Ga direct naar de content

Jrg. 42, editie 2067

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 6 1957

• Economisch Statistische

Ber’
.
ichten

/

De Euromarkt,

*

Dr. W. Drees Jr.

Investeringsnorrnen

*

Drs. J. H. Zoon

Voetbalpools

*

.•

C. Veriney

De vrachtenmarkt in 1956

*

H. de Goede
Egypte en documentaire pondenkiedieten

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

42e JAARGANG

No.2067

WOENSDAG 6 FEBRUARI 1957

2
LIII=

VERZEKE

LflMV

LIV EN SV 1 R
lIK
ER 1
Pl
6

•11,.

BANK SCI

u!trt1fl

Amsterdam
;

KAS-ASSOCIATIE N.V..

Verhuur van brandkasten en

klifizen voor grote administraties

H. BRONS Jr

MAKELAAR IN ASSURANTIEN
TELEFOON 1119 80*

MAURITSWEG 23

ROTTERDAM

– Accountant 1L
A. v.
A.

43 jaar, veelzijdige ervaring in topfuncties,

zoekt en’.pfooi

Brieven onder no. E.-S.B. 6-1, postbus 42, Schiedam

0

RMeés&Zoonen

A ssuranti
e-makelaars

/

Rotterdam

Amsterdam. ‘s.Gravenhage

Delft. Schiedam. Vlaardingen

A Iblasserdam

Financiering van invoer,

uitvoer en transito

Alle assurantiën

Beleggingen en

vermogensbeheer

ECONOMISCH.

STATISTISCHE BERICHTEN

Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut

Adres voor
Nederland:
Pieter de Hoochweg 120, Rotterdam. W.
Telefoon redactie: K 1800-52939. Administratie: K 1800-
38040. Giro 8408.

Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Corn.
merce, 6, Place Royale, Brussel, post cheque-rekening 260.34.

Redactie.adres voor BeIgi:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen.

weg 357, Gent.

Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 120, Rotterdam. W.

Abonnementsprjjs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar. Abonnementen kunnen ingaan
rnèt
elk
nummer en slechts worden beëindigd per ultirno van het
kalenderjaar.
Losse nummers
75 5:t,.

Speciale nummers f. 2.

Aangetekende stukken
in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedj.jk, Rotterdam. W.

Advertenties.
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederl. Boëkdrukker(j
H.A.M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 1
of
3).

Advertentie-tarief
f.
0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het rëcht .voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.

-De Euromarkt

In deze tijd van continentale machten is een verdeeld

Europa niet levensvatbaar; vandaar de pogingen tot aan-

• eensluiting, ook op economisch gebied. Ook al erkent

men de noodzaak van integratie, daarom is het streven

niet minder moeizaam. Immers, wanneer men tt concrete

voorstellèn komt, blijken velen niet bereid de gevraagde

offers te brengen. Dit alles blijkt ook nu weer te Brussel,
waar overleg plaats heeft tusen de zes landen van ,,Klein
Europa” over een Gemeenschappelijke Markt. Verdrags-

teksten zijn nog niet bekend en alles is nog sterk in be-

weging. Wat zal bijv. het resultaat zijn van de druk, die

door Nederland afgelopen week-end werd uitgeoefend?
Hét lijkt nuttig om in dit stadium het na te streven eind-

doel nog eens voor ogen te houden. Daar is allereerst de
eis van een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal

en personen. Dit maakt een gemeenschappelijk handels-

en betalingsverkeer tegenover de buitenwereld nodig.

Zo min mogelijk protectionisme naar buiten is vereist.

Immers, protectionisme naar buiten zou de voordelen

van de opruiming van het protectionisme tussen de landen
geheel of gedeeltelijk teniet doen. Een gemeenschappelijk

geidbeleid zal .00k onvermijdelijk
zijn.
Ten slotte is voor

integratie ook een gemeenschappelijk structuurbeleid ver-

eist, d.w.z. het gemeenschappelijk dragen van aanpassin-

gen aan de integratie en het gemeenschappelijk ontwikkelen

van achterlijke streken: Beleid betekent groepsbelangen

afwegen en hiervoor bestaan geen objectieve maatstaven.

Wil gemeenschappelijke beleidsvoering op democratische

wijze mogelijk zijn, dan dienen parlementair gecontroleer-

de gezagslichamen en een Europees Hooggerechtshof te

worden geschapen. Deze structuur bewees haar waarde

in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Zij

wordt door een grote politieke meerderheid in Nederland

voorgestaan. ,

Mag een verdrag in bovenstaande geest worden ver-

wacht? Dat is helaas niet het geval: er zijn te veel heilige

huisjes in Europa en een langdurige strijd ligt dus voör de

boeg. Zal het Europese Geagslichaam reële bevoegdheden

krijgen? Het ziet ernaar uit dat deze sterk beknot zullen

worden. Het parlement, dat voorzien is, schijnt eveneens

vele der vereiste kenmerken niet te vertonen. Van eeh ge-

meenschappelijk monetair beleid zal nauwelijks sprake zijn.

Het ,,buitentarief” is nog in discussie, de protectionistische

krachten roeren zich. Frankrijk eist een aantal uitzon-

deriiigsposities. Het vraagt uitstel van het opheffen vn

belemmeringen. Voorts vraagt het vaste bijdragen van ‘de

andere vijf landen in een investeringsfonds voor zijn over-

zeese gebieden, echter zonder de mogelijkheid van politieke

medezeggenschap. Dreigt hier ,,taxation without represen-

tation” voor de andere landen? Op het punt van de land-
bouw vraagt Frankrijk hoge garantieprijzen. De materie

wordt verder gecompliceerd door het verband dat bestaat

met ,,Euratom”, dat op Duitse weerstanden stuit. Het is

niet onwaarschijnlijk dat
wederzijdse
ruil van concessies

plaatsvond; Zo wijzen de berichten over het Brussels

overleg op het ontstaan van een verdrag dat aanienlijk

verwijderd ligt van een ware integratie.

Voor eendefinitiever oordeel zal men echter op de publi-

katie van het verdrag moeten wachten. De vraag die men
dan allereerst zal moeten beantwoorden is: biedt het ver-

drag voor de vooruitstrevende krachten in Europa vol-

doende aangrjpingspunten om een verdere ontwikkeling
naar de ware integratie mogelijk te maken? Dat terwille

van die verdere uitbouw offers gebracht zullen moeten

worden, ligt voor de hand. Dat die offers gebracht zullen

moeten worden, ook wanneer zij zwaar zijn, zien velen

echter nog niet in. Van een slagen van het streven naar

Europese eenheid hangt immers ons voortbestaan af.

Daarom ook mag men niet licht denken over een eventueel

verwerpen van een verdrag dat straks ter tafel komt. Zou –

dit geschieden, dan zouden immers ook verdere stappen

op dè weg naar de Europese eenheid voor onbepaalde tijd

onmogelijk worden gemaakt. Men denke bijv. aan het

komen tot ‘een gemeenschappelijke buitenlandse politiek’

der Europese landen en de vereiste nauwere militaire samen-

werking ter verdediging van de Europese N.A.T.O.-sector.

Men mag in het geval van een verwerpen echter ook ver-

wachten dat van het Britse voorstel voor een ,,vrijhandels-
gebied” niets terecht zal komen. InBrussel staat veel op het

spel: de toekomst van Europa. *

‘s-Gravenhage.

Dr. J. C. RAMAER.

Blz.

De Euromarkt, door Dr. J. C. Raniaer ………103

Investeringsnormen,
door Dr. W. Drees Jr. …… 104

– Blz.

Geld- en kapitaalmarkt,
door Drs:J. C. Brezet … 117

Voetbalpools,
door Drs. J. H. Zoon …………
109

Notities:

De begrotingen van Eisenhower ………….
114

De vrachtenmarkt in
1956, door C. Verrney …..112

Canada in 1980 ………………………..116
Egypte en documentaire pondenkredieten,
door

H. de Goede ………………………….
115

Statistieken

……………………………118

COMMISSIE VAN REDACTIE: C. van den Berg; Ch. Glasz; L. M. Koyck; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries. Redacteur-Secretaris: A. de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris: J. H. Zoon.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens de Wilmars;

J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. Vlenck.

AUTBURSRECHT VOOR.BEHOIJDBN

103

In de communistische landen is een stijging van

de industriële produktie met 10 pCt. per jaar ge-

woon. Dit expansietempo wordt slechts in jaren

van hoogconjunctuur door sommige Westeuropese

landen bereikt. Wil het Westen gelijke tred hou-
den met het groeitempo van het communistische

blok, dan is het gewenst dat ook in het Westen

een stijging van de industriële produktie met ca.

10 pCt. per jaar als doel wordt gesteld en dat er

derhalve als politiek op lange termijn naar wordt

gestreefd om gemiddeld het investeringspeil van

de recente haussejaren, te bereiken. De investerin-

gen in vaste activa in Nederland waren de laat-

ste jaren vrijwel
voldoende voor de hier gestelde

norm. Woningbouw en betalingsbalanssaldo waren

zeker te laag. Schrijver
stelt, dat als politiek op

langere tèrmijn
voor de investeringen in ruime zin

besparingen van tenminste 20 pCt van het natio-

naal inkomen nodig zijn.

Investeringsnorrnen

,,Te weinigen onzer zijn zich bewust van

de dodelijke ernst van de wedloofi waarin

wjj betrokken zijn”.

(L. de Jong in ,, Vrij Nederland”)

De stijging van de produktie.

De nationale bestedingen kunnen als volgt worden ge-

splitst: consumptie in ruime zin (particuliere consumptie,

overheidsconsumptie) en investeringen in ruime zin

(woningbouw, particuliere investeringen in vaste activa,

overheidsinvesteringen, voorraadvorming, overschot op de

lopende rekening van de betalingsbalans). Na de depressie

van de dertiger jaren is in vele landen een norm geformu-

leerd voor de totale produktie. Doel is een hoog peil van

produktie en werkglegenheid. Hierbij wordt vooral ge-

dacht aan de korte termijn. Over de vraag hoe snel de

produktie zou moeten stijgen zijn de formuleringen min-

der exact. Men denke
bijv.
an
de formulering van de

Sociaal-Economische Raad: ,,het handhaven van een

investeringspeil, .dat de levensstandaard der toenemende

bevolking geleidelijk verhoogt”
1).

Indien men tot nadere precisering van de normen ioor

de verschillende groepen van bestedingen wil komen, dan

is een vergelijking met andere landen vaak nuttig. Zo heeft

de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

op vérzoek van leden van de Tweede Kamer de overheids-

uitgaven voor onderwijs in Nederland vergeleken met de

uitgaven elders
2).
Ook voor andere overheidsuitgaven

kan een internationale vergelijking leerzaam zijn, bijv.

voor defensie-uitgaven met de uitgaven van een potentiële

tegenstander en van bondgenoten.

In de dertiger jaren was men al blij indien mn erin

slaagde om de produktie op een hoog peil te stabiliseren.

In de Verenigde Staten en in West-Europa is de produktie

sinds 1945 voortdurend gestegen met 3 tot
5
pCt. per jaar.

De bevolking is per jaar met 1 â 2 pCt. gestegen zodat

ook de produktie per hoofd nog behoorlijk is toegenomen.

Dit ljkTeen bevredigend resultaat.

Het zoû ook een bevredigend resultaat zijn, indien het
Westen alleen was. Het Westen wordt ..echter, bedreigd

door het communistische blok, waarvan de economie

sneller groeit. In de communistische landen is een stijging

,,Advies inzake de bestedingen”, publikaties van de
S.-E.R.
1956,
no. 8, blz. 6.
Rijksbegroting
1957,
hoofdstuk VI 0., K. en W., nr.
13, M.v.A., 27 november 1956, blz. 4.

van de industriële, produktie met,l0 pCt. ‘s jaars en van

de totale produktie met 7 â 8 pCt. gewoon; in het Westen

wordt een dergelijk cijfer als zeer hoog beschouwd. Enige

cijfers over de industriële produktie mogen dit nader

illustreren (zie tabel 1, 2 en 3).

Uit deze tabellen
blijkt,
dat
het expansietempo, dat in

communistische landen normaal is (1954-1956 waren geen

bijzondere jaren voor deze landen), slechts in jaren van

hoogconjunctuur door sommige Westeuropese landen wordt

bereikt.
Het verschil in tempo blijkt vooral wanneer de

ontwikkeling op langere termijn wordt bezien. Als algemene

index van de produktiecapaciteit zou men bijv. de produk-
tie van elektriciteit kunnen kiezen.

,,The’ output of electric power in the Sovjet Union in-
creased by 88 per cent from
1950
to
1955,
at almost twice
the rate (a doubling in 10 years) accepted as conventional
in many discussions of electricity policy in western Europe.
During the next five years it is planned to increase at exactly
the same rate”
3).

Illustratief is ook de staalindustrie. In 1929 kon Rusland

slechts een tiende produceren van de Verenigde Staten,

in 1950 een derde en in 1960 vermoedelijk ongeveer de helft.

,,The composition of steel consumption in the Sovjet
Union is, however, very different from that . in western
Europe and, a fortiori, in the United States. A rough cal-
culation suggests that about 40 per cent of the United States
output in 1955 was used in the manufacture of consumer
oods and in housing, leaving 60 to 65 million tons for
use in making capital goods and defence goods. Judging
by the production programmes announced for durable con-
sumer goods and the housing programme for the next five
years, the Sovjet Union in 1960 will be using only some – 8 million tons of crude steel for these purposes.
The ba-
lance – about 60 million tons available for investment
and
defence
is not much less than the amount so used
now in the United States”
4).


Het peil van de investeringen.

De voornaamste redenen waarom de produktiecapaciteit

in de communistische landen sneller stijgt zijn:

Economic Survey of Europe in
1955,
blz. 188.
Ibidem, blz. 188; cursivering door schrijver dezes.

104

TABEL 1.

Stijging van de industriële produktie
(stijging in pCt. t.o.v. overeerskomstige periode in voorafgaande jaar)

1954

1955
1956
(6-12 mnd.) gemiddelde
1

1954-1956

Verenigde Staten

.. ……..
-7
11
3
2
Verenigd Koninkrijk
7
6
1
5
7 2
4
West-Duitsland

…………
12

.

15
9
12
Zweden

……………….4

10
11
10
Frankrijk

……………..9
Nederland

……………..
.
0
7
6
8

Rusland

……………….
12

12

11

12

Overige Europa
………….
4-11

8.14

7-14

6-13
Bronnen:
Westeuropese landen en Verenigde Staten: U.N.
Monthly Bulletin of Statistics; Rusland en overig Oost-
Europa: voor 1954 en
1955,
Economic Survey of Europe
in
1955,
U.N., Genève en voor
1956,
Economie Bulletin
for Europe, U.N., Genève, augustus’ 1956 en Nieuwe Rotter-
damse CouraiU, 9 januari
1957.

TABEL 2.

Capaciteit van de staalindustrie a)
(in mln, metrieke ton)

1950-1955

1955-1960

1929

1938

1950

1955

1960

(proc. stij- (proc. stij-
ging p. jaar) ging p. jaar)

Verenigde

Staten

60

70

90

110 1355140

4

4-5
Verenigd

Koninkr. 10

11

17

20

26

3,5

5,5
E.G.K.S.-

landen –

36

33

32

52

70

10

6

Rusland

6

19

29

45

68

9

8,5
Overig 0.-

Europa

6

7

8

14 1

21

12

8,5
a) De gegevens van de Verenigde Staten betreffen de
capaciteit, die van de overige landen de produktie. Voor Rus-
land en overig Oost-Europa is verondersteld, dat de produk-
tie de capaciteit benadert. Voor Engeland en de E.G.K.S.-
landen mag men dit voor de na-oorlogse jaren, zonder grove
fouten te maken, eveneens veronderstellen.
Bronnen:
Verenigde Staten en, Rusland: Ir. A. Groothoff:
De capaciteit van de staalproducerende industrie in de Ver-
enigde Staten èn Rusland, in ,,E.-S.B.” van 12 september 1956; overige landen, tot en met 1955: Statistische Weg-
wijzer van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,
uitgave 1956; Verenigd Koninkrijk: 1960, The Economist, Londen, S januri 1957, blz. 58; E.G.K.S.-landen en overig
Oost-Europa: 1960, N.R.C. van 22 december
1956.

TABEL 3.
Produktie
van
elektriciteit a)
(in mrd. kilowatt)

1950-1955
1
1955.1960

1937

1950

1955

1960

(proc. stij-

(proc. stij-

ging p. jaar)
I
ging p. jaar)

Verenigde Staten 146

388620

10

Ver. Koninkrijk

24

57

83

116

7,5

7

E.G.K.S.-landen

79

119

184

258
9′

7

Nederland

3

7

11

15

9,5

7

Rusland ………36

90

170

320

13,5

13,5

Overig 0.-Europa

29

43

74 1255150

11,5

1145

a) Inclusief door bedrijven voor eigen gebruik opgewekte
energie.
Bronnen:
Rusland en overig Oost-Europa: Economie Sur-
vey of Europe, in 1954, idem in
1955,
U.N., Genève; West-
europese landen en Verenigde Staten, tot en met
1955,
U.N.
Statistical Yearbook
1955
en U.N. Monthly Bulletin of Sta-
tistics; 1960 gebaseerd op een jaarlijks stijgingspercentage
van 7 pCt., ontleend aan: ,,Europe’s Growing Needs of
Energy”, O.E.E.C., Parijs, mei
1956.

hoge peil van de investeringen;

richten van investeringen op de meest produktieve

aanwendingen, en intensieve benutting van de capaci-

teit 5)
5)
Zoals weinig woningbouw, en veel arbeid in ploegen.

ROTTERDAMScI-Ï’E BANK

VOORLICHTING OP HET

GEBIED VAN DE INTER-

NATIONALE HANDEL EN

HET INTERNATIONALE

BETALINGSVERKEER

265 VESTIGINGEN IN NEDERLAND

(Advertenti6)

Uitbreidingsinvesteringen
8)
zijn in deze landen ca. een

vierde van het nationaal inkomen.

,,Broadly speaking, it would seem that the 25 per cent
accumulation ratio which has ruled in all the countries
except eastern Germany has resulted in an annual rate of
growth of 8 to 11 per cent, and that iie capital/output
ratios have been between 2 and 3 – in other words,
that investment raises national income by 33 to 45 per cent
of the amount invested”
7)
.

Een
vergelijking
met West-Europa en, met de Verenigde

Staten wordt bemoeilijkt door verschillen in statistische
definities. Dit geldt met name voor de begrippen inves-

teringspercentage, kapitaalcoëfficiënt en nationaal inkomen,

o.a. omdat de prjsverhoudingen tussen produktie- en

consumptiegoederen sterk verschillen (hoge omzetbelasting
in communistische landen)
8)

Een meer betrouwbaj

e maatstaf vormen de gegevens

over de industriële produktie als geheel, en over de produk-

tie van bepaalde artikelen. Vgl. tabellen 1, 2 en 3.

,,On balance however, there is no doubt that the
25
per
cent rule yields a share of accumulation in income,
however the terms are defined, significantly greater than
that obtaining’in most western countries”
9)•

TABEL 4.

Zesde vijfjarenplan

1955
1960
(1950
=
100)
(1955

100)

I

Plan
Realisatie
Plan

160
168
160
Investeringen in vaste activa
. . .
160

157 175
Nationaal inkomen

………….

Industriële produktie
170
185
165
Werkgelegenheid

……………
113 129
110
Produktiviteit

……………..
150 144 150
Bron:
Economie Survey of Europe in
1955,
blz. -219.

mcl.
afschrijvingen maar na aftrek van afgedankte
kapitaalgoederen.
Economic Survey of Europe in
1955,
blz. 200.
– 8)
Een tweede reden is dat in de communistische’ landen
voedsel verbruikt door boeren gewaardeerd wordt tegen
groothandelsprijzen. Migratie yan het land naar de stad
waar verbruik tegen kleinhandelsprijzen wordt gewaardeerd
– doet het nationaal inkomen op papier stijgen.
9)
Economie Survey of Europe, blz. 200.

105

De uitdaging aan het Westen.

Het Russische zesde vijfjarenplan voor de periode

1956-1960 stelt als doel een
vrijwel
gèlijk expansietempo

van nationaal inkomen, industriële produktie en inves-

teringen als het plan voor de periode
1950-1955.

Indien de communistische landen het Westen zouden

overvleugelen (militair
10),
wetenschappelijk, hulp aan

onderonfwikkelde gebieden), dan loopt het Westen grote

risico’s.

L. de Jong schreef hierover in ,,Vrj Nederland” van

21 januari 1956:

,,Wezenlijk acht ik het feit dat de communistische leiders
de produktie bewust zo inrichten, dat de snelle groei van
hun produktief apparaat volledig gehandhaafd blijft. Niet
in
1960,
maar in
1970
kan de Sowjet-Unie industrieel ster-
ker zijn dan de Verenigde Staten. Ik zeg niet dat dat zal
gebeuren; wèl gebeurt het wanneer de huidige ontwikke-1inslijnen doorgetrokken worden. Het zou betekenen dat
het Vesten de koude oorlog verloren had. Te weinigen onzer
zijn zich bewust van de dodelijke ernst van de wedloop
waarin wij betrokken zijn”.

Het kan natuurljk meevallen. Zo wordt wel eens ge-

steld, dat de Russische expansie trager zal worden naar-

mate de economie rijper en het land meer geïndustrialiseerd

zal zijn. Maar waarom? De afvloeiing,uit de landbouw zal

afnemen, maar de verhoging van de produktiviteit kan

doorgaan, als & voldoende geïnvesteerd wordt. Ook kan

de mentaliteit veranderen. Maar dat moet de mentaliteit

van het Kremlin zijn; aan een rustiger mentaliteit van

andere groepen hebben we even weinig als aan de vrede-

lievendheid van de Japanse zakenlieden in de dertiger

jaren. Ook zuiveringen behoeven de macht van het regime

niet sterk aan te tasten. Hitler was niet-verzwakt door de

moord op Röhm c.s. in 1934, en het Rode Leger was

sterk ook na dé processen tegen generaals in de dertiger

jaren. Interne spanningen in de communistische landen

kunnen een voordeel voor het Westen zijn, maar op uit-

barsting van het conflict tussen Hitler en zijn generaals

moesten we wachten tot Duitsland zichtbaar verloren had.

Conclusie voor het investeringspeil:

– De gevolgtrekking kan worden gemaakt,
dat het wenselijk

is, dat ook in het Westen een
stijging
van de industriële
produktie met ca. 10 pCi’. per jaar als doel wordt gesteld

en dat er derhalve, als politiek op langé term jjn naar wordt

gestreefd om gemiddeld het ,investeringspeil van de recente

haussejaren te bereiken
11).

Gevolgen voor de verbruikers.

Is
het nastreven van een dergelijke norm een nadeel

voor de consumenten? Aanvankelijk wel, omdat de

iiivesteringen relatief t.o.v. de consumptie worden ver-

Vgl. de uiteenzetting over enige problemen die het
Westen moet oplossen om oorlog te voorkomen en, om als
het Westen wordt aangevallen, een oorlog te winnen, van
Montgomery, getiteld: The Panorama of Warfare in a
Nuclear Age, gepubliceerd in The Journal of ,the Royal
United Service Institution, Londen, november
1956.
Een meer nauwkeurige bepaling van het stijgings-
percentage van de industriële produktie en het bijbehorende
investerinspercentage vergt een meer uitgebreide studie,
over een reeks van jaren. In tabel 1 zijn de stijgingspercen-
tages van de industriële produktie in
1954
ten dele te ver-klaren uit het gebruiken van tot dien onbenutte capaciteit,
terwijl in
1956 de investeringen van dat jaar nog vrijwel geen
bijdrage gaven tot de vergroting van de produktiecapaci-
teit in dat jaar.

groot
12).
Maar bij een dergelijke snelle stijging van de

produktie verdwijnt dit nadeel snel. Het volgende cijfer-

matige voorbeeld, waarin een kapitaalcoëfficiënt van 3

wordt aangenomen voor het Westen, moge dit verduide-

lijken. Vijf jaar nadat van een investeringspercentage van

10 is overgegaan op een percentage van 20, ligt het ver-
bruik reeds hoger. Het offer uit de eerste jaren is na acht

jaar gecompenseerd.

TABEL 5..

Invloed van de investeringen op
de consumptie

(cijfermatig voorbeeld in procenten van het nationaal inkomen)

t
11

Jaar
Investeringspeil
van
Investeringspeil
van
10 pCt.
20 pCt.

Invoer

Ver-
.
Pro-
invoer
Ver-
Pro-
_________________
1
bruik
duktie bruik
duktie

1
……….
.
10
90
100
20 80
100
2
10,3 93
103,3
21,3
85,4
106,7
3
………….
10,7
96,0
106,7
22,8
91,0
113,8
4
11,0
99,3
110,3
24,3
97,1 121,4
5

………….

11,4

.

102,5 113,9
25,9
103,6 129,5
6

…………. ………….
1 1,8
105,9 117,7
27,6
110,5 138,1


7
………….
. ………..
.12,2
109,4
121,6 29,5
117,8 147,3 8
………….
12,6
113,1
125,7
31,4
125,7
157,1

Knelpunten.

In welke mate kan een klein land dit groeitempo zelf

bepalen? Snellere groei dan het buitenland is inoeilijk

omdat de invoer gelijk stijgt met de nationale produktie

terwijl het moeilijk is om de uitvoer even sterk te doen

stijgen wanneer het buitenland langzamer expandeert.

Daarom is in sommige studies over economisçhe politiek

op langere termijn
13)
verondersteld, dat de ontwikkeling

in Nederland begrensd wordt door de afzetmogelijkheden

in het buitenland. In de praktijk blijkt dit mee te vallen,

omdat ook de rest van de wereld vrij behoorlijk expan-

deert. De voornaamste rem op de Nederlandse export is

onze eigen produktiecapaciteit. Bovendien is de afzet in

het buitenland tot op zekere hoogte autonoom te ver-

groten, buy, door commerciële activiteit, kredieten en

emigratie.

Het kan ook zijn dat de expansie door andere knel-

punten wordt belemmerd, bijv. gebrek aan technici, aan

energie, of aan grondstoffen. Rusland is het Westen voor

in de grootscheepse opleiding van technici. Een verdubbe-

ling van het aantal ingenieurs in 15 jaar, zoals bij gelijk-

blijvend beleid wordt geraamd in een recente prognose
14
),

is onvoldoende voor een snelle expansie.

De besparingen.

Meer investeren betekent . meer sparen. Het verloop

van de besparingen in Nederland in het verleden blijkt uit

tabel 6.

De investeringen in vaste activa in Nederland waren de

laatste jaren vrijwel voldoende om de stijging van de

Voor ons land en voor West-Duitsland gaat het meer
om handhaving op langere termijn van ons huidige peil
van industriële investeringen dan om een opvoering van
dit peil.
Vgl. bijv. ,,Een verkenning der economische toekomst-
mogelijkheden van Nederland
1950-1970″,
uitgave Centraal
Planbureau, november
1955.
– Centraal Bureau voor de Statistiek: ,,Berekeningen –
omtrent de toekomstige omvang van het Nederlandse Ho-
ger Onderwijs en de aantallen afgestudeerden,
1956
tot
1970″,
‘s-Gravenhage
1956.
De Minister van 0., K. en W.
heeft erop gewezen dat dit een minimum raming is. Ook in het Verenigd Koninkrijk wordt een’ verdubbeling van
het aantal ,,qualified scientists and engineers” in vijftien jaar
als noodzakelijk minimum beschouwd (The Economist,
Londen, 10 november
1956,
blz.
535).

,

106

TABEL 6.
Besparingen, 1925-1926

(in pCt. van het nationaal inkomen tegen marktprijzen)

e
Spaar-
o_o
banken
NV’s
,
Â
ed.

1925-1929
3,5 1,0
4,3
2,0
1,3
12,1
1930-1934
4,9
1,0
0,9
-2,7
-1,9
0,4


1935-1939
3,7
0,8 2,5
-1,0
0,4 6,4
1947
3,3

2,1
-2,2
-4,0
-0,8
1948
3,5
-0,9
2,3
1,9
-0,1
6,6
1949
3,4
0,9 3,0
.-0,9
6,8 13,2
1950
3,3
-0,3-
2,8
1,1
7,5
14,3
1951
3,6
-0,4
3,8
1,3
6,9
15,2 1952
5,8
17,2
1953
2,9
17,8 1954


2,9
19,1

1955
2,1
20,4
1956
2,0
18,8

Bronnen:
1925-1951:

,,Een verkenning
der
econc
toekomstmogelijkheden van Nederland
1950-1970″,
november
1955;
1952-1954: Centraal Economisch Plan
1955

en
C.P.B.; ,,Advies inzake de bestedingen”,
publikaties
S.-E.R.
1956,
no. 8.

produktiecapaciteit mogelijk te maken, welke hier als

norm is gesteld. Woningbouw en betalingsbalanssaldo

waren zeker te laag. Gesteld kan worden, dat als politiek

op langere termijn voor de investeringen in ruime zin

(woningbouw, vaste activa, overheidsinvesteringen; voor-
raadvorming, betalingsbalanssaldo)
besparingen van- ten-

minste 20 pCt. van het nationaal inkomen nodig zjjn. –

Vergroten van de besparingen.

Het recente S.-E.R.-advies inzake de bestedingen is ge-

wijd aan een acuut probleem. Twee groepen maatregelen

worden voorgesteld, ni.:

vergfoting van de nationale besparingen door ver-

laging van consumptieve uitgaven;

verschuiving binnen de investeringen van de inves-

teringen in vaste activa naar een overschot op de

betalingsbalans.

Dit artikel is gewijd aan de problentatiek op langere

termijn en niet name aan het probleem genoemd sub a.

Het gaat hierbij niet alleen om de verdeling van het natid-

naal inkomen tussen consumptie en investeringen, maar

ook om de eigendom van de investeringen.
Over het peil

van de investeringen is in Nederland vermoedelijk eerder

eensgezindheid te bereiken dan over de eigëndom.

In de meeste landen zijn de besparingen yoor de indus-

trialisatie geleverd door de ondernemersgroep (Engeland,

Japan) of door de Staat (Rusland). Na de oorlog is de

zeiffinanciering van N.V.’s in West-Europa van grote

betekenis geworden. Indien meer van de thans ingehouden

winst zou zijn uitgekeerd aan aandeelhouders -(hoger

dividend), verbruikers (lagere prijzen) of arbeiders (hogere

lonen), dan zouden de totale besparingen lager zijn geweest.

Sommige schrijvers verdedigen het standpunt, dat in de

kostprijs van een bedrijf tevens rekening moet- worden

gehouden met de uitgaven nodig om te vernieuwen en te

expanderen conform de rest van de bedrijfstak
15).

15)
Prof. Mr. F. de Vries, afscheidscollege vai 18 juni
1954, universiteit van Amsterdam; Prof. Dr. J. Wisselink,
diesrede, november 1956, Nederlandsche Economische Hoo-
geschool, Rotterdam;
vgl. ook uittrèksels uit het betoog van Prof. Dr. J. F. ten
Doesschate opgenomen in ,,Het Financieele Dagblad” van
20 december
1956.

Deze zeiffinanciering ontmoet uit verdelingsoogpunt

echter bezwaar, omdat de concentratie van vermogen in

de handen van de huidige aandeelhouders wordt be-

vorderd. Dit bezwaar zou aan gewicht verliezen wanneer

hét bezit van aandelen algernener zou worden (ook bij

sociale fondsen en levensverekeringmaatschappijen
16).

Indien ook overheidsbedrjven bij de bepaling van hun

verkoopprijzen met de genoemde factor rekening zouden

houden
17),
zou een bijdrage tot de nationale besparingen

worden geleverd. Vl. de volgende stelling in een Neder-

lands dagblad:

,,Als algemene stelregel behoort te gelden, dat de con-sument voor allerlei voorzieningen de kosten betaalt, die
voor het geven van die voorzieningen moeten worden ge
maakt. De Franse toestand, waarin door de lage tarieven
de overheidsbedrijven als een loden last op de staatsfinan-
ciën drukken, is voor ons allesbehalve aantrekkelijk. Daar kor1t nog bij, dat de spoorwegen yoor de noodzaak staan,
grôte kapitalen te investeren voor nieuwe uitbreidingen en
modernisering. Een deel van die vernieuwing hoopt men
uit de winst te kunnen financieren. Dit gebeurt trouwens
in de meeste particuliere bedrijven ook. Wij zijn van mening
dat men in dit opzicht het overheidsbedrijf niet kan ont-
zeggen, wat in deze tijd aan het particuliere bedrijf op zo
ruime schaal wordt toegestaan”
18).

Analoog aan het financieren van expansie van het be-

drijfsleven uit de verkoopprijzen is de financiering van

woningbouw uit de huren. Bij particuliere eigenaren zal

de consumptiequote vaak hoog zijn, maar bij gemeenten,

woningbouwverenigingen, institutionele beleggers en be-

drijven zal een hogere huur de financiering van meer

nieuwbouw mogelijk maken. Het huizenbezit van deze

tweede groep groeit relatief en absoluut snel, zodat een

huurverhoging uit dien hoofde de besparingen ten goede

zou komen. Dit geldt eveneens voor zover huurverhoging
leidt tot vermindering van de huursubsidies, en dit gevolg

is bij huurverhogingen in de jaren 1957-1958 extra groot

omdat anders grote bedragen aan gekapitaliseerde on-

rendabele toppen van huizen gebouwd onder de Finan-

cieringsregelingen 1947 en 1948 moeten worden uitbetaald.

De grote betekenis van een huurverhoging voor de over-

heidsfinanciën en voor een beperking van de bestedingen –

buiten de woningbouw
19)
– nl. met ca. de helft van de

st(jging van de huursom –
moge blijken uit tabel 7
1

waarin zijn aangegeven de gevolgen van een hypothe-

tische, volgende huurverhoging van 25 pCt. – na die van

10)
,,De primeurs” uit de kwekerij der conjunctuur zijn
voor de aandeelhouders. Wanneer deze dividenduitkeringen
grotendeels via dergelijke pensioenfondsen aan de werk-
nemers ten goede ‘kunnen komen, ontstaat daardoor een
stelsel van winstverdeiing dat bepaald wel nadere bestude-ring vraagt en aantrekkelijke kanten heeft. De werknemers
zien dan ook eens ‘n keer primeurs op hun tafel”. De Vak-
beweging, 6 oktober 1956, blz. 336.
Uiteraard tenzij bepaalde overheidsbedrijven tot doel
hebben hun produkt speciaal goedkoop te leveren. Dat kan
het geval zijn bij een produkt van een overheidsbedrijf,
maar evenzeer bij dat van een particuliere bedrijfstak’ (bijv.
het bijzonder onderwijs). Elektriciteit of telefoon is niet
essentiëler dan olie of kinderschoeisel, en er ii geen reden
voor de elektriciteitsbedrijven of de ‘ telefoondienst ‘ om
andere calculaties toe te passen dan het particuliere be-
drijfsleven.
Het Vrije Volk, 25 juli
1956,
blz. 2.
En daarmede voor de woningbouw. De produktie in
het bouwvak en complementaire bedrijfstakken (bouwmate-
rialen, aanleg van straten, riolering, gas- water- en elektri-
citeitsbedrijven) wordt beperkt door de hoge bestedingen
elders. Vgl. het artikel van schrijver dezes ,,Bestedingsinfla-
tie en de richting van de produktie” in ,,E.-S.B.” van 2 ja-
nuari 1957.

Jaar

Totaal
Over-

excl.
held

otaa Over-

held

10,8
2,3
6,0
3,2 6,7 6,3 6,8 8,3 11,4
14,9
16,2 18,3
16,8

mische
C.P.B.,

1956,
van de

107

1957, welke de in 1955 vertraagde ronde is -, gecom-

penseerd door een 2 pCt. loonsverhoging.

Ervan uitgaande dat de helft van het meerdere huur-

inkomen van particuliere verhuurders wordt geblokkeerd,

zou het nuttige effect op de nationale besparingen nog

groter zijn dan de hier geraamde
f.
160 mln, per jaar.

Ook de sociale fondsen kunnen een bijdrage leveren,

indien zij zich niet tot. omsiagstelsels beperken maar tot

enige fondvorming bereid zijn. Los van elke politieke

opvatting over de kwantitatieve verhouding die wenselijk

is tussen particulier vermogen en overheidsvermogen

(thans ruim f. 100 mrd. versus negatief) pleit voor een

overschot op lopende rekening van de Overheid:

dat
blijkens
de ervaring alleen in landen met een

overschot op lopende overheidsrekening (zoals de Ver-

enigde Staten en Rusland) voldoende nationale besparingen
worden gekweekt;

dat zo meer begrip wordt gekweekt voor de nood-

zaak om ook kapitaalsuitgaven van gemeenten, provincies

eii Rijk zorgvuldig te bezien.

Juist in conservatieve (of zo men wil teo-1iberale krin-

gen), althans buiten Nederland, wordt evenwicht in de
totale begroting veelal wenselijk geaéht. Zo zei David

Lawrene in een samenvatting van twee politieke rich-

tingen: . –

,,Conservative liberalism.

i’h
èonservative liberal believes in the collaboration of
federal state and city governments so that• their taxing
powers shali be utilized harmoniously and without the
disruptive effects of over-duplication of taxing devices.
The conservative liberal believes in tax rates that are
productive of adequate revenues not only to balance thë
budget but to obtain a surplus for debt retirement.
The conservative liberal opposes the use of the taxing
power to enfqrce punitive doctrines conceived by radical
liberalism”.

en

Radical liberalism.

Fhe radical liberal believes in deficit’ financing and
unbalanced budgets.
The radical liberal believes really in repudiation of the
public debt. He is indifferent to the building up of revenues
sufficient to balance the budget because he believes in un-
limited spending and opposes at every turn any economy
in public spending.
The radical liberal seeks to use the power of taxation to
reduce individual incentives and pave the way for state
socialism”
20).

Dit alles neemt niet weg, dat het onderscheid tussen

gewone dienst en kapitaaldienst zijn informatieve functie

behoudt, ni. om aan te geven in hoeverre de Overheid deel-

neémt in de nationale investeringen.

Het chronisch kaitaalgebrek in welvarende landen

als Australië en Zuid-Afrika is vermoedelijk voor een

goed deel daaraan toe te schrijven, dat zij ook

alle over-

heidsinvesteringen uit de open kapitaalmarkt’ willen

financieren.

Bevorderen van besparingen van gezinnen biedt onge-

twijfeld perspectief. Het ei van Columbus is hier echter

nog niet gevonden. Belastingfaciliteiten, die meer additio-

nele besparingen bevorderen dan aan gederfde belasting

en administratiekôsten wordt uitgegeven, zijn vermoedelijk

schaars. –

20)
U.S. News & World Report, november 30, 1956, blz.
150 en 151.

TABEL 7.

Gevolgen voor de overheidsfinanciën van 25 pCt.

.huurverhoging en 2 pCt. loonsverhoging

(in mln, guldens per jaar)
Vooroorlogse woningen
a)
vervallen

subsidie

………………………………..
5
Stijging huurontvangsten woningwetwoningen

…………..
20
Belastingbaten

…………………………………….
50 Na-oorlogse woiiingen

Vervallen uitkeringen ineens financieringsregelingen
……..
25 b)
Andere subsidies (verlaging met ca.

1/3)

…………………
60


Belastingbaten

………………………………..
pro memorie
Totale vergroting van de overheidsbesparingen
…………….
160

Stijging huursom
1.

oude

woningen

………………………………….
225

2.

nieuwe

woningen

…………….. ………………….
so
S


305

Voor een toelichting op deze ramingen zij verwezen
naar het artikel van schrijver dezes: ,,Enige ramingen in
verband met het huürvraagstuk” in ,,E.-S.B.” van 28 maart
1956.
Een stelpost is afgetrokken voor het eventueel niet
toestaân van de 25 pCt. verhoging voor alle vooroorlogse
huizen.
Er moet tussen 1 januari
1958
en 1 januari 1962 ca.
f. 200 mln. worden betaald indien geen huurronde plaats-
vindt. 50 pCt. huurverhoging reduceert dit bedrag tot nihil.
Het voordeel is hier omgeslagen over vier jaar.

Problematiek op korte termijn.

Voor de goede orde zij herhaald’ dat dit irtike1 niet de

problematiek op korte termijn behandelt. Bij een bestedings-

beperking moeten alle categorieën worden bezien en alleen

de consumptie te beperken is moeilijk, ook wanneer de

consumptie recent sterk is gestegen. De levensstandaard

is in Nederland nog steeds laag vergeleken met Engeland,

Scandinavië en Zwitserland, nog daargelaten d& Verenigde

Staten, Canada en enige andere dominions. De investerings-

aftrek heeft bovendien typische verdelingsaspecten en is

wellicht medé ten goede gekomen aan de consumptie van
aandeelhouders, commissarissen en arbeiders van de be-

trokken bedrijven.

Internationale samenwerking.

Evenmin als het streven naar volledige werkgelegenheid

behoeft het streven naar krachtige expansie te wachten

– op intrnationale afspraken. Elk land kan in belangrijke

mate zijn gang gaan en ondersteunt en stimuleert dan

anderen. Zo heeft de Duitse expansie veel betekend voor

de hoogconjunctuu’r in Nederland. In de toekomst kan

– Nederlandse kapitaalexport een steun ijn voor expansie

elders en uiteindelijk ook voor de expansie hier.
I

De in het bovenstaande geschetste problemen trekken

• steeds meer de ‘aandacht
21)
Indien het Westen deze

marathon niet wil verliezen,’zal het de consequenties t.a.v.

– investeringen, kapitaalexport, research, opleiding van

acadèmici en technici moeten trekken. Naarmate Neder

land dat doet zal het internationaal met des te meer klem

op analoge actie elders kunnen aandringen.

‘s-Gravenhage.

W.
DREES
Jr.

21)
Vgl. o.a. H. SchWarz: Russia’s Sovjet Economy, New
York
1954;
Sir Francis Simon: The Atomic Rivals, The
Financial Times, London, august 6,
1954;

The New Republic, New York, 11juni
4956;
,,Europese Overpeinzingen” in ,,E.-S.B.” van 1 augustus
1956. Vgl. ook het preadvies van Prof. Dr. J. Pen over
,,Welvaart en verdeling” voor de Vereniging voor de Staat-
huishoudkunde 1956, blz. 80.
,,Het perspectief van de koude oorlog is dus niet gunstig;
de machtsverhoudingen tussen de vrije wereld en haar tegen-
standers zullen op den duur een verkeerde wending nemen”.

108

Voetbalpools iouden hier te lande ongetwijfeld

een voorspoedige groei te zien geven, ware- het

niet dat, naar in dit artikel wordt uiteengezet,

open pools in strijd zijn met de Loterjwet. Mocht
de door de K.N.V.B voorgestelde voetbalpool, die
slechts zal
zijn
opengesteld voor zijn leden, naar

het oordeel van de
rechterlijke
macht aan de uit

de wet voortvloeiende eis van beslotenheid vol-

doen, dan zullen een paar honderdduizend Ne-

derlanders in een monopoliepositie komen te ver-

keren. Schrijver vraagt zich af, of nu de tijd niet

is gekomen om alsnog door middel van een na-

tionale voetbalpool de gelegenheid tot deelnemen

voor eenieder open te stellen, opdat deze discri-

minatie bij voorbaat in de kiem worde gesmoord.

Hiermede zou, naar de ervaringen in de laatste

tijd hebben geleerd, aan een bij velen levend ver-

langen tegemoet worden gekomen.

Voetbalpools

t

Diepgeworteld is de neiging geweest om speelzucht en

drankmisbruik over één kam te scheren. Hiervan getuigen

bijv. een vurig geschrift, ,,Loterj en jenever; twee rampen
over Nederland”, dat Dr. N. B. Donkersloot ruim honderd

jaar geleden, in
1854,
het licht deed zien, en een zinsnede uit

de Memorie van Toelichting op het ontwerp Loterjwet

1905, luidende: ,,De exploitatie van. den speelhartstocht en

daardoor van dien hartstocht zelf zooveel mogelijk te

beteugelen is een openbaar volksbelang, evenzeer als de

intooming van de volksdrankzucht en van de exploitatie

dârvan”. Dat deze neiging niet typisch-Nederlands is,.

blijkt uit de, overigens goedbedoelde, opmerking van de

Zwitser Model’) dat het bedrag, door de Zwitsers per hoofd

in totalisators verspeeld, in vergelijking met de aan alcohol-

houdende dranken gespendeerde som van weinig betekenis

is. –

Gruwelijk zijn de voorbeelden, die Donkersloot zijn

medeburgers voorhield. Wij kunnen de verleiding niet

weerstaan er één aan de vergetelheid te ontrukken. Het

verhaalt van zeker ambachtsman, ,,eigenaar van een

fiksch burgerhuis, man van eene brave en oppassende

vrouw, vader van twee lieve en schoone dochters”, die via

een winst in de loterij, welke hem stimuleerde tot een

voorheen ongekende levensstaat en deelneming ‘aan

,,weddingschap” en ,,hagcheljke” ondernemingen, aan

lager wal geraakte. Na betrekkelijk korte tijd, moraliseert

Donkersloot, ,,was de vrouw door rouw en kommer en

gebrek ten grave gedaald, werd de man op kosten der

diaconie onderhouden, en hadden de do5hters, die onge-

schikt waren om in den dienstbaren stand terug te keeren,

zich overgegeven aan……hier weigert mijne pen hare
2)

dienst, want slechts zwijgend medelijden mag het vonnis zijn

over zooveel verkrachting vande vrouwelijke grootheid!”
3).

Donkersloots geschrift, noch de voor speelzuchtigen wat
pijnlijke vergelijkingen, hebben de goklust en de pogUigen

Otto Model: ,,Funktionen und Bedeutung des Sportes in
ökonomischer und soziologischer Sicht”. Proefschrift St.
Galleri 1955.
Deze taal- of drukfout is authentiek.
8)
T.a.p. blz. 34 en 37.

deze bot te vieren, afgeschrikt. De omzetten van de Staats-

loterij, die ten
tijde
van Donkersloot f. 3 mln. beliepen,

bedroegen in 1956 ruim f. 33 mln.; het bij de paardenrennen

ingezette bedrag steeg van f. 10 mln. in 1955 tot meer dan

f. 12 mln, het jaar daarop, en de afgelopen zeven jaren

werd voor niet minder dan f. 170 mln. – waarvan f. 84 mln.
in
1956
alleen – aan premieleningen bij speelzuchtige

beleggers ondergebracht. Ongetwijfeld zou ook één der

jongste loten aan de wijdvertakte stam der speelzucht, de
voetbalpool, een zeer voorspoedige groei beschoren zijn,

ware het niet, dat ,,ôpen” Pools hier te lande als ,,onkruid”

moeten worden beschouwd.
In artikel 1, eerste lid, van de Loterijwet, luidende:

,,Deze wet verstaat onder loterij elke gelegenheid, door
iemand opengesteld om, tegen voldoening aan zekere voor-
waarde, mede te dingen naar
prijzen
of premiën in geld of
goed, uitgeloofd ten behoeve van de deelnemers, die als win-
naars worden aangewezen door het lot of eenige andere kans-
bepaling, waarop zij geenen overwegenden invloed kunnen
uitoefenen”

schuilen twee elementen, die, naar is gebleken, voor voetbal-

pools van veel belang zijn, ni de term ,,opengesteld” en het

zinsdeel ,,eenige andere kansbepaling, waarop zij geenen

overwegenden invloed kunnen uitoefefien”. Het komt ons
voor, dat in eerste instantie aan laatstgenoemd element de

grootste betekenis moet worden toegekend. Immers, indien

de rechterlijke macht van oordeel is, dat bij voetbalpools
van zo’n overwegende invloed wel sprake is, dan zijn zij

niet in strijd met de Loterijwet. .Laat ons nagaan welke

mening er in dit opzicht heerste en heerst.

In een rondschrijven van de Minister van Justitie aan de

Procureurs Generaal bij de gerechtshoven, gedateerd

11 oktober 1937, wordt opgemerkt:

,,Daargelaten in hoeverre zelfs deskundign op het gebied
van de voetbalsport bij het raden van wedstrijduitslagen geen
rekening kunnen houden met alle het spel beheersende factoren,
moet…. worden aangenomen, nu de deelneming is open-

109

gesteld voor eenieder…., dat in het algemeen van een over

wegende invloed op de kansbepaling geen sprake zal kunnen
zijn”.

Hetzelfde argument werd na de oorlog gehanteerd door

de Minister van Justitie bij schrijven van’16 juni 1947.

Enige jaren later deed de Hoge Raad een uitspraak in

dezelfde trant:

,,Overwegende, dat in het bestreden vonnis voorts is over-
wogen, dat de Rechtbank het een feit van algemene bekendheid
oordeelt, dat de uitslag van een nog te spelen voetbalwedstrijd
ook voor hem, die beschikt over kennis van zaken omtrent de voetbalsport en omtrent de krachTtsverhouding van de onder-
scheiden ploegen; herhaaldelijk verrassingen biedt; dat, ware
‘dit anders, dan niet ware in te zien, waarop de spanning aan
het spelen van competitie verbonden berust; dat bovendien niet
ter zake doet of deskundigheid…. het aantal juiste voorspel-
lingen verhoogt nu…. zeer vele deelnemers in feite in het ge-.
heel niet over zodanige kennis van zaken of kènnis van invul-
systemen beschikken;”

“en verder: /

de Rechtbank (doet terecht) voor de vraag of deel-
nemers op de kansbepaling invloed kunnen uitoefenen, beslis-
send zijn, hetgeen in de practijk van die deelnemers in het alge-
meen is te verwachten en niet hetgeen individuele deskundige
deelnemers ervan terecht zouden kunnen brengen”
4).

Het interesseerde de Ministers in 1938 en 1947 en de

Hoge Raad in 1951 kennelijk niet, of er door deskundigen

beter wordt geraden dan door leken – ook al schemert er

in de uitspraâk van de Hoge Raad de nodige scepcis

t.a.v. de resultaten dezer deskundigheid door, een scepcis,

die menig door ,,onmogelijke” uitslagen verraste deskundi-

ge zal delen—; het gaat er hen om, of de deelnemers in het

algemeen overwegende invloed kunnen uitoefenen. Zolang

– de Hoge Raad zich op het standpunt stelt,’ dat zulks niet

het geval is, biedt het hierboven geciteerde zinsdeel de

voetbalpools geen uitkomst, m.a.w.: zij zijn in strijd met

de Loterijwet.

De strohalrn, die het bestaan van voetbalpools hier te

lande nog mogelijk maakt, is de uitdrukking ,,openge-

steld”. Onder deze uitdrukking valtnl. volgens ons hoogste

rechtscollege niet het yerschaffen van gelegenheid binnen
een besloten kring
5).
De hier liggende kans is door club-

pools dankbaar aangegrepen, en het jaar 1956 zou danook

– om een in dit verband veel gebruikte zegswijze eens om

te keren – geen slecht paddestoeljaar geweest zijn, indien

deze bosprodukten even veelvuldig uit de grond waren
verrezen als de clubpools. Vele dezer pools sloten zich

aaneen tot combinaties, die zeer hoge prijzen konden

uitkeren. De voorspoedige groei van sommige pools werd

iliet weinig bevorderd doordat hun organisatoren de stro-

halm der beslotenheid hantëerden als ware hij een stevig
houtvlot, waarop, onder het motto ,,hoe meer zieleti, hoe

groter inkomsten” voor eenieder plaats was. Poolformulie-

ren werden aan ieder, die er – aangelokt door de in

etalages opgehangen mededeling ,,formulieren verkrijg-

baar” – om vroeg ter hand gesteld.

Op de formulieren van zekere poolcombinatie kon men
dan o.a. de bepaling aantreffen, dat men door het invullen

N.J.
1951,
arrest van 16januari
1951.
Op 22
januari
1908
oordeelde de Hoge Raad, dat het kienen
om wild in de lokalen van een sociëteit, met voorkennis en mede-
werking van haar bestuur en uitsluitend onder haar leden, niet
is het openstellen van de deelneming in een loterij in de zin der
wet. Vermeld bij Dr.
J.
van Angeren: De Loterijwet
1905,
Alphen a/d Rijn,
1928.

1aarvan tevens te kennen gaf doiateur van de uitreikende

vereniging te zijn. Een uitermate listige constructie! Immers,

door het
invullen
werd men donateur en als donateur kon

men, door het formulier ook metterdaad
in te leveren,
deel-

nemen aan de pool. De zwakke stee in deze constructie lijkt

ons echter, – in het midden gelaten of deelneming van

donateurs überhaupt aan het beslotenheidscriterium

voldoet – dat de vereniging v66r het inleveren voor de

eerste maal, aangezien het invullen zelf niet door haar kon

worden vastgesteld, niet kon weten of iemand al dan niet

donateur was en evénmin hoeveel donateurs zij wel telde.

In feite kon zij dan ook eerst haar rechten jegens een dona-

teur doen gelden, indien deze het ingevulde formulier

ook inleverde.

Dat de constructeurs zich met deze ruime hantering van

het begrip ,,besloten” allerminst zeker gevoelden, trad aan

het licht, toen tegen het éinde van het afgelopen jaar bekend

werd, dat van de zijde van Justitie tegen de hier te lande

opererende poois zou worden opgetreden. In het, geval dat

wij hier op het oog hebben werd van dat ogenblik af een

andere procedure voor het deelnemen aan de Pool gevolgd.

Zij, die volgens de hierboven genoemde bepaling donateur

geworden waren, ontvingen van de betrokken vereniging

een uitnodiging om ondersteunend lid
(!)
te worden.

Aanvaarding dezer uitnodiging zou hun in de gelegenheid

stellen aan de Pool te
blijven’
deelnemen.

De zo klemmende vraag, of deze constructie genade zal

vinden in de ogen van onze rechterlijke macht zal, naar het

zich laat aanzien, een academische worden. De,K.N.V.B.

– die reeds in april ji. een plan voor een Nationale Voetbal-

pool had ontworpen, dat echter op principiële bezwaren van

een van het Kabinet deel uitmakende groepering is gestuit

– is ni. inmiddels met het voorstel gekomen een voetbalpool

te organiseren, die uitsluitend zal zijn opengesteld voor zijn

leden boven de 18 jaar. Dit voorstel is, na aanvankelijke

tegenstand van ‘de zijde der clubpools en poolcombinaties,

dezer dagen door de buitengewone bondsvergadering met

grote meerderheid aangenomen. Mocht met deze K.N.V.B.-

pool de ,,beslotenheid” naar het oordeel der rechterlijke

macht voldoende zijn gewaarborgd
6),
dan zullen binnen-

kort een paar honderdduizend Nederlanders van uiteen-

lopende rang en stand, confessie en levensovertuiging, die

echter gemeen hebben, dat zij lid zijn van een voetbalvereni-

ging, in de benijdenswaardige monopoliepositie komen te

verkeren, dat zij en zij alleen een deel van hun inkomen

voor deelneming in voetbalpools mogen aanwenden.

041

De vraag
rijst,
of nu de tijd niet is gekomen om alsnog

door middel van een Nationale Voetbalpool de deelneming

voor eenieder open te stellen en aldus deze uit de wet voort-

vloeiende zotte discriminatie bij vdorbaat in de kiem te

smoren.’ De hardnekkige pogingen, die zijn en worden

In dit verband zij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van
20
oktober
1953:
,,Onder openstellen valt niet het
‘verschaffen dier gelegenheid aan een groep personen, die uit
hoofde harer beperktheid en in verband met de bijzondere be-
trekkingen, bestaande tussen hen, die de groep vormen, naar
spraakgebruik als een besloten kring kan worden aangemerkt.
Rb. heeft terecht dit besloten karakter ontzegd aan de gezamen-
lijke abonnees op dagbladen, op grond harer overweging, dat
die dagbladen tezamen ongeveer 114.000 abonnees hadden”.
De door deze dagbladen uitgeschreven voetbalprjsvraag werd
in strijd geacht met art. 1 der Loterijwet.

10

5/.

ondernomen om door de mazén der wet heen te slippen en

het feit, dat ondanks’ de onzekere juridische situatie één

poolcombinatie in nog geen twintig ronden met een deel-

nemingssom van maximaal f. 0,50 per formulier,een dmzet

wist te halen van f. 1,3 mln, en zelfs in de wel zeer onzekere

‘periode van dreiging met justitioneel ingrijpen prijzen kon

uitkeren van f. 70.000 â f. 80.000 hetgeen naar schatting

neerkomt op een omzet van f. 200.000 â f. 225.000 per

week, duiden er toch wel op, dat de wet thans tegen een

uitermate krachtige stroo’m oproeit.

De voordelen van een nationale Pool voor “de sport-

organisaties – wier grote pedagogische en recreatieve

betekenis tegenwoordig in ruime kring wordt onderkend –

en de fiscus zijn al in vele toonaarden bezongen. Nood-

lijdende sportorganisaties zouden financieel kunnen worden

geholpen, sportcomplexen zouden kunnen worden aan-.

gelegd, loterijen en tot vervelens toe herhaalde radio-

luisterwedstrijden, die nodig warefi om de deelneming van

Nederland aan de Olympische Spelen te financieren, zouden

tot het.verleden kunnen behoren, Volgens het K.N.V.B.-

ontwerp van april jl. zou 12 pCt. van de poolomzet aan de

fiscus ten goede komen, hetgeen betekent dat de Rijksover-

‘held bij een omzet van slechts iets meer dan f. 3 mln, per

jaar al evenveel zou ontvangen als zij volgens de begroting

in 1957 aan subsidies voor de-organisaties’ op het gebied

van de lichamelijke opvoeding en sport heeft uitgetrokken.

Bij een florerende Nationale Voetbalpool – de ervaringen

in het buitenland
7);
de omzetten der clubpools in het

recente verleden en de omzetten van de toch weinig’bij de

massa levende paardensport-totalisator doen vermoeden,

dat het woord ,,florerend” wel zal kunnen worden gebruikt

– zou de sport hier te lande wellicht geheel self-supporting

kunnen worden; de OVerheid zou desnoods haar subsidies

alsmede de extra binnenkomende middelen voor andere

doeleinden kunnen aanwenden en ten slotte zou de sport

worden gefinancierd door hen, die aan haar willen verdienen

en niet voor een deel uit belastinggelden. .

Met het instellen van een Nationale Voetbalpool zou in

ons land allerminst een precedent worden geschapen: reeds

sedert ‘jaar en dag immers kennen wij een Staatsloterij en

sedert enkele jaren een Totalisatorwet, die legaal wedden

op de uitslagen van paardenrennen mogelijk maakt. Het

kan
zijn
nut hebben hier nog eens samen te vatten met welke

argumenten deze Totalisatorwet indertijd door de Regering

werd gemotiveerd. Het belangrijkste argument was, dat er

ondanks het toen geldende wedvérbod toch werd gewed via

clandestiene bookmakers. Het verbod, bedoeld als maat-

regel in het belng ‘van de zedelijkheid, bleek de onzedelijk-

heid in de hand te werken; op oncontroleerbare wijze

werden aanzienlijke bèdragen omgezet. Bovendien zou de

Staat additionele inkomsten verwerven, térwiji ten slotte

bedragen zouden vrijkomen ten behoeve van de veefokkerij.

Kortom, de motivering van de Totalisatorwet 1948 be- –

rustte in hoofdzaak op praktische overwegingen, op. een

aanpassing der wetgeving aan de feitelijke ontwikkeling.

Het is o.i. niet moeilijk deze argumenten onder de huidige

omstandigheden te transponeren op een Nationale Voetbal-

pool. De laatste jaren hebben overduidelijk geleerd, dat de

7)
Zie
bijv.
het hiervoor genoemde boek van Model, alsmede
,,Weekberichten van de Kredietbank” van 18 november
1956.

c
fljÇ4j,.

Sociaal Psychologische Bedrijfsadviezen

Reclame- en Verkoopadviezen

– Erkend,, Advertentiebureau

Firmanten: L. B. Benlamin Jac. Raven

Technisch- en psychologisch adviseur:

Dr. Ir. H: J. Kolkman
“- Bergweg 351 . Telefoon 84300 – 84302 -• Rotterdam

(Advertentie)

S

neiging tot poolen sterk is. Het lijkt ons dan ook wat erg

optimistisch te verwachten, dat de buitengesloten niet-leden

van de K.N.V.B. geen wegen zullen zoeken om deze neiging

bot te vieren, temeer, daar zij de laatste tijd de smaak eerst

goed te pakken hebben gekregen. Wij vrezen, dat met name

in onze grensprovincies aanzienlijke bedragén clandestien

in buitenlandse – Belgische en Duitse – pools zullen


worden verspeeld. Een Nationale Pool zou voorts, zoals

reeds opgemerkt, de Staat inkomsten verschaffen, evenals

dit met de Staatsloterij en de Totalisator het geval is. Ten
slotte nog dit: bij de behandeling van de Totalisatorwet in

de Tweede Kamer werd erop gewezen, dat de Regering bij

invoering van deze wet moeilijk verzoeken om ook op ander

gebied – voetbalpools bijv. – kansspel toe te staan zou

kunnen afwijzen. In de Memorie van Antwoord werd naar,

aanleiding hiervan opgemerkt, dat de voetbalsport ook –

– zonder pool floreerde en geen economisch belang diende.

Het eerste deel dezer opmerking is thans niet meer juist:

vele verenigingen zullefi – o.a. door de invoering van het

betaald voetbal hier te lande – de ruime inkomsten uit –

pools niet kunnen missen. Om tot deze overtuiging te

komen behoeft men slechts een blik te slaan op de in diverse

dagbladen gepubliceerde ramingen van het aantal wed-‘

strijdbezoekers. Hoewel
wij
gaarne toegeven, dat met een

bedreiging van het bestaan van voetbalverenigingen geen

economische belangen zijn gemoeid,, staan er toch onmis-

kenbaar zekere culturele en recreatieve belangen op het spel.

Pleit er aldus naar onze mening veel voor een Nationale

– Voetbalpool, het is, zoals gezegd, helaas een feit,’ dat een

bepaalde politieke groepering bij de jongste kabinets-

formatie heeft bedongen, dat er onder het huidige Kabinet

geen stappen zouden worden ondernomen om een derge-

ljke instelling te creëren. Het heeft uiteraard geen zin

principes te bestrijden, ook al is het wat moeilijk om in

té zien waarop zij, daar bedoelde .groeperin kennelijk

wél voortzetting der Staatsloterij en handhaving der

Totalisatorwet tolereert, nog zouden moeten berusten.

Wij kunnen dan ook slechts onze huidige Regering het

van realiteitszin en gezond opportunisme getuigende stand-‘

punt harer voorgangster ten aanzien van de Totalisator-

wet voorhouden. In de hoop, dat zij alsnog aan een, naar

de laatste tijd duidelijk is gebleken, door velen gèkoesterd

verlangen tegemoet zal willen komen.

Rotterdam.

.

, J. H. ZOON.

T’l

Blijf bij.

Lees ‘de E.-S.B.!

In 1956 stond de vrachtenmarkt in nog sterkere

mate dan in 1955 in het teken-van omvangrijke

kolenverschepingen. Mede doordat West-Europa,

ten gevolge van de sfrenge vorst in februari en de

natte zomer, op grote schaal tot invoer van over

zees graan overging, was de vraag naar scheeps.

ruimte voor graan aanzienlijk. De ertsverschepin.

gen uit India waren omvangrijk, vooral naar Ja-

pan. Belangrijke schrootverschepingen vonden

plaats van Noord-Amerika, de
U.S.
Gulf en Zuid-

Atlantische havens naar Italië, West-Europa en
Japan, welke ertoe bijdroegen de seizoensslapte

gedurende de zomer in het vervoer van kolen en

graan te compenseren. Genoemde invloeden en de

Suez-crisis deden het jaatgemiddelde van de index-

cijfers der sterlingvrachten stijgen tot 157,6 in

1956 tegenover 127,0 in 1955. De ,,flags of con-

venience” kunnen bij daling der vrachten een be-

dreiging vormen voor ons rederijbedrjf.

De vrachtenmarkt

in 1956

In nog sterker mate dan in
1955
stond de vrachtenmarkt

gedurende het afgelopen jaar in het teken van omvangrijke

transatlantische kolenverschpingen. Aanvankelijk hield

men rekening met de mogelijkheid
dat de vraag naar ruimte

p reisbasis enigszins zou verminderen. In 1955 toch was

reeds een vrij groot aantal vervoerscontracten op lange

termijn gesloten, hetgeen, zo was men althans geneigd te

veronderstellen, er wellicht toe zou leiden, dat bevrachters

met een geringer aantal bevrachtingen op reisbasis, waar-

voor trouwens hoger vrachten worden betaald, zouden

volstaan. De feiten hebben de onjuistheid dezer opvatting

aangetoond. Enkele onderbrekingen daargelaten was er

voortdurend vraag naar ruimte, terwijl bovendien, vooral

voor Duitse rekening, opnieuw een aantal langdurige ver-

voersovereenkomsten tot stand kwam. Men kan dan ook

stellen, dat het vooral de Amerikaanse kolenuitvoer was,
die periodiek tot een uitgesproken tekort aan ruimte, met

als onvermijdelijk gevolg oplopende vrachten, heeft geleid.

Zelfs zonder Suezkanaal-crisis, die het reeds bestaand te-

kort ‘accentueerde en oorzaak was, dat nieuwe vracht-

records werden gevestigd, zou het afgelopen jaar voor die

rederijen, welker vloot geheel of gedeeltelijk in de algemene

vrachtvaart emplooi vindt, alleszins gunstig zijn geweest.

Graanbevrachters waren namelijk eveneens zeer actief. De

strenge vorst in de maand februari en de uitzonderlijk natte
zomer hadden een nadelige invloed op de oogst en maakten

aanvoer in West-Europa op grote schaal van overzees

graan noodzakelijk. Dit leidde herhaaldelijk tot scherpe

concurrentie tussen kolen- en graanbevrachters teneinde de

benodigde tonnage te bemachtigen, een concurrentie, die

in het vrachtenpeil tot uitdrukking kwam.

Aanvankelijk waren het in de kolensector vooral Franse

bevrachters die grote bedrijvigheid ontplooiden. In tegen-

stelling tot Duitsland dat, zoals reeds vermeld, verscheidene

langdurige vervoersovereenkomsten afsloot, bepaalden de

bevrachtingen voor Franse rekening zich goeddeels tot

reischarters, dan wel afdoeningen voor een beperkt aantal

achtereenvolgende reizen. Het eerste halfjaar liepen de

vrachten, dank zij voortdurend grote vraag, met name

gedurende de maanden maart/mei, geleidelijk op. Bedroeg

de laagste in 1955 voor het vervoer van kolen van Hampton

Roads naar Rotterdam/Antwerpen betaalde vracht 43/-,

112

in het afgelopen jaar daalde de vracht op dit traject niet

beieden 65/- met als hoogtepunt 100/- vergeleken met 72/-

het jaar tevoren. In juni nam de vraag, ‘mede als gevolg

van moeilijkheden bij het regelen van ,,stems”, af en daalde

de vracht vrij scherp van 79/- tot circa 66/6. De inzinking

was echter van tijdelijke aard en de vracht herstelde zich

weder tot circa 70/-, welk niveau tot augustus vrijwel ge-

handhaafd bleef. In tegenstelling tot hetgeen algemeen ver-

wacht’ werd leidde de nationalisatie van het Suezkanaal,

waardoor het toch reeds ontoereikend aanbod van tonnage

in verschillende sectoren der vrachtenmarkt opnieuw on-

gunstig werd beïnvloed, niet tot een stijging der transatlan-

tische kolenvrachten. In feite liep de vracht terug, voorna-

melijk ten gevolge van dezelfde oorzaken welke ook in

juni het vrachtenpeil deden dalen, t.w.
moeilijkheden
met

het regelen van een ,,stem” – de mijnwerkersvakantie

oefende uiteraard een ongunstige invloed op de produktie

in de Amerikaanse mijnbouw uit – en ofschoon de markt

zich betrekkelijk snel herstelde duurde het niettemin tot
oktober vooraleer ook in de kolensector van een hausse

kon worden gesproken. In deze maand toch steeg de vracht

niet minder dan 20/-, zij het dat de vracht van 100/- h.et

eerst voor ladingen naar Finland werd betaald. In oktober

werd tevens het tijdens het Koreaans conflict bereikte

hoogtepunt overschreden en ofschoon met nai’ie gedurende

de tweede helft van december de vraag tijdelijk weder

verminderde, wordt bij het schrijven van dit overzicht,

d.w.z. in de tweede helft van januari, op het traject Hamp-
ton Roads/Rotterdam-Antwerpen wederom 1051- betaald.
In de graansector was de bedrijvigheid aanvankelijk be-

perkt, maar de strenge koude in februari, waardoor de

oogst ongunstig werd beïnvloed, leidde al spoedig tot graan-

aankopen in Amerika, o.a. ook door Frankrijk, dat in

vorige jaren tarwe exporteerde. Ook India en Pakistan,

waar de oogsten teleurstelden, zagen zich genoodzaakt op

grote schaal tarwe, zowel van de Pacific als uit Australië,
aan te voeren. Begin mei was de vracht voor zwaar graan

van de U.S. Gulf naar Antwerpen-Hamburg tot circa 16JL
6
gestegen, hetgeen, vergeleken met de vracht welke in het

begin van het jaar betaald iverd, een
stijging
van circa

$ 4,- betekende. Evenals in de kolensector was de laagste

vracht, welke verleden jaar geregistreerd werd, aanzienlijk

(Advertentie)

hoger dan het jaar tevoren. Van de .U.S. Gulf naar het

Verenigd Koninkrijk bedroeg de laagste vracht
95/-
ver

geleken inet 77/6 in
1955,
terwijl de hoogste vracht :143/9

vergéleken ‘met 1051- per ton in 1955 bedroeg. In afwijking

van dé gebruikelijke gang van zaken werden verscheidene

schepen voor een aantal achteieenvolgende reizen bevracht,

terwijl wederom enkele tankers voor graanvervoer werden

ingericht. Dit laatste was echter van tijdelijke aard. Gedu-

rende het’ tweedé halfjaar, tôen de tankvrachten scherp op-

liepen, kwamen dergelijke bevrachtingen praktisch niet
meer voor. Begin mei verminderde de vraag en deed de

normale seizoensslapte zich gevoelen, maar in septémber

waren graanbevrachters wederom zeer actief en werden
tal van schepen van de oostkust van Noord-Amerika, de

St. Lawrence en de Gulf bevracht.

Na de Engels-Franse militaire actie in de Suezkanaal-
zone liepen de vrachten scherp op; in enkele dagen tijds

werd een avans van circa $ 2,- bereikt. Sedertdien hebben

dé vrachten zich behoorlijk weten te handhaven. Voor

januari-verschepinj werd $16,50 van de U.S. Gulf fiaar

Antwerpen-Hamburg betaald. Verschepingen van Chur

chill waren in het afgelopen seizoen eveneens omvangrijker

dan het jaar tevoren, evenals trouwens van de Pacffic. De

hoogste en laagste vrachten van de Noord Pacific naar
Antwerpen-Hambirg bedroegen resp. ‘ $ 21 en
$15,75

vergeleken met resp. $ 18,75 en $12,50 in
1955.
In Austra-

lië lag de graanexport gedurende de beide eerste maanden
ten gevolge van de.staking der havenarbeiders geheel stil,

doch zodra het conflict was opgelost nam de bedrijvigheid
snel toe en liep de vracht van Oost-Australië naar het Ver-

enigd Koninkrijk tot 190/- op, waarmede tevens het tijdens

de oorlog in Korea gévestigde record werd verbeterd.

Evenals elders deed de seizoensslapte zich ook hier gelden;

in juni daalde de vracht op laatstgenoemd traject met 30/-

per ton. In september toonden bevrachter’s hernieuwde

belangstelling en werd 180/- van West-Australië – nor-

maliter 10/- per ton lager dan van Oost-Australië – be-

taald.

Zoals reeds gereleveerd importeerde India op vrij grote

schaal tarwe uit Australië en gedurende juli/september

werden tal van schepen bevracht. De vrachtcijfers varieer-

den van circa 127/6 tot
1551-.
Ook Japan liet zich niet

onbetuigd zij het dat voornamelijk gerst werd aangevoerd.

De over het geheel bevredigende bedrijvigheid in deze
sector van de graanmarkt weerspiegelt zich in het ver-

geleken met 1955 niet onbelangrijk hoger vrachtenpeil.

De hoogste en laagste vrachten van West-Australië naar

het Verenigd Koninkrijk bedroegen verleden jaar resp.

185/- en 1501-, vergeleken met resp.
175/-
en 1151- het jaar

tevoren. Van Noord-China werden de gebruikelijke ge-

mengde granennaar het Continent verscheept. Behoudens

korte perioden ‘waarin de vrachten door een tijdelijk sur-

plus aan tonnage enigszins terugliepen, was de markt vast
en slaagden reders erin nog iets hogere vrachten, ni. circa

191/- vergeleken met ca. 187/6 in
1955,
te bedingen. De

Laplata-markt vormde al evenmin een uitzondèring.

De omvang der zaken was in het afgelopeh jaar groter
dan in 1955 dank zij vooral de vraag naar ruimte voor

Duitse rekening. De vrachten gingen periodiek boven het

tijdens de oorlog in Korea bereikte hoogtepunt uit. Ook

hier weerspiegelde de gunstige stemming zich in de hoogste

en laagste vrachten, welke verleden jaar naar Antwerpen-

Hamburg betaald werden,
ni.
resp. 172/6 en 125/-, ver-

geleken met resp. 125/- en 87/- in 1955.

Ondanks arbeidsconflicten en congestie in verschillende

havens, waarbij bovendien nog kwam de boycot van

schepen welke Marmagoa aanliepen, waren de erts-

verschepingen van India verleden jaar vrij omvangrijk,

waartoe ook Japan, dat zijn ertsbehoeften goeddeels in

India dekte, bijdroeg. Ertsbevrachters ondervonden echter

moeilijkheden met het secureren van tonnage voor het

vervoer van ertsen van de Middellandse Zee en het aanbod

van’ ruimte werd nog schaarser ten gevolge van de Suez-

kanaal-crisis. Omvangrijk waren eveneens de schroot-

verschepingen van Noord-Amerika, de U.S. Gi1f en van

Zuid-Atlantische
4
havens naar Italië, West-Europa en

Japan, dat trouwens zijn behoefte aan schroot ten dele

zelfs dekte door aanvoer van de Pacific Coast. Deze

schrootladingen droegen er met name gedurende de zomer-

maanden, toen de vraag naar ruimte voor het vervoer van

kolen en graan verminderde, mede toe bij, dat de vrachten

in de Amerikaanse sector zich’ over het geheel op een

redelijk peil konden handhaven.

Ook de timechartersector droeg tot de algemene be-

drijvigheid bij. Verscheidene schepen, waaronder nieuw.

te bouwen, resp. nog in aanbouw zijnde, werden voor een

duur van vijf jaren bevracht. De lijnrederijen op West

Afrika bevrachtten, vooral gedurende de eerste maanden

van hét afgelopen jaar, regelmatig schepen voor de rond-

reis, terwijl ook tal van schepen voor transatlantische

rondreizen, voor de ertsvaart tussen India en Japan en

voor de uitreis naar het Verre Oosten op timecharter-

basis werden bevracht. De hiet onbelangrijke stijging der

vrachten met name voor Westafrikaanse rondreizen blijkt

uit een vergelijking der hoogste’ en laagste vrachtel), welke

verleden jaar werden betaald, ni. resp.
551-
en circa 40/-

BERICHT

Wij’vestigen er de aandacht van onze dona-

teurs, leden en abonnees op, dat wij de dona-

ties, contributies en abonnementsgelden 1957

gaarne tegemoet zien op onze girorekening no.

8408 of op onze rekening bij fa. R. Mees en

Zoonen te Rotterdam.

1

NEDERLANDSCH ECONOMISCH,

1

INSTITUUT.

L
– – – – – – – – – – –

113

per ton draajvermogen per maand voor motorschepen en

resp. 50/- en circa 31/- voor oliestokers vefgeleken met

resp. 41/- en 27/6 en
45/-
en 23/3 in 1955. Duidelijker

• nog spreken de vergelijkende cijfers welke voor twaalf

maanden timecharter voor oliestokers inet oplevering

continent werden betaald, ni. resp. 44/7 en 31/6 ii 1956

en resp. 32/- en 20/9 het jaar tevoren.

De gunstige gang van zaken in de algemene vrachtvaart

blijkt duidelijk uit de indexcijfers der sterlingvrachten,

welke maandelijks door de Engelse Kamer voor de Scheep-

vaart worden gepubliceerd (zie tabel hiernaast).

De rederijen, welker vloot geheel of ten dele in de alge-

mene vrachtvaart emplooi vindt en die niet door eerder’

afgesloten timecharters voor langer duur tegen lager

cijfers verhinderd waren profijt’ te trekken van de hausse
op de vrachtenmarkt, kunnn op een alleszins gunstig jaar

terugzien. Dit neemt niet i,ieg dat de problemen waarop

De begrotingen van Eisenhower

President Eisenhower heeft zijn ,’ierde begro-

ting ingediend bij het Congress, t.w. die voor het

fiscale jaar 1958 dat op’l juli 1957 begint. Voor

het derde opeenvolgende jaar vertoont zijn be-

groting een oversch&. De, overheidsuitgaven

zullen evenwel wederom
stijgen;
een belasting-
verlaging ligt dan ook niet in het vooruitzicht.
Bij het opstellen van de begroting ioor 1958 is

ervan uitgegaan, dat de conjunctuur in de Ver-,
enigde Staten gunstig zal blijven, het nationaal

inkomen zal toenemen en dat derhalve de be-

lastingontvangsten wederom groter zullen zijn.

DE BEGROTINGEN VAN EISENHOWER

(in mrd.’ dollar)

1955
6, 6
tekort

reëel

1
60,
4.2

1956.

‘overschot
reëel

1
68,1
1,6

1957
68 9
overschot
geschat

[
70.6
1,7

1958
71,9
overschot
geschat
736
j

1,8


uitgaven

middelen

De uitgaven zullen van het fiscale jaar 1957 op

het fiscale jaar 1958 in totaal stijgen met $ 2,9 mrd.

Verreweg de belangrijkste stijging geeft het hoofd-

stuk ,,bescherming”, dat 63 pCt. van de, totale
uitgaven omvat, te zien: voor de post defensie
alleen al is nl. $ 2-mrd. méér uitgetrokken. De
uitgaven onder het hoofdstuk ,,civil benefits”,
dat 24 pCt. van alle uitgaven omvat en waarin

begrepen is de landbouwsteun, de ontwikkeling

van natuurlijke hulpbronnen, de bevordering

van huizen-, scholenbouw enz., zullen daaren-

tegen slechts met $ 400 mln, toenemen.

114

1952

1.95’3
154
,
..

1955′
1956′

(1952
=’ICO)

146,4
.
79,3 71,9
115,1

144,
februari

………………
140,6
80,0 77,6
119,8
140,2
januari

…………………..

122,4
83,2
77,4
113,7
147,2
april

…………… ……

.’
mei

…………

.

………
108,4
86,5 75,8

.
110,2
151,6
106,8
82,2
77,4
122,6 162,2

maart

.

. ……………….

juni

……………

.

…….
91,2

73,8
77,6
128,0
155,5
juli

. ……………

……..
73,5
75,8 79,7
130,0 155,2
71,2

..

73,9
80,1
129,9 157,9
76,3

.
..

73,9
90,6
138,1
156,1
augustus

……………….
september

……………..
84,9 77,5 99,5
148,9
153,6
oktober

……………….
november

… ……… ….

.
88,0
73,8
l0
135,5
171,4
december

……………..
83,7 71,5
115,5
140,1
189,4

jaargemiddelde
…………
1

110,6
1

77,5

1
86,1

1

127,6
1

157,0

reeds eerder de aandacht werd gevestigd, allerminst nader

tot een oplossing zijn gebracht. Zolang de vrachten zich

op een zodanig peil bewegen, dat ongunstige factoren

ruimschoots gecompenseerd worden, doet de schadelijke

invloed zich slechts in geringe mate gelden. Keert het getij

en men behoeft slechts tot het eerste halfjaar 1954 in de

recente annalen der scheepvaarthistorie terug te gaan om

te constateren hoe snel het beeld zich kan wijzigen, dan

zullen deze minder gunstige factoren zich duidelijk in de
bedrijfsuitkomsten weerspiegelen. Daar zijn allereerst de

nog voortdurend stijgende exploitatiekosten-ruwweg circa

6 â 7 pCt. ‘s jaars, waarbij dân de jongste ‘Jrastische ver-
hogingen der oliebunkerprijzen buiten beschouwing zijn

gelaten -, de tot een abnormale hoogte gestegen bouw-

prijzen, waarbij de ,,costplus” clausule in de bouw-

contracten deze laatste steeds meer tot blanco cheques

aan de scheepsbouwers stempelt. De rij der landen, welke

door het heffen van zuiver nominale belastingen en door

faciliteiten op het stuk van sociale voorzieningen hun
vloot voortdurend in omvang zien toenemen, zal ver-

moedelijk eerlang wederom uitbreiding. ondergaan, daâr

het miniatuurstaatje San Marino de mogelijkheid over-

weêgt, het voorbeeld der zgn. Panlibhon-landen te volgen

en een nieuwe ,,flag of convenience” aan de reeds bestaande

toe te voegen. In dit verband dient het toenemend aantal

Engelse rederijen, welke dochterondernemingen in Bermuda

vestigen teneinde de gevolgen der zwaar drukkende fiscale

heffingen te mitigeren, te worden vermeld. De Scandina-

vische landen staan echter evenals ons eigen land machte-

loos tegénover deze vorm van concurrentie, die door het

Nederlandse rederijbedrijf nog scherper zal worden ge-

voeld indien de Regering er inderdaad toe zou overgaan.

de vennootschapsbelasting te verhogen en zodoende de

mogelijkheid door interne financiering de Nederlandse

koopvaardijvloot op peil te houden nog meer te beperken.

Bemanningsproblemen, arbeidsconflicten en oponthoud
door onvoldoende outillage in tal van havens, waardoor

de reisduur verlengd en de reisresultateit onguntig worden

beïnvloed, mogen in dit verband al evenmin onvermeld

blijven. Al dient erkend dat al deze factoren zich eerst

recht zullen doen gelden, indien het huidige, gunstige getij

een kentering vertoont, het ware nochtans onjuist hieraan

geen aandacht te schenken en het zou al evenzeer van

gebrek aan werkelijkheidszin getuigen, indien men bij

een realistische analyse uitging van de premisse, dat de

huidige welvaart ononderbroken zal voortduren. Uiteraard

verlenen de omvangrijke transatlantische kolenverschepin-

gen een niet te verwaarlozen steun ‘aan de markt maar een

eventuele vermindering der industriële bedrijvigheid zal

ook de behoefte aan ,,grondstof” voor de energievoor-

ziening beïnvloeden. Overigens is iedere jrogriose in het

huidig stadium, waarin zovele onweegbare factoren een

rol spelen, uitermate hachelijk. De vooruitzichten op

korte termijn zijn echter gunstig.

Rotterdam.

• .

C. VERMEY.

1-1

Schrijver
onderzoekt wat de
consequenties zijn

van een geconfirmeerd krediet in tijden van poli-
tieke moeilijkheden, in
het bijzonder in
het be-

talingsverkeer met Egypte. Voor in guldens luiden-

de kredieten is er geen probleem: de confirme-

rende bank zal betalen zolang zij is geopend. Wel

interessant zijn in dit verband de betalingsverplich-

tingen in vreemde valuta. Indien in het valutaland

,,transfer” onmogelijk is of dreigt te worden, kan

de bank de begunstigde voorlopig slechts credite-

ren op valutarekening voor het bedrag van de op-

genomen documenten. Vervolgens behandelt

schrijver het geval, waarin de begunstigde het va-

lutabedrag in Engelse ponden, v66r het ontstaan

van de moeilijkheden, aan een bank op termijn

heeft verkocht.’ Ten slotte worden de transacties

besproken welke na de periode van
grote span-

ning in Egyptische ponden ‘werden afgesloten.

Egypte en

documentaire
poiidenkredieten

De politieke moeilijkheden, die in de wereld zijn gerezen

sedert de dag’waarop Nasser het Suezkanaal heeft genaast,

hebben belanghebbenden bij het internationale betalings-

verkeer gedwongen zich te buigen over de vraag, wat nu

wel precies de consequenties van een geconfirmeerd

krediet zijn.

Normaliter lijkt dit erg simpel: het is een axioma, dat

het geconfirmeerde krediet voor de confirmerende bank

een nimmer te ontkennen verplichting betekent tot het

opnemen van en betalen tegèfi documenten, die aan de

kredietvoorwaarden voldoen, zolang het krediet geldig

is. Voorop gesteld dat de confirmerende bank door de

begunstigde wordt goed geacht voor haar verplichtingen,

kent hij geen zorgen: hij voelt zich zeker van zijn geld.

• Een ernstige internationale crisis tast de omschreven

verplichting van de bank niet aan, doch zij brengt wel de

vraag aan de orde: wat moet onder de onherroepelijke

verplichting tot betalen worden verstaan?

Voor in guldens luidende kredieten is. dat geen vraag.

Zolang de bank open is zal zij betalen, hoe de toestand

in de wereld ook mag zijn, tenzij onze Regering een banken-

moratorium zou afkondigen, dat de uitbetalingen der

banken aan banden legt, doch zelfs dan zal de uit het ge-

bruik van het krediet ontstaande vordering op de bank

ten hoogste de beperkingen delen, die voor elk ander bank-

tegoed gelden.

Analyseren wij echter de betalingsverplichtingen van

de bank in het geval van een in vreemde valuta luidend

krediet, dan blijkt de zaak er anders uit te zien. Wij zien

dan de verplichting van de bank om tegen het aan haar

loketten betaalbare krediet documenten op te nemen en

daartegen vreemde valuta te leveren. Hoe gebeurt die

levering? Door het beschikbaar stellen van’ het bedrag in

de bankplaats van het valutaland. Voor ponden sterling

bijv. door overboeking op een bankrekening of uitbe-

taling(transfer) in Londen. Niet minder, maar ook niet

meer. Een tweede transactie kan zijn, en zal in de meeste
gevallen zijn, dat de bank het valutabedrag koopt van be-

gunstigde en hem de tegenwaarde in guldens uitbetaalt,

doch een
verplichting
voor de bank, is deze tweede

transactie niet. Onder normale omstandigheden vallen

deze twee handelingen geruisloos samen; de bank is

gaarne bereid de valutatransactie te combineren met het
opnemen van de documenten; het onderscheid tussen de

verplichte en de dnverplichte handeling is voor de begun-

stigde onzichtbaar, zolang er in de wereld niets schokkends

gaande is.

De situatie verandert, wanneer in het valutaland de

,,transfer” onmogelijk dreigt te worden of onmogelijk

geworden is. De handel in de betreffende valuta gaat stag-

neren of komt geheel tot stilstand en er vindt geen koers-

vorming meer plaats. Men kan van d&bank niet verwach-

ten, dat zij onder deze omstandigheden doorgaat van

begunstigde de valutabedragen over te nemen. Zij zal er

immers zelf geen koper meer voor kunnen vinden om de

eenvoudige reden, dat doorlevering van het valutabedrag

niet kan plaatsvinden. Daar er geen koersen meer tot stand

komen, zou het trouwens moeilijk zijn tot een waardè-

bepaling tussen bank en begunstigde te komen.

Begunstigde zal zich dus in afwachting van betere tijden

moeten vergenoegen met een uitgestelde verplichting van

de bank tot levering van het valutabedrag, resp. met een

uitgestelde kans op.verkoop ervan, en de bank kan niet

meer doen dan begunstigde voorlopig in haar boeken

crediteren op valutarekening voor het bedrag van de

opgenomen documenten.

Hoe nu, wanneer begunstigde het valutabedrag véér

het ontstaan van de moeilijkheden aan de kredietopenende

of een andere bank op termijn heeft verkocht? Ook dan

wordt de afwikkeling in guldens opgeschort en zal in

werking treden artikel 23 (Hoofdstuk Ii) van het Reglement

voor de Wisselhandel van de Nederlandse Bankiers-

vereniging:

,,Tndien het Bestuur wegens bijzondere omstandigheden als
oorlog, revolutie, dreigende politieke ontwikkelingen, maat-
regelen van hogerhand enz. -de afwikkéling van een door dit
Bestuur aan te wijzen categorie van transacties voor niet moge-
lijk verklaart, kan het Bestuur in overleg met De Nederlandsche Bank N.V. voorschriften geven omtrent de afwikkeling van alle
onder deze categorie vallende transacties, waarbij het onder
meer kan bepalen, dat deze transacties worden afgewikkeld
per de dag, in die voorschriften genoemd, tegen door het Bestuur
of een door hetzelve te benoemen Commissie vast te stellen
koersen, onverminderd het recht van partijen daarna anders
overeen te komen”.

– 115

Suezkanaal de Egyptiche sterlingtegoeden ging blokkeren.

De banken bleven verplicht documenten op te nemen,

doch haar Egyptische opdrachtgevers waren niet langer
in staat haar te rembourseren voor de door de banken t

verrichten betalingen. Konden deze zich nu op grond

van de Engelse blokkade op overmacht beroepen? .Neen!

Het gèconfirmeerde krediet hield de verplichting in te

betalen met Engelse ponden. De handel hierin ging uiter-

aard normaal verder, want het betalingsverkeer in Londen
bleef, afgezien van de blokkade der Egyptische tegoeden,

als gewoonlijk fuctineren. De banken in Egypte konden

niet meer betalen, tioch overal elders kon de bank in Neder-

land, diè documenten had op te nemen, zich tegen betaling

ponden verschaffen ter levering aan begunstigde. De uiteiri

delijke schadeloosstelling door Egypte werd een zaak voor

de bank; deJ begunstigde stond hier volkoèn buiten, eff

wanneer hij van mening was
zijn
verplichtin tot levering

van goederen aan zijn Egyptische koper ondanks de

Engelse blokkade te moeten nakomèn, kon hij dat rustig

doen zonder de vrees, dat de bank hem geen guldens zou

betalen

Natuurlijk veranderde, het aspect na de door Londen

getroffen maatregel. Nieuwe Egyptische kredieten in

ponden sterling geraakten van de baan. Het’ werden nu

kredieten in guldens, zolang de Egyptische monetaire

autoriteiten hierover •beschikten of wilden beschikken,

en vervolgens kredieten in Egyptische ponden. Dit bracht

een nieuw elèment van onzekerheid. Men kreeg nu te doen

met maatregelen op monetair gebied, die de Egyptische

Overheid tegenover het buitenland kon nemen; en deze

lieten niet op zich wachten. De tegoeden van de ,,vijand”

werden geblokkeerd (Engeland, Frankrijk, Israël) en de

banken uit die landen ondér beheer gesteld, later met een

schoon woord ,,geëgyptianiseerd”, en niemand kon zeg-

gen, of ook van de ene dag op de andere tegen ons land

geen .naatrege1en zouden worden genomen, die een

situatie zouden laten ontstaan, waarbij het hierboven

geciteerde artikel ‘dan de Bankiersvereniging in werking

moest treden. Een tijdlang stagneerde de handel in Egyp-

tische ponden dan ook vrijwel geheel; allengs, naarmate.

de ongerustheid wat verminderde en de drang van impor-

teurs en exporteurs om transacties in die valuta af te sluiten

toenani, kwamen die zaken weer op gang.

Het is begrijpelijk, dat de exporteurs, die gaarne naar
Egypte bleven leveren, veiligheid zochten en meer dan

Ooit de eis van een in Nederland te openen geconfirmeerd

krediet gingen stellen. Dat zij hiermede de door hen na-

gestreefde zekerheid van betaling in guldens ophet moment,

van aanbieding der documenten zich niet konden ver-

schaffen (wij menen te hebben aangetoond, dat die zeker-

heid in het geval van Egypte praktisch niet meer te geven

viel) ontging hun als regel. Zelfs indien, wat vaak gebeurde,

de exporteur zijn Egyptische ponden op termijn per een
vaste datum aan de bank ,had verkocht (en de bank kan

moeilijk anders doen, ‘omdat zij met haar kopèr ook een

vaste leveringsdatum heeft te bepalen), zal een bank-
arbitrageant, die voorzichtig is, bij aanbieding van de

documenten v66r de overeengekomen leveringsdag, slechts

goed kunnen .vinden, dat begunstigde voorlopig op

Egyptische pondenrekening wordt gecrediteerd, en’
af-

wachten of op dé leveringsdag afwikkeling van de termijn-

zaak naar beide kanten uitvoerbaar is.

Er zijn banken geweest, die de laatste’ tijd bij het openen

van kredieten in Egyptische ponden (geconfirmeerd of

ongeconfirmeerd) begunstigden hebben attent gemaakt

Het hier ter sprake gebrachte probleem is na het uit-

breken van het. Egyptische conflict scherp naar voren

gekomen.

Met Egypte werden tot dan voornamelijk in Engelse
ponden zaken gedaan en de banken, die in deze valuta
geconfirmeerde kredieten hadden geopend, werden de

dupe toen Engeland als sanctie op de naasting van het

Canada in 1980

In het, voorjaar van. 1955 is door de Canadese

Regering een Royal Commission ingesteld; deze

commissie heeft onlangs, naar ,,The Financial

Times” bericht, een interim-rapport uitgebracht,

dat als hoofdthema heeft ,,the changing face of

Canada’:. –

De Rôyal Commission voorspelt, dat de be-

tekenis van de Canadese landbouw vpor ‘s lands

economie zal afnemen: in
1955
nam delandbouw

13 pCt. van de nationale produktie voor zijn reke-

ning; in 1980 zal dit minder dan 6 pCt. zijn.

De twee sectoren, waarin de produktie het meest

zal toenemen, zijn de zgn. ,,resource industries”

(mijnbouw, bosbouw, visserij, peisjacht en
elektriciteit) en secondary manufacturing”.

Het aandeel van eerstgenoemde sector in de

totale produktie zal van
1955
op 1980 stijgen

van 10 tot 15 pCt., dat van detweede van on ge-

veer 21,5 tot iets meer dan 25 pCt.

Het bruto nationaal produkt van Canada;

in 1956 $ 30 mrd., zal, bij een immigratie van

gemiddeld 100.000 per jaar en een
stijging
van

de produktie per man-uur met 31 pCt. per jaar,

in 1980 niet minder dan $ 85 mrd. bedragen

(hoogste schatting). Bij een immigratie van ge-

middeld 50.000 per jaar en een prod u kt iviteits-

verhoging van 21 pCt. per jaar, zou het bruto

nationaal produkt (in dollars van
1955)
in 1980

op $ 68 mrd. kunnen worden gesteld (laagste

schatting). De Commissie gaat in ‘haar rapport

uit van een prognose, die hier tussenin ligt, t.w.

een groei van het nationaal produkt tot $ 76

mrd. in 1980. Bij een hierbij behorende immi-

gratie van gemiddeld 75.000 personen per jaar,

zou de Canadese bevolking in 1980 bijna 27

mln. zieleii tellen (in
1955:15,6
mln.).

Ondanks de genoemde stijging van de produk-

tie in de ,,secondary manufacturing” tot 25 pCt.

van
6
totale produktie zal deze tak van bedrijvig-
heid slechts aan ongeveer 20 pCt. van de beroeps-

bevolking – hetzelfde percentage als thans –

werkgelegenheid verschaffen. In de ,,resource
industries”, wier aandeel in de nationale, pro-

duktie van 10 tot 15 pCt. zou stijgen, zal nog geen

6 pCt. van de werkende bevolking emplooi

vinden, terwijl in 1980 nog slechts
7,5
pCt.

van de beroepsbevolking in de landbouw terecht

zal: kunnen. In de toekomst zullen daarentegen

steeds meer Canadezen werk vinden in.de dienst-

verleningssector:
55
pCt. in 1980! Het rapport

zegt dan ook: ,,It seems to be a general rule that

as a country matures economically the share

of its labour force engaged in the tertiary or

service industries tends to increase”.

116
J

op
de voorwaarden geldend voor transacties in vreemde

valuta, en op de consequenties ervan, welke gezien de

onzekere situatie met betrekking tot Egypte wel eens

onverhoeds actueel zouden kunnen blijken. Veel dank-

baarheid hebben deze banken met haar waarschuwing

niet geoogst: men vond ze ,,moeilijk” in vergelijking tot

de banken, die bij het openen van Egyptische ‘ponden-

kredieteh het stilzwijgen bewaarden op dit punt.

Het kan geen kwaad er de nadruk op te leggen, dat voor

kredieten in wereldvaluta’s als ponden sterling en dollars
de kans op onverkoopbaarheid resp. onmogelijkhèid van

levering als nihil mag worden beschouwd. Hiervoor zou

nodig zijn eenuitvallen van Londen résp. New York als

clearingplaatsen voor het betalingsverkeer, dan wel een

wegvallen van onze verbindingen met die steden, slechts

denkbaar, wanneer ons land, zoals in 1940, zou worden

bezet door een met het Westen oorlogvoerende macht.

In dit extreme geval verliest het probleem zijn betekenis,
omdat met het afsnijden van de verbindingen stellig met-

één ook de mogelijkheid verdwijnt nog goederen te expor

teren, zodat lopende kredieten verder ongebruikt moeten

worden gelaten.
Een blokkering van Nederlandse tegoeden door Engéland

of Amerika zonder -zo’n bèzetting zal wel niemand zich

ooit kunnen voorstellen.

Rotterdam.

H. DE GOEDE.

De geldmarkt.

‘Op de geldmarkt bleven ook de afgelopen week de

bordjes verhangen in zoverre Vadertje Staat slecht in de

contanten zat, doch zijn tegenspelers debanken er in dit

opzicht minder ongunstig voorstonden. In zijn nood zag

de – Schatkist zich zelfs gedwongen een beroep te doen op

de Centrale Bank, en wel per 28 januari voor een bedrag
van’f. 34 mln. Zoals te verwachten was leidde dit prompt
tot zure opmerkingen van commentatoren over infiatoire

overheidsfinanciering, tot het uitspreken van raadgevingen

dat de Staat bij de bestedingsbeperking de hand nu maar

eens in eigen boezem moest steken en tot het ophalen,

onder wijs hoofdschudden; van herinneringen aan de

penibele situatië van de Schatkist in 1951.

De inschrijving op nieuwe driemaandsschatkistpromessen

op 1 februari, bedoeld om de lege Schatkist weer wat bij
te ‘vullen, had geen al te groot succes. Ingeschreven – en

uiteraard ten volle toegewezen – werd voor f. 80 mln.,

ongeveer hetzelfde bedrag als er ‘naar men meent die dag

aan oud papier door de Staat moest worden afgelost.

Zoals alles, is ook dehuidige ruimte op de geidmarkt

inmiddels betrekkelijk; de thans op deze markt geldende

rentevoeten zou men een jaar geleden nog onvoorstelbaar

• hoog hebben genoemd. Het rnarktdisconto voor einde

1957 vervallend papier bedrôeg ca;
3*
pCt. Cailgeld, waar-

van de officiële notering hardnekkig op 14 pCt. blijft

gehandhaafd, wellicht als herinnering aan vervlogen dagen,

noteerde niet-officieel
3
k
pCt., tegen tot voor kort 34 pCt.

Driemaands handelspapier van prima debiteuren deed

(voor zover voorhanden)
4
k
A 44 pCt. Ten gevolge van de

recente kwartaalsbetaling van het Rijk aan de gemeenten

was de vraag naar kasgeldieningen van de
zijde
der debi-

teuren een tikkeltje minder dringend dan voor enige

weken; genoemd werden percentages vaii ca. 44 resp. ca
.

5
pCt. voor grote resp. kleine gemeenten. Dat het bij de

liquiditeitsnood der gemeenten niet om kleinigheden gaat

blijkt uit een recente publikatie, volgens welke in het tweede

halfjaar 1956 hun netto vlottende schuld met bijna f.
4
mrd. toenam.

De kapitaalmarkt.

Zoals onderstaande aandelenindices illustreren, was er

de laatste veertien dagen zowel in New York als in Amster-

dam een rustpoze in de ontwikkeling van het aandelen-

koersniveau.’ Dat een herstel van de jongste dalingen uit-
bleef, kan behalve aan de latente vrees voor nieuw onheil
in het Midden Oosten, worden toegeschreven aan minder

gunstig nieuws uit het bedrijfsleven. Voor Amerika betreft

dit voöral een tegenvallende bedrijvigheid in de automobiel-

en staalindustrie, terwijl in Nederland enige dividend-

vèrlagingen (Wyers, Union Rijwielfabriek ,en Twentsche

Bank) de bezorgdheid over daling der winstmarges aan-

wakkerden.

De claimhandel van de converteerbare obligatiès Philips

eindigde, zo niet met een vuurwerk, dan toch in elk geval

met een happy end, ni. met een claimprijs van ca. f. 27,

corresponderende met een koers van de nieuwe obligaties

van ruim 110 pCt. Het bij voortduring vrij vlot opnemen

van de door het Nederlandse publiek afgestoten aandelen

Philips werd ook deze week aan buitenlandse, met name

Britse, vraag naar deze aandelen toegeschreven. De ge-

stegen omzet in aandelen Philips was voorts oorzaak, dat

de maand januari 1957 wat de totale aandelenon

izet ter

beurze betreft, een wat minder ongunstig figuur sloeg dan
alle maanden van
1956.
De omzet in de eerste maand van

het nieuwe jaar bedroeg ffl. f.
55
mln, nominaal tegen

in 1956 gemiddeld f. 39 mln, en maximaal f.
’54
mln.
nominaal.
Hoewel het op de obligatiemarkt de afgelopen week nog

niet zomerde, was er toch wel van enige klimaatsverbetering

sprake. Het dringend aanbo’d bleek bij verscheidene

staatsfondsen enigszins opgedroogd en de opinié werd

– zelfs reeds vernomen, dat het dieptepunt oj deze markt

thans achter de rug is. De aanmerkelijke verbetering van

de inleg bij de spaarbanken, bij sommigen waarvan in

januari het saldo der inleggingen groter was dan het saldo

der opvragingen in december
1956,
gaf sômmigen aan-

leiding tot de veronderstelling, dat van deze zijde thans
weer obligaties worden gekocht in plaats van verkocht.

Bijzondere aandacht trok de vaste stemming voor de

nieuwe
4*
pCt. Spoorweglening; bij een emissiekoers van

98 steeg de beurskoers dezer stukken in luttele dagen tot

1014 pCt. Een ,voorname reden voor de populariteit van

deze lening, die zich ook reeds bij de inschrijving uitte, is

de clausule van niet vervroegde afiosbaarheid, waardoor
het beloofde rendement hier geen fata morgana vormt.

Aand,

indexcijfers

A.N.P.-C.B.S.
18 jan.
25 jan.

1 febr.
(1953
=
100)
1957
1957
1957

Algemeeii

………………….. ……. …
195,4 197,0
195,4
Internat.

concerns

………….. . …….
264,4
266,7
264,2
Industrie

………………………………
147,2
147,5

147,5
Scheepvaart

………………………… 160,8 164,9 161,8
Banken

…………………………………’
125,2
124,8′
123,9
Indon.

aand.

…………………………

.
99,7 100,7
97,5

117

18 jan. 25 jan. 1 febr.
Aandelen
1957 1957
1957

Kon.

Petroleum

……………………
f. 161,10
t. 159,30 t. 158,40
Unilever

………………………………
349½
344
3421/,
Philips

………………………………….
228½
247 243
1
/1
A.K.0.

……………………. . ………….
196½
204%
200½
Kon.

N.

Hoogovens

………………
268
282 281
Van

Gelder

Zn .

……………………
200
195
202
H.A.L.

…………………………………
181½
181
175
Amsterd.

Bank

………………………
224 221 220
H.V.A.

…………………………………
96
97
96

Staatsfondsen

2%

pet.

N.W.S .

……………………
68 68
66%
3-3%

pCt.

1947

t
……………………..
84 85
86
7
/8

3%

pCt.

1955

1

………………………
844
85%
87
1
/1
3 pCt.

Grootboek 1946

……………
85%
85
1
h
86
1
/4
3 pCt.

Dollarlening

…………………
92%
93
92%

Diverse
obligaties
31/
2
pCt.

Gem. R’dam 1937
88
87%
90%
3% pCt. Bk.v.Ned.Gem.195411/III
82
3
/4
SO
82
5
/t’

1
3% pCt. Nederi. Spoorwegen
87
87%
,

87
1
/8
3½ pCt.

Philips
1948

……………..
89%
90
92%
3% pet. Westl. .Hyp. Bank
82%
83
3
/4
84%

New York

Aandelenkoersgemiddelde
Dow Jones Industrials
477,2 478,3
477,2
J. C. BREZET.

HOOFDPOSTEN VAN DE GECOMBINEERDE BALANSEN VAN
DE 35 REPRESENTATIEVE, RESP. 4 GROTE NEDERLANDSE
HANDELSBANKEN 1)
1)

35 banken

4 banken
‘)
31 banken

1956
1956
1956
1

1956
1956 1956

okt.
nov.
okt.
nov.
okt.
nov.

Kas, Ned. Bank, kassiers,

giro-inst.;

uitgezette
daggeldleningen

544,1
541,7
370,1
350,3 174,0

191,4
Nederlands

schatkistpa-
pier

……………..
1.361,4 1.272,0
Nederlandse schatkistcer-
1.846,9
1.781,8
629,3
603,2
tificaten

…………
1.114,8
1.113,0
Ander overheidspapicr
(mcl.
buitenlands schat-
14,5
10,6
1,6
0,1
12,9
10,5
kistpapier)

…………..
Bankiers (nostro)
‘)
468,2
494,1
255,5
240,9 212,7
253,2
Debiteureo, Overheid’)
215,1
223,6
179,0
190,4
36,1
33,2
Debiteuren, overige 5)


3.083,3

..

3.064,8
2.033,8
2.024,0′
1.049,5 1.040,8
Deposito’a

en

spaargel-
1.577,4 1.514,4
955,0
904,3
622,4
610,1
den

‘)

…………….
Creditsaldi van banken
7)

611,8
653,5
392,9
392,7
218,9 260,8
Creditsatdi van cliënten’)
3.631,8
3.650,9
2.690,5
2.705,8
941,3
945,1
Opgenomen gelden’)
250,4
177,9
112,7
53,1
137,7
124,8

Balanstotaal

………..
7.767,7 7.708,9 5.162,7
5.083,5
2.605,0
2.625,4

1)
Bron:
Statistisch Bulletin van het C.B.S.
‘) Amsterdamsche Bsnk-Incassobank; Nederlandsche Handel-Mij. (Ned. be-
drijf); Rotterdamsche Bank en Twentache Bank.
) Nostro-ssldi bij banken in binnen- en buitenland. ‘) Kredietverlening aan Nederlandse provincies, gemeenten en waterschappen.
‘) Wissels, voorschotten tegen effecten en schatkistpapier; kredietverlening onder
garantie van Nederlandse overheidslichamen; voorschotten aan kredietinstel- lingen; kredietverlening aan ondernemingen, waarin is deelgenomen; krediet-
verlening aan anderen.
8) Deposito’s voor één maand of langer, spaargelden of gelieerde spaarbank. Creditsaldi van banken, loro en overige creditaaldi van banken.
Creditsaldi van cliënten in guldens; creditsaldi van cliënten in valuta.
‘) Opgenomen daggeldleningen; andere opgenomen gelden.

PRIJSINDEXCIJFERS VAN HET LEVENSONDERHOUD VAN GEZINNEN
VAN HAND- EN HOOFDARBEIDERS
1) 1)

1951
= 100

Aard der gezinsuitgaven

00 5=

1956

‘T

1

Voeding,

w.o.

………….. …….
361:4
108
110
115 113
114
115
brood, gebak en grutterswaren

..
72,4
112
113 113
115
117
117
aardappelen, groenten en fruit
55,5
113
112 137
121
122
130
suiker, koloniale waren en dranken
64,7
110
109 105 105
106
107
62,1
104 104
115 115
115
116
40,7
88
82
78 78 78
78
zuivelprodukten (excl. roomboter)
66,0
113
127
131
133
133
132

26,4
98 98
98
99
99
99

1H

Woning,

w.o.

………………..
209,4
111
114 116
118 118
119
huur, water, onderhoud woning
79,1
120
122 126 126
126
126
woninginrichting en huisraad
72,6
98 99 97
100 tOl
100
verwarming en verlichting
57,7

,
115
121
127
129 130 132

LV

Kleding en schoeisel,
w.o.

……..

..

129,7
87
87 82
85
86
86
102,2
86
’86
80
84 84
85

vlees,

vleeswaren en vis

………….
oliën en

vetten

…………………

27,5
88
90 90
90
90
90

11

Roken

………………………..

V

Hygiënische en medische zorg,
wo
62,2
110
III
115 116
116
117
reiniging en huishoudelijke hulp

..

20,1
.
97 99
101
102
102
102
persoonlijke en gezondheidszorg
42,1
116 117 122
122
122
124

kleding

………………………..

VI

Ontwikkeling en ontspanning,
wo.

91,3
101
103 105 106
106
107

schoeisel

………………………

ontwikkeling, ontspanning, verenig.
57,4
98
100
102
104
104
104
33,9
106
108
110 110
111
lii

TII Verzekeringen, belastingen, sociale ver-

verkeer

………………………..

plichtingen

e.d.

…………….
119,6
105
105
101
102 103 104

967,1
105 107
109
110 110
III
Totaal, exclusief belastingen
……….
Totaal, inclusief belastingen

………
1000,0
105 106
108 108
109
110

‘) Bron:
Statistisch Bulletin van het C.B.S.
8) Berekend als gewogen gemiddelde van vier prijsindexcijfers van het levens-
onderhoud, iii. die voor Amsterdam, ‘s-Gravenhage en Rotterdam en dat van
18 gemeenten, t.w. Alphen a/d Rijn, Arnhem, Bergen op Zoom, Dongen,
Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Gouda, Groningen, Haarlem, Heerlen, lul-versum Leeuwarden, Middelburg, Tilburg, Utrecht, Zaandam en Zwolle. De
indexcijfers geven de, t.g.v. de prïjsbeweging, optredende veranderingen aan
in de uitgaven, in 1951 gedaan door gezinnen van hand- en hoofdarbeiders met een bruto,inkomen in dat jaar van f. 3.000 tot f. 5.000 en bestaande uit
vier personen.

118.

• -w-

ARNHEMSCHE SCHEEPSBOUW

MAATSCHAPPIJ N.V.

rl

gevestigd te Arnhem

– UITGIFTE

van 500 gewone aandelen aan toonder,

elk groot f 500,- nominaal,

voor de helft delende in de resultaten van het
boekjaar 1956/57 en ten_volle delende in die van
volgende boekjaren.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op deze
uitgifte, uitsluitend Ç’oor aandeelhouders, openstelt op

donderdag 14 februari 1957

bij haar kantoren te Amsterdam, Rotterdam,

‘s-Gravenhage en Arnhem,

TOT DE KOERS VAN 110 pCt.,

op de voorwaarden van het prospectus d.d. 4 febr. 1957.
Prospectussen en insch rijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar bij de inschrijvingskantoren.

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ,’ N.V.

Amsterdam, 4 februari 1957.

Overweegt U eens ook

E.-S.B.

in Uw publiciteit
te
betrekken ii!

i
w

Voor haar afdeling Interne Voorlichting en Or

ganisatie zoekt de Directie van

mr

R. S. Stokvis & Zonen N.V.

te Rotterdam

Bij een industrieschap in de provincie Groningen

wordt gevraagd een

Dir

Salaris
f
8.500,—

f
9.500,—; aanstelling op
arbeidsovereenkomst.

Vereisten: voltooide studie in de sociale of
economische wetenschappen; kennis van in-
dustrialisatievraagstukken, bedrijfseconomie en/
of ervaring op bedrijfsorganisatorisch gebied;
goed stylist, organisatievermogen en in staat
het industriéschap te vertegenwoordigen; be-heersing van de- moderne talen.

Aanmelding onder opgaaf van personalia en referen-
ties bij de Noordelijke Economisch-Technologische
Organisatie, Vismarkt ISa te Groningen, binnen 14
dagen na verschijning van dit blad.

een academisch gevormd

Financieel-Econoom

die in samenerking met een statisticus en een
algemeen bedrijfsorganisatorisch medewerker van’
het bedrijf, de Directie zal moeten voorlichten

en adviseren over de in het bedrijf voorkomende
financieel-economische en organisatorische vraag-
stukken.

Eigenhandig geschreven’ brieven met uitvoerige
personaliën te richten aan de afdeling Personeels-
zaken
te
Rotterdam.

HET REACTOR CENTRUM NEDERLAND

vraagt voor spoedige indiensttreding een

Academisch gevormde

medewerker-

met goede ervaring op het gebied van de
kostprijscalculatie.

Leeftijd tot 40 jaar.

Sollicitaties met foto uitsluitend schriftelijk te
richten aan het Reactor Centrum Nederland,
Scheveningseweg 112, ‘s-Gravenhage.

Abonneert U
op

DEMKA
AFAFAWA~o
)E ECONOMIST

r
Koniflklijke DEMKA staalfabrieken
N
.
V.
Ø

4aandblad
onder redactie

an:

0

TE UTRECHT rof.
P.
Hennipman,

: M. de Jong,
vraagt voor haar AfdelingINKOOP een

rof. P. B. Kreukniet,

0~

CHEF
rof. H. W. Lambers,

rof. J. Tinbergen,
Candidaten voor deze vertrouwenspositie dienen in staat te
0
rof. G. M. Venijn Stuart,

rof. F. de Vries,
dig leiding te geven; tevens dien€n gegadigden ruime in-
rof.
J.
Zijlstra.
0

koopervaring en commercieel-organisatorisch inzicht te heb.
ben en de moderne talen in woord en schrift te beheersen.

Abonnementen worden aan-

– –

zijn
aan
bovengenoemde belangrijke Afdeling geheel zeifstan-

j

Abonnementsprijs
f 22.50;
Technische inslag strekt tot aanbeveling.
r. p.
post
f
23.60; voor
stu-
Bij voorkeur academisch gevormd.
enten
f
19.—; fr.
per
post

Leeftijd pim. 40 jaar.
20.10.

0
Slechts zij, die aan bovenstaande eisen menen te kunnen voldoen, gelieven
hun eigenhandig geschreven soilicitatiebrievén ,Ç,et uitvoerige inlichtingen
enomen
door
de boekhandel
omtrent leeftijd, ervaring, vorige werkkring(en) en opgave van verlangd
0

salaris

vergezeld van recente pasfoto’

onder nr. 57.03 te richten aan
a
door Uitgevers
Afdeling Personeel, Havenweg 7 te Utrecht.

E ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM

OA

p
irr
;I-P

/BULL

ARTE

,

•°°00?
oèl

00O0-
.

i

k
110

BULL NEDERLAND

1o0o;obo

OO

0000

00

1
ÂDMINtST1 EN STATISTtEKM

MIJ.

:
°°°
‘0
;

VUEGTUIGSIRAAT 26 M4STERDAM . WEST

‘4m43;

:22

0 ‘0 00

TELEFOON 80303

555
4 45454 5443
1

66
66
&
ls
»55555

4444′

6
666

99o.,.

8
88ag
1
R
7
?11,7,
66666

PAI

Middelgrote textielfabriek in het Oosten des lands
zoekt een

economisch staffunctionaris

(controler)

aan wie het gehele administratief-financiële beheer der onderneming
kan worden toevertrouwd.
Behalve de interne contrôle en het leidinggeven aan de administratieve
afdelingen wordt verwacht, dat de verkoopsafdeling via de resultaten
van het door de ,,controler” geleide marktonderzoek, de benodigde
informaties ontvangt.

Gedacht wordt aan een econoom, een accountant of iemand met een
gelijkwaardige, in de practijk

verkregen kennis op het gebied van
financieel bedrijfsbeheer.

Uiteraard dient de functionaris voor deze zelfstandige en verantwoor-
delijke werkkring in persoonlijk opzicht ook van ,voldoende formaat
te zijn. Leeftijd ten minste 35 jaar. –

Geboden wordt een levensositie in een vooraanstaand bedrijf, waar
men ook in de productiesector efficiënte methoden toepast.

Aan sollicitanten, die voor deze functie in aanmerking komer, zullen
in een vertrouelijk onderhoud nadere gegevens worden verstrekt.
Hi

w
erna volgt eventueel een psychologisch onderzoek, waarvan de
resultaten met de candidaat besproken zullen worden.

Eigenhandig geschreven /irieven met
pasfoto
en, volledige inlichtingen
omtrent opleiding, ervaring, levensloop en reden van sollicitatie onder
no 538 te richten aan het

Amsterdams Psychotechnisch Laboratorium.

A d v i s e u r s voor bedrijfspsychologie en

beroepskeuze,
0.1v.
Dr Ph. M. van der Heijden.

Verdistraat 6, Amsterdam-Z.

Voor vacerende functies

en beschikbare krachten

op hoog niveau, zijn de

advertentiekolommen van

,,Economisch-Statistische
Berichten’
• het aangewezen

medium:

le) Omdat Uw annonce onder

de aandacht komt vaa stafper.

soneel in de grote bedrijven.

2e) Omdat Uw annonce wordt

gelezen door diegenen, die de

zakelijk belangrijke beslissingen

nemen, of .daarbij van grote

invloed zijn.
E.-S.B
……
Uw medium voor publiciteit op hoog niveau

Auteur