soortgelijke artikelen en artikelen
groepen betreffen en anderzijds een zekerç relatie bestaat
tussen het aantrekken van deskundigen en de omvang van de
diverse behoeften, is het bij het naast, elkaar functioneren
van verschillende ,aankoopdjensten onvermijdelijk, dat de
deskundigheid in commercieel-technisch en juridisch op-
zicht minder breed gespreid is dan
bij
het functioneren
van één inkoopcentrale mogelijk zou, zijn. Yoor de artike-
len, waarvan de orinzetteil het grootst
zijn,’
zullen alle aan-
koopdiensten over deskundigen beschikken. In zekere zin
is hier dus een teveel. Voor de artikelen, waarvan
4
de pm-
zetten beperkt blijven, zullen de aankoopdiensten het zich
vaak niet kunnen veroorloven een specialist in dienst te
nemen of zullen zij volstaan met een specialist, die kwalita-
tief- niet tot de besten behoort. Bundelipg vn de aankoop
diensten tot één geheel zal het echter mogelijk maken het
aantal deskundigen voor de meest gangbare. artikelen te
beperken’ en voor de minder gangbare artikelen deskunli-
gen aan te stellen. Ok zal dit ertoe kunnen leiden de des-
kundigheid in deze zin te vergroten,
;
dat het gehalte van de
deskundigen wordt verbeterd., Dat, vergroting van de des-
kundigheid van het inkopend orgaan besparendzal werken,
behoeft mi. geen nadere toelichting. Hçt aantal mikopen
zal er in ieder geval door verminderen4 Bovendien zal hçt
inkooporgaan zijn eigenlijke taak het inkopen van goede-
ren voor anderen, met meer kennis, van zaken kunnen
vervullen. – ,, . ,
1)
Inmiddels is op ditMinisterie een i’nterne reorganisatie in
voorbereiding, waarbij o.a. het Directoraat Malerieel Landmacht
zal worden’ opgeheven en de leiding bij de aanschaffingen ten
behoeve van de landni’acht in handeri ial’ worden gesteld ‘van
de Kwartiermeester-Generaal .’–,•’
.’ –
$cheiding van functies.
Bij hef kopen van’gcederen zijn drie belangrijke momen-
ten té oiidersch’eiden’, t.w. het sluiten van de koopovereen-
komst (de bestelling), de keuring van hetgeen afgelevird
.vordt of zal’ Worden en de betaling van de prijs. Diensten,
die hn’ aânschaffingen ‘geheel zelfstandig verzorgen, ver
–
iichten’ deze drie ‘h’andelinen uiteraard ook zelf. Uit een
oogpunt van controle op kwaliteit en kwantiteit, hoogte
van de prijs en zuiverheid in de verhoudingen tot de leve-
ranciers-is dit niet zonder bedenking. Men is in het alge-
meen ten opzichte van wat inen zelf doet nu eenmaal
minder knitish “dan ten opzichte van wat anderen doen
en neigt er licht toe over ‘gemaakte fouten met de mantel
der liefde te bedekken. Ook is er het gevaar van onvol-
loende wee’rtand tegen het ontstaan van te vaste bindingen
met bepaalde levèranéiers, vaak uit persoonlijke, soms niet
zuiveFè mötieven. ‘
Inschakeling van een inkoopcentrale, die de koopover-
èenkoiist sluit en op keur van de afnemer – de dienst,
waarvoor de goederèn bestemd zijn – koopt heeft het
voordeel ener automatische controle door de afnemende
dienst
–
op
hét inkoopôrgaan. De afnemende dienst keurt
de ‘door het inkooporgaan bestelde goederen op kwliteit
en kwantiteit. Alleen al het feit, dat een’ andere dienst de
goederen heeft gèlçpcht, maakt dè afnemer bijzonder kri-
tisch. Ook ten aanzien van de prijs zal de afnemer niet
geneigd ‘zijn al te gemakkelijk akkoord te gaan met wat
de inkoopcentrale heeft weten te béreiken, al zal het uiter-
ard-niet’io eenvoudig zijn op een enigszins verantwoorde
wijzé ‘bezwaar te maken tegen hët beleid van het in dit
ojzicht zoveel beter georiënteerde inkooporgaan. Hoe het
echter ook zij, de kritische zin, die een inkooporgaan bij de
afnemers als vanzelfsprekend mag veronderstellen, zal het
in ieder geval ook bij het bedingen van de prijs tot grote
voorzichtigheid manen.
Niet alleen het sluiten van de koop én het keureh dienen
echter functioneel te worden’ geschèidén. Om enerzijds een
zo groot mogelijke intégriteit en anderzijds een zo
vet
:
an’twôord ‘mogelijk beheer der beschikbare gelden te waar-
borgen, verdiënt het aanbeveling dat bovendien de betâling
door een örgaân geschiedt, dat fuîictioneel ‘los staat van
de met ‘inkoop en keuring belaste organen. Bij de rijks-
overheid wordt dit meestal reeds bereikt door de benoeming
van een zgn. comptabele, die binnen de dienst, waartoe
hij behoo’rt,’ welis’vaar hiërarchisch is ingepast doch in
financieel opzicht een zekere onafhankelijkheid heeft met
een eigen ook geldelijke verantwoordelijkheid tegenover
de Algemene R’ekenkamer.
Door het scheiden van de betalingsfunctie van de beide-
andere ‘functies ‘wordt een tweede automatische controle
geschapen, zij het dat deze anders van aard zal zijn dan die
van de keürende afnemer en zich meer zal richten op’ de
noodzaak van’ de .aanschaffing in ‘het kader.van het totale
aanko’opbeleid, de bestaande ‘behoeften, de beschikbare
middelen en in verband daarmee op ‘de bedongen’prjs.
Een ‘functionele scheiding als hiervoor aangegeven’ zal
bevorderen; dat fraude en inschakeling van commercieel
niet verantwoorde relaties slechts bij zèer hoge uitzondering
zullen kunnen voorkomen en goederen van hoge kwaliteit
zullen worden aangekocht tegen een sôherpe prijs.
Sterkste positie op de kopersmarkt.
Naarmate de orderportefeuille groter is zijn ook de in
het handelsverkeer te behalen voordelen groter. Een
20-7-1960
737
centrale inkooporganisatie, die jaarlijks
vdoi’
lderdéh
miljoenen guldens inkôopt, zal de laagste netö-riji,’e
hoogste kortingen en omzetbonificaties en de béstè’ vraçht-,
emballage- en assurantiecondities kunn’en bereiken. Dit
wordt niet anders als de in de centrale inkooporganisatie
geconcentreerde vraag zo’ groot is, dat plaatsing ineens de
marktcapaciteit of, wanneer het om een artikel ‘éen
bepaald bedrijf gaat, de produktiecapaôiteit van da’bedrijf
zou overspannen.
In dat geval toch biedt’ de coricentrâtie ‘/an dë absolute
vraag binnen één enkel orgaan juist’ de niogeiij6eid om
door een verantwoorde spreiding ové’r het ehè1e ‘jaâr of
seizoen tot de’ beste resultaten te konen.’ :
1
De centrale inkooporganisatie zal beter dan elk over’
heidsorgaan afzonderlijk de markt kunnen bestuderen en
zich de nodige kennis over de produktiecapaciteit der
verschillende bedrijven kunnen verschaffen. Gewapend met
deze kennis en met haar inzicht in de totale behoefte van
haar cliënten ‘zal zij beter dan v,e1k orgâan oök ih teripo’rél
en kwantitatief opzicht een zekere strâtgie kûnieû be’drij-
ven bij de plaatsing van de diverse orders.’
De verstarringen door kartels en prjsafsprakei kunneti
eveneens veel gemakkelijker door eenentralè inkoop-
organisatie, die op he’t terrein van de ‘vraag e’n bela,ijke
en soms ook’overheersende positid inneemt, worden ‘door-‘
broken dan door afzonderlijk inkopènde overheidsorganen.
Zij is in staat tot èen gericht optreden tgeIi shadelijke
kartels en prijsafspraken, buy, door zich op buitenlards
bedrijven te oriënteren of een bestaande’ spreiding van dé
vraag over verschillende bedrijven te beëindigén en de
totale vraag op één bepaald bedrijf te concentreren. In
het laatste geval wordt een zekere afhankelijkheid vah het
inkooporgaan bewerkstelligd, waardoor’ de geneidhéid
zal ontstaan zich van het ‘kartel of de prjsafspraak los té
maken.
Eenmaal ingesteld op de g’rote ‘vraag van’ hei ièntrale
inkooporgaan, is het voor het betrokken bedrijf’ nietaaii-
trekkelijk deze weer te moeten vërliezen. Anderzijds géeft
de klandizie van het centrale inkooporgaan een stevige
garantie tegen eventueel kwaadwille’nde’ ‘concurrenten.
fte
Samenbundeling van de behoen binnén één ôijanisatiè
geeft derhalve in ‘commercieel opzicht ‘de beste mogelijk-
heden.
5.
‘Typebeperking, standaardisatie én’ normalisate.
Door de inkoop van een centraal punt uit te 1eidèti zal
het mogelijk
zijn
tot een zekere beperking te ‘komen van’
het aantal typen en modellen, dat’door d’verschillende
organen wordt gebruikt. Is dit op zichzelf reeds een voor-
deel door de vergroting van de vraag naar atikelen van
het type, dat zal worden aangehouden,’ het open
;ir
oök de
di
weg naar de invoering van standaardartikelen, e serie-‘
produktie en dus goedkoper kunnen worden gefabriceerd.
Teneinde wat de deugdelijkheid van het artikél betreft
geheel verantwoord te zijn zou het centrale orgaân bogen-
dien de normalisatie van dergelijke standaardartikelen
kunnen bevorderen. Ook in administratief opzicht zou
normalisatie een belangrijke vereenvoudiging betekenen,
omdat
bij
de bestelling kan worden volstaan met een ver-,
wijzing naar het desbetreffende normblad.
Wegens de
vijf
hiervô6r genoemde redenen zal hetop-
treden van één centrale inkooporganisatie ten behoeve van.
dè”rijksoverhîd tot aanmerkelijke bezuinigin’en kunnen
leiden Ik vérb’ind hieraan echter één vobrwaa?de, nl. deze,
dat een zé’ oeltteende en efficiënte oiganisatie widt
ogeboûwd, dai’ een vlotte en soepele fun’ctioneriiig ‘/n
‘het ceitraleinkoopaarâat in aIl opzicht’en’ gewaarborgd
i: Om ‘dit’ te ktnnen bereikén is een aantal” punt’en van
bliig:
f:De artilr di het centrale inkôoporgaan pleet
in te koien, dienen ovèrzichtelijk té vôrden gecatalogiseerd
en g&o’dificeerd. Daarbij moet een zodanige rubricering,
groepering ‘eno1iderverdèlin wordén aangebracht als het
meest met de aard der artikelen in overeenstemming is.
Voorts ‘dienen de atalogi vati een alfabetische index te
‘zijn Vöorzien en’ aan alle afn’emefs en’ingeschreven leveran-
ies ter b’ëschikking te wordeii gesteld. Doo’r het gebruik
van dërgèljke ‘catalôi is het mogéhjk in korte tijd op
ènvoudige manier veel bestellingen te doen vooral wanneer
niei bestelformuiteren`van een bepaald model wordt ge-
w’êrkt èn èen unifôrme betelmethodiek wordt gevolgd.’
Er Wotdênalleen 2a’ken gedaan met leVerânciers, dië
ijn ingeschreven. tnchrijving is slechts denkbaar, indien
dè betrokkên ‘fifm
a
‘rédelijk goéde produkten levert,
,
be-
reid is op de algemene inkoopvoorwaarden van het centrale
digaari’ te leveren, behoudens uiteraard in uitzonderings-
gvallen zich wil houden aan de administratieve spelregels;
die het centrale orgaan ‘ter fine van een ‘goede functionering
van de centrale inkoop heeft voorgeschreven en bepaalde
k&tingen, ‘bonificaties, premies’
•
of andere bijzondere
condities aan’ ‘de’ inkoopcentrale ‘toestâat.
‘Ie zelfwerkzaamheid Van de afnemende diensten en
iistelliiigen dient zover mogelijk te worden uitgebreid,
ni.’a.w. “dè centrale iiikodp dient zo’.’ee1 mogelijk gedecen-
traliseerd te’ wordeii uitgevoerd. Dit kan door de volgende
middelen wordén ler’eikt: ‘
a) rechtstreekse levering op afroep van de afnemende
dienten en intellingen van ‘artikelen, waarvoor het cen-
trâle’ orgaai één zgn. moederorder heeft geplaatst tot ‘een
hoévëëlheid ‘oveFeenkomende met de geschatte behoeften
va’n ‘hlle ‘aftiemède diensten éii”instellingen;
“b)’rehtsteeke bestelling door de ‘afnemende dienst4n
en’ instéllingeh
bij
dè ingeschreven’ firma’s van een’groot
a’aûtal ‘daârvoor aangewezen ârtikelen ‘eventtieel met in-
achtnet’ning vati edn zekere beperkmg naar hoeveelheid
ôf géidsbedrâg; ‘ ‘
“bslag door hét ‘cèhtrâle ‘orgaan van veel’ gevraagde,
gèed hôidbare, nit’ te vólurriineäze en niet te kostbare
artikelen en rechtstreekse bestelling door de afnemende
dienste ‘en instellihgén’
bij
e depothouder.
`Tè’ bevôrdètiiig’van deze zelf*erkzarnheid ware ge-
bruik ‘te maken van een op de éataloi aansluitende klap-
per, wtiarin ‘de ai’tikelen worden vermeld; die op de wijze
als’onder a, ‘b en ç ‘is nangegevén dienen té worden aange-
schaft en de ‘levèrânciets en dèpôthouders worden ge-
nbeind van wie de artikeleii betrokketi moeten worden.
In deze klapper,
xlie
uiteraard’ alleen bestemd is voor’ de
afnemende diensten en instellingen, zal door het gebruik
van een’ bépaalde codering moeten Worden aangegeven hoe
de vergelijking tuiseh de verschillende leveranciers uitvalt
wât’ de kwaliteit
vfr
de produkteri en de te behalen’ vor-
delen betreft Een’ eventuele stijging ‘van het kortingsper
–
centâge ‘bij bestelluii’en bô’en een zéker kwantum dient
daarin evezieèhs’t&’ ‘uiting te worden gebraéht.’
De gegevensoVer de ‘ômzetten dienen statistisch te
worden bewerkt: Zo zal moeten worden vastgesteld, hoe
groot de omzetten ‘jer leverancier en afnemer zijn en hoe-
738
20-7-1960
veel van bepaalde artikelen en per artikelengroep wordt
omgezet. Ter verdeling van de omzetbonificaties, zl het
voorts nodig zijn te weten, hoeveel elke afnemer van b-
paalde artikelen
bij
een bepaalde leverancier heeft gekoèht.
De ometcijfers geven de inkooporganisatie inzicht in de
trend van de aanschaffing der diverse artikelen en in het
aandeel dat de verschillende leveranciers en afnemers in
de totale goederenbeweging hebben. Het moge duidelijk
zijn, dat zij een geschikt uitgangspunt vormen vor het
inléiden van nieuwe besprekingen over de . bijzondere
condities, die de leveranciers het inkooporgaan kunnen
bieden.
…
……..
.
5.
Er dient. een effectieve maar, geen perfectionistische
controle te zijn. Deze controle is nodig, om te verifiëren
of de leveranciers zich aan de met hen overe’engekomen
regelingen en prijzen houden, de afnemers de voorschriften
in acht nemen en een juiste bestelpolitiek volgen en de
rekeningen met de orders in overeenstemming zijn. Het
laatste punt is het minst belangrijke, omdat ook de afne-
mende diensten en instellingen, waar de goederen worden
afgeleverd, in staat zijn deze verificatie te verrichten. De
beide andere controles kunnen echter alleen door het cen-
trale orgaan zelf geschieden.
Om de uitvoering daarvan mogelijk te maken dienen, de
orders en de rekeningen ter kennis van’het centrale inkoop-
orgaan te komen. Trouwens, dit is ook noodzakelijk
oi
tot een statistische, bewerking van. de omzetçijfçrs ., te
kunnen komen. Administratief is het .de ,eenvoudigste
oplossing, indien de leveranciers hun rekeningen in twee-
voud aan het centrale inkooporgaan zenden, dat één van
beide exemplaren voorziet van een ontvangststempel en
terstond voor betaling doorzendt naar de afnemer. Be-
talingskortingen kunnen op deze wijze nimmer verloren
gaan door de schuld van het inkooporgaan, ook al is de
gestelde termijn erg kort. , .
De orderbiljetten zijn reeds in het bezit van het inkoop-
orgaan, indien het de orders zelf plaatst. Betreft het recht-
streekse bestellingen van de afnemendediensten en instel-
lingen, dan dienen de bestelorders in. wee,voud aan de
leveranciers te worden uitgegeven, zodat
bij
de facturering
aan het centrale orgaan één van de twee exemplaren kan
worden medegezonden. Factuur en orderbiljet zijn op
,
deze
wijze automatisch
bij
elkaar gesortéerd. Indien betaling
door de afnemers slechts is toegestaan, op voorwaarde dat
de rekening van het ontvangststempel van het inkoop-
orgaan is voorzien, sluit, de administatieve organisatie
volledig.
,..
De controle moet niet zodanig zijn, dat alle rekeningen
en orders worden getoetst. Men, volsta meteen gerichte
steekproefcontrole, waarbij alle ingeschreven firma’s en
alle afnemende diensten een zekere
tijd
aan de hand van
de rekeningen en orderbiljetten worden ,geçontroleerd. De
frequentie van de çontrole der verschillende leveranciers
en afnemers en de duur daarvan dienen, af te hangen van
de betekenis hunner omzetten en de uit ervaring gebleken
accuratesse hunner administraties. .
De controle is in feite een. controle, achteraf, want met
betaling van de facturenwordt niet gewacht. Dit behoeft
evenwel geen bezwaar te, zijn, mits. Ipaar met de levçran-
ciers is, afgesproken, dat fouten binnepeen zekere tijd, bijv..
een jaar naa de levering, nog .gecorrigeer4 kunnen wor4e..
Immers, het zal wel duidelijk,
zijn,
dat e n,gerichte s’teek-
proefcontrole slechts dan, aanvaardbaar, is, ,indien,
bij
de
ontdekking van fouten met een
systematisch,
karakter
correctie hiervan binnen zekere grenzenook mogelijk zal
zijn, yoor zover ze
zijn
gemaakt gedurende de tijd, dat
“
de
betrokkn firma niet werd gecontroleerd.
Een gerichte steekproefcontrole geeft voldoende
•
zeker
–
heid, dat de systerntische fouten worden ontdekt. Inciden-
tele fouten zullen er nog wel eens door glippen. Het nadeel
hiervan weegt echter ruimschoots op tegen het voordeel
yaneerx ‘ goed geshoo1de doch beperkte controle-afdeling,
die,haar taâk uitsluitend repressief vervult en de betaling
van de facturen in geen enkel opzicht ophoudt.
.6. De administratie van het centrale inkooporgaan zal
ten dele moeten worden gemechaniseerd. Zij zal bovendien
de , beschikking moeten hebben over de meest• moderne
hulpmiddelen op het gebied van de adminitratie en com-
municatie.
1I’
,
‘
,lndieil aani gerioende eisen wordt voldaan, zal het
centrale inkooapparaat zijn taak op vlotte en soepele
wijze kunnen vervullen. De kosten die met zijn functione-
ring gemoeid
zijn
zullen slechts een fractie vormen van
hetgeen door de centrale inkoop aan uitgaven wordt be-
spaar. Het cen,trale inkoopapparaat zal uitéraard geheel
,,selfsupporting” ioeten zijn. Dit is het eenvoudigst te be-
reiken door de kosten, welke in een jaar zijn gemaakt over
alle afnemers naar ,rato van hun omzetten om te slaan.
Daar dit eerst kan worden gedaan, nadat een jaar verstreken
is eier nu eenmaal in dat jaar toch allerlei uitgaven zijn te
doen, zal
Met
op schattingen gebaseerde voorheffingen
moeten worden gewerkt. De liquiditeitspositie van het
çntraJe inkoopappraat zou evenwel verstevigd kunnen
worden dqor het blijvend de beschikking te geven over een
kapitaal, te vormen uit waarborgsommen of entreegelden,
die tot een bedrag van ten Joogste f. 50 per afnemer en
ingeschreven leverancier betaald zoudén moeten worden.
Op deze
wijze
zou het centrale inkoopapparaat als een ge-
heel op zichzelf staand overheidsbedrjf werkzaam kunnen
zijn met een eigen begroting los van de rijksbegroting.
Er bestaat binnen de overheidsadministratie één dienst,
die de, door
mij
gesc,hetste figuur ener centrale ‘inkoop-
Organisatie enigermate nabij komt, d.i. het Rijksinkoop-
bureau. In art. 4, lid 1 van het’ K.B. dd. 28 maart 1949,
no. 21 – ,,Regeliuig Werking R.I.B.” – wordt imperatief
voorgeschreven, dat de rjksinstellingen en de daarmede
geljkgestelde instellingen bij de aanschaffing van een groot
aantal ‘goederen van de bemiddeling van dit bureau gebruik
môeten’maken. Het principe en de werkzaamheid van de
ce’ntralê ‘inkoop liggen hierin duidelijk en volledig besloten.
Het moet voor de kegeing dan ook niet moeilijk zijn om
te bev
Q
rderen, dat van het Rijksinkoopbureau, dat nu
reeds zi riuttig werkzaam is, met inachtneming van hetgeen
ik , hiervoor heb uiteengezet, het enige tevens centrale
inkoopapparaat yan en voor de rijksoverheid wordt ge-
maakt met de bevoegdheid uiteraard zijn diensten ook te
verlenen aan de oi’ganen en instellingen van de lagere
overheden.
‘s’Graverhage.
Dr. Mr. N.
H. WIARDA.
Leeft niet Uw tijd mee!
( n
Leest de
20-7-1960
739
-er
In dit slotartikel over de crisis in de Europese melk-
veehouderij worden achtereenvolgens de mogelijkheden
van produktiebéperking. en afzetvergroting in be-
schouwing genomen. Een vrijwillige produktiebeperking
is niet te verwachten. Het verlagen van de ‘prijzen
is ongewenst uit het gezichtspunt van een even
wichtige. inkomensverdeling. Bovendien moet de
effectiviteit op korte termijn van een dergelijke ver-
laging sterk worden betwijfeld. De vraag is, of niet
doelbewust moet worden aangestuurd op een structuur-
verandering der Nederlandse landbouwproduktie. Mis-
schien kan een beperking van de garantieprjzen tot eèn
basiskwantum, dat slechts een gedeélte der produktie
omvat, tot omschakeling naar andere produktie.
richtingen leiden. Een veel aantrekkelijker weg is het
stimuleren van de afzet.
Ht
overschot is uiteindelijk
niet onoverkomelijk groot. Over het algemeen is het
afzetapparaat der Europese melkveehouderj voor
versterking vatbaar. Het is wenselijk om althans een
deel van het surplus voor de leniging van de ‘nood in
Aiië
en
Afrika aan te wenden.
De
Europese
melkveehoûderj :•’ –
in
.
beweging
(II)
De conclusie van het voorgaande artikel was, dat er
op de zuivelmarkt een permanente crisis dreigt. Er is een
discrepantie tussen vraag en aanbod van 1 pCt. per jaat
van de jaarlijkse produktie. Dit verschil in vraag en aanbod
zal elkjaar groter worden. Het is dus wel de moeite waard
om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om voor
de toekomst evenwicht te verkrijgen tussen vraag en aanbod;
Achtereenvolgens zal een aantal mogelijkheden worden
beschouwd. Nagegaan zal worden welke methoden er zijn
om de produktie te beperken. Daarna zal nagegaan worden
Qf er mogelijkheden zijn voor een afzetvergroting.
Problemen der Nederlandse landbouwpolitiek.
Alvorens de. middelen voor produktiebeperking in
beschouwing te nemen, is hei nuttig een viertal vragen
te overwegen. . .
In de eerste plaats, is er de vraag in welke richting,de
produktie van de Nederlandse landbouw op lan’ere termijn
moet gaan. Aan de ene kant is er het produkt melk, dat
alleen via rechtstreekse hulp uit de Schatkist de, kostprijs
vergoed kan krijgen: de kostprijs bedraagt ca.
f.
0.29
1
de marktopbrengst ca. f. 0,21; de Oygrheid vergoedt de
resterende f. 0,08. Aan de andere kant zijn er produktei,
die niet of in mindere mate afhankelijk zijn van hulp der
Overheid. Het is de vraag, of het verantwoord is gewet
het areaal grasland uit te breiden, zoals de laatste jaren
is geschied.
TABEL 1.
Oppervlakte cultuurgrond
–
,.
Tuinbouw
akkerbouw
blijvend
ges’assen
grasland
in volle
‘
gewdssen
grond
onee glas
1950
……………
919.777
1.317.111
133.302 ‘
3.285
1954
……………
931.796
1.291.935
124.206
3.687
1958
……………
875.369
1.324.559
124.990
1
4.490
Voor de uitbreiding van het areaal gr,asland zijn zeker
wel redenen te noemen, die onafhankelijk zijn van de
prijsontwikkeling. Zo
zijn
-er economisch-technologische
edenen, die vooral in de zandgebieden ertbe hebben
geleid bouwlandin te zaaien tot grasland. Op het ogenblik’
‘vorden er redenen aatigevoerd om een gebied als het
ltambt in Groningen van een zuiver akkerbouwgebied
tot. een meikveehouderijgebied te. maken. De juistheid van
de aan , te voeren en aangevoerde redenen voor deze om-
schakel ing kan niet ontkend. worden. De vraag. is echter,
of deze redenen belangrijk’ genoeg zijn om .- ‘gezien de
prjsverhoudingen en de dreigende overvoering der.zuivel-
markt -‘—‘de omschakeling van akkerbouw naar meikvee-
houderj door te voeren. ‘
Een tweede vraag,.die na.het voorgaande nog’te meer
klem’t, is, of de prjsverhouding tussen de: diverse’prôdukten
weljuist is. De ontwikkeling van de prijsverhouding tarwe/
melk en vlees/melk was als volgt: .
TM3EL
2.
Indec prjsverhoudiig tursen farwe en nel/ en vlees en, melk
(Neder
‘
land 195
,
1 = 100)
Tarwe/melk:
Vlees/melk a)
1951152
………………………..
,
–
. ,97
195215j
……….
‘t
………………..
‘.
..
.
.
–
1953154
……………………..
. .
92
93
1954155
.
………………….t’. . .
85
84
1955/56
………………………….
81
.:
. ‘
.
86
1956157
………………………..
70
81
1957758
………….
S
………………
75
76
–
1958159
……………………….
,
82
–
–
a) De vleesprijzen worden gevormd op de
Vrije
markt.
Gegevens ot
1957158: O.E.E.C. In 1959160 vond, opnieuw een, geringe
verhogin van de tarweprijs plaats bij éeji ‘geljkblijende melkprijs.
Op korte termijn’zal een dergèljke prijsontwikkeling niet
direct leiden tot een ..(averechtse) omschakeling, op lange
termijn echter wel. ‘ . :
Een derde vraag is, of het van jaar tot jaar toenemende
veevoedergebruik
juist is. De veèhouder gaat, als hij na
moet gaan hoeveel ‘krachtvoer (en ook kunstmest. en riiw-
voer) hij moet aanwenden,. althans theoretisch, uit van
een melkprjs ‘van f. 0,28, terwijl de marktwaarde maar
f.’ 0,21 is. De .ôntwikkeling van ‘het krachtvoergebruik is
aangegeven in tabel 3.. – – -.
Aangetekend moet worden, dat deze stijging piaatsvond
bij geleidelijk dalende prijzen, behalve voor 1958/59, toen
de prijzen niet onbelangrijk stegen.
Tenslotte een vierde.vraag.: Het’is voor ons land, ondanks
de algemene. noo’dzaak van een grote. export, een -Idem-
mende vraag,, of, gezien de marktontwikkeling, het nog
740
–
20-7-1960.
TABEL 3.
Gebruik te hoe vee/heden kracht voer/kg per koe a)
511521 52/531 53154 54155 55156 156157
1
571581 58159
lndexcijfcr weide-
bedrijven . . . .
59
86
103
130122
123
141
141
lndexcijfer zand-
bedrijven . . . .
68
88
103 .
120
121
134
149
148
(1951156 ‘= 100)
a) Gegevens: L.-E.l
wel een voordelige zaak is, in zo’n belangrijke mate
een
zuivelexport/and
te zijn. Voorlopig zal men moeten
verwachten dat de wereidzuivelmarkt lage prijzen te zien
zal geven. Onze melkveehouderij zou zeer sterk staan en
de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien, als
het mogelijk was de melkproduktie af te stemmen op de
behoeften der binnenlandse markt, en de mogelijkheden
der Euromarkt.
Als het getij verloopt – en het getij op de wereldmarkt is
gedurende de laatste jaren tegen ons en zal dat in de komende
jaren’ blijven –
,
moeten de bakens worden verzet. Zou
een omschakeling naar andere’ produkten, bijv. naar de
graan sector, waarvan de produktie in Euromarkt-verband
tekortschiet t.a.v; de’ vraag, of naar de tuinbouwsector
met grote mogelijkheden en’ zijn teeltregeling – èn voor
onze landbouw èn voor onze nationale economie niet
beter zijn? De vooruitzichten in de rundvleessector lijken
goed. In de E.E.G. – met een op het ogenblik gezonde
markt’ – wordt ‘een stijging van het verbruik verwacht
van 28 pCt. tegeh een produktiestijging van 27 pCt. Onze
landbouw zou sterker staan, als het mogelijk was minder
melk te produceren. De vraag is, of niet doelbewust moet
worden aangestuurd op een structuurverandering der
Nederlandse landbouwproduktie.
Middelen van produktiebeperking.
Vrijwillige produktiebeperking.
Theoretisch is er natuurlijk de mogelijkheid dat de melk-
veehouders
vrijwillig
besluiten de produktie van melk met
enkele procenten per jaar te verminderen, of althans de
melkaflevering aan de fabrieken met enkele procenten te
verlagen. Zij zouden voorlopig kunnen afzien van het toe-
passen van technische vernieuwingen’ of zij zouden er hun
gemak yan kunnen gaan nemen, zonder nu nog direct een
vrije zaterdagmiddag, een vrije .zondag of een vijfdaagse
werkweek te wensen.
Ook de landbouwvoorlichting en de ruilverkavelingen
zouden afgeschaft kunnen worden. Er zijn heel wat theore-.
tische bespiegelingen mogelijk en er kunnen parallellen
worden getrokken met hetgeen in de, industrie buiten de
landbouwsector vaak gebeurt. Doch de conclusie moet
zijn, dat deze methode in de landbouw geen schijn van
kans maakt. De gezamenlijke veehouders hebben belang
bij minder melk, doch de individuele veehouder heeft
belang bij een zo hoog
mogelijke
melkproduktie.
Prjsmaatrege/en.
In andere sectoren der maatschappij voert een verlaging
der
produçentenprijs
vrijwel steeds tot een beperking der
produktie. Het ligt dan ook voor de hand dat de gedachten
vap Velen uitgaan naar dit middel, om evenwicht te ver
–
krijgen tussen vraag en aanbod.
Er zijn bij toepassing van dit middel in de melkveehou-
derij twee ‘.ragen te stellen, nl. of het middel geoorloofd
is en of het effect belooft. .
20-7-1960
De eerste vraag heeft als achtergrond het feit dat een
melkprijsveriaging voor de producent rechtstreeks leidt
tot een aantasting van het agrarisch inkomen. In deze
tijd, voor de meesten een tijd van voorspoed en welvaart
als nimmer te voren, komt als vanzelf de vraag op, of dit
acceptabel is. Een duidelijk verschil in welvaartsontwikke-
ling tussen verschillende groepen der bevolking is in het
algemeen ongewenst. Bovendien zal – . hierbij vooruit-
grijpend op de beantwoording van de tweedé vraag –
een melkprjsverlaging alleen dan effect hebben, als deze
gedurende een zeer lange periode wordt toegepast, en dus
het agrarisch inkomen gedurende een zeer lange tijd
achterblijft bij het inkomen van de overige sectoren der
maatschappij. .
Reeds nu kan gesproken worden van een afwijkende
welvaartsontwikkeling tussen stad en platteland. De heer
,Louwes – oud-voorzitter van het Landbouwschap en her-
haaldelijk doelwit van kritiek en verguizing van ontevreden
boeren en van de veel gelezen extreme boerenbladen –
omschreef de ‘situatie aldus in
zijn
nieuwjaarsrede:
,,Er is een steeds breder wordende kloof tussen tal van werkers
in de industrie, de handel en de administratieve beroepen ener-
zijds en tal van werkers in de landbouw anderzijds. De moderné
welvaartsontwikkeling, de automatisering’in de industrie en
diverse andere factoren maken dat de werktijd voor steeds
grotere groepen van ons volk kan .worden verkort.
In de landbouw is er veeleer een tegengestelde ontwikkeling.
De welvaart in de landbouw kan geen gelijke tred houden, het
woonklimaat blijft meer en meer ten achter en de gebonden-
heid aan het bedrijf neemt – doordat gehuurde arbeid voor het
gemiddelde melkveehoudersbedrijf bijna niet meer is te betalen
– toe. Belangrijke groepen van onze agrarische bevolking staan
feitelijk buiten de ontwikkelingsgang van de tijd, die zij niet kunnen of willen volgen en die zij zelfs met meer of minder
sterke wrevel tegemoet zien”
1).
Zelfs in ons rustige land met zijn rustige boerenbevol-
king, vinden de laatste tijd uitbarstingen van ontevredenheid
plaat’s, die vanuit de boven geschetste achtergrond begrepen
moeten worden (agitatie op de Veluwe en Zuid-Drente
tegen het Landbouwschap). ‘In Duitsland wordt de land-
bouwpolitiek beheerst door ,,overwegingen van binne’n-
landse politiek, die tot achtergrond hebben, iedere verscher
ping van het toch al hachelijke conflict tussen Regering
en boerenbond uit de weg te gaan” (aldus een citaat dat de
situatie scherp tekent). Op het Franse platteland heerst
grote onrust en hebben vele betogingen plaats ‘gevonden,
waarvan er zelfs één, die te Amiëns, de voorpagina’s van
,
de ochtendbladen bereikte. In België, vindt zo af en toe
een mars van boeren naar Brussel plaats.
De boer voelt zich bedreigd. Hij weët dat hij ,,modern”
moet zijn, maar voelt intuïtief ergens een duistere dreiging.
Hij rationaliseert zijn,produktie, maar voelt zich desalniette-
min onzeker. En uiteindelijk is hij van mening dat hij recht
heeft op een gelijkwaardig inkomen. Wat hij doet is,”
economisch gezien, niet te veroordelen, althans zeker niei
in ernstiger mate dan hetgeen elders geschie’dt. Veel uiter
lijke economische rationaliteit is slechts schijçi (zie’ Gal-
braith: ,,The affluent society” en oik -‘Vance Packard:
,,The hidden persuaders”). Een politiek, gericht op pô-
duktiebeperking via prijsverlaging, zou de reeds nu aan.,
wezige spanningen zeer sterk vergroten. Zeker, voor één
sociale politiek, gedragen door het christelijk solidariêits-
besef, die aan de zijde staat van de zwakkere, en dat is in
deze tijd de bedreigde’ boer; is een drastische ve?laginj
van de melkprijs niet acceptabel.
‘
1)
Aldus een uitvoerig persverslag in ,,Melk” van 30 januari
1960, orgaan van de Coöperatieve Melkcentrale
741
De tweede vraag was, of een, dergelijkepolitiek op korte
termijn veel effect zal’ hebben. Zeker voor de korte termijn
kan hieraan sterk worden getwijfeld. De volgende argu-
menten zijn te noemen:
‘Voor de kleineboer zijn bijna alle kosten vast, terwijl
‘de mogelijkheid voor omschakeling, gering is, althans op
korte termijn: Zeker een kleine reductie in de melkprijs
zal niet veel uitwerken. Door de mechanisatie van de
‘grotere – bedrijven (machinaal melken in plaats van het
gebruik van gehuurd personeel) is ook bij deze bedrijven
de mogelijkheid om op korte termijn de produktie te beper-
ken of om te schakelen op andere prodükten gering.
Een laag prijs- en inkomenspeil zal de veehouders
nog i’neer dan tot dusver stimulereh tot het toepassen van
technische vindingen. Er bestaat, zoals wij in ons eerste
artikel reeds opmerkten, een aanzienlijke ‘,,lag” tussen het-
geen technisch mogelijk is
en:
hetgeen-dt gemiddelde vee-
houder hiervan in de werkelijkheid toepast. Het gevaar
voor een ,,innovation”-golf is
bij
een lage prijs aanwezig.
Hoewel er niet het laatste woord mee gezegd wordt, is
het nuttig de ontwikkeling van melkprijs en produktie in
dé jaren vôér de oorlog te bezien. Het betreft een periode
met zeer duidelijke prijsveranderingen; de tabel heeft,
doordat de jaren 1925 tot 1930 erin opgenomen
zijn,
niet
uitsluitend betrekking op jaren van depressie.-
TABEL 4.
Jaar
IMelkproduktielMelkproduktiel
Nederland
Friealand
Melkpris
Friese Bond
100
100
.
100
109
107
80
1925126
………………
.
1926
………………..
113
109
86
1927
…………………
1928
………………..
116
114
90
120
110 83
122
110
66
122
109
48
1929
…………………….
120
114
45
1930
…………………….
127
113
.
45
127
119
44
1931
…………………….
134
122
48
1932
……………………
1933
…………………..
139
133
.
50
1934
…………………
.
1935
…………………
143
134 59
1936
.
…………………
1937
………………..
143
136 56 1938
…………………
1939
………………..
148
139
61
‘ij ziÇeèn stijgende produktie
bij
een constant dalende
prijs. De effectiviteit van het middel van prijsverlaging is
althans op korte termijn dus wel aan twijfel onderhevig.
Ook de laatste twee jaar is het middel in Nederland toe-
gepast door de garantieprijs te beperken voor een hoeveel-
heid van
5
mrd. kg
melk, een overigens wel wat omslachtige
wijze van
prijsverlaging.
Het effect van de beperking was
een verlaging van de garantiep1ijs Van bijna 0,9 ct. per kg,
op een offiöiIe garantieprijs van 28,9 ct. për kg. Ondanks
deze verlaáini gedurende de laatste twee jaar,
stijgt
de
melkproduktie per saldo siieller dan ooit. Op lange termijn
blijft er
,
natuurlijk wel de mgelijkheid tbt’ produktie
omschakeling.
Het stiinuleren”van de vo6rtbrenging van andere pro-
dukten dan melk is naast het verlagen van de melkprijs
iiog met een andere’ meth6de mogelijk, nI. door een prijs-
verhoging van tarwe, vlees é.d. Een bezwaar van deze
inethode is, dat een géringe prijsverhoging’ – gezien de
voorkeur die’de’Nederlâhde boèr in het algèmeen heeft
voor dé melkVaehouderij – niet erg veel effect zal hebben
end at een aanzienlijke verhoging budgettaire en loonpoli-
tieke bezwaren oproept. Evenwel blijft vooral de vraag
yan de juiste structuur der Nederlandse landbouwproduktie
klemmen. –
Structuurpolitiek.
Een andere oplossing is te’vinden inhet voeren van een
structuurpolitiek, welke gericht is op een vermindering van
het aantal boeren. Deze politiek kan slechts• op zeer lange
termijn effect sorteren. Om deze- reden èn gezien de vele
complicaties die het voeren van een ‘ dergelijke politiek
meebrengt, zal hier worden volstaan n1ét het noemen van
deze mogelijkheid. Gememoreerd zij slechts, dat tussen
‘1950 en 1958 het aantal melkveehoudersbedrijven op ge-
heel vrijwillige basis terugliep van 217.060 tot 197.728. De
bedrijfsomvang van de resterende bedrijven nam ongeveer
evenredig toe.
In dit verband kn ook de daling van het aantal land-
arbeiders worden genoemd. Dit aantal daalde tussen 1947
en 1957 met-38 pCt., terwijl voor de eerstvolgende tien
jaren nog eens een daling met 25 pCt. wordt verwacht.
De mannelijke agrarische beroepsbevolking verminderde
sinds 1947 met gemiddeld 2 pCt. per jaar. Op den duur
is wellicht via het voeren van een actieve structuurpolitiek
een situatie te bereiken als nu in Denemarken, Australië,
de Verenigde Staten .en Nieuw-Zeeland aanwezig is, met
gemiddeld grote bedrijven en slechts een matige toename
der melkproduktie gedurende de laatste jaren. Voorlopig
is het echter in Europa nog lang niet zo ver.
Het systeem van Prof. Horring.
–
Een systeem dat de melkveehouderij een redelijk inko-
men kan garanderen en toch ten volle recht doet weder-
varen aan de in het begin gestelde vier vragen, is het
beperken van de garantieprijs tot een basiskwantum, dat
slechts een
gedeelte
der produktie omvat. Dit systeem is
ontwikkeld door Prof. Dr. J. Horring. De meikveehouder
kan bij dit systeem, voor bijv. 80 pCt. van zijn gemiddelde
melkproduktie, gedurende één of meer jaren een prijs
gegarandeerd krijgen, die, tezamen met de resterende
20 pCt. die niet meer dan de wereldmarktprijs opbrengt,
hem een redelijk inkomen garandeert. De garantieprijs
voor het basiskwantum van 80 pCt. moet dan , uiter-
aard liggen boven de kostprijs. De marktprijsverhoudingen
werken dan rechtstreeks door in de melkveehouderij een
eventueel verantvoorde en noodzakelijke produktiebeper-
king of omschakeling op andere produkten wördt auto-
matisch en geleidelijk uitgevoerd.
Het systeem heeft helaas in landbouwkringen een slechte
naam. Waarschijnlijk is dit mede te danken aan het tijd-
stip, waarop het ontwikkeld werd. Toen was er nl. van
een zuivelcrisis in de ernstige mate zoals
wij
die nu kennen,
‘nog geen sprake. Daarnaast is men van mening, dat bij
een systeem van een toeslag per ha het landbouwbeleid
teveel het karakter van ,,steun” zal krijgen. Dit psycholo-
gischè bezwâar is o.i.- van geringe waarde. Een’ bedrag
van f. 350 mln, dat de Overheid dit jaar op de zuivel-
,rekening zal moetén bijpassen, heeft hetzelfde nadeel. Ver-
der is men, vooral ook in ambtelijke kringen, bevreesd dat
het systeem tot administratieve meilijkheden zal leiden.
Wij zijn tot de overtuiging gekomen dat deze moeilijk-
heden veel te groot worden gezien. Prof. Horring heeft ge-
steld dat het systeem’ even eenvoudig werkt als het huidige,
mits men de moed heeft af en toe een knoop door te hakken
:
Met het aanstellen van een gering aantal extra ambtenaren
“is het in elk> geval uitvoerbaar en deindividuele boer heeft
van het systeem niet de minste hinder
2).
OJ. behoeft het
‘2)
Tot degenen, die zich’ tëgen dit systeen’s gekeerd :hebben,
behôorde in het verleden ook schrijver
,
dezes:
742
20-7-1960.
standpunt van de ieorganiseerde landbouw herziening.
De geringe bezwaren wegen niet op tegen de zeer belang-
rijke voordelen. Het systeem kan de positie van onze
landbouw belangrijk versterken – zij het dat niet op korte
termijn resultaat is te verwachten – en dat is zeer beslist
wel een offer waard! Slechts in een evoluerende Euromarkt
– doch eerst nadat in deze markt een gemeenschappelijk
prijspeil is gerealiseerd en dit prijspeil ook in ons land is
doorgewerkt — kan het systeem misschien weer overbodig
worden. In de andere E.E.G.-landen is het systeem voor-
lopig alleen in Duitsland toepasbaar.
Afzetstimulering.
Het resumé der middelen, dat kan leiden tot pro-
duktiebeperking, was niet bemoedigend. Op korte termijn
is er niet veel effect van te verwachten. Voor Nederland
kan misschien toepassing van het systeem van een garantie-
prijs voor eei basiskwantum leiden tot een kiezen van
andere produktierichtingen. Een veel aantrekkelijker weg
voor het oplossen der crisis zou bewandeld worden, indien
de afzet in voldoende mate gestimuleerd kan worden.
Het in 1965 dreigende overschot is uiteindelijk niet onover
–
komelijk groot. Voor het O.E.E.C.-gebied komt het neer
op 0,7 kg boter of 1,7 kg kaas of 17 liter consumptiemelk
per hoofd der bevolking. Ter vergelijking kan dienen een
overzicht van de consumptie per hoofd der bevolking
in het O.E.E.C.-gebied.
TABEL 5.
–
Consumptie van melk en züivelprodu kien in een aantal
O.E.E,C.-Ianden 195811959
EE G
E.E.G.
Consumptie-
melk in liters
Kaas
in kg
Boter
in kg
Nederland
………………..
174,6
7,7 4,6
België
……………………
101,4
5,3
,.
8,7
Frankrijk
…………………
107,3
9,2
6,1
Duitsland
…………………
111,9
6,7 6,4
Italië
…………………….
59,2
.6,5
1,5
Gemiddeld
……………….
7,3
4,9
Overige O.E.E.C.-landen
.. ..
Noorwegen
………………
230,2
..
..
9,0
3,1
Zweden
…………………..
…98,9
..
6,4
8,7 166,4
..
7,7
9,9
Denemarken
………………
….
Engeland
………………….
..189,7
152,3
3,9
7,4
..
0,7
14,9
Ierland
a) ………………….193,5
Zwitserland
……………….
.213,0
8,0
6,0
Oostenrijk
………………..
..176,6
3,9 3.6
Gemiddeld
a)
………………
168,0 5,2 6,9
a) 1957/58. –
b.
bée grote verschillen in de consumptie per hoofd der
bevolking doen vermoeden’dat er in de meeste landen bij
een of meer produkten ruimte is voor afzetvergroting.
Voor een sterk afzetapparaat dat stabiele prijzen kan
garanderen, over enkele sterke merken beschikt en dat het
raffinement heeft der kosmetische industrie, de vinding-
rijkheid der chemische industrie en het researchapparaat
der grote concerns, zou het geen grote moeite zijn om het
overschot gelijk aan 200.000 ton boter onder te brengen.
Er zouden nieuwe produkten ontwikkeld worden en er zou
een grootscheepse verkoopcampagne – ondersteund door
de modernste reclamemiddelen – gevoerd worden. Het
overschot kan bovendien gespreid worden over alle pro-
dukten. Het moet mogelijk zijn met de techniek, gebruike-
lijk in andere bedrijfstakken, de vraag te vergroten. Over
het algemeen is echter het afzetapparaat der Europese
melkveehouderj zwak. Volgens Galbraith heerst in nog
slechts weinige sectoren, zoals enkele takken van landbouw,
Visserij en enkele sectoren der textielindustrie, dè volledige
concurrentie. In de belangrijke sectoren der industrie wor-
den allerlei oligopolistische en monopolistische markt-
vormen aangetroffen; ‘daar heerst over de gehele linie het
systeem der beperkte mededinging.
Zeker voor Nederland is het bezit van een krachtige af
–
zetorganisatie van niet te onderschatten betekenis; hierbij
is ook te wijzen op het belang van een krachtig af-
zetapparaat voor de Euromarkt. Het stichten van
een krachtig afzetapparaat behoeft ‘niet moeilijk te zijn
voor de Nederlandse melkveehouderj. Van de kaaspro-
duktie is reeds 88 pCt. in handen der coöperatieve zuivel-
industrie, van de boterproduktie 83 pCt., van de condens-
produktie
53
pCt. en van de poederproduktie 75 â 80 pCt.
Er wordt echter slechts 46 pCt. van de kaas, 46 pCt. van
de boter en 44 pCt.. van het melkpoeder via coöperatieve
verkoopverenigingen afgezet. Daarbij . treden de verkoop-
verenigingen allerminst als een eenheid op. Deze cijfers
en feiten komen overeen met de conclusie van Galbraith,
dat in de landbouw de verkoopcoöperaties, die zuiver het
doel hebben de positie op de verkoopmarkt te versterken,
tot dusver in veel mindere mate geslaagd
zijn
dan inkoop-
en produktiecoöperaties
3).
Zorg voor de afzet is
bijzonder
nodig in de zuivelsector.
Een typerend voorbeeld is de öntwikkeling van de afzet
van zuivelprodukten in de laatste drie maanden . van het
vorige jaar en dè eerste maanden van dit jaar. Door een
tijdelijk tekort aan zuivelprodukten, maar meer nog door
speculatieve aankopen, stegen de prijzen eind oktober en
begin november tot voor zuivelprdukten ongekende hoog-
ten. Het effect op de consumptie van boter in Nederland
is weergegeven in de hierna volgende tabel; in andere
landen vond een soortgelijke ontwikkeling plaats.
TABEL 6.
Ontwikkeling van de detailhandeisprjs en het verbruik
•
van boter
detailhan-
1
1
detailhan-
çeriode van 4 weken
delsprijs
verbruik
delsprijs
verbruik
1959
1960
1
…………….
f.4,19 per kg
4.137 ton
f. 5,02
2.614
2
…………….
f. 4,24
,,
4.229
,,
f. 5,02 2.456
3
…………….
f. 3,93
,,
4.545
,,
f.4,13
3.027
4
…………….
f. 3,85
,,
.. ..
4.487
,,
f. 4,13 3.280
f.3,85
.. ..
4.691
6
…………….
f.4,14
,,
4.593
7
…………….
f.4,64
,,
3.702
f.4,67
,,
3.829
9
…………….
f.5,02
,,
..
3.383
8
……………..
10
……. . ……..
f.5,45
,;
..
2.980
,,
17.6,14
,,
.
..
2.270
II
……………..
12
.
……………
.f.6,33
,,
1.869
13
……………..
f.4,99
,,
2.643
Uit deze tabel blijkt dat de consumenten door de hoge
boterprjzen in de perioden
10,11
en. 12 vobr langere tijd
werden afgeschrikt.
Zij
verloren het vertrouwen in dit
produkt. Het gevolg was dat het verbruik in de eerste
vier maanden van dit jaar 1.000 ton per maand of bijna
.25
pCt. lager lag dan
bij
een
gelijke
prijs in 1959 (vergelijk
bijv. periode 3 en 4 in 1960 met periode 2 en 6 in 1959).
De conclusie moet luiden, dat de zuivelmarkt perspec-
tieven biedt voor een vergroting van de afzet. Het dreigende
overschot is niet van dusdanige omvang, dat het niet via
moderne methoden op de markt is onder te brengen.
De afzetorganisatie is op diverse punten voor versterking
satbaar. Overleg op Europees niveau t.a.v. de afzetpro-
blemen via de verschillende internationale zuivelorgani-
saties lijkt op zijn plaats.
3) Zie: Galbraith: ,,American capitalism. A concept ‘of
countervailing power”.
-‘
20-7-1960
.
.
743
• met ée’n aandeel
‘Vereënigd. Bzi’1,$9.4..
hebt
U’150
ijzers in het vuur
Elk aandeel “Vereenigd Bezit van 1894′ maakt U
mede-eigenaar van een grote, deskundig samengestelde.
aandelenportefeuille, die een aantrekkelijk rendement
oplevert. S-p-r-e-i-d-i-n-g over meer. dan 150 fondsen
beperkt het risico. Bovendien bestaat goede kans, dat.
.
.
Uw bezit in waarde vermeerdert.
Alle banken en commissionairs kunnen U inlichten.
N.V.VEREENIGD BEZIT VAN 1894
De voordelen’ van aandelenbezit mei beperking van risico
WEST”ERJN&EL 84, ROTTERDAM,
.
,.,.
•
.
..
,,
……….
“
…,,”.”:’f
..’
..
(Actvcrtentje)
Afzet in onderontwikkelde landen
De ‘behoefte aan zuivelprodukten is uiteindelijk zeer
groot. Vooral in Azië en ‘Afrika bestaat voorlopig een
ohbeperkte behoefte aan voedsel; de Europese melkvee:
houderij zou in staat zijn mede in deze behoefte te-voorzien.
Een groot deel van deze vraag is echter niet effectief wegens
gebrek aan voldoende koopkracht
4
). Evenwel is het
probleem der ‘onderontwikkelde gebieden een wereld-
probleem van de eerste orde. Getracht zou moeten worden
het surplus althans ten dele ter leniging van deze wereld-
nood aan te wenden. In’,Engeland bestaat 15 pCt. van de
afzet van consumptiemelk – dat is ca. 12 pCt. der totale
Engelse melkproduktie – uit gratis afzet aan ziekenhuizen,
sociale instellingen, scholen e.d. In Azië en Afrika zijn
op dit gebied . nog veel grotere mogelijkheden via de
afzet van ‘goed oplosbaar melkpoeder.
Voorwaardè is, dat in Europa een organisatie wordt
opgericht,- die’ de hulpverlening in de vereiste omvang kan
organiseren. Het initiatief zou kunnen uitgaan van de
Europese melkproducentenorganisaties. Zo erg moeilijk
behoeft dit niet te zijn. Het is tenslotte aan het Nederlandse
afzetapparaat alleen al gelukt een zuiver commerciële afzet
van condens – door de relatief hoge prijzen voornamelijk
aan de hogere klassen der samenleving – van 200.000 ton
op te bouwen. Ook de
,
Verenigde Staten hebben in de
jaren, dat zij. met zisiveloverschotten te worstelen hadden,
de oplossing gezocht in afzt in Azië en Afrika.
–
Overheidshulp en prijsverlaging.
Tenslotte is er, als alle middelen zouden falen, de moge-
lijkheid om de zuivelcrisjs op de een of andere wijze op
haar beloop te laten en de consumentenprijzen te laten
dalen totdat de afzet voldoe’nde is toegenomen. Aanvaard
moet dan worden, dat uit de rijksmiddelen jaarlijks een
4)
Misschien is het wel méde de taak der econdniie om, naast de maatstaf van de koopkracht, anderé maatstaven –
van hogere orde te ontwikkelen. De maatstaf van de koop-kracht is in onze maatschappij van betrekkelijke overvloed
en gelet op de schrille tegenstelling in rijkdom tussen het
Westen en het overige deel van de wereld, uiteindelijk van
relatieve betekenis.
niet
onbelangrijke
som dient te worden bijgepast om de
melkveehouderij een redelijk inkomen te verzekeren. De
hulp van de Overheid is te rechtvaardigen door te wijzen
op de zojuist beschreven zwakte van de landbouw op het
gebied van de afzet. De redenering moet dan zijn,’ dat ‘de
industrie zichzelf helpt – op wat voor wijze dan ook –
en dat het billijk i dat de Overheid de. landbouw – die
zichzelf niet voldoende kan helpen – ter zijde staat. Het
is de minst elegante oplossing, doch helaas de methode’
die praktisch de meeste kans maakt.
Als voorbeeld kunnen dienen de voorstellen die de
Europese Commissie heeft gedaan voor het voeren van
een gemeenschappelijk zuivel beleid. Voor de zuivelproduk-
ten wordt een richtprijs vastgesteld; Een ”overschot
wordt, zodra de interventieprijs wordt overschreden, uit
de markt genomen via het opkopen van boter. De aldus
gevormde botervooiraad wordt’ later t&gen lage prijzen
afgezet. De verliezen worden, gedragen door de staats-
kassen, die het verschil tussen de interventieprijs en de
opbrengstprjs
bij
latere verkoop moeten dragen, door de
margarïne-industrie die afzet verliest, doch vroeger ten
dele afzet ten koste van de melkveehouderij heeft opge-
bouwd en door de- producent van plântaardige velten,
veelal woonachtig jn de onderontwikkelde landen. De
consumenten zijn degenen die eerstprofiteren en vervolgens
via de, belasting een offer brengen. ‘ , –
Veel acceptabeler zou uiteraard zijn, een overschot in
de vorm van melkpoeder uit de markt te nemen en hiervoor
een duurzame afzet te zoeken in Azië en Afrika. Een soort-
gelijke methode als de Europese Commissie aanbeveelt,
wordt reeds door vele landen toegepast. In deze landen
worden — teneinde het binnenlands prijspeil ,van zuivel-
produkten ‘te handhaven – dreigende overschotten in de
vorm van boter uit de markt genomen, en vervolgens
afgezet op de Engelse markt.. Op deze wijze is bijv. ook de
crisis van 1958 bestreden. Bij degenen, die het verlies dragen,
komen in dit geval nog de boeren in landen, die via een
afzet op de Engelse markt een bestaan hadden opgebouwd
zoals bijv. de Deense boeren, die tot dusver vrijwel,
zonder regeringshulp moesten werken.
‘s-Gravenhage.
‘
Drs. H. SCHELHAAS. –
744
. .
.
20-7-160
Beschouwingen over het Radeliffe-rapport,
(V)
Knelpunten
bij
de financiering van het bedrijfsleven (hoofd-
stuk
XI).
De knelpunten, die
bij
de financiering van het Britse
bedrijfsleven soms blijken op te treden, betreffen terreinen,
die ook in Nederland nogal eens stof tot discussie plegen
te geven. De eerste moeilijkheid, clie besproken wordt, is
de
exportfinanciering,
waarbij de bekende kwetie een rol
speelt dat ,,exporters in this country now find themselves
vying with their industrial competitors. in other countries
not only on the price and quality of ti
–
jeir goods and on
clelivery dates but on the credit terms which they are
prepared to offer” (par. 869). In het rapport wordt in hoofd-
zaak ingegaan op de exportkredietverzekering. De com-
missie maakt onder andere bezwaar tegen de eis van de
,,Export Credits Guarantee Department” (een onderdeel
van het overheidsapparaat), dat tegelijk met het risico
met betrekking tot de kredietwaarcligheid van de debiteur,
dat aan levering naar het buitenland is verbonden, ook het
politieke risico en het risico ten aanzien van de deviezen-
bepalingen en de wisselkoers moet worden verzekerd.
Bijzonder voorzichtig is de commissie als zij in een
beoordeling treedt van de algemene klacht van het bedrijfs-
leven, dat er geen kredietverzekering wordt gesloten voor
een periode langer dan vijf jaar. Het Ministerie -van -Finan-
ciën was bezorgd, dat
bij
een verlenging van de periode een
internationale kredietwedren. zou ontstaan, waar het
Verenigd Koninkrijk zeker geen voordeel van zou hebben
(par. 890). En ook de commissi-Radcliffe is van mening,
dat tegenover, het gevaar dat concurrenten mogelijk een
langere garantie zouden kunnen krijgen, gestqld moesten
worden de zwaardere belasting van de betalingsbalans en
de veel moeilijker beoordeling van het risico bij verlenging
van de periode. Indien het argument van de ontwikkeling
der achtergebleven gebieden of de bevordering van de
internationale handel naar voren wordt gebraçht, dan
meent de commissie dat niet een.verlenging van de bewuste
termijn in aanmerking komt, doch een ruimere verstrek-
king van niet-gebonden kapitaal.
Vermelding verdient verder nog, dat in het Verenigd
Koninkrijk geen afzonderlijke instelling voor de export-
financiering bestaat, doch dat de financiële niddelen tot
dusver in hoofdzaak van de joint-stock-banks komen.
Het is wel merkwaardig dat in het land, waar van ouds een
sterke voorkeur heerste voor het ,,self-liquidating” type
bankkrediet, de algemene banken tegen het exportkrediet
en andere kredieten op middellange termijn geen bezwaar
maken, terwijl sommige Nederlandse algemene banken.
ten behoeve van deze kredieten bepaalde dochterinstellin-
gen hebben opgericht, waardoor de middelen voor deze
financiering op langere termijn worden verkregen dan bij
de banken zelf gebruikelijk is.
Ten aanzien van het
landbouwkrediet
komt men in Groot-
Brittannië dezelfde wensen van de zijde van de landbouw
tegen -als in andere landen, namelijk de behoefte aan een
lage, uniforme en stabiele rente. De klacht van agrarische
zijde dat er een ,,fundamental gap in the short-term credit
structure” zou zijn, wordt door de commissie niet ge-
accepteerd. Zij wijst op het feit, dat het door de handelaren
verleendekred jet, dat veel duurder is,
blijkbaar
gemakkelijk
door de boeren wordt opgenomen en heeft voorts de
indruk gekregen dat het door de joint-stock-banks ver-
leende agrarische krediet eerder wordt, beperkt door
terughoudendheid van de boeren om krediet op te nemen
dan door tegenzin van de banken om dit krediet te ver
–
lenen.
Teneinde echter aan de bankdebiteur een groter gevoel
van veiligheid te geven met betrekking tot de- opzegbaar
–
heid van de zijde van de bank, geeft de commissie in over
–
weging op dit punt meer zekerheid te verstrekken,’ bijv.
door een formele ,,term-loan” (het beste te vergelijken
met het vaste voorschot, dat door de boerenleenbanken
in Nederland wordt verstrekt), waardoor de terugbetalings-
verplichting
bij
het sluiten van het contract exact wordt
vastgelegd
1
). Thans- is ook voor middellange en lange
termijn nog steeds de zgn. ,,bank advance” gebruikelijk,
die ,,repayable at cail and subject to annual review”
is, en dus overeenkomt met wat wij noemen het rekening-
courant-krediet. De commissie wijst echter ook uitdrukke-
lijk op de voordelen van de laatste vorm en meent zelf dat
de boeren voor een ontijdige opzegging van het rekening-
courant-krediet niet benauwd behoeven te zijn.
–
Aangezien zij de opvatting is toegedaan dat de banken
in het algemeen niet in gebreke zijn om te voorzien in de
kredietbehoeften van de boeren en er alleen wat meer
contact tussen de banken en de boeren moet komen,
voelt de commissie niets voor een nieuw instituut voor
middellang agrarisch krediet, zoals door de georganiseerde
landbouw werd gevraagd. En wat betreft het lange krediet,
hier kunnen de bestaande Agricultural Mortgage Corpo-
ration en de joint-stock-banks in de behoefte voorzien.
Eveneens afwijzend
staat de çommissie tegenover het
door de landbouwvertegenwoordigers verdedigde denk-
beeld, dat de voor de boeren, geldende rente op een zo laag
mogelijk peil gestabiliseerd zou moeten worden, onafhan-
kelijk van de geldende marktrente. Dit zou, aldus de com-
missie, neerkomen op een verdere subsidiëring van de land-
bouw en als deze gewenst zou worden, zou men dit beter
kunnen doen in de vorm van rechtstreekse produktie-
toeslagen.
Dit laatste kan -moeilijk bestreden worden, doch wat
de, argumentatie ten aanzien van de andere in het geding
zijnde punten aangaat, krijgt men wel sterk de indruk,
dat de commissie zich in belangrijke mate héeft laten
leiden door de voorlichting van ‘de zijde van het bank-
wezen. Ongetwijfeld zal een zekere terughoudendheid van
de boer een rol spelen doch de ervaring in vele andere
landen had de commissie kunnen leren, dat de algemene
banken agrarische kredieten blijkbaar niet zo aantrekkelijk
vinden. Als het in deze andere landen dikwijls zelfs ge-
komen is tot de oprichting van een coöperatief landbouw-
kredietwezen, dan..behoeft aan de ‘klachten van de Britse
landbouw niet bij voorbaat enige grond te worden ontzegd.
1)
Direct na de pûblikatie van het rapport heeft de Midiand
Bank-de bedoelde kredietvorm mogelijk gemaakt.
20-7-1960
.
–
–
745
Een andere in het rapport “genöemde kwestie,’ die ôok
bij ons steeds belangstelling heeft ondervonden, is het
verschaffen van finanieringsmiddelen, aan de
kleine
industrie,
die geen rebhtstreekse toegang heeft töt de
kapitaalmarkt. Dit piobleem klemt ‘vooral als de ont-
wikkeling van dergelijke zakën tot een zodanigé uitbreiding
leidt, dat deze niet meer geheel’uit de ingehôuden winiren
kan worden gefinanéierd: liet vreemde ‘vermogen wôrdt
meestal verstrekt door een levensverzèkeringsmaatschappij,
een joint-stock-bank of door de Jiidustrial and Commércial
Finance Corporation. Ook hier doet de commissie de aan-
beveling, dat de banken de benodigde middelen op middel-
lange en zelfs lange termijn in meerdere mate zullen ver-
strekken in een aan de behoefte van de debiteur aangepastë
vorm, bijv. bij wijze
va11
,,term-loan”.
De
I.C.F.C. is’ bedoeld’ ‘voor vermogensbehoeftën, die
te klein’ zijn vobr de emissieMarkt, doch te groot voor d
banken. Deze in 1946 door het bankwezen öpgèrichtd
instelling is ‘een groot’ sücces ‘gebleken: •De ‘oornaâmste
wijziging die de commissie suggereert is dat het mâximale
bedrag van een verstrekte lening, dat van de oprichting af
£ 200.000 heeft bedragen, wordt herzien, zodat het ôp
nieuw overeenstent’met het laagste bedrag, waaivor’men
praktiséh eén beroep op de emissiemarkt kan doen.
Daarnaast lijkt er, aldus hët rapport, nbg plaats voor
een Industrial ‘Guarantee Corporation, die leningen dodr
andëre financiële instellingen ten dele zou garanderen,
als die leningen zouden dienen’ oM de exploitatie van een
uitvinding te financieren: ‘
Al met al kiijgt mén niet de indruk, dat het hier gaat
om een orTderdeel van de financiering, dié dreigt vast te
lopen, maar wel om een
7
zaak, die voortdurend aandacht
eist. Voor Nederland zou, naar ik ineen,’dezelfde conclusie
kunnen worden getokken.
‘Een matérie, dié vooral üit eer oogpünt vanvergelij kende
studie’ interessant is, betrèft de’
betalingsmogeljjIiheden.
Hoewel ook de spaarbanken, de ,,building societies” en
enkele andere financiële instellingen bepaalde’betalings-
faciliteiten verlenen, kunnen deze toch niet vergeleken
worden met, de volledige mogelijkheden om per che4ue
te betalen’, die alleën de joint-stock-banks verstrekken.
Uitgaande nu van de ‘gedachte, dat de transacties tussen
de grote ondernemingen ‘via het bankwezen worden afge-
wikkeld en dat de kleine dagelijkse betalingen met chartaal
geld plaatsvinden, vraagt de commissie zich af, of tussen
deze beide in soms de behoefte aan een betere betalings-
wijze bestaat. Zij baseert dit op de bankfaciliteiten, die de
spaarbanken verlenen en die eigenlijk met het karakter
van de spaargelden in strijd zijn.
De behoefte’waar het hier om gaat, wordt in het rapport
omschreven als ,,some demand for a simple transfer
service, without the ancillary services which the banks
offer to their customers” (par.
957).
In ‘september
1958
heeft de Midland Bank een
dergelijke
mogelijkheid ge-
opend, doch de andere banken hebben dit voorbeeld niet
gevolgd. Als ik het rapport goed begrepen heb gaat ook
de Midland Bank echter uit van betaling per cheque, het
rapport spreekt althans van een ,,personal cheque service’
(par. 958). Interessant is nu juist, datdè commissie ‘aan-
beveelt om in het licht van het achterblijven van de meeste
financiële instellingen een onderzoek in te stellen naar de
mogelijkheid van een postgirodienst, die nauw zou samen-
werken met de andere financiële instellingen. Uit de vooraf-
gaande beschrijving vân de continentale girostelsels blijkt
duidelijk, dat de commissie daarbij denkt aan een ‘systeem
waarbij de betaling door overschrijving en niet primair
door het afgeven van een cheque’plaatsvindt. Het is be-
langwekkend aldus te lezen dat het continentale giro-
systeem ‘zodanig de aandacht heeft getrokken van de
commissie-Radcliffe, dat zij een ondérzoek naar de in-
voering van zo’n systeem in Groot-Brittannië suggereert.
Als het daar ooit tot invoering van een postgirodienst zou
komen, zou dit ongetwijfeld als een revolutionaire wijziging
in de angelsaksische betalingsgewoonten mogen worden
beschouwd.
Tot slot van deze enigszins heterogene groep van speci-
ale financieringsmoeilijkheden bespreekt het rapport de
bijzonderheden van de
emissiecontrole,
zoals deze tot 1959
in Groot-Brittannië gold. Formeel was het de Treasury,
die op aanvragen besliste, doch in feite werd deze beslissing
genomen door het ,,Capital Issues Committee” dat van de
Treasury regelmatig zeer algemeen gehouden instructies
kreeg en dan moest beslissen of een aanvraag al of niet
onder de toegelaten doeleinden viel. Het ging dan niet
om en kwantitatieve, doch om een selectieve controle,
hetgeen juist een van de bezwaren van de commissie:
Radcliffe is.
Zij
wijst erop dat een beperking van het totaal
der bestedingen niet verkregen kan worden door een.
controle, die slechts de doeleinden beoordeelt en niet van
een totaal bedrag aan mogelijke goedkeuringen uitgaat.
Het blijkt dat het aantal afgewezen aanvragen in het
algemeen zeer laag is geweest; het was voor de meeste
belanghebbenden wel mogelijk de aanvraag zo in te kleden’
dat deze aan de gestelde criteria voldeed! Zoals reeds eer-
der vermeld is het oordeel van de commissie over deze
emissiecontrole volkomen negatief.
Samenvatting (hoofdstuk XII).
,
‘
:
.
.
‘.
Liëver dan haar, aanbevelingen .te hehalen, hëtgeen.
bezwaarlijk wordt geacht omdat ‘deze aanbevelingen niet
los kunnen worden gezien van de eraan voorafgaande
analyse, geeft de commissie-Radcliffe in de slotpagina’s
van haar rapport de voornaamste gedachten, die uit haar
beschouwingen voortvloeien. Die gedachten komen zeer
in het kort op het volgende neer:’
– monetaire maatregelen kunnen niet voldoende snel
werken, tenzij ze zo krachtdadig worden toegepast, dat
hierdoor zelf weer gevaren worden opgeroepen;’
– daarom dienen financiële overheidspolitiek, mone-
taire maatregelen en rechtstreekse fysieke controle elkaar
aan te vullen, .zonder dat het aandeel van, iedere soort
politiek eens en ‘voor al kan worden aangegeven en zonder
dat men een dogmatische voorkeur voor de’ ene of de
andere’politiek moet hebben;’
– het is de liquiditeit van de gehele maatschappij, die
moet worden beïn
y
loed; de monetaire politiek moet via de
rente werken en daarom is ,,debt management” zo
belangrijk;
– behalve rentepolitiek en voorgeschreven ,balans-
verhoudingen komen als, monetaire middelen slechts in
aanmerking: controle op internationale kapitaalbewegin-
gen, op het afbetalingskrediet (met ernstig voorbehoud
in verband met de ongelijke invloedop de bedrijfstakken)
en op de uitleningen van ‘financiële instellingen-niet-
banken;
– bij een zeer ernstige situatiedienen vooral te worden
toegepast: bepçrking
bankkrediet,
emissiecontrole en be-
perking afbetalingskrediet;
r’ .
746
‘
”
20-7-1960′
– het Verenigd Koninkrijk heeft weliswaar meer inter-
nationale
reserves
nodig, doch
bij
het nastreven van dit
doel dient de positie van het pond als internationaal be-
taalmiddel niet te worden, verzwakt en dient rekening te
worden gehouden met het’feit, dat Groot-Brittannië ook
verplichtingen tegenover. de wereldgemeenschap heeft,
zodat’van een unilaterale actie ter versterkingder reserves
jeen sprake mag zijn.
Uit onze beschouwingen moge
zijn
gebleken, dat de
eindindruk van het râpport niet anders dan gunstig kan
zijn. In heldere taal is een overzicht gegeven van het
Britse financiële bestel, dat weinig te wensen overlaat.
Door de liquiditeit in haar theoretische gedachtengang
voorop te stellen heeft de commissie een prikkel gegeven
tot het verdere monetaire denken. Men mocht niet ver-
wachten dat zij zelf op deze basis een complete theorie
zou opbouv’en. Wie zich de inspanning, vereist voor een
dergelijke studie, voor ogen stelt kan slechts grote bewon-
dering hebben voor wat in de voor een’commissie betrekke-
lijk korte periode van ruim twee jaar is gepresteerd. Dat
bepaalde gedachten op andere plaatsen niet altijd consè-
quent zijn volgehouden, valt te betreuren, doch de positieve
verdiensten overwegen mijns inziens verre. Vooral kan ik
het waarderen dat zoveel mogelijk alle schakels iii het
mechanisme
zijn
onderzocht en dat geen bepaalde kennis
van het Britse financiële stelsel wordt verondersteld, doch
dat alles nauwkeürig wordt uitgelegd.
Zij, die teleurgesteld zijn door het betrekkelijk geringe
aantal voorstellen, vergeten dat ‘het suggereren van ver-
anderingen niet waardevoller is dan het na onderzoek
goedkeuren van het bestaandé. Invloed op het monetaire
beleid zal het rapport zeker hebben, doch deze invloed zal
pas in de loop van de
tijd
gaan doorwerken.
Tilburg.
, H. W. J. BOSMAN.
g
GELD- EN KAPITAALMARKT
if
!T.
–
De laatst gepubliceerde balanscijfers van de handels-
banken, die over mei, brengen twee belangrijke zaken aan
het licht. De kredietverlening aan de private sector is
gedaald. Dat het bedrijfsleven nog steeds ‘naar expansie
streeft, blijkt reeds uit de tonnen gelds, die men in perso-
neelsadvertenties steekt. Hoe de expansie wordt gefinarr-
cierd blijft in het duister.
Klaarblijkelijk
verschaft de
interne financiering het leeuwedeel der middelen. Als
gevolg van de ontwikkeling zal’ het nieuwste gentlemen’s
agreement tussen Centrale Bank en handelsbanken, dat een
regeling betreft inzake een kredietplafond met een ver-
plicht renteloos deposito
bij
De Nederlandsche Bank als
sanctie, nog wel even met de daar vroeger reeds opgeborgen
overeenkomsten in de ijskast blijven rusten. In het nieuwe
gebouw van de Circulatiebank zullen hiervoor wel voor-
zieningen worden getroffen.
De kredietverlening aan het buitenland is in mei eveneens
verminderd. ‘De ‘tefliglopende buitenlandse uitzettingen
hebben echter geen aanleiding gegeven tot uitbreiding van
de kredietverlening aan het binnenland: Vooralsnog heeft
de Staat zich over de teruggestroomde gelden ontfermd,’
hetgeen overigens nog niet uit de meicijfers blijkt. De
vorderingen der banken met’ een dviezenkarakter ziji
met f. 218 mln, gedaald, waartegenover ‘staat, dat de
overige vorderingen met een kleiner bedrag nl. f., 130 mln.
zijn’ toegenomen. Hierin weerspiegelt zich de, wijziging in
de aard van de kredietverlening. In toenemende mate zijn
guldenskredieten aan het buitenland verleend, welke in de
20-7-1960
statistiek onder de ,,overige vorderingen op het buiten-
land” zijn ondergebracht. Per saldo nam het buitenlandse
belang der banken rnetf. 88 mln, af. Men moet hierbij wel
bedenken, dat de vrij grote
stijging
vande goud-en devie-
zenreserves derNederlandsche Bank eerst na eind mei is
b’egonnen en inmiddels reeds f. 319 mln, heeft bedragen.
De Staat ,.betrok ten derde male ,dit jaar, geld,
d.m.v.. uitgifte., van schatkistpromessen, van de markt.
Thans een bedrag van f. 208 mln. op 15juli tegen disconto’s,
die opnieuw iets lager konden worden gesteld nl. /
s
pCt.
Zoals een goed beheerder betaamt heeft hij zich gehaast
ook de rente van schatkistbiljetten aan het verlaagde peil
aan te passen (2-jaars biljetten thans 2/
4
pCt., 3-jaars
3. pCt. en 5-jarige
1
8
.pCt.). Het rentepeil van zowel
promessen als biljetten bleef echter
.
in 1960 ,nog boven
dat, wat in het grootste deel van, het vorige jaar gold.
Hierdoor en door de verschuiving in de samenstelling yan
het uitstaande papier (meer biljetten, minder promessen)
is de rentelast van de Staat gestegen.
Op de markt voor kasgeldleningen is de laatste tijd de
dood in de pot.
Kapiïaalmarkt.
f.920 mln. wisselde in het eerste. halfjaar 1960 op de
emissiemarkt van eigenaar. . Vergeleken met dezelfde
periode ,vorig jaar is dit een daling; toen werd, door de
onderscheiden partijei f. 1.017 mln. opgenomen. Ondanks
een in vorige kronieken reeds gememoreerde gr9te activiteit
bedroeg het door middel van aandelenemissies opgenomen
bedrag tot en met juni slechts f. 26 mln, tegen f. 83 mln.
in het overeenkomstige tijdvak van 1959. ‘Ook
bij
de
obligatieleningen liep het opgenomen bedrag iets terug
ni. vanf. 934 mln. naar f. 894 mln. Wel heel érg mist men
recente
cijfers.
over de onderhandse markt.
Congo en Cuba hebben de effectenbezitters toch enigs-
zins geschokt. De onzekerheid t.a.v. de toekomstige
wereldontwikkeling heeft ,tot druk op de koersen geleid
en niet alleen yoor de aandelen van maatschappijen, die.
bij deze’ landen ‘zijn betrokken. Toch blijft de reactie
beperkt. Wellicht vraagt de houder zich af waar hij bij
eventuele verkoop van zijn stukken zijn geld veilig kan
beleggen en vindt, hij. hiervoor geen oplossing.
De, concentratie bij de beleggingsfondsen schrijdt voort.
Robecqheeft een bod gedaan op de participatiebewijzen
van het Benelux-Depot. Het ziet er naar uit, dat de houders
deze kans niet zullen missen. ,
Indexeijfers. aandelen.
‘
‘ ‘
4 jan.
8juli
‘
15 juli
1953
100
1960 1960 1960
Algemeen
……………………………
372
.423
412
Intern.
concerns
……………………
547 632
‘612
Industrie
………………………………
268
.
322.
317
Scheepvaart’
…………………………
187
161
‘
159
,
Banken
…………………………………
190
209
197
Cultures
………………………………,
.
154
151,
152
Bron:
A.N.P.—C.B.S.
Aandelenkoersen.
Kon.
Petroleüm
‘
……….. . …………
‘f. 179,20
f. 139,80 f. 135,10
Unilever
………………………………
809
995½
935
Philips
……………….. .. ……………..
835%
1.202 1.178
A.K.U.’
… ………………………………
514
:
549
545
Kon.
Ned.
Hoogovens
……………
900
808
772
Van
Gelder
Zn
…… ……………. …
270 320
300½
H.A.L.
…………………………………
186% 139%
138%
Amsterd.
Bank
………………………
340
358
350
Ver.
H.V.A.
Mij-en’
………………
166
164%
161
New
York…
Koersgemiddelde aandelen
Dow Jones Industrials
……’
679
‘
647
630′
Effectieve rendementen
obligaties.
gein.
8jan.
2 juli
15 juli
looptijd
1960
1960,
‘
1960.
3
‘
pCt. Invest. Cert
…
4
j.
3,73 3,88 3,84
4% pCt. Ned. 1959
12% J.
4,48
‘
4,40
‘
4,38
3% pCt. Ned. 1955
1
…
17
1
/2
j.
,
4,31 4,34
4,32
Bron:
Axnsterdamsche Bank,
Wekelijkse
Rendements- ‘en
KoersvergeUjking.
C. D. JONGMAN.
747
HOLLANDSCHE SOCIETEÎT
VAN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.
Hoofdkantoor Nederland.:
4
Herengracht 475,
Amsterdarn-C.
teL 221322
‘
Head Office Canada:
1130 Bay Street,
Toronto
5
• meer dan anderhalve
eeuW levensverzekering
Hët
Drents Economisch Technologisch Instituut
zoekt
als opvolger van de huidige fuhctionaris èn
Het Instituut voor. Landbouw-Coöperatie in Drenthe
te Assen vraagt voor- spoedige indiensttreding een
DIREKTEUR
Bekendheid met de landbouw en met agrarische
organisaties, alsmede ervaring op het gebied van
voorlichtingswerk – zowel in woord als geschrift
– en vormingswèrk strekken tot aanbeveling.
Zij die een akademische
opleiding
hebben gehad,
genieten de voorkeur.
Eigenhandig geschreven sollicitaties, met uitvoerige in-
lichtingen omtrent opleiding en ervaring, te richten aan
de voorzitter van het bestuur, Ir. F. H. Hiddingh,
pia
Co-
operatieve .Landbouwbank, Postbus 33, Meppel,
ADJUNCT-DIRECTEUR
Vereisten: academische opleiding (econ.drs.);
ërvaring zowel op. bedrijfseconomisch als op
sociaal-economisch terrein en wetenschappelijke
belangstelling.
Salarisgrenzen: . f. 9.864,-.– – f. 12.948,-
(excl. A.O.W.) per jaar.
Schriftelijke sollicitaties v66r 8 augustus a.s. te’
richten aan de directeur van het D.E.T.1., Stations-
straat 11, Assen.
GROTE BANKINSTELLINO……
TE
AMSTERDAM
VRAAGT
pas
-,
afgestudeerd
éconoom
–
voör het maken van bedrijfseconomische
analyses.
Goede carrièremogelijkheden
• Gunstige arbeidsvoorwaarden en sociale
‘
voorzieningen
– SølWçitatiebrieven aai, het bureau – van dit blad
onder no. E.S.-B. 12-2, Postbus 42, Schiedam.
COOP NEDERLAND
vraagt ten behoeve van haar Bedrijfsecono-
mische Afdeling een
ervaren
bedrijfseconoom
Deze staffunctionaris zal enerzijds tot taak
krijgen adviezen uit te brengen aan de bij
“CO-OP Nederland” aangesloten verbruiks-
coöperaties ten aanzien van de exploitatie en
verdere ontwikkeling van hun bedrijven en
anderzijds worden belast met het samenstel-
len van bedrijfsanalyses, exploitatiebegrotin-
gen en bedrijfsvergelijkingen ter ondersteu-
ning van de bij “CO-OP Nederland” werkzame
vaktechnische functionarissen.
Gezocht wordt iemanci met eèn bedrijfseco-
nomische opleiding, met analytisch vermo-
gen en goede contactuele eigenschappen.Voor
deze funktie komen uitsluitend in aanmerking
zij die bedrijfservaring hebben,
bij
voorkeur
opgedaan in het levensmiddelenbedrijf of in”
‘de bakkerij branche.
Belangstellenden worden verzocht onder
no.
315 schriftelijk contact op te nemen met
“00-OP. Nederland”, afdeling Algemene
Per-
soneelszaken, Postbus 6008 te Rotterdam
748
20-7-1960
S
t
–
•,
Het nog al maar snel toenemen
van het aantal abonnees in
het weekblad
wijst er wel op hoezeer dit
beleggingsadvies-oraan, , dât’
specifiek de belangen van de
particuliere belegger behartigt,
in een behoefte voorziet.
Te verwonderen behoeft dit
eigenlijk niet, want BelBel
tracht volledig objectief te
zijn; het is in begrijjelijke taal
geschreven en zeer overzichte-
lijk van indeiing.
Vraagt toe.
zending van gratis proefnum-
mer.
–
.5
•
*
Abonnementen (per jaar
f. 19,—; p. kwartaal f.
5,50)
kunnen elk kwartaal ingaan en
dienen te worden opgegeven
bij de Administratie van ,,BeI–
Bel”, Postbus 42, Schiedam.
N.V. Ovèrzeese Gas- en Electriciteitmaatschappij
zoekt een ‘joi’ig akademisch gevormd
&edeko#
dle als nasté medewerker van haar ekonomisch adviseur belast
zal worden met het opstellen en uitbrengen van adviezen inzake
uiteenlopende bedrijfsekonomische aangelegenheden.-
Eigenhandig geschrevn brieven
Psychologisch Adviesbureau met uitvoerige gegevens worden
L. Deen en dr.j.G.H. Bokslag
onder nummer
170
ingewacht bij
Nwe Birnenweg
474,
R’dam.
20-7-1960
>E1
.
UNILEVER
N.V.
ROTTERDAM
zoekt voor haar bureau voor
MARKTONDERZÔEK
een
PSYCHOLOOG
–
– wiens taak zal zijn om zowel zelfstandig als tezamen met de
andere wetenchapljk medewerker:
onderzoeken mt ‘betrekking tot het consumentengediag in- de
ruimste zin van het woord te verrichten. Voor het verkrijgen en
V
–
êrwerken
–
van gegevens staat erlgoede research-organisatie ter
beschikking.
Voorkeur genieten zij die over enige jaren ervaring beschikken.
• Wij zijn graag bereid U
–
uitverig mondeling in te lichten voordat U eventueel tot een sollicitatie overgaat.
Uw
aanvraag om inlichtingen of Uw sollicitatie
kunt t] richten aan Unilever N. V., Hoofd Afdeling Selectie,
Postbus 760, Rotterdam (tel. 010-114400, toestel 329), onder v
5
ermelding vcin nummer 302.
KWANTITEIT
‘of
KWALITEIT?
Wanneer het U vooral om
de kwantiteit van de reacties
op door Uw onderneming
geplaatste personeesannonces
gaat, dan menen wij er goed
aan te doen U tevoren te
moeten afraden deze annonces
in ,,E.-S.B.”. te plaatsen. Hon-,
derden reacties voorspellen
wij U beslist niet.
Wilt U echter een indruk heb-
ben van de kwaliteit van de
binnenkomende reacties, dan –
zal het U interesseren dat tal-rijke grote ondernemingen re-
gelmatig ,,E.S.B.” inschakelen: als medium voor het oproepen.
van functionarissen op hoog –
niveau. De ervaring leert deze
bedrijven namelijk dat een
oproep, in ,,E.-S.B.” geplaatst,
een prima selectie van het
aantal reacties betekent, het-
geen een niet onbelangrijke’
aanwijzing is wat betreft het
,,aanbod”.
Zoekt U het in -de kwaliteit –
van de reacties op Uw per-• soneelannoncës, dan geven
wij U ernstig -in overweging
om ,,E.-S.B.” als medium in
– te schakelen. –
Advertentie-afdeling
Postbus 42
–
Schiedaw
llIIIllllllllllllllllllllllllIlIIlllllIllIllIIlIlllllllllIlllllIllllllll
749
0
cq
-t
-4
1
1
/
Abonneert
ii
O
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie
van:
Prof. P. Hennipman,
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F. J. de Jong,
Prof. P. B. Kreukniet,
Prof. H. W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs f. 22,50; –
fr. p. post f. 23,60; voor stu-
denten f. 19,—; fr. per post
f. 20,10.
Abonnementen worden aan.
genomen door de boekhandel
en door Uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
!ii!lilIIIhllhIllhIlIIllllDhDhlIIlItlllIlliIllIIIlIlllllIllllIlIllIlIllIlltIlIllIlIllIlllItlIllIIlIilllltltlIllIllllltluhllIllItlIllllllHlIllDllllHllllIlIIlDlllIlIIIlIIlIillIIllIIIlIlIltlIIlIlllIllllIIllIllIlllIlIIIllIllIuhIIIlllDlIllulllIlI
BANKINSTELLING
–
vraagt
jong econoom
met belangstelling voor administratief-organisatorische
prpblemen,
om opgeleid te worden tot
•
organisatiedeskündige.
Geboden wordt een interessant& werkkring waarbij men in
teamverband de moderne ontwikkeling van administratie-
methoden zal hebben te bestuderen.
Brieven aan het bureau van dit blad onder no. E.-S.B. 12-1,
Postbus 42, Schieddm.
Dr. D. B. J. Schouten en Prof. Dr. F. de Roos:
G
R 0E
1 TH E 0 R 1 E
INHOUD:
De Ricardiaanse Groeitheorie
De economische ontwikkeling volgens Marx
Cassel’s gelijkmatige groei in de breedte Schumpeter’S visie op de functie van de ondernemer
Het KeynesiaanSe stelsel
De betekenis van de autonome vraagfactoren voor de groeivoet
De technische vooruitgang
De betekenis van de autonome aanbodfactoren voor het groeiproces
De activiteitsanalyse van een expanderende vojkshuishouding
De betekenis van een verschil in groeisnelheid voorde ruilvoet
Appendix 1:
De bepaling van de vraagelasticiteiten
Appendix
2:
De bepaling van de aanbodelasticiteiten
Omvang 190 blz.
–
Gebonden fi. 12,50
De schrijvers, zich scherp bewust van de reeks inge-
wikkelde problemen die de groeitheorie bevat, zijn er
in geslaagd deze vraagstukken duidelijk te behandelen.
Hierdoor
geeft
dit boek, zowel studerenden als af-
gestudeerden een verhelderend inzicht in deze, voor
de huidige v,,ereldsituatie zo uitermate belangrijke
problemen.
Bestelt uw exemplaar hij:
DE WESTER BOEKHANDEL
NIEUWE BINNENWEG 331, ROTTERDAM 2
Telefoon 3 20 76 – 5 3941
Giro 18961
DIE UNIVERSITEIT VAN STELLENBOSCH
PROFESSORAAT. IN BEBRYFSEKONOMIE
Aansoeke word ingewag om bogenoemde. vakante
betrekking aan die Universiteit van Stellenbosch, Unie
van Suid-Afrika.
Salarisskaal: £ 1,950
x
60 – £ 2,250 x 50 –
£ 2,400 p.j.
Aanvangsalaris sal ooreenkomstig kwalifikasies en
ondervinding vasgestel word. Vergoeding van reiskoste
na die Unie van Suid-Afrika kan gunstig oorweeg word.
Kandidate moet in besit wees van ‘n doktorsgraad of
gelykstaande kwalifikasie in Bedryfsekonomie. Onder-
vinding van navorsing- en doseerwerk sal ‘n sterk
aanbeveling wees.
Die suksesvolle kandidaat sal as hoof van die Depar-tement van Bedryfsekonomie moet optree, en sal voor-
lesings moet gee aan beide voor- en nagraadse studente.
Diens moet op 1 Januarie 1961, of so spoedig doenlik
daarna, aanvaar word.
Aansoeke vergeset van gewaarmerkte afskrifte van
sertifikate en getuigskrifte, asook van ‘n volledige curri-
culum vitae, moet die Registrateur, Universiteit van
Stellenbosch, vôôr 27 Augustus 1960 bereik.
..N.V. SLAVENBURG’S BANK
Gevestigd te Rotterdam
‘
*
34 vestigingen ®. in Nederland
ALLE BANK- EN EFFECTENZAKEN
Financiering van iiternatlonale transacties
Aj
L7 reageert op
annonces in
*
Wilt U dat
dan steeds
kenbaar maken!
750
20-7-1960
–
-‘ q•.
.7′
V
I
CENTRAAL
BEHEER
5
.
…………
M=M.
.’
…
%.q.,_t
•
.
tq.
ONDERLINGE VERZEKERINGEN VOOR HET BEDRUFSLEVEN.
:
WET
–
RISICO
Motorrij.tuigverzekerinw.a.
–
-dekking
voor alle motorrijtuigen
f. 500.000,. per
Bedrijfs-w.a.-verzekering.
Ongevallenver.zekering voor inzittenden v
an
BRAND
–
RISICO
•
Brand. en bedrifssch
–
adeverzekering voor industriële en anderé objecten
op de premie.
Verzekerd bedrag ruim
MOLEST
–
RISICO
Molestverzekering- in esch
. •
Stormveriekering: vereker
ag ruim 7 miljard gulden:
•
•
. g ruim 1 miljard gulden.
VERVOER
–
RISICO
Transportverzekering van
goeuerenzendingen in binnen-
en buitenland.
PENSIOEN
–
RISICO
Ouderdoms-, eduwen. • wezen-
van
osenLo
•
.
merplantsoenl, Amsterdam-West
Telefoon
0–1960
•
•
.
.
. . .
0
•
0
•
751
Sluit uw verzekering hij de
Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij
VEREENIGING VAN LEVENSVERZEKERING EN LIJFRENTE
,,De Groot-Noordhollandsche van 1845″
Algemeene Friesche Brandverzekering-Maatschappij N.V.
i;’1
LEEUWARDEN, BURMANIAHUIS
AMSTERDAM, VAN BRIENENIIUIS
ROTFERDAM – DEN HAAG – UTRECHT – GRONINGEN HENGELO – HAARLEM
michInebreuk-
verzekering
HET INDUSTRIESCHAP
,,DE KANAALSTREEK”
(publiekrechtelijk lichaam, waarin 6 gemeenten
samenwerken inzake de wel vaartsbevordering)
vraagt voor zijn bureau te Stadskanaal
EEN DIRECTEUR
N.V. ALGEMEENE
VERZEKERING.MAATSCHAPPIJ
PROVIDENTIA
AMSTEROAM-C
HERENGRACHT 376
TEI.U’OON 222120
GEZOCHT
wordt een kandidaat op academisch niveau met
initiatief en organisatievermogen. Bekendheid met
de maatschappelijke en economische verhoudingen
in n.-o. Nederland strekt tot aanbeveling.
GEBODEN
wordt een zelfstandige, afwisselende werkkring,
waarbij de verzorging van het contact met het be-
drijfsleven een belangrijk onderdeel van de taak
van de te benoemen functionaris zal gaan .uitmaken.
SALARIS
f. 10.500,— tot f. 12.500,—, aanstelling boven het
minimum is in bepaalde gevallen mogelijk.
Woonruimte kan in het vooruitzicht worden gesteld.
Eigenhandig geschreven sollicitatiebrieven (geen bal!-
point) dienen v&$r 15 augustus as, te worden ingezon-
den aan het bestuur van het Industrieschap, Hooi d-
straat 40, Stadskanaal.
Voorlichting en service
door een Nederlands bedrijf
met 60 jaar ervaring.
752
20-7-1960