Economi”sch – Statistisc’he
–
Berichten
Geen tijd.
*
-, DrsJ. P. de Heij
De draagkracht van cle vrijgezel
*
Drs J. Willms
Het naaidhoutverbruik in Nederland
*.
Prof. Dr A. Kraai
–
Economische kronieI van Indonesië
UiTGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
40e JAARGANG
No 2006
WOENSDAG 23 NOVEMBER 1955
straat 172
Amsterdam
KAS!ASSOCIATIEN,V,
Bewindvoering
en Executele
mirp
11111111111
.0.
R. Mees & Zoonen
–
Bankiers en
Assurantie-makelaars
11
MAV Wj
t v
ti
sv
É R 1
RING
ANK SC4t
COLLECTIEVE
PENSIOEN-VERZEKERING
Het Cen(raal Planbureau te Den Haag zoekt
voor leidinggevende functie
Een academisch gevormde Economist
met enige jaren praktische ervaring op het gebied van economisch researchwerk. De salariëring vindt plaats
overeenkomstig de rang van wetenschappelijk ambtenaar
le klasse (f718.— tot
f
863.— per maand) of Weten-
schappelijk hoofdambtenaar
(f
834.— tot
f
1008.— per
maand).
Een jong, academisch gevormde Economist
met belangstelling voor statistisch-economisch research-
Werk. De salariëring vindt plaats overeenkomstig de rang
van adjunct-wetenschappelijk ambtenaar
(f
446.— tot
f 527.—
per maand) of wetenschappelijk ambtenaar
(f
5
2
7
.—
tot f747.— per maand). Soli, onder motto
0/Econ 51 (in linkerbovenhoek env. en brief) aan de
Centrale Personeelsdienst, Bezuidenhoutseweg
15,
Dcii
Haag.
t
Zie opk pagina 1050 en 1051
1034
Rotterdam
Amsterdam – ‘s-Gravenbage
Delft – Schiedam – Vlaardingen
Beheer en Administratie
van Vermogens
Executele en Bewind-
_____
voering
•
1
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor
Nederland:
Pieter de Hooch weg 120, Rotterdam- W.
Telefoon redactie: K 1800-52939. Administratie: K 1800-38040. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Ban que de Corn-
merce, 6, Place Royale, Brussel, postcheck-rekening 260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 357, Gent.
–
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 120, Rotterdam- W.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost) f 29,—, overige landen
1
31,— per jaar. Abonnementen kunnen ingaan met elk
nummer en slechts worden beëindigd per ultimo van het
kalenderjaar. –
Losse nummers
75
cts.
No 1977 en no
2000: f2,—.
Aangetekende stukken
in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedijk, Rotterdam- W.
Advertenties.
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de Koninklijke Nederlandsche Boekdrukker(j H. A. M. Roelants, Lange. Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 1
of
3).
Advertentie-tarief
f 0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,, Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
COMMISSIE VAN REDACTIE: C. van den Berg; Ch. Glasz; L. M.Kck.
H. W. Lambers; .1. Tinbergen: F. de Vries. Redacteur-Secretaris: A. de
W
oy
it;
Adjunct Redacteur-Secretaris: J. H. Zoon.
.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. CoIlin;
J. E. Menens de Witmars; J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. Vlerick.
‘F”T
•T7!!
1
23 November 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1035
Geen tijd
De leidinggevende groepen onzer samenleving zijn
overbelast; zij hebben daardoor te kampen Met een
chronisch gebrek aan tijd. Ziehier één der kwalen van de
moderne maatschappij, waarvan de moeite, die het kost
met een lijder aan deze kwaal op enigszins korte termijn
een afspraak te maken, een
•
symptoom is. Het begin van
de bestrijding van een kwaal is het zoeken naar haar
oorzaken. Dit zoeken heeft H. J. A. Hofland voor zijn
rekening genomen en hetgeen hij heeft gevonden neer-
gelegd in het boekje ,,Geen tijd”
1).
De stof daarvoor
heeft hij in belangrijke mate geput uit gesprekken met
mensen, die het zeer druk hebben: ondernemers, hoog-
leraren en beoefenaren van vrije ber’oepen.
De oorzaken van de tijdnood dezer categorieën vloeien,
hoe verschillend de problemen waarmee een ieder
individueel te worstelen heeft ook mogen zijn, voort uit
gemeenschappelijke bronnen, nl. de snelle vooruitgang
op vrijwel elk gelied, de toenemende ingewikkeldheid
van het maatschappelijk leven en het welhaast in razernij
ontaardende levenstempo, dat velen zich in de loop der
jaren hebben eigen gemaakt. De taak der thans in tijd-
nood verkerenden is daardoor niet alleen in omvang toe-
genomen, maar ook veelzijdiger geworden. Bovendien
doet zich bij de bovenlaag der samenleving een accumu-
latje van functies voor. Om slechts enkele uit de vele
voorbeelden, die men in het boek aantreft, te noemen:
de ondernemer dient kennis te nemen van door specialis-
ten opgestelde rapporten, welker inhoud voor het bedrijf
direct of zijdelings van belang is; hij dient een open oog
te hebben voor menselijke verhoudingen binnen de onder-
neming en hij heeft te maken met de diverse aspecten
der nagestreefde sociale zekerheid. Bevrediging van de
belangstèlling van het publiek voor het bedrijfsleven
betekent voor de ondernemer het houden van pers-
conferenties en radiopraatjes, en ht schrijven van
artikelen voor kranten en periodieken. Ook hoogleraren
krijgen in toenemende mate hun deel in het om zich heen
grjpende voorlichtingswerk.
Wat er na dit alles mocht zijn overgebleven van de
,,zeeën van tijd”, dié in een lang vervlogen verleden aan-
wezig moeten zijn geweest, het is grondig drooggelegd
‘) H. J. A. Holland: Geen tijd, op zoek naar oorzaken en gevolgen van het
moderne tijdgehrek”, met een inleiding van Prof. Dr P. J. Bouman. Scheltema &
Holkema NV., Amsterdam 1955, 147 blz., f6,90.
door activiteiten als het voorbereiden en bijwonen
van commissievergaderingen, congressen, herdenkingen,
huldigingen en ontvangsten van illustere gasten e.d.,
waarvoor een beroep wordt gedaan op de redenaars- en
organisatorische talenten van de leiders onzer samen-
leving, of alleen maar op hun aanwezigheid. Een typisch
Nederlands verschijnsel heeft, naar de auteur opmerkt,
het welig tierende commissiewezen een nog gecompli-
ceerder aanzien gegeven: de verzuiling ,,die het aantal
belangen, dat om vertegenwoordiging vraagt vervier-
voudigt” en de commissies een abnormale, zo niet
onhanteerbare omvang doet aannemen. Bedenkt men
ten slotte hoeveel brieveri en telefoontjes de voorboden
en de nasleep van deze actiyiteiten zijn, dan zal het geen
verwondering wekken, dat Hofland met een variant op
Pascal ergens verzucht: ,,de druk(te) plant zich in alle
richtingen onverminderd voort”.
De gevolgen zijn niet uitgebleven: er zijn slachtoffers
gevallen. Men vindt deze, wat de overbelasten zelf betreft,
in de medische statistiek; men treft de slachtoffers ook
aan in gezin en vriendenkring. De door de auteur be-
zochten waren unaniem van mening, dat door de over-
belasting het gezinsleven wordt bedreigd: ,,Het gezin is
een onderwerp op de agenda geworden, naast de ver-
gadering van aandeelhouders of de faculteitsvergadering”,
en Prof. Bouman wijst er in zijn inleiding op ,,hoe in de
tegenwoordige wereld de vriendschap kwijnt”, omdat
men geen tijd meer voor elkaar heeft.
Een algehele remedie voor de heersende overbelasting
– afgezien van het feit of die wel door iedereen gewenst
wordt, want de kwaal kent ,,00k niet onaangename, zelfs
aantrekkelijke kanten” – wordt in dit uiterst boeiende
en levendig gestelde boekje niet met zoveel woorden ge-
geven. ,Wellicht kan een confrontatie met de kwaal en
haar oorzaken op papier – voor de in tijdnood ver-
kerenden zij vermeld, dat het lezen slechts 21 â 3 uur vergt
– reeds heilzaam werken. Zeker is, dat de lezer er zin-
sneden en uitdrukkingen in-aantreft, zoals bijv. ,,het
eigenlijke werk”, ‘,,onwil tot een georganiseerde delegatie”,
,,opofferen van het wezenlijk belangrijke aan het relatief
onbelangrijke” enz., die o.i. een indicatie géven van de
richting waarin een – ook al zij het slechts gedeeltelijke
– oplossing zou kunnen worden gezocht.
Z.
INHOUD
Blz.
Blz.
Geen tijd,
door Drs J. H. Zoon ……………
1035 Boekbespreking:
De draagkracht van de vrijgezel,
door Drs
J. Knap: Exposities ter bevordering van de
J. P: de Heq ………………………..
1037
afzet,
bespr. door Drs’J. L. Wage ………
1048
Het naaldhoutverbruik in Nederland,
door
Drs J. Willems ……………………..
1038 Getd- en kapitaalmarkt,
door Drs J. C. Brezet ..
1048
Economische kroniek van Indonesië,
door Prof
Dr A. Kraai ………………………..1040
Ingezonden stukken:
De liberalisatie van tomatenpuree,
door Mr
Chr. M. Pool, mei naschrift van Drs W. H.
Kemmers ………………………..
1045
Schaduwzijden van ,,over-full employment”,
door H. Ens, met naschr(ft van C. Vermey ..
1046
Statistieken:
Bankstaten
…………………………1049
Werkloosheid in Nederland . . .’. ..
–
………1050
Productie-indexcijfers ………………..1050
Interim-indexcijfers van groothandeisprijzen
in Nederland …………………….1050
1036
ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN
23November 1955
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK
Drs J. P. DE HEIJ, De draagkracht van de vrjgezel.
De vraag of bij een gelijk inkomen de financiële
draagkracht van een ongehuwde groter is dan die van
een gehuwde zonder kinderen en of in het bev’estigendê
geval het huidige verschil in belastingdruk op het inkomen
van beide categorieën correspondeert met het verschil
in draagkra.cht, is in de parlementaire actualiteit gekomen
sinds de Regering tijdens het belastingdebat 1955 zeer
dringend is verzocht hiernaar een onderzoek in te stellen.
Schrijver heeft getracht de orde van grootte van dit ver-
schil in draagkracht te benaderen. Teneinde niet ver-
strikt te raken in de ‘subjectieve waarderingen van de
behoeften, welke aan een bepaalde maatschappelijke
stand al dân niet inhaerent worden geacht, heeft hij zich
daarbij beperkf tot een vergelijking van de belang-
rijkste posten van de huishoudrekening van het gezin
zonder kinderen en die van een vrjgezel. Aan de door
hem ontworpen uitgavenopstellingen, wier posten door
de auteur. worden toegelicht, liggen de door het C.B.S.
gepubliceerde gemiddelde huishoudrekeningen ten grond-
slag. De gegeven opstellingen leiden tot de conclusie,
dat de ongehuwde geschoolde arbeider 10,8 pCt en de
ongehuwde employé 7,1 pCt voor de dekking van de
belangrijkste budgetposten minder behoeft uit te geven
dail zijn gehuwde collega’s met hetzelfde bruto-inkomen.
De orde van grootte, waarin het leven voor de vrjgezel
goedkoper is dan voor de gehuwde zonder kinderen is
een geheel andere dan die van het verschil in belasting-
druk volgens de inkomstenbelastingtabellen. Aan het
slot van het artikel gaat schrijver in op eventuele be–
zwaren, die tegen de door hem ontworpen opstellingen
zouden kunnen worden ingebracht.
Drs J. WILLEMS, Het naaidhoutverbruik in Nederland.
In de . zojuist. verscheen Maandstatistiek voor de
Nijverheid van het C.B.S. ‘over October jL worden voor
het eerst samengestelde cijfers betreffende het verbruik
van naaidhout in Nederland gepubliceerd. Deze ver-
bruikcijfers zijn aangevuld met een zgn.- naaldhdutbalans
over
1953,
die een belangwekkend beeld geeft van de
houthandel en de houtverwerkende industrie in Neder-
land. Schrijver onderwerpt de gepubliceerde gegevens
aan een beschouwing. Hij komt tot de conclusie dat zij,
globaal bezien, bevestigen wat reeds eerder op grond
van Europese studies kon worden vermoed. De bouw-
nijverheid is de belangrjkstê naaidhoutverbruiker en
voor ons land zijn zowel de woningbouw als de overige
nieuwbèuw van groot belang. Verdere belangrijke ver-
bruikers van gezaagd hout zijn de emballagefabrieken,
terwijl ook andere industrieën, waaronder de scheeps-
bouw,, kunnen worden genoemd. Bij vrijwel al deze
sectoren van traditionele houtverbruikers kan echter
een relatieve achteruitgang in betekenis worden verwacht.
Een groot deel van deze achteruitgang wordt aangevild
door verbruik van andere houtproducten -. pulp-
producten, triplex en fineer, board en gelamëleerd hout
-, doch men zal vooral ten aanzien van een mogelijke
relatieve prijsstijging van hout er mee moeten rekenen,
dat in de sector gezaagd hout in de eerste plaats een
terugdringen van het houtverbuik kan optreden.
Prof. Dr A. KRAAL, Economische kroniek van Indonesië.
De economische politiek van het op 11 Augustus jI.
geïnstalleerde kabinet is gericht op bestrijding van de
inflatie en verruiming van de goederenvoorziening.
Hiervoor zijn enige nieuwe middelen in toepassing ge-
bracht. Schrijver gaat allereerst in op de nieuwe regeling
inzake de invoer, welker uitvoering in handen is gelegd
van het ,,Bureau voor Handelsdeviezen”, een nieuw
orgaan, dat is ondergebracht bij het Deviezeninstituut.
Uiterst belangrijk voor het gehele economische leven in
Indonesië is de verklaring, dat elke reële 4Anvrage van
een importvergunning wordt gehonoreerd. De vraag, die
velen bezighoudt, is of de huidige deviezenreserves,
tezamen met de te verwachten deviezeninkomsten vol-
doende zullen zijn om alle aanvragen tot import op de
huidige voorwaarden te kunnen honoreren. Schr. beziet
in dit verband de ontwikkeling van de ruilvoet en de
maatregelen die worden genomen om opvoering der
exportproductie mogelijk te maken. Speciaa,l t.a.v. de
exportproductie zal nog veel strijd gestreden moeten
worden om een voldoende, regelmatige aanvu1ling der
deviezenreserves te verzekeren. Gedurende de eerste
tien weken van, het bewind der nieuwe Regering is de
geldcirculatie, die in 1954 met Rp. 3,4 mrd en in het eerste
halfjaar
1955
met Rp. 14 mrd toenam, verminderd
met Rp. 250 mln, terwijl de voorschotten aan de Regering
terug liepen met Rp. 800 mln. Nagegaan wordt, hoe deze
monetaire ontwikkeling is te verklaren. Tot slot staat
schr. nog stil bij de moeilijkheden, die voor het huidige
kabinet voortvloeien uit het feit, dat zijn ambtsperiode
zo kort moet zijn, moeilijkheden, die het respect dat hij
heeft voor de daadkracht en het zelfvertrouwen, waar-
mede de Regering de uitvoering van haar doelbewuste
programma nastreeft, vergroten.
– SOMMAIRE –
Drs J. P. DE HEIJ, Les moyens du célibataire.
D’après les listes de dépenses établies par l’auteur,
l’ouvrier célibataire, pour ses principales dépenses, a
besoin de 10,8 % et l’employé célibataire 7,1 % moins que
son collègue marié avec le même revenu. Toutefois, cet
ordre d’importance dans lequel la vie du célibataire est
meilleur marché que celle du salarié marié sans enfants,
est inférieur â la différence de leurs devoirs fiscaux.
Drs J. WILLEMS, La consommation de bois de confères
en Hollan?Je.
Le bâtiment est le principal consommateur de bois de
conifères. Puis, sont d’importants consommateurs les
fabriques d’emballages et e.a. les constructions navales.
Dans presque tous les secteurs des consommateurs
traditionnels de bois on peut s’attendre toutefois â une
régression relative de l’importance, ce qui sera pour une
grande partie complété par l’emploi d’autres produits
de bois.
Prof. Dr A. KRAAL, Chronique économique de l’Indonésie.
La politique économique du ministère installé le 11
août derniei vise â la lutte contre l’inflation et a l’élargisse-
ment de l’approvisionnement. A cet effet on a mis en
application quelques nouveaux moyens, que l’auteur
signale et discute e.a.
23November 1955
EONOMjsCiI-sTATItISCI
-IE.BÈRJcjiTEN
1037
De draagkracht van de ‘rijgeze1
Is bij een gelijk inkomen de financiële draagkracht
van de ongehuwde groter dan die van de gehuwde zonder
kinderen en zo ja, correspondeert het huidige vershu1,
in belastingdruk op het inkomen van beide categorieën
dan met dit verschil in draagkracht? Deze vraag, voor de
vrijgezellen reeds actueel sinds de bezetter het Nederlandse
loon- en inkomstenbelastingtarief o5 Duits nationaal-
socialistische leest schoeide, is in de parlementaire actua-
liteit gekomen sinds tijdens het belastingdebat
1955
de
Regering zeer dringend is verzocht hiernaar een onder
zoek in te stellen opdat de volksvertegenwoordiging
zich bij toekomstige mogelijkheden tot belastingverlaging
een gefundeerd oordeel kan vormen over de juistheid
van de verhouding tussen de tariefgroepen 1 en 2.
In ,,E.-S.B.” van 2 Maartji. heeft Mr Derks betoogd
1),
dat in Nederland als uitzondering in West-Europa de
fiscus de draagkracht van de vrijgezel schromelijk over
–
schat. Wij hebben thâns getracht de orde van grootte
te benaderen van het verschil in draagkracht tussen de
ongehuwde en de gehuwde zonder kinderen. Dit bleek,
niet in het minst door gebrek aan voldoende gegevens,
geen eenvoudige opgave. Bovendien is het begrip draag-
kracht moeilijk te kwalificeren, omdat meii dan onmiddel-
lijk verstrikt raakt in de subjectieve waarderingen van
de behoeften, welke aan een bepaalde maatschappelijke
stand al dan niet inhaerent worden geacht. Wij hebben
gemeend ons hiervan verre te kunnen houden door ons
te beperken tot een vergelijking tussen de belangrijkste
posten van de huishoudrekening van het gezin zonder
kinderen en die van de vrijgezel.
Voor de eerste categorie kon worden uitgegaan van
de door het C.B.S. gepubliceerde gemiddelde huishoud-
rekeningen van gezinnen van geschoolde handarbeiders
en hogere employé’s, welke met behulp van het door het
C.B.S. voor dein het onderzoek betrokken groep berekend
gemiddeld aantal consumptie-eenheden per gezin, herleid,
konden worden tot huishoudrekeningen van gezinnen
zonder kinderen. Hiertoe hebben wij die posten herleid,
waarvan aangenomen mag worden, dat er ongeveer een
evenredig verband bestaat tussen de grootte der uitgae
en de grootte van het gezin (voeding, kleding, schoeisel).
Voor de categorie ,,ongehuwden” hebben wij genoegen
moeten nemen met een opstelling, welke wij ,,de rede-
lijkheid betrachtend” hebben afgeleid van de opstelling
voor gezinnen zonder kinderen. Een meer exacte weg
stond helaas niet open, omdat de eenmanshuishoudingen
nog nimmer in het budgetonderzoek betrokken zijn ge-
weest. Wij menen echter, dat het resultaat aanvaardbaar
is, wanneer men aan het uit vergelijking van beide bud-
getten verkregen verschil in draagkracht geen mathe-
matische exactheid toekent maar slechts als een indi-
catie beschouwt omtrent de orde van grootte, waarin
dit verschil zich beweegt.
In de onderstaande opstelling vindt men welk percen-
tage van de totale gezinsuitgaven de belangrijkste huis-
houdposten uitmaken. Voor de gehuwden zonder kin-
deren zijn deze dus afgeleid van de C.B.S.-huishoud-
rekeningen voor geschoolde handarbeiders en hogere
employé’s over 1952, het meest recente jaar, waarover
het C.B.S. gegevens heeft gepubliceerd. Daarnaast
hebben wij percentages gesteld voor de vrijgezellenhuis-
houding, welke over een gelijk bruto-inkomen beschikken
kan.
1)
,,De extra-belastingdruk op ongehuwden” door Mr H. T. Derks in ,,E..5.B.’
van 2 Maart 1955, blz. 165 cv.
–
Geschoolde .
handarbeiders
Hogere employC’s Belangrijkste
huishoudposters
Gehuwd
1
Vrjgezel
Gehuwd
1
Vrijgezel
(percentage van de totale gezinsuitgaven)
–
25,2
.
12.,6
17,9
.
9,0
Huur en water
7,0 7,0
6,4 6,4
Verwarming en
–
verlichting
5,9
4,0
4,2
3,0
Kkding
……………
6,0
3,0
6,1
3,1
5choeisel
………….
1,0
1,4
0,7
Verkeer
.. ………….
5,0
2,9
5,8
Voeding
………………
Ontspanning
3,0
6,0
3,7
7,4
Woninginrichting en
onderhoud
4,9
1,0 5,1
1,0
Gezondheid
..
2,0
…
…
2,5
2,5
1,3
2,7
1,8
Verzekering
6,0
3,0
6,9
3,5
Huishoudelijke diensten
–
4,0
–
4,0
Bereiding maaltijden
plus winstopslag
….
–
6,3,
–
4,5
1
65,0
1
54,2
57,3
1
50,2
Verschil
…………..
7,1
,,De redelijkheid betrachtend” hebben wij de posten
voeding, kleding, schoeisel, gezondheid en verzekering
voor de ongehuwde gesteld op de helft van die voor de
gehuwde zonder kinderen. Dit is eerder te laag dan te
hoog. Met name geldt dit ten aanzien van de post kleding,
daar een herengarderobe over het algemeen duurder is
dan een damesgarderobe, terwijl de in bedrijf of beroep
werkzame Vrouwen minder tijd beschikbaar hebben om
door eigen fabricage op de kleedkosten uit te sparen
dan de gehuwde vrouw zonder kinderen.
De woonkosten van de vrjgezel hebben wij gelijkge-
steld met die van de gehuwde zonder kinderen. De onge-
huwde heeft bij de huidige woningnood geen enkel recht
op een zelfstandige woning en is vrijwel uitsluitend aange-
wezen op al dan niet gemeubileerde of gestoffeerde in-
woning of in uitzonderingsgevallen op een dure flat uit
de Vrije sector. Bij een wooncomfort, dat de vergelijking
kan doorstaan met dat van een gehuwde zonder kinderen,
beschikkende over de minimum noodzakelijke woon-
ruimte, komt de vrijgezel zeker niet goedkoper uit.
Verwarming en verlichting hebben wij iets lager ge-
steld, er van uitgaande, dat deze posten in de een- en
tweemanshuishoudingen elkaar niet ver zullen ontlopen,
hoewel men zich situaties kan indenken, dat de vrjgezel
minder gi’s, electriciteit en vaste brandstoffen verbruikt,
waar weer tegenover staat, dat hij in vele gevallen meer
moet betalen dan de kostprijs.
De posten ,,verkeer” en ,,ontspanning” hebben wij op
het dubbele gesteld, overwegende, dat de vrijgezel veel
meer is aangewezen op de duurdere ontspanning buitens-
huis dan de gehuwde en vele hunner regelmatig terug-
kerende reiskosten moeten makén voor bezoek aan het
ouderlijk huis, familie of verloofde. Wat woninginrichting
en onderhoud betreft hebben wij aangenomen, dat de
vrijgezel hiervoor aanzienlijk minder behoeft uit te geven
dan de gehuwde.
Ten slotte hebben wij op het vrjgezellenbudget opge-
voerd de posten ,,huishoudelijke diensten” en ,,bereiding
maaltijd plus winstppslag”. De eerste post houdt ver-
band met het feit, dat de vrijgezel voor vele kleine dien-
sten, die in het kleine gezin verricht kunnen worden door
de vrouw des huizes, moet laten verrichten tegen betaling.
Wij denken bijv. aan was en kledingreparatie. De kosten
van bereiding van de maaltijden door derden plus winst-
opslag hebben wij gesteld op de helft van de voedings-
kosten, hetgeen wanneer een of meer maaltijden buitens-
1038
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 November 1955 –
huis moeten worden gebruikt, eerder aan de lage dan aan
de hoge kant is.
Onze opstelling leidt tot de conclusie, dat de ongehuwde
geschoolde arbeider 10,8 pCt minder behoeft uit te geven
dan zijn gehuwde collega met hetzelfde .bruto-inkomen
om de belangrijkste posten van zijn budget te dekken
en de ongehuwde hogere employé 7,1 pCt. Zoals gezegd
mogen deze percentages slechts beschouwd worden als
een indicatie omtrent de orde van grootte, waarin het
leven voor de vrijgezel goedkoper is dan voor de gehuwde
zonder kinderen. Deze orde van grootte is een geheel
andere dan die van het verschil in belastingdruk volgens
de tabellen van de inkomstenbelasting. Bij een inkomen
van
f
2.400 per jaar betaalt een vrijgezePcirca 205 pCt
meer inkomstenbelasting dan de gehuwde zonder kin-
deren. Bij f 3.600 is dit 103 pCt, bij
f
4.800 85 pCt, bij
f 6.000 76 pCt, bij f 7.200 70 pCt, bij f 8.400 66 pCt, bij
f 9.60063 pCt, bij f10.800 60 pCt, bij f14.400 53 pCt en
bij f 25.000 40 pCt
2).
Het in vele kringen levende gevoel, dat de meerdere
draagkracht van de ongehuwde door de fiscus ernstig
wordt overschat, lijkt door deze globale benadering te
worden bevestigd.
Natuurlijk zal men hiertegen opwerpen, dat onze
opstelling op haar best slechts repreenttief kan zijn voor
de ongehuwden, die zelfstandig wonen en geenszins voor
de ongehuwden, die bij hun ouders inwonen. Reeds hoort
men de suggestie, dat, zou het komen tot een herziening
van de verhouding tussen de tarieven voor vrjgezellen
en gehuwden zonder kinderen, de bij hun ouders in-
wonende vrijgezellen zwaarder belast zouden moeten
worden dan de zelfstandig wonenden. Wij zouden hier-
tegen een principieel en een practisch bezwaar willen
aanvoeren.
Iedere meerderjarige heeft het recht zelfstandig te gaan
‘) Volgens het oorspronkelijk voorstel 1955. De verhouding tussen beide trievcn
is sinds de bezetting vrijwel ongewijzigd. gebleven.
wonen. Bij de berekening van de noodzakelijke kosten
van levensonderhoud moet dan ook uitgegaan worden
van dit recht. De werkelijke kosten van levensonderhoud
van de bij zijn ouders inwonende vrjgezel zijn de kosten
van de zelfstandig wonende vrjgezel. Ook hier moet het
alternatieve kostenbegrip worden toegepast. Dat de
ouders deze kosten misschien niet geheel doorberekenen
aan hun meerderjarig kind gaat de fiscus niet aan.
Het practische bezwaar is, dat bij een verschillend tarief
de bij hun ouders inwonende vrjgezellen zich door onder-
linge afspraken gemakkelijk in het oog van de fiscus
kunnen laten doorgaan voor zelfstandig wonenden. Het
opsporen van deze wijze van belastingontduiking lijkt
ons een nogal moeilijke en kostbare geschiedenis.
Hoogstens zou men in principe kunnen verdedigen de
invoering van een apart (hoger) tarief voor minderjarige
in het ouderlijk huis wonende ongehuwden.
Verschillende posten van het door ons opgestelde
,,vrjgezellenbudget” zijn uiteraard voor discussie vat-
baar. Gebrek aan gegevens hebben ons genoodzaakt de
redelijkheid te betrachten in- plaats van op statistieken
gebaseerde cijfers op te stellen. En redelijkheid is een
begrip, waarover valt te twisten. Daar staat tegenover, dat
het alleen posten van secondair belang zijn waarover men
kan twijfelen of zij niet te hoog zijn gesteld. De posten
van primair belang komen eerder voor verhoging dan voor
verlaging in aanmerking. Overigens blijken de procentuele
verschillen tussen belastingdruk en de mate, waarin het
leven voor ongehuwden goedkoper is, van een dergelijke
orde van grootte, dat niet aanvaarding van de cijfers voor
sommige ondergeschikte posten voor de conclusie van
geen overwegende betekenis kan zijn. Intussen blijkt hier-
uit wel, dunkt ons, hoe gewenst het is dat de Regering op
korte termijn gevolg geeft aan de uitnodiging van de
volksvertegenwoordiging om naar deze materie een
onderzoek in te stellen.
‘s.Gravenhage.
J. P. DE HEIl, econ. drs.
Het naaidhoutverbruik in Nederland
In de zojuist verschenen Maandstatistiek voor de
Nijverheid van het C.B.S. over October 1955 worden
voor het eerst samengestelde cijfers over ,,Het verbruik
van naaidhout” in Nederland gepubliceerd. Tevens
I
zijn
deze verbruikscijfers aangevuld met een zgn. naaidhout-
balans; die hoewel 1953 het laatst bekende jaar is, een
belangwekkend beeld geeft van houthandel – en hout-
verwerkende industrie in Nederland.
Naaidhoutbalans.
Deze naaldhoutbalans ziet er als volgt uit:
Naaidhoutbalans 1953
(x
1.000 m’ gezaagd)
–
Beginvoorraad
………………………………
l.I8
waarvan bij:
handelaren
…………………………..
725
houtindustrie
…………………………
250
timmerfabrieken
95
andere
sectoren
……………………
165
bouwnijverheid
…………………………
.
733
overige verbruikers
Invoersaldo plus binnenlandse kap
………………
1.682
Verbruik
…………………………………..
1.915
waarvan door:
houtindustrie
…………………………
560
timmerfabrieken
240
andere
Sectoren
……………………
320
bouwnijverheid
…………………………
1.180
overige
verbruikers
……………………..
175
Eindvoorraad
………………………………..
1.485
waarvan bij:
handelaren
……………………………..
718
–
houtindustrie
…………………………
260
timmerfabrieken
90
andere
sectoren
……………………..
150
bouwnijverheid
……………………………
527
overige verbruikers
Timmerfabrieken: aangenomen kan worden dat gemiddeld 85 pCt
der productie voor de bouwnijverheid is bestemd. Andere sectoren:
emballage, huishoudelijke artikelen, speelgoed en andere hout-
waren, triplex- en fineerfabrieken, parket- en hardhoutvloeren, meubelen. Overige verbruikers: scheepsbouw, kabelfabrieken,
textielindustrie, machinefabrieken, betonwarenindustrie, nijver-
heidsonderwijs e.d.
De binnenlandse kap is zeer bescheiden, en komt
volgens’O.E.E.C.-gegevens over 1953 op iets meer dan
1 pCt van de invoer. Wat. de voorraadvorming betreft
vervult de houthandel een belangrijke taak (voor-
raad ca 5 â
6 maanden verbruik). Bij de timmerfabrieken
is de beginvoorraad gemiddeld voor ruim 4 maanden
voldoende; in de overige sectoren (dus de eigenlijke
houtverwerkende industrie) heeft men – evenals dus de
handel – voor
5
â 6 maanden hout in voorraad. De
bouwnijverheid en het zgn. overige industriële verbruik
komen op een begin-werkvoorraad van ruim 6 maanden.
Voor de vier jaar, nl.
1950/53,
waarvoor een houtbalans
is berekend, komt de beginvoorraad gemiddeld neer op
ongeveer het jaarverbruik, wâarbij deze vrijwl gelijk
tussen handel en verwerkende industrie is verdeeld.
Verbruik ih de bouwnijverheid.
Wat nu het eigenlijke verbruik betreft is dus de bouw-
nijverheid veruit de belangrijkste. Telt men er de boven-
genoemde 85 pCt van de timmerfabrieken bij, dan komt
men voor 1953 op .70 pCt van het totale zachthout-
23November 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1039
verbruik. Vergelijkt men dit percentage met de ruim
40pCt, die vermeld wordenin het staatje van het Europese
houtverbruik in ons vorig artikel
1),
dan moet men wel
bedenken dat het Europese percentage. op het totale
houtverbruik, düs inclusief hardhout alsmede het mijn-
en puiphout en de dwarsliggers, slaat. Probeert men het
Europese cijfer op dezelfde wijze te berekenen als het
Nederlandse dan komt men zelfs op een percentage van
75 â 80 dat yan het gezaagd naaldhout in de bouwerj
wordt verwerkt. Het Nederlandse aandeel ligt dus niet bij-
zonder.hoog. Dit klopt ook wel met. de becijferingen
ômtrent het verbruik per woningeenheid, dat in Neder-
land v66r en’ na de oorlog iets onder het Europees ge-
middelde lag, terwijl ook in Nederland – als houtarm
land – het zgn. agrarisch verbruik relatief laag is. Het
Nederlands verbruik per woningeenheid (nieuw- en her-
bouw) kwam in 1953 op gemiddeld 9,5 m
3
s (s = gezaagd)
naaldhout. In Europa varieert het houtverbruik- per
woningeenheid van <
5
m
3
(Italië) tot > 20 m
3
(Noor-
wegen, Finland, Zweden), hetgeen zowel van de bouwstijl
(betonhuis tot houten woning), woninggroote, als de
houtrijkdom van een land afhangt.
In het algemeen zien wij, dat vergeleken met v’66r de
oorlog, het houtverbruik met ongeveer een kwart per
woningeenheid is gedaald. Dezer dagen heeft het Hout-
voorlichtingsinstituut het idee gelanceerd van het hout-
rijke huis, o.a. ter opvoering van de productiviteit in de
bouwnijverheid. Technisch en aesthetisch kan dit on-
getwijfeld zijn voordelen hebben; mar of hiermede
blijvend”een ontwikkelingstendentie die vrijwel overal
reeds tientallen jaren bestaat, nl. het geringer houtVerbruik
per woning, doorbroken zal wôrden, valt m.i. nog te
betwijfelen. Aannemende dat gezaagd hout voor bouw-
doeleinden een relatief schaars en dus relatief hoog-
geprijsd artikel zal blijven – en misschiën dit nog meer
zal worden – valt te verwachten, dat de elâsticiteit’vn
de vraag
2)
het houtverbruik per woningeenheid in het al-
gemeen nog zal doen dalen. De hier besproken woningbouw
maakt in ons land rond de helft van het verbruik in de.
bouwnijverheid uit. Men zie ni. onderstaande tabel.
Behalve de woningbouw,- verbouw en onderhoud, is
dus ook het houfverbruik voor ,,andere gebouwen”,
dat ongeveer de helft van de eerste groep uitmaakt, van
groot belang. Men kan zich in dit verband afvragen, of
de huidige beperkingen van de bouwiij’erheid buiten .de
woningbouw niet van
–
vrij grote invloed ôp de houtmirkt
hier te lande zullen zijn.
Vergelijken wij deze . cijfefs van het verbfuik in d
bouwnijverheid in Nederland
niet
bijv.de
veijioudingen
in overig Noord-West-Europa, dan krijgen wij
•
eer
globaal het volgend&beld.
‘) ,,E.-S.B.” van 9 November 1955, blz. bOL,
‘) Bij sterke prijsstijging raamde men in de F.A.O./E.C.E..studie, dat juist in
de bouwerij naar verhouding de sterkste daling van-het verbruik zou optreden.
Ndord-West-
Nederland
•
(in procenten)
Woningbouw
……..
. : •
36
42
Overige bouw
……………………..
25
36
Onderhoud enz.
……….. . ………. ‘
–
16
18
Agrarisch
…………………………..
23
–
.
4
Totaal
……………………….
.
100
100
Benelux-landen, Denemarken, Frankrijk, -Duitsland, Engeland, Ierland en
• Zwitserland.
1950, allè hoütcategorieën.
– Typer
‘
end voor Nederland zijn dus het lage agrarisch
verbruik en het hoge aandeel-van .de overige bouw,
waarvan ongeveer 50 pCt bedrijfsgebouwen. Het zal
duidelijk zijn dat de ontwikkeling ‘van de investeringen,
voor de houthandel een belangrijke factor in de markt-
beoordeling vormt. Bij het structurele woningtekort voor
de eerstkomende jaren, dat zé al een belangrijke afzet
garandeert, vormt de ‘sector ,,overige bbuw” wel het
meest variabele deel van de markt voor gezaagd hout in
de bouwerj.
Verbruik in houtverwerkende industrieën..;
In de houtverwerkende industrieën werd in 1953 bijna
evenveel geaagd naaldhoût verbruikt als bij de gehele
nieuwbouw van woningen, nl. 560.000 m
3
Hiervan kwarii
ongeveer 60 pCt voor rekening van ondernemingen,
waarin’SO of meer personen werkzaam waren, en de rest
ging naar de kleine, w.
1
0.
eenmansbedrijven.
belangrijkheid ‘zien wij hier:
(Verbruik
x
1.000 m’ s)
1. Emballagefabrieken
………………….
270
2
Timmerfabrieken
…………………….
240
3., Meubelfabrieken
……………………
20
4. Diverse houtverwerkende industrieën a) b) 30
Huishoudelijke artikelen, triplex en fineer, parketvloeren.
Als verzamelgroep onderaan geplaatst.
De eerste plaats van-de emballage wekt bij onze grote
buitenlandse handel en belngrjke agrarische afzet geen
verwondering. Het is misschien nog toevallig dat bij de
thans bekende cijfers over vier jaar een afnemend ver-
bruik van verpakkingshout te constateren valt, nl. van
1950/53 resp. 330, 340,, 290, 270 (x 1.000m
3
s). Dit
ondanks het feit dat het buitenlandse handelsvolume in
deze jaren sterk toenam. Toch geeft deze ontwikkeling
te denken, omdat er vrijwel algemeen in Europa een
daling van het verbruik van gezaagd, hout .voor verpak-
kingsdoeleinden plaatsvindt. Dit is niet een kwestie
1
van
minder verpakking maar o.a. een verschuiving van het ge-
zaagd hout als verpakkingsproduct naar het gebruik van
houtjiulpproducten (carton, papier, board enz.) als ver-
pakkingsmateriaal. Bij relatief onveranderde houtprjzen
berekenden de E.C.E./F.A.O. in hun ,,Timber Trend
Study” dat in tien jaar tijds (nl. .van 1950/60), onder be-
paalde voorwaarden, het verbruik van hout als ver-
pakkingsmateriaal zich in Europa als volgt zou ont
wikkelen:
van
tot
‘
stijging
of
daling in pCt
(in millioenen m’
T)
Gezaagd hout
13,7
13,0
–
5
Carton
2,8
4,9
+
‘is
Papier
9,0
14,6
_j_
+
62
Totaal
…………..
25,5
•
32,5
•
.
+
27,5
r = rondhoutequivalent.
De toenemende behoefte aan verpakkingsmateriaal
komt
–
dus per saldo vrijwel geheel ten goede aan de pulp-
producten, die in houtequivalent al spoedig het gezaagd
hout in betekenis zullen overtreffen. -In de Verenigde
Houtverbruik in de bouwnverheid
–
(x 1.000 m’.$)
:
*
1952
1953
Woningen, nieuwbouw, herbouw, uitbrei-
.
500
–
570
Herstel oorlogs- en watersn’oodschade
94
.
7
(
–
132
16,5
Onderhoud gebouwen
………………
90
)
-.
100
ding
………………………….
66
59,5
Verbouw
………………………….
Bedrijfsgebouwen
………………..
211′)
217
) Agrarisch
verbruik
………………….
7.1
363
120
402
Publieke
gebouwen
…………………
81
.
65
Overheidsgebouwen
……………….
Weg- en waterbouwkundige werken
–
80
100
1040
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 November 1955
Staten is deze ontwikkeling reeds veel verder gegaan
en het is te verwachten dat dit proces zich ook in
Europa en met name’ in Nederland ‘zal voltooien.
Wat de timmerfabrieken betreft werd reeds opgemerkt
dat 85 pCt van de productie hier voor de bouwnij*theid
is bestemd.-Deze vallen dus vrijwel gehe’
–
onder de bouw-
conjunctuur.
Het verbruik van gezaagd naaidhout in de meubel-
industrie en divere ho’utveweikènde’ industrieëji is
zeer bescheiden;, in het algemeen kan men hier een
dalende trend constateren. Geheel, andere materialen dan
hout, nl. metalen, glas, plastics, zijn hier als concurrent
opgetreden en vôorts wordt’ er dikwijls veel minder h6it
per eenheid product verbiuikt of in geheel andere vornien
(triplex, fineer, board, gelameleerd hout)., , –
Ten slotte dan nog het in de houtbalans vermelde ver-
bruik van
175
â ‘200.000 m s bij de overige verbruikérs,
ni. de scheepsbou’, textiel- en andere industrieën. Ook
dit moet ,als een post worden gezien, die relatief in bé-
tekenis afneemt. Het C.B.S. geeft voor
1950/53
al resp.
een verbruik van 250.000, 200.000, 200.000 en 175.000
m
3
s. Men kan hier dezelfde factoren opnoemen die bij
de meubelindustrie en de houtverwerkende inaustrie reeds
zijn opgesomd.
‘0
Samenvatting en’ conclusie.
‘Het C.BS: heeft met de samenstelling van de gegevens
over het verbruik van gezaagd’ naaidhout in Nederland
-onze houthandel, die toch al met een
–
moeilijke markt te
maken, heeft, een grote dieiist bewezen. Globaal gezien
bevestigen de gegevens wat men rëeds eerder op grond
van Europese studies ‘ vermciedde. De bouwerj is als
consument primair en voor ons land zijn zowel de woning-
bouw als de overige niéiiwbouw van groot belang. Verdere
belangrijke ,verbruikers van gezaagd naaldhout zijn de
emballagefabrieken en het industrieel gebruik (w.o.
scheepsbouw).
Toch kan men bij vrijwel al’ deze sectoren v’an tradi-
tioneel houtverbruik een relatieve achteruitgang in be-
tekenis verwachten. Een groot deél van dit verlies
wordt aangevuld door gebniik van andere houtproducten
(pulpproducten, triplex en finéer, board, gelâmeleerd
hout), doch men zal vooral ten aanzien van eer’iiogeljke
relatieve jxijsstijging van hout er mee moeten rekenen
dat in de sector’ gezaagd hout in de eerste plaats een
terugdringen van het houtverbruik kan optreden.
Rotterdam.
J. WILLEMS.
7
Economische kroniek van ‘Indonesië
(2e en 3e kwartaal 1955)’
Onderbrking en omschakeling. –
-Wegens buitenlands verlof heeft Uw kroniekschrjver
bij het passeren van het 2e kwârtaal verstek laten gaan.
Voor het 3e kwartaal is hij een maand’ te laat. Hij dor’st
het in dit geval niet aan te schrijven over hetgeen hij –
ver van het front verblijvend – mende te zien gebeuren.
En er is veel gebeuxd de hiatste maanden. Op 11 Augus-
tus installatie van een nieuw Kabinet met sterk van
het vorige verschillende inzichten. Kort daarop de eerste
verkiezingen voor het Indonesische Parlement, dat sinds
de souvereiniteitsoverdracht niet met gekozen maar met
benoemde leden gewerkt had. Zo kan men het huidige
Kabinet zien als het slot van een tijdperk .van overgang.
En de verkiezingen
,
als inleiding tot de periode waaiin
de volkswil de samenstelling van de Regering kan. be-
invloeden. Enkele maanden nog en dan zal het pas
ôpgetreden’ Kabinet plaats . moeten maken. Zal het
komende veel verschillen – van – het huidige? De hierover
sterk uiteenlopende meningen zijn illustratief voor de
onzekerheid op dit punt.
Strategie.
– –
• Geen onzekerheid behoeft te bestaan over.de
bedoelin-
gen der economische politiek van het tegenwoordige
Kabinet. Met monetair evenwicht en betalingsbalans-
evenwicht als doeleinden op’langere termijn voor ogen
zijn de recente maatregelen er in de eerste plaats op
gericht de -nu ‘reeds jarenlang bestaande infiatiespiraal
te doorbreken enaan te sturen op een zodanig prijs-
iiveau en zodanige -onderlinge verhoudingen tussen
binnenlandse prijzen, dat de weg geëffend wordt die naar
de beide evenwichten moet leiden.
De infiatiespiraal wil me’n doorbreken door versmalling
en ,vertraging ‘iah de, geldstrboiû enërzijds, door ver-
breding en versnélling van de goederenstroom anderzijds.
Veel is rôeds’ bereikt indien het stijgingsperçentage’ in het
prijsniveau te verwaarlozen klin wordt. Het is niet te
verwachten dat de Regering een
daling
van het
algemeen
prijsniveau wil nastreven. De monetaire gevolgen van de
recente maatregelen lijken dan ook meer bedëld ter
vermindering van de opwaartse druk waaronder hét
prijsniveau zolang reeds stond en tot neutralisatie van
de gevolgen -van de nog niet geheel te voorkomen tekorten
van dé Stliatkist. Voorts is met de recente maatregelen
tevens reeds een begin gemaakt met een correctie van’de
onderlinge prijsverhoudingen. Dit wil zeggen, dat ge-
,poogd wordt te doen dalen de prijzen vangoederen die
in het algemeen verband gezien ,,te duur” zijn en te doen
stijgen de prijzen van goederen en diensten die relatief te
laag genoteerd zouden zijn. Alles wordt gedaan om te
zorgen dat de ,,windfall-profits” die uit dit prijsaanpas-
singsproces zouden kunnen voortvloeien niet in parti-
culiere handen komen.
Strijd tegen inflatie en voor verruiming van de goed eren-
voorzining is geen nieuw geluid in Indonesië. Nieuw zijn
sommige middelen die daarbij worden toegepast en de
felheid waarmede thans gestreden wordt.
Korter frontljn,.
,,Overwegende: dat ‘de wenselijkheid is gebleken om
t.b.v. een vlotte invoer van goede-
ren…. tot vereenvoudiging van de
regelen i.z. de invoer…. over te gaan;
dat, . . . er waarborgen dienen te wor
–
den gesteld ter Verkrj ging van,een ge-
z’onde enbonafidëimporteursstand,.
besloot op 31 Augustus de Monetaire Raad metde Minister
van Econdmische Zaken en de Directie van het Devie-
‘zeninstituut m.i.v. 1, September het volgende:
b uiten werking te s t’elle n alle r egele’n
met betrekking tot:
– aanvullede betalingen bij de import;
23November 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN
1041
compensatie- en barterhandel op Singapore en Hong-
kong;
paralleltransacties, deviezenvrje importen en importen
via de J.P.P. (stichting bevoorrading en voorziening;
centraal orgaan door welks tussenkomst textiel-
goederen, garens, meel e.d. moesten worden ge-
importeerd)
1);
t e ii q u i d e r e n het Centraal Kantoor voor de
Invoer en de J.P.P.;
t e v e r v a n g e n: de verschillende oude regelingen
met betrekking tot aanvullende betalingen bij de import
door één nieuwe regeling. Volgens deze nieuwe regeling
worden de importgoederen onderscheiden in vier
groepen. Voor de invoer van de goederen vallende in
groep 1 en II is een aanvullend recht (als ,,T.P.I.”
aangeduid) verschuldigd van resp. 50 en 100 pCt van
de c.i.f.-prijs. Voor de groepen III en IV wordt het
T.P.I.-percentage vastgesteld op grond van de percen-
tages die de importeurs bij’ inschrijving hebben ge-
boden, met dien verstande dat de Monetaire Raad
minima vaststelt
2).
De Monetaire Raad kan goederen
aanwijzen waarvoor geen T.P.I. verschuldigd is
3).
De uitvoering van deze nieuwe regeling is in handen
gelegd van het ,,Bureau voor Handelsdeviezen”, een
nieuw orgaan dat is ondergebracht bij het IDeviezen-
instituut. Importeurs dienen hun aanvrage in door tussen-
komst van hun bank, die de aanvrage alleen kan door-
geven als – de importeur aan zijn vooruitstortings,plicht
heeft voldaan (zie volgende paragraaf). Hiervan gaat een
zekere preventieve werking uit ter vermijding van irreële
aanvragen. Door standaardisering van formulieren en
codenummers en mechanische verwerking is de adminis-
tratie aanzienlijk vereenvoudigd. Rechtstreeks contact
tussen importeur en het Bureau is verboden. Ter algemene
kennis is gebracht, dat
elke reële aanvrage
van een import-
vergunning wordt gehonoreerd
4).
Geconcentreerd vuur; gelederen gedund; zware verliezen.
Deze laatste, voor het gehele economisch leven, zo
uiterst belangrijke verklaring heeft men durven afgeven
in de overtuiging een niet te honoreren stroom.van aan-
vragen te kunnen voorkomen door beheersing van de
geldcirculatie.
Alle importeurs zijn verplicht bij
het indienen
van hun
aanvrage te storten de tegenwaarde van het aangevraagde
deviezenbedrag plus het verschuldigde T.P.I.-bedrag.
‘)
Leden van de directie dezer stichting bevinden zicti thans in arrest onder
verdenking van onregelmatigheden in de uitoefening van hun functie.
‘)
Het inschrijvingssysteem is nog niet toegepast; afgifte vindt plaats tegen de
minima die resp. 200 en 400 pCt bedragen.
‘)
Inmiddels is dit gebeurd voor: rijst, meel, courantenpapier, weefgarens en
ruwe katoen.
‘)
Afwijzing kan het gevolg zijn van technische fouten bij het aanvragen, te hoge
– offerteprijzen, import uit landen die hun verplichtingen Uit handelsaccoorden niet
voldoende nakomen e.d
(Ingezonden mededeling)
Voorheen moesten zij bij
het ontvangen
van de’ vergun-
ning storten. Daarenboven zijn de buitenlandse ‘import-
firma’s verplicht een bedrag van Rp.
5
mln te storten
alvorens hun eerste aanvrge in behandeling genomen
kan worden. Deze Rp.
5
mln mag gebruikt worden voor
het voldoen van de .vooruitstortingen. Het is ‘dus een
tijdelijke
verzwaring van de financieringsproblemen der
buitenlandse importeurs. Maar zo ernstig dat alleen de
grootste nog als zelfstandig importeur kunnen blijven
doorwerken. Zelfimporterende buitenlandse industriële
en agrarische ondernemingen zijn vrijgesteld van het
depôt van Rp.
5
mln.
Aan nationale importeurs blijft voorbehouden de
import van bepaalde goederensoorten, de import uit be-
paalde Aziatische landen en – voor
•
zover mogelijk –
de import t.b.v. de Overheid. Afgeschaft is de oude
regeling, waarbij iedere nationale importeur slechts
enkele artikelen mocht importeren. Hierdoor is de con-
currentie tussen de nationale importeurs ‘onderling ‘ver-
scherpt:
Slechts een dertigtal buitenlandse importeurs hebben
de vereiste Rp.
5
mln gestort. Van de 4 â 5.000 nationale
importeurs zouden er ca 1.000 overgebleven zijn, die het
aandurven in onderlinge concurrentie. hun zaken vQort
te zetten.
De verplichte storting bij de aanvrage betekent dat bij
de te verwachten omvang van de aangevraagde deviezen-
vergunning een bedrag van ca Rp. 700 â 800 mln gediiren-
de ca 5 weken (gemiddelde tijd tussen aanvrage en toe-
wijzing c.q. afwijzing en restitutie) geïmmobiliseerd
wordt.
Voorts is de bélastingadministratie er toe overgegaan
in snel tempo voorlopige aanslagen in de vennootschaps-
belasting en inkoiistenbelasting uit te sturen en scherp
toe te zien op tijdige betaling. Het tempo van behande-
ling van aanvragen om winsttransfer e.d. is versneld.
Al deze maatregelen tezamen hebben het geld ,,schaars”
gemaakt.
Sommige prijzen zijn als gevolg van de nieuwe TP.’I.-
tarieven iets omhoog gegaan
5).
Dit verscherpt het
deflatoir effect van de geldschaarste op de overige prijzen.
De liquidatie van de voorraden der J.P.P. werkt eveneens
prijsdrukkend. De tot voor kort voor vele import-
goederen exorbitante marges tussen ,,landed- costs” en
consumptieprijzen zijn door een en ander tot bescheidener
proporties teruggebracht. Daling van de verkoopprijzen
van importgoederen enerzijds en de drainage van liquide
middelen anderzijds heeft gehamsterde voorraden doen
loskomen die de reeds aanwezige deflatoire tendenties
‘) Wel komt volgens het huidige tarief de T.P.L.opbrengst aanzienlijk hoger
dan bij het oude tarief, doch vervallen is de additionele ,invoerheffing, die de
vorige Regering begin Juli met de zgn. ,,BIS.regeling” instelde. Hierdoor is de
meer-opbrengst der huidige invoerheffing relatief gering. ‘
–
Met papier en met plastic geïsoleerde kabels voor hoogspanning,
laagspanning en telecommunicatie Kabelgarnituren,
koperdraad en koperdraadkabel. Staaldraad en staalband.
NEDERLANDSCHE KABELFABRIEK’ DE
1042
ECONOMISCH-STATISTISCHË BERICHTEN
23 November 1955
in de betrokken prijzen versterkten. De verliezen in
Pintu Ketjil, het Centrum van de speculatieve handel in
Djakarta, moeten enorm zijn. Wel schijnt men zijn, in
een dalende markt, gespuide voorraden weer aan te
vullen met import tegen zodanig lage prijzen dat men na
herstel van de voorraad nog een saldo in contanten over-
houdt. Hoezeer de ,,distributiekosten” gedrukt zijn blijkt
wel uit het
feit,
dat ondanks een stijging van de ,,landed
costs” de detailprijzen van enkele artikeigroepen in min-
der dan 2 maanden tijd met 10, 15, 30 en meer procent
konden dalen.
Indexeijfers a) van prijzen op
15 Augustus
13 September
11 October
textiel
….
………….
100
74
68
kleding
……………..
100
94
83
vlees en melk in blik .
100
95
86
meel
……………….
100
112
90
a) De indexcijfers zijn ontleend aan het antwoord van de Regering op de
algemene beschouwingen vn het Parlement op de Regeringsverklaring van
7 October. Nieuwsgier dd. 26 October 1955.
Uit kleinhandelskringen vernam Uw kroniekschrjver
dat het publiek hierop gereageerd heeft met een ,,kopers-
staking” met betrekking tot houdbare importgoederen.
,,Staking” is overdreven; maar wel is het zo, dat de uit
infiatievrees geboren koopwoede van het 2e kwartaal is
omgeslagen in een beperking van de aankopen, die de
omzet in deze artikelen verre beneden de normale doet
blijven. Het indexcijfer voor de kosten van het gezins-
verbruik is thans (begin November) na een aanvankelijke
kleine stijging weer gelijk gekomen met dat van medio
Augustus.
Reserves en aanvulling.
En zo ontstaat de merkwaardige situatie, dat het aan-
bod van verschillende importartikelen thans ruimer is
dan maanden daarvoor, en de prijzen lager liggen niet-
tegenstaande de afgifte van deviezenvergunningen enige
tijd gestagneerd heeft. De door deze stagnatie ‘ontstane
relatieve verbetering in de deviezenreserves maakte het
daarna gemakkelijker aan de vraag naar import-
vergunningen te voldoen.
Mutaties in goud- en deviezenreserves
(in mln Rp.)
10 Aug. – 31 Aug.
31 Aug. – 28 Sept.
28 Sept. – 19 Oct.
+67
+138
-120
De vraag die velen bezighoudt is: ,,Of de huidige
reserves tezamen met de te verwachten deviezeninkomsten
voldoende zullen zijn om alle aanvragen tot import op
de huidige voorwaarden te kunnen honoreren”. Met
enige bezorgdheid kijkt men dan naar de prijsontwikkeling
der exportproducten. In het algemeen bleven zij min of
meer ver beneden het hoge niveau van eind
1954.
Geluk-
kig was rubber nog overwegend vast tot medio September.
Maar ook dit product kwam de laatste twee maanden
ifl een dalende markt.
Meestal vergeet men dat de vraag, of de Regering haar
politiek kan volhouden niet zo zeer afhangt van de
ontwikkeling der exportprjzen dan wel van de ontwikke-
ling in de verhouding tussen de prijzen van de Indone-
sische im- en exportgoederen. Terecht volgt de Bank
Indonesia de veranderingen daarin steeds met de grootste
aandacht.
Sinds Februari 1954 is de ruilvoet, die toen op 63
stond, geleidelijk aan verbeterd tot 91 in Mei 1955
6).
) Jaarverslag Bank Indonesia 1954/55, blz. 105 en Bulletin nr 6, blz. 17. Basis-
jaar is 1950. De toen bestaande ruilverhouding werd 100 genoemd. Voor de be-
rekeningswijze van het indexcijfer zij verwezen naar Jaarverslag Bank Indonesia
1953/54, blz. 144. Idem ,,E..S.B.” van 26 Januari 1955, blz. 74 met enig commen-
taar met betrekking tot de betrekkelijke waarde van het indexcijfer.
Een verbetering, die de Bank méér nog toeschreef aan de
daling der prijzen van de importgoederen dan aan de
veranderingen der exportprjzen! Jongere cijfers dan
voor Mei 1955 ontbreken. Voor zover zulks aan de hand
van de beschikbare gegevens mogelijk is te beoordelen,
lijkt een reactie op deze langdurige stijging voor Juni en
Juli waarschijnlijk; vooral door prijsstijging bij import-
goederen. Augustus en September zullen onder invloed
van de hoge rubberprjzen vermoedelijk wel weer enig
herstel te zien geven.
Ook de ontwikkeling in het
volume
van de export geeft
enige reden tot zorg. In het bijzonder van de onder
–
nemingsproducten rubber en thee.
Productiecijfers onder-
Exportcijfers
nemingsgewassen
Thee
Be’.
Tin-
Periode
Rub-
(mcl.
Kof-
Palm-
Ve-
Co-.
erts,
her
op-
6e olie
zels
pra
kolen
koop)
enz.
(maandgemiddelden in
tonnen)
1952
………..
24.827
3.080
1.046
12.166
2.522
37.665 35.850
4.250
1953
………..
25.565 3.065
1.821
13.381
2.286 131.680
34.500
4.000
24.013 3.885
30
12.693
2.195
f36.273
33.734
3.655
22.107
3.921
810
13.483
2.240
24.486
3.619
3.437
15.139
2.725
40.665
38.330
4.500
24.678
4.457
307
14.789
2.826
le
kw.
1954
………..
2e
kw.
1954
………..
23.369
4.082
112
12.688
2.832
38.046
28.650
3.663
3e
kw.
1954
………..
20.352
3.704
1.756
13.599
2651
4e
kw.
1954
………..
Ie
kw.
1955
………..
21.578
2.634
3.978
13.826
3:186
1
37.309
27.7051
3.338
2e
kw.
1955
………..
Juli
1955
………..
Aug.
1955
……. …
.20.299
2.974
3.435
13.155
3.009
41.076
30.513 3.419
Bron:
Voorlopige cijfers C.K.S.
Opbrengst en kosten.
Ir Seyffardt, voorzitter van het Algemeen Landbouw
Syndicaat, gaf juist dezer dagen een overzicht van het
effect voor de kostprijs van de nieuwe T.P.I.-regeling en
de recente loonsverhoging, die door de beslissing der
Centrale CQmmissie Beslechting Arbeidsgeschillen van
kracht is geworden
7).
Deze kostenstijging is als volgt
samen te vatten:
kostprijsstijging in Rpcts:
per
I
kg thee per kg rubber
door loonsverhoging
……….
55
60
door T.P.I.
………………
45
10 â 128)
totaal
………
.-
………..
100
70 â 72
Dat deze kostenstijgingen de exportproductie zouden
kunnen bedreigen heeft ook de vorige Regering ingezien.
Door verlaging van uitvoerrechten en het verlenen van
uitvoerpremies heeft men telkens weer getracht de op-
brengstkostenverhouding zodanig te verbeteren, dat er
een prikkel tot productievergroting zou blijven bestaan
9).
De keerzijde van deze, ‘volgens producenten on-
toereikende, verbeteringen in de binnenlandse opbrengst
is, dat zij een kostenverhoging geven voor de binnen-
landse industrie, die deze exportproducten verwerkt
(rubberverwerkende industrie, sigaren- en sigaretten-
fabrieken, margarine- en zeepindustrie enz.). Deze con-
sequentie van de veranderingen in de uitvoerrechten,
die geenszins van te verwaarlozen betekenis is, wordt
nog al eens over het hoofd gezien. Daarenboven be-
‘) Nieuwsgier, October 1955.
‘) Ir Seyffardt heeft in zijn toespraak de kostprjsstijging in rubber als gevolg
van de nieuwe T.P.I.-rcgeling niet genoemd. Waarschijnlijk, omdat die cijfers per
onderneming en per streek nogal uiteen lopen. Volgens een deskundige op dit ge-
bied zou die stijging variëren van 10 tot 12 ct per kg. ‘) 6 Juni 1955 bijzonder uitvoerrecht rubber van 10 op 5 pCt
1 Juli 1955 bijzonder uitvoerrecht copra, peper, koffie van 10 op
5
pCt
en het algemeen uitvoerrecht voor thee van 8 op 4 pCt
21 Oct 1955 bijzonder
,
uitvoerrecht voor alle producten afgeschaft
algemeen uitvoerrecht van 8 pCt op 3 pCt voor copra en koffie; op 4 pCt voor
aard6lic. Onveranderd gebleven is het speciale tarief voor tin en rubber. Het algemeenuitvoerrecht voor alle overige producten is afgeschaft. Aan af-
schaffing van het algemeen uitvoerrecht is verboftden vrijstelling van het statistiek-
recht, het goederengeld en de retributie t.b.v. het Deviezeninstituut. Tezamen ca
1 pCt bedragend.
Uitvperpremie van 10 pCt voor alle producten met uitzondering van peper
(5 pCt) en copra, koffie, palmolie en -pitten, aardolie en derivaten, Witte tin, blad-
tabak, suiker en rubber.
23 November 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1043
(Advertentie)
tekent de overgang van uitvoerrechten naar uitvoer-
premies een verschil voor de Schatkist van honderden
millioenen ‘s jaars. –
Met deze schildering van de ontwikkeling in de buiten-
landse noteringen, de binnenlandse kostenstijgingen en
de herziening van rechten is wel een indruk gegeven van
de voornaamste veranderingen in de opbrengst-kosten-
verhouding van de
ondernemingslandbouw.
Zij is echter
van weinig nut voor de beoordeling van de veranderingen
in de opbrengst-kostenverhouding bij de producenten
van zgn. bevolkingsexportproducten.
De binienlandse
prijzen dezer producten, waarmede barter- en parallel-
transacties e.d.
10)
waren toegestaan, vertoonden een
zodanig agio t.o.v. de tegen officiële koersen omgerekende
buitenlandse noteringen, dat met het afschaffen van deze
bijzondere transactiemogelijkheden een scherpe prijs-
daling op de locale markten optrad.
Marktnoteringen te Djakarta in Rupiah’s
per 100 kg
Medio:
Juni
1
Juli
Aug.
Sept.
1
Oct.
1.290 1.950
1.325
1.140
970
1.725 1.550
1.050
1.000
1.050
R.S.S.
1 e.k.
Priok
………..
1.400
1.400 1.300 1.200
–
Zwarte
peper
……………….
witte
peper
…………………
760 760 710
625
640
koffie
………………………
thee
B.O.P
………………..
1.200 1.450
1.400 1.100
900
Krachtig ingrijpen in enkele centra van smokkelhandel
heeft er eveneens toe bijgedragen, dat de dispariteit
tussen buitenlandse en binnenlandse noteringen aan-
zienlijk verminderde. Volgens een persbericht van het
Ministerie van Economische Zaken dd.
5
September ji.
bedroeg deze dispariteit tot Mei 40 pCt en liep op to t
75 pCt in Augustus. ,,Sinds de installatie van het nieuwe
Kabinet (11 Augustus) is deze dispariteit zeer belangrijk
teruggelopen, doch zulks neemt niet weg, dat deze in
vele gevallen nog 10 pCt en meer bedraagt”, schreef de
Vereniging van Importeurs en Groothandelaren in
Indonesië in haar Bulletin van dezelfde datum. En sinds-
dien is daarin niet veel verandering gekomen.
Welke consequenties deze scherpe prijsdaling voor de
bevolkingsproductie van exportgewassen zal hebben
dient te worden afgewacht. Het is geenszins zeker dat
op wat langere termijn de productie er door verminderen
zal! Hoe het ook zij, het is goed dat thans de im- en
exportzaken scherp van elkaar gescheiden zijn. Het
aantal misstanden, dat bij de oude combinatie.vormen
van im- en exporttransacties voorkwam, is groter en de
schade voor Indonesië ernstiger dan men achter de
schrijftafel ooit zou kunnen fantaseren. Zojuist vernam
Uw kronieksckrijver, dat de smokkelhandel op Singapore
weer grotere omvang aanneemt. En zo zullen er, telkens
weer, minder scrupuleuze lieden zijn, die hoge winsten
trachten te behalen op een wijze die realisatie van het
regeringsprogramma in gevaar brengt. Speciaal ten
behoeve van de exportproductie zal er nog heel wat strijd
gestreden moeten worden om een voldoende regelmatige
aanvulling van de (deviezen) reserves te verzekeren.
Maar als de Regering slaagt bij het zoeken naar middelen
tot opvoering van de arbeidsproductiviteit in de export-
bedrijven, is het zeer wel mogelijk dat zelfs bij een
dalende trend in de wereldmarktprijzen de deviezen-
inkomsten van Indonesië toenemen.
t7enfrum
voor
Tel. O549O.1
ALMELO
ndustrIevestIgIng In Twente
mrd. De toename der voorschotten van de flank Indo-
sia aan de Regering bleef er niet veel onder. Voor zover
zulks uit de weekstaten van de Bank is af te leiden is
tijdens de eerste tien weken van het bewind der nieuwe
Regering de geldcirculatie verminderd met bijna Rp.
250
mln en liepen de voorschotten aan de Regering terug
met niet minder dan Rp. 800 mln
11).
En dan dient daarbij
nog bedacht te worden dat op grond van het te verwach-
ten begrotingstekort een verder oplopen van de Thesaurie-
rekening met Rp. 500 mln voor tien weken geen verrassing
zou zijn.
Hoe is het de Regering gelukt de voorschotten van de
Bank Indonesia niet met Rp. 500 mln te doen stijgen
maar met Rp. 800 mln te doen dalen? Zulks, niettegen-
staande m.i.v. 1 September de accijns op benzine met
ruim Rp. 0,70 per liter werd verlaagd en uitvoerrechten
werden afgeschaft of zelfs vervangen door uitvoer-
premies. In de eerste plaats is dan te denken aan vooruit-
betalingen door importeur: Rp. 150 mln als depôt van
buitenlandse importeurs plus hun vooruitstortingen voor
zover hun aanvragen meer dan Rp.
5
mln bedroegen.
Verder vooruitstortingen door nationale importeurs en
zelfstandig importerenle industriële en agrarische be-
drijven. Alles tezamen genomen zou dit per 19′ Oçtober
Rp. 6 â 800 mln hebben kunnen bedragen.
Verder is op 20 Juli – nog onder de vorige Regering
– een wijziging van de regeling met betrekking tot
bedrijfsovermakingen van kracht gewoiden die op het
volgende neerkomt: aan aanvragen tot transfer op basis
van de in Indonesië gemaakte winst kan worden vol-
daan, nadat:
de over deze winst verschuldigde belasting is betaald;
van het restant 40 pCt is gestort op een rekening
,,Winstreserve op basis van Circ. C 335″ bij de
Bank Indonesia.
Het restant kan dan worden overgemaakt met diën
verstande dat daaruit ook bestreden moet worden de
,,transferheffing”, die 66 2/3 pCt van de officiële tegen-
waarde van het transfer gebleven is. Als aan a. en b. ten
volle is voldaan kan de overmaking in termijnen van
minstens Rp. 250.000 mcl. transferheffing geschieden.
De vergunning heeft een looptijd van een half jaar. De
op de rekening ,,Winstreserve C 335″ gestorte .bedragen
mogen worden gebruikt voor de aankoop van schatkist-
papier of voor het doen van betalingen in overeenstem-
ming met richtlijnen van de Bank Indonesia en. onder
haar goedkeuring. (Hierbij is voornamelijk gedacht aan
besteding voor vervanging en uitbreiding van duurzame
productiemiddelen.)
Direct na het afkomen van de met spanning verwachte
regeling zijn de aanvragen. binnengestroomd. In vlot
tempô is en wordt gewerkt om de bedrijven hun ver-
gunning en het land zijn inkomsten te geven. Van de
mogelijkheid saldi op ,,Winstreserve C335″ om te zetten in
kortlopend schatkistpapier zal nauwelijks gebruik ge-
maakt zijn. Wel heeft de verplichting tot volledige be-
taling van de belastingen v66r de overmaking van de
eerste termijn, de inkomsten voor het Rijk vlotter doen
vloeien. Een versneld binnenkomen van de geraamde
inkomsten is eveneens waarschijnlijk wat betreft de
”) Voor de periode 29 Juni t/ns 19 October komen deze cijfers op resp. Rp. 200
mln en Rp. 826 mln.
Financieringsperikelen.
In 1954 nam de geldcirculatie met bijna Rp. 34 mrd
toe; in het eerste semester van
1955
met ruim Rp. 14
“)
Zie ,,E.-S.B.”
van 20 October 1954, blz. 838.
1044
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 Novembèr 1955
transferheffingen, mede als gevolg van een vlottere
afdoening van de winsttransfers 1953. Het zijn even
zovele factoren die kunnen bijdragen tot een erklaring
van het verschijnsel, dat de voorschotten aan de Regering
zijn afgenomen in plaats van toegenomen.
Verder is te denken aan het oplopen van het aan
muntbiljetten circulerende bedrag, waarvan de limiet
begin Augustus van Rp.
375
mln op Rp. 660 mln werd
gebracht. Het accres in de muntbiljettencirculatie en in
het uitstaand bedrag aan schatkistpapier kan meehelpen
.
ter verklaring van het in Indonesië ongewoiie verschijnsel
dat de mutatie in de ‘geidbeweging – zoals die uit de
weekstaten van de Bank Indonesia blijkt – slechts een
flauwe weerspiegeling is van de vèrandering in de post
,,Voorschotten aan de Regering”. Voor zover accres in
muntbiljetten en schatkistpapier dit verschil niet kunnen
verklaren, zal het gevonden moeten worden in het terug-
lopen van het girale geld van de overige banken. Maar
daarenboven moeten de deposito’s ook zijn terug-
gelopen als gevolg van de overboekingen op de rekening
,,Winstreserve C 335″ bij de Bank Indonesia, die haar
niet afzonderlijk vermeldt, niaar in de post ,,Rekening-
courantsaldi van anderen” verwerkt.
Vast staat dat door een en ander het werkkapitaal van
d& overige banken aanzienlijk is verminderd; juist in een
periode waarin de fipanciering van de suikeroogst zware
eisen stelde. Geen wonder dat het bedrijfsleven geen
willig oor vond bij de banken met verzoeken tot hulp ter
financiering van de vooruitbetalingen bij de import.
Voor zover deze geldkrapheid er direct of indirect toe
leidt, dat gehamsterde voorraden geliquideerd worden,
en de import beperkt blijft tot datgene wat voor de con-
tinuïteit in de productie en aanvoer van consumptie-
goederen onontbeerlijk is, zijn de gevolgen precies in
overeenstemming met het door de Regering gewenste
effect.
Indien echter de geldkrapheid zover gaat, dat zij de
reële productie belemmert, is het doel voorbij geschoten.
En als Uw kroniekschrjver het betoog van Ir Seyffardt
goed begrepen heeft zag hij in de huidige financierings-
problemen bij de ondernemingsiandbouw een acute
bedreiging van de continuïteit in de productie; gevaar
–
lijker nog dan de ongunstige verhouding tussen kosten
en opbrengsten, waarvan de gevolgen veel langzamer in
de productie zichtbaar worden. Voor een deel van de
industrie geldt hetzelfde. Hoe het gevaar bezworen kn
worden is echter niet zo heel eenvotidig te beantwoorden.
Sommige der denkbare middelen ter verzachting van de
liquiditeitsmoeilijkheden zullen ernstige bezwaren bij
het bedrijfsleven ontmoeten; andere gaan tegen de lijnen
van de algemene politiek in en daar zal de Regering
weinig voor voelen. Een
gedeeltelijke
tegemoetkoming
aan de wensen van het bedrijfsleven is op korte termijn
wel te verwachten.
Tactiek.
Zo zijn er meer problemen, en komen er telkens nieuwe.
Zij zijn van tactische aard. Bij verschillende gelegenheden
heeft de economische generale staf, met Prof. Surnitro,
Minister van Financiën als voorzitter van de Monetaire
Raad, blijk gegeven snel te kunnen handelen als on-
voorziene ontwikkelingen zulks nodig maakten. Op een
speculatie in rijst naar aanleiding van door regens
teleurstellende oogsten werd gereageerd met en bestelling
van 150.000 ton boven de 100.000 ton, die da vorige
Regering, het gevaar voorziende, reeds in Burma besteld
had. Speculatie in suiker werd de kop ingedrukt door het
tijdelijk stopzetten van de export. Pogingen door stagnatie
van de zoutaanvoer de prijzen op te drijven zijn in de
kiem gesmoord,. door de oorzaak van de stagnatie op te
sporen en uit de weg te ruimen:
Het ontbreekt niet aan critiek – soms zeer fel – op
het economisch beleid van de huidige Regering. Critiek
•
in pers en Parlement, hoofdzakelijk voortvloeiende uit
verschil in maatschappijbeschouwing. Zolang geen vol-
doende zekerheid bestaat met betrekking tot dè verande-
ringen die het Kabinet zal ondergaan als gevolg van de
juist gehouden verkiezingen voor het Parlement, durft
het bedrijfsleven zich niet voor langere tijd te binden.
Zij, die zich nu in een relatief gunstige positie menen
te bevinden, zijn geneigd zich zoveel mogelijk te dekken
tegen de mogelijke nadelige gevolgen, die de economische
politiek van een nieuw Kabinet voor hen zou kunnen
meebrengen. Omgekeerd wachten velen, die onder de
huidige omstandigheden hun positie op den duur niet
zouden willen handhaven, liever even af dan nu reeds
de verliezen te nemen van een omschakeling, die achteraf
onnodig zou kunnen blijken.
Deze zo algemeen voorkomende ,,wait and see”-
politiek is naar Uw kroniekschrijver voorkomt de grootste
hindernis waar de huidige Regering zich voor geplâatst
ziet. De onzekerheid over het economisch beleid van het
binnen enkele maanden te verwachten nieuwe Kabinet
vergroot de toch reeds bestaande twijfel over de mogelijk-
heid van het benaderen van een monetair evenwicht en
een betalingsbalansevenwicht.
Bij de productie-ondernemingen leidt dit er toe dat
men de beschikbare, liquide middelen, voor zover maar
mogelijk is, gebruikt voor het realiseren van een import-
programma, dat de risico’s van schokken in de bezettings-
graad minimaliseert. liet betekent dat men nu reeds
goederen bestelt die men pas maanden later zou be-
hoeven te bestellen om de continuïteit in de productie
te verzekeren. Deze’ ,,wait and see”-politiek vertraagt de
stroomsnelheid van de goederen, en is een rem voor de
opvoering van de productiviteit in de bedrijven. Voor
zover deze politiek van de bedrijven voortvloeit uit
twijfel met betrekldng tot het voortduren van de liberale
deviezenpolitiek, zou de Regering er wellicht iets aan
kunnen veranderen door een bedrijf de gelegenheid te
geven een importprogramma voor bijv. 1 jaar in te dienen,
dat, na verkregen goedkeuring, het bedrijf garandeert
op de in het programma genoemde tijdstippen over de
aangevraagde deviezen te mogen beschikken. Zij kan
weinig doen aan een eventueel overblijvende twijfel
t.a.v. de vraag of bij een Kabinetswisseling deze garanties
nog zouden worden erkend, en de tarieven en overige
voorwaarden gehandhaafd zouden blijven.
Het is een kleine illustratie van de moeilijkheden die
voor dit Kabinet voortvloeien uit het feit, dat het zijn
ambtsperiode zo kort moet zien. En al zou het zelf de
overtuiging hebben dat het nieuwe Kabinet zo zal zijn
samengesteld, dat zulks geen belangrijke veranderingen
in de economische politiek zou meebrengen, dan blijft
toch de twijfel daaromtrent bij vfij brede groepen van het
zakenleven zijn stempel drukken op de reacties op de
regeringsbeslissingen. Dit feit maakt het moeilijk, ook
voor de Regering, tot een juiste beoordeling te komen
van de verschuivingen, die, in alle sectoren van het eco-
nomisch leven, door haar politiek zijn opgeroepen.
Des te meer respect heeft Uw kroniekschrijver voor de
daadkracht en het zelfvertrouwen, waarmede de Regering
de uitvoering van haar doelbewuste programma nastreeft.
Als het vaak goed geïnformeerde dagblad Keng Po gelijk
23 November 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1045
heeft, dat de onderhandelingen met de Verenigde Staten
over de levering van surplus-landbouwgoederen er op
zullen uitlopen, dat Indonesië in de loop van de komende
twee jaar geleverd krijgt: 12.000 ton ruwe katoen,
15.000
ton Virginia tabak, 50.000 ton melkpoeder, 100.000 ton
meel en 250.000 ton rijst ter waarde van ca $100 mln,
dan zou deze hulp wel eens van beslissende betekenis
kunnen zijn voor het realiseren van de doeleinden die de
huidige Regering voor ogen heeft
12).
Djakarta,
11
November 1955.
Prof. Dr A. KRAAL.
i) Volgens zo juist uit betrouwbare bron verkregen inlichtingen zal voor het
lopende belastingjaar der Verenigde Staten de te verwachten hulp aanzienlijk
beneden de helft van dit twee jaar-programma
blijven.
Vrijwel zeker is het dat
rijst uit de lijst is geschrapt.
INGEZONDEN STUKKEN
De -liberalisatie van tomatenpuree
Mr Chr. M. Pool te ‘s-Gravenhage schrijft ons;
Het heeft mij enigszins verwonderd in een vooraan-
staand wetenschappelijk tijdschrift als het Uwe een artikel
van de hand van de heer Kemmers (Uw nummer van
19 October jij
–
aan te treffen, waarin de liberalisatie van
de tomatenpuree wel zeer eenzijdig is belicht. Ik acht het
dan ook noodzakelijk een en ander aan de hand van de
feiten recht te zetten.
Ik stel voorop, dat de Nederlandse tomaat een product
is voor directe consumptie en niet voor verwerking tot
puree. Onze tomaat is een prima sappige vrucht en daar-
om terecht zeer in aanzien zowel bij Nederlandse als bij
buitenlandse consumenten. Het vochtgehaite is echter
veel hoger en de droge stof belangrijk lager dan de pro-
ducten uit zuidelijker streken. De tomatenteelt in Neder-
land is al oud, doch er is nimmer in Nederland een ver-
werkings- of conserveringsindustrie van enig belang ont-
staan. Alleen in de na-oorlogse jaren, toen Nederland in
verband met zijn deviezenpositie de import van eind-
producten moest beperken en de export naar Duitsland
van groente en fruit moeizaam op gang kwam, werd het
voor de conservenindustrie aantrekkelijk tot productie
van tomatenpuree over te gaan. Het Nederlandse product
kon echter de kwaliteit van het buitenlandse niet evenaren.
Al spoedig kwam dan ook speciaal van de visconserven-
industrie het dringend verzoek om uit de Verenigde
Staten, Hongarije, Italië de voor haar conserven vereiste
kwaliteit te mogen importeren.
De Nederlandse teler heeft dan ook nimmer tomaten
geteeld voor de conservenindustrie. Men maakt voor het
verse product zowel in binnen- als buitenland prijzen,
welke beduidend boven kostprijs liggen. Over het gehele
jaar gerekend is de teelt van tomaten winstgevend. De
Nederlandse conservenindustrie kan op basis van de gang-
bare veilingprjzen niet concurrerend met het buitenlandS
prodceien. In doorsnee dient de grondstoffenprjs voor
de industrie te liggen op een peil, dat ver beneden de
telerskostprijs, ja zelfs beneden de minimum veilingprjs
ligt. Dat betekent dus, dat de industrie alleen kan werken
als er een zodanig surplus optreedt, dat er doorgedraaid
en dus het restant van de oogst vernietigd zou moeten
worden. Het is de industrie in de na-oorlogse jaren nim-
mer gelukt een contract met de veilingen af te sluiten,
voordat deze er zeker van waren dat er een onverkoop-
baar surplus zou ontstaan, dat slechts voor vernietiging
in aanmerking zou komen.
Een dergelijke grondstoffenpositie is weinig bevorder-
lijk voor de opbouw van een behoorlijke industrie. Daar
komt bij dat er een product ontstaat, dat kwalitatief
minder is dan het buitenlandse. Men kan hieraan tege-
moet komen door de binnenlandse puree te, vermengen
met het kwalitatief betere en veelal goedkopere buiten-
landse product. De industrie heeft dit dan ook in de
laatste jaren moeten doen.
Stelt men nu de gehele Nederlandse consumptie op
circa 4.000 ton, dan zou de industrie zelf daarvan hoog-
stens 2.000 ton kunnen produceren om verder door ver
–
menging met buitenlands product het kwantum op te
voeren. Hiervoor is benodigd 7 â 8.000 ton tomaten (en
niet 7 â 41.000 ton zoals in het artikel van de heer Kem-
mers abusievelijk is vermeld). Ik betwijfel of de aankoop
van deze 8.000 ton door de industrie wel zo belangrijk is
als de heer Kemmers doet voorkomen. Zelfs al zou het
gehele kwantum doorgedraaid en vernietigd worden,
blijft de tomatenteelt voor de producent lonend. Gezien
het betrekkelijk kleine kwantum en de zeer lage prijs,
welke de industrie kan betalen, zal het verlies bij even-
tuele vernietiging (in waarde gezien) slechts een zeer ge-
ring percentage uitmaken. Bovendien breidt de tomaten-
teelt zich jaar op jaar sterk uit, waaruit men mag con-
cluderen, dat de teler het risico van doordraai en ver-
nietiging aanvaardt. Deze aanvaarding geschiedt vrijwillig.
Het Borgstellingsfonds voor de Landbouw speelt hierin
een te verwaarlozen rol.
In België bestaat een gelijke situatie. Ook daar is een
grote tomatenproductie. Hoewel de Belgische landbouw
ten aanzien van liberalisatie behoudend mag worden
genoemd, heeft men toch ingezien dat non-liberalisatie
van tomatenpuree onverdedigbaar zou zijn. Het heeft
dan ook reeds in 1949 de invoer van tomatenpuree ge-
liberaliseerd.
Dit zijn notoire feiten, niet alleen hier te lande bekend,
maar zeker ook bij de experts van de Steering Board for
Trade van de O.E.E.C. Toen dan ook enige jaren geleden
Nederland een justificatie moest geven voor alle posten,
welke zij niet kon of wilde liberaliseren, ontbrak het de
Nederlandse – delegatie aan argumenten om de non-
liberalisatie van tomatenpuree te verdedigen. Noch onze
tomatenverwerkende industrie noch de telers konden
een behoorlijke argumentatie daarvoor opbouwen.
Slechts werd van die zijde verzocht liberalisatie zo lang
mogelijk uit te stellen op het in dit geval weinig steek-
houdend argument, dat de Nederlandse conserven-
industrie in de gelegenheid moest worden gesteld op ver-
werking van andere producten over te gaan. Dit is door
de O.E.E.C. aanvaard, doch onder voorwaarde dat de
datum van de liberalisatie van ditproduct vobruit zou
worden vastgesteld. Na lange onderhandeling werd deze
datum vastgesteld op 1 Juli 1955. Dit was het bedrijfs-
leven bekend.
Dit zijn de feiten. Het heeft geen zin om nader in te
gaan op het -verdere betoog van de heer Kemmers.
1046
ECONOMISCH-STATISTISCHE BËRICHTEN
23
November
1955
NASCHRW
Indien de heer Pool mij meent te moeten betichten van
eenzijdigheid, dan.blijkt uit het eerste deel van zijn inge
zonden stuk nog niet recht duidelijk op welke punten
dit het geval is. Wij beiden wijzen er immers op, dat
op de pureemarkt de uit de Nederlandse kastomaten
vervaardigde puree niet kan concurreien met de puree,
welke is bereid uit Italiaanse natuurtomaten. Dit is ech-
ter meer een kwestie van prijs dan van kwaliteit. Uit
kastomaten kan men ook puree fabriceren met een droge-
stofgehalie van 28 â
30
pCt, zoals Italië normaal levert,
men moet er alleen wat meer tomaten voor gebruiken.
Dit wordt echter lang niet altijd gedaan.
Ook zijn we het er over eens, dat de Nederlandse teler
geen tomaten teelt voor de conservenindustrie. Ik heb
er slechts op gewezen, dat alleen afzet aan de conserven-
industrie uitkomst kan brengen, indien de buitenlandse
markten in feite ontoegankelijk gemaakt zijn en de bin-
nenlandse ,,verse” markt verzadigd is. Deze afzet aan de
conservenindustrie vond plaats tegen prijzen, welke steeds
beneden de kostprijs van de Nederlandse kastomaten en,
behoudens misoogsten in Italië, boven die van de Itali-
aanse natuurtomaten lagen.
Tot zover valt er dus niets ,,recht te zetten”. Zodra de
heer Pool dit wel gaat proberen moet ik echter met hem
van mening verschillen. Dit moge blijken uit het vol-
gende.
De aankopen van buitenlandse puree in de beide laatste
jaren zijn niet zozeer een gevolg van een dringende be-
hoefte aan menging, doch hangen samen met het mis-
lukken van de teelt van voor verse consumptie bestemde
natuurtomaten in West-Europa in
1954.
Het Nederlandse
kasproduct vond toen overal, bijna het gehele seizoen
door, vlot afzet en. om
in de Nederlandse pureebehoefte
te voorzienwas invoer van puree nodig.
Het is ook onjuist, dat ei een behoorlijke industrie
zou dienen te worden ,,opgebouwd” om verwerking tot
puree verantwoord te maken. Ik heb er juist op gewezen,
dat de bestaande fabrieken, na het een en ander geïn-
vesteerd te hebbefi in speciale machines voor onderdelen
van het bereidingsproces, een uitstekende gelegenheid
hadden het verwerkingsseizoen te verlengen. Immers,
de groente- en fruitverwerkende industrie steunt op een
reeks van producten, welke achtereenvolgens verwerkt
worden.
Ten overvloede kan er nog op worden gewezen, dat
ook reeds v66r
1940
vrij veel Nederlandse tomaten tot
puree werden verwerkt.
Zelfs als de aankoop door de conservenindustrie niet
meer dan 8.000 ton per jaar zou kunnen bedragen en
geen 14.000 ton zoals in
1953
(door verwisseling van
cijfers stond in mijn artikel abusievelijk 41.000 ton),
is dit nog van grote betekenis voor bepaalde onder-
delen van de tomatenteelt. Het onderhavige probleem
speelt geen rol bij de afzet van in verwarmde kassen
geteelde tomaten, waarvan de oogst valt omstreeks Juni,
doch bij in onverwarmde kassen geteelde tomaten en wel
speciaal in die streken waar aan de tomatenteelt een voor-
teelt van sla vooraf pleegt te gaan en de oogst in Augustus
en September plaatsvindt. Voor de daar gevestigde Vrij
grote groep telers is het een schrale troost als de teelt van
tomaten over het gehele jaar gerekend lonend is. Voor
hen gaat het om de prijsvorming in deze maanden en het
is juist in deze tijd, dat gedurende enkele weken de reeds
besproken moeilijkheden voorkomen. Doordraai en ver-
nietiging betekenen dan zeer veel. De uitbreiding van de
tomatenteelt vindt hier niet haar zwaartepunt, wat er op
wijst, dat dit toch al niet het meest lonende onderdeel
van de tomatenteelt is.
Dat de heer Pool de situatie in de Nederlandse en Bel-
gische tomatenteelt vergelijkt, verwondert mij in hoge
mate De Nederlandse teelt is voor 70 pCt op export aan-
gewezen. België teelt zo weinig, dat invoer moet plaats-
vinden. De protectionistische maatregelen, welke de
Nederlandse export allerwege treffen, worden bij deze
invoer wel op de meest irriterende wijze toegepast. Indien
de Nederlandse telers voor de afzet van hun voor verse
consumptie geteelde tomaten een zelfde garantie kregen
als de Belgische al sedert jaren hebben, zouden de eersten
ook geen enkel bezwaar tegen vrije invoer van puree
maken.
Ik vermoed zelfs, dat deze bezwaren ook niet zouden
worden gehoord, indien elke bescherming in Nederland
ontbrak, doch het buitenland de maatregelen welke onze
tomatenuitvoer belemmeren eens flink zou opruimen.
Dit laatste gebeurt echter niet; veeleer is het tegendeel
het geval. Het enige binnenlandse steunpunt, dat in
deze omstandigheden daar tegenover bruikbaar is, heeft
de Overheid nu prijs gegeven. Hier kwam later de dum-
ping nog bij. Dit was de kern van mijn betoog. De heer
Pool volstaat er mede op te merken, dat het geen zin
heeft hierop in te gaan. Dit is jammer, want alle vorige
opmerkingen hebben weinig zin als men dit aspect ne-
geert. Culmineerden hierin immers niet de, blijkbaar
als niet bruikbaar gekwalificeerde, argumenten van de
telers voor non-liberalisatie?
Honse!ersdijk.
W.
H. KEMMERS, econ. drs.
Schaduwzijden van ,,over-full employment”
De heer H. Ens te Oss schrijft ons:
/
De heer C. Vermey legt in zijn artikel in ,,E.-S.B.” van
7 September jI. onder bovenstaande titel zeer terecht de
vinger op een euvel dat bij beschouwingen over de huidige
overspannen arbeidsmarkt maar al te vaak over het hoofd
wordt gezien: het grote verloop vooral onder de jeugdige
werknemers. Waar hier ook getracht wordt een oplossing
aan te wijzen – het opnieuw tot gelding doen komen van
waarden als plichtsbesef, verantwoordelijkheidsgevoel, de
wil om zich door ijver en kennis een levenspositie te ver-
schaffen, etc. – is het toch allereerst noodzakelijk te
trachten de oorzaak van dit grote verloop op te sporen.
Het kan niet ontkend worden dat de aangeduide weg
om tot een oplossing te komen een zeer langdurige zal
zijn, terwijl juist gestreefd moet worden naar een ver-
betering op korte, zelfs zeer korte termijn.
Slechts terloops werd gewezen op het wegkopen van
personeel door werkgevers. Deze hand over hand toç-
23November
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
1047
nemende politiek heeft echter een door de werkgevers
meestal niet gerealiseerd gevolg, dat toch zeer schadelijk
voor hen zelf kan zijn. Meestal weten zij ni. niet de logiche
consequenties te trekken uit het tegen hoge salarissen
aanstellen van nieuwe personeelsleden. Het komt thans
herhaaldelijk voor, dat een nog jeugdig werknemer, die
echter reeds enige jaren zijn beste krachten aan eën
onderneming gegeven heeft en volkomen berekend is
voor zijn taak, plotseling naast zich of zelfs onder zich
een nieuw personeelslid, waarvan werklust, geschiktheid
en trouw nog maar moeten blijken, vindt aangesteld op
aanzienlijk gunstiger voorwaarden dan hij na enige jaren
werken heeft kunnen bereiken. Hoewel men zich veelal
heel wat moeite getroost om de salarissen geheim te hou-
den is het vrij normaal, dat men ten naaste bij de salarissen
van collega’s, ondergeschikten en zelfs van superieuren
kent.
Door bovenbeschreven politiek wordt het doôr •de
onderneming bij het personeel gekweekte vertrouwen
zeer snel ondermijnd. Men gaat zich afvragën wat men
van de . onderneming in slechte tijden te wachten zal
hebben wanneer in goede tijden al zo slecht aan de be-
langen van de personeelsleden wordt gedacht. Bovèndien
snijdt dit mes aan twee kanten. Enerzijds zal de reeds
langer werkzame employé geneigd worden dit spelletje,
dat kennelijk zijn vruchten afwerpt, ook eens te pro-
beren, anderzijds is het de nieuwe employé duidelijk, dat
zijn handelwijze kenieljk juist is geweest en hij zal der-
halve geen reden zien niet nog eens op dezelfde wijze te
werk te gaan.
Het is duidelijk, dat door het niet aanpassen van de
salarissen van de reeds langer werkzame personeelsleden
aan het niveau, dat bij de aanwerving van nieuwe krachten
gebruikt wordt, in de onderneming zelf ernstige span-
ningen worden opgeroepen, die op hun beurt weer tot
een groter verloop aanleiding kunnen geven. De voor de
gezonde onderneming zo noodzakelijke wil tot samen-
werking tussen de employé’s vermindert en het onder-
linge contact kan stroef en moeilijk worden.
Wil men op korte termijn het veranderen van betrek-
king door jeugdige krachten ter verkrijging van een kleine
salarisverbetering binnen de perken terugbrengen, dan
zal er voor gezorgd dienen te worden dat dit voor de
jeugdige personeelsleden zelf een onvoordelig spelletje
wordt. Het dient zichtbaar te zijn, dat men meer bereikt
door volharding in eenzelfde betrekking, door kennis
• van zaken, door plichtsbesef, verantwoordeljkheids-
gevoel e.d., dan door het zwerven van de ene betrekking
naar de andere met telkens een kleine salarisverhoging.
Men zal dit uitsluitend duidelijk kunnen maken aan de
hand van feiten en het zal vergeefse moeite zijn wanneer
èn de jeugdige èn de oudere personeelsleden dagelijks
het tegendeel bewezen zien. Dat de Werkgevers zich hier
van hun verantwoordelijkheid bewust zijn! –
NASCHRW
In mijn beknopte beschouwing heb ik op het ook m.i.
onjuiste systeem van ,,wegkopen” van anderer personeel
gewezen en hierop critiek geoefend. Het geldt hier
echter, voor zover mij bekend, voornamelijk ervaren
krachten die een zelfstandige en leidinggevende functie
kunnen vervullen en uit dien hoofde bepaalde eisen ten
aanzien van beloning kunnen stellen. De verstandige
werkgever zal overigens, los van sociale motieven, uit
welbegrepen eigen belang discrepanties in het salarispeil
tussen nieuw aan te stellen en reeds in dienst zijnd
personeel eigener beweging op zo kort mogelijke termijn
opheffen.
Waar de ,,hoogconjunctuur” met volledige bedrijfs-
bezetting in tal van gevallen uitbreiding van de staf
noodzakelijk maakt en met name in de jaren na de
oorlog tot een snelle – op grond van bekwaamheid vaak
ongemotiveerde – stijging der salarissen heeft geleid, is
het probleem niet z6 eenvoudig als de heer Ens stelt.
Werden door een bedrijf v66r de oorlog alleszins redelijke
salarissen betaald, na de oorlog trad reeds zeer spoedig
een scherpe stijging in. Verkeerde een onderneming in
de noodzakelijkheid – en waar was dit niet het geval –
nieuwe medewerkers aan te trekken, dan bleek onmiddel-
lijk het vaak aanzienlijk verschil tussen oude en nieuwe
salarissen. Neemt men, om slechts één enkel voorbeeld
te noemen, de beloning van typisten die in
1945
f 200 â
250 per maand en vaak naar gelang van bekwaamheid
minder verdienden en thans met dikwijls gebrekkige
talenkennis f 400 â 450 verlangen, dan is het duidelijk
dat het aanpassingsproces
over de gehele linie
tact eist wil men voorkomen dat ten onrechte de indruk, wordt
gevestigd dat de oudere leden vn de staf in het verleden
,ondergewaardeerd” werden.
Nog eens, de sociaal voelende en verstandige werk-
gever zal eigener beweging werknemers die ,,reeds enige
jaren hun beste krachten aan een onderneming hebben
gegeven” en getoond hebben de door de heer Ens ge-
noemde eigenschappen, t.w. ,,werklust, geschiktheid en
trouw” te bezitten, niet bij nieuw aan te nemen personeel
achterstellen. Ik betwijfel, of het door de heer Ens gesigna-
leerde euvel algemeen verbreid is. Wel weet ik dat de
klacht der werkgevers, wien dit euvel niet kan worden
verweten, dat bij de jonge
generatie van kantoorpersoneel
het begrip ,,trouw” maar al te vaak ontbreekt, dat de
werklust – de go ede niet te na gesproken – aanmerkelijk
geringer is dan vroeger en ook de bekwaamheid veelal
te wensen laat, algemeen is. Ik ben geneigd te geloven dat
bij een eventuele enquête spoedig zou blijken dat het door
de heet Ens gesignaleerde euvel allerminst geldt voor het
merendeel der ondernemingen.
Rotterdam.
C. VERMEY.
1
‘
Leeft met
Uw tijd
nwe
Leest de E.-S.B.
1048
ECONOMISCH-STATISTISC}IE BERICHTEN
23November 1955
–
D
BOEKBESPREKING
Jan J. Knap: Exposities ter bevordering van de afzet,
Uitg. H. E. Stenfert Kroese N.V., Leiden 1955,
170 blz.,
f 12,50:
Wat de literatuur over afzetbevordering betreft stâan
wij in ons land nog voor een bescheiden reeks publi-
caties. Het is dus niet verwondèrlijk dat een zo specialis-
tisch onderwerp als de commerciële expositie tot dusverre
onbehandeld bleef. Zelfs in de onuitputtelijke Ameri-
kaanse literatuurstroom Vindt men slechts weinig studies
op dit gebied. De ontdekkingsreiziger die dit nieuwe
terrein betreedt verheugLzich dus onmiddellijk in onze
belangstelling en in ons respect. Waren daarom onze
verwachtingen te hoog .gespannen?
Helaas moet gezegd wordën dat het boek van
Jan J. Knap ons heeft teleurgesteld. Dit duidt reeds aan
dat we het gebodene hebben vergeleken met wat wij ons
van deze studie voorstelden. We stelden ons niet in de
allereerste plaats historisch-theoretische beschouwingen
voor, doch een practische behandeling van de plaats
van commerciële exposities in het afzetplan, en voorts
de uitwerking van – een aantal ,,spelregels” waaraan
exposanten zich dienen te houden aleer zij successen
mogen verwachten.
De auteur ventileert inderdaad een groot aantal
practische ideeën, welke overigens op onderling nogal
versçhillend niveau liggen. Zijn voorstel om het parallelo-
gram in plaats van de rechthoek te kiezen als grondomtrek
van de stand is gedurfd; hij weet ook overigens goed
gemotivede ideeën te geven voor de lay-out van de
stand. Zijn Qpmerkingen over het reclamedrukwerk
zijn. behartigenswaardig. En zo kunnen we doorgaan.
Bij dit alles wordt echter de wat irritante indruk gewekt
dat het boek eigenlijk is opgetrokken rond een klein
aantal concrete suggsties, welke tezamen geen boek
vullen. Sommige suggesties iijn Vrij ver uitgewerkt,
anderë problemen doet de schrijver met generalisaties af
waaraan de exposant zeer weinig zal hebben. Daarbij
worden belangrijk .en onbelangrijk niet voldoende onder-
scheiden, zodat de lezef snel vermoeidraakt. Ten slotte
kân gezegd worden dat de gang van het betoog hier en
daar wordt verstoord door een evidente polemische
aanleg van de auteur.
Met de vele excursies welke de schrijver maakt op
,,theoretisch” gebied zullen slechts wèinigen zièh geluk-
kig voelen. Te zeer lijden deze uiteenzettingen omtrent
,,het wezen” van tentoonstellingen, jaarbeurzen en vak-
beurzen aan een overbodige gewichtigheid. Deze ex-
cursies zijn bovendien veelal te kort omrondige behande-
ling van de aangeroerde problemen mogelijk te maken.
Een populaire behandeling (waartegen we allerminst
bezwaar zöuden willen maken) heeft er soms toé geleid
dat er een soort ,,plausibiliteitsbewijs” wordt gegeven
dat wel prettig verteerbaar is, doch juist daarom gevaar-
lijk. Als voorbeeld geven we de ,,stroômregel” die ons
leert dat een mensenmassa, evenals het rivierwater,
steeds de buitenbochten van de stroom zoekt. Een ver-
wijzing naar sporen in de sneeuw in een bochtige straat,
waardoor iedereen zich kan overtuigen, mag toch wel
onvoldoende genoemd worden als ,,bewijs”.
Het bovenstaande houdt allerminst in, dat men dit
boek na lezing weglegt zonder daaruit enkele aantekenin-
gen te hebben overgehouden welke van direct practisch
nut zijn of, doordat ze exposanten aan het denken zetten,
op langere termijn hun nut zullen afwerpen. De opmer-
kingen over stand-indeling en stand-bezetting behoren
tot de eerste categorie, terwijl we tot de tweede een uit-
spraak zouden willen rekenen als: ,’,Er is meer moed
voor nôdig, een verkoopboodschap zodanig te formu-
leren dat het publiek deze begrijpt, dan een stand te
laten maken door een surrëalistisch kunstenaar!”
Het boek is rijk. (en bij dit woord denke men niet
alleen aan een kwantitatief gegeven) aan foto-illustraties.
Door een korte tekst bij elke foto wordt de verbinding
tussen het betoog van de auteur en de afbeeldingen
duidelijk gemaakt.
Pernis.
Drs J. L. WAGE.
GELD- EN KAPITAALMARKT
De geidmarkt.
Gedurende de verslagweek kwam aan het zoveelste
afgifte-loze tijdperk een einde, toen de Agent van het
Ministerie van Financiën de verkoop van schatkistpapier
over de toonbank met ingang van Vrijdag 18 November
hervatte. Afgegeven worden thans 12 maandspromes-
sen- tegen een disconto van 1 pCt per jaar en
5
jaarsbiljetten tegen een rente van 1 7/8 pCt per jaar.
Tijdens de vorige afgifteperiode, 17 Augustus t/m
13 September jl., verkocht De Nederlandsche Bank 3 en
12 maandspromessen tegen een disconto van
3
resp.
1 pCt p.j. alsmede 3 jaarsbiljetten â 1 7/16 pCt rente p.j.
In de vôôr-vorige, 1 t/ml6 Augustus jl., was de beurt
aan de Agent geweest, die toen 12 maandspromessen
â 1 pCt disconto en 3 resp.
5
jaarsbiljetten â 1 7/16 resp.
1 7/8 pCt rente per jaar te kobp aanbood.
Er is derhalve thans, wat de afgiftetarieven betreft,
geen nieuws onder de zon. Terwijl er in andere landen
de laatste tijd om de haverklap sprake is van verhoging
van geldmarktrentevoeten (de afgelopen week bijv.
verdere discontoverhogingen in de Verenigde Staten en
Oostenrijk), doen de Nedërlandse monetaire autoriteiten
aan deze internationale beweging niet mee. Nederland
blijft hierdoor een goedkoopte-eiland in de geldmarktzee,
met t.o.v. andere landen bijkans exorbitant laag ge-
worden korte rentestanden.
Dat er voorts bij onze monetaire autoriteiten ook geen
neiging bestaat tot infiatiebestrijding met andere mid-
delen, blijkt uit de handhaving van het verplichte mini-
mum-kaspercentage der banken op 10 pCt voor de
periode 22 November-22 December a.s. Uit het rustig
dorgaan met de hoge overheidsuitgaven blijkt eveneens
dezelfde mentaliteit.
De kapitaalmarkt.
De Amsterdamse aandelenmarkt vertoonde de af-
gelopen weken een grote mate van stabiliteit, of, beter
gezegd, het herstel van de koersinzinking van October
maakte weinig verdere voortganTg. Wel was er soms wat
extra vraag naar
bepaaldé
aandelen waar te nemen, bijv.
in geval een emissie met ifinke claim werd verwacht, of
naar
bepaalde
aandelengroepen (dè afgelopen week bijv.
naar scheepvaartfondsen i.v.m. de hogere wilde-vrachten-
index in October en i.v.m. de agiobonus van 7 1/7 pCt
van de Mij Nederland), maar over het algemeen was er
telkens weer sprake van voorzichtigheid en zelfs apathie
bij het Nederlandse beleggende publiek. Daarbij kwam
dat ook het buitenland hier grotendeels verstek liet gaan,
al was er af en toe wel eens wat vraag, bijv. voor Franse
rekening.
23 November 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1049
De stijgende lijn in New York vormde met deze luste-
loosheid ook nu weer eeii tegenstelling. De afgelopen
week werd daar het recordniveau van September jl. op
een fractiena weer bereikt; wellicht zou het zelfs zijn
overschreden, had niet de discontoverhoging door een
aantal Federal-Reservebanks in het kader van de anti-
infiatiepolitiek roet in het eten gedaan in de vorm van
een lichte koersterugslag.
De uiteenlopende koersontwikkeing van Wallstreet
en Damrak wordt door de indices als volgt gedemon-
streerd:
1
New York
Amsterdam
1
Dow Jones
Algem. aandelen-
1
Industrials
koersgemiddelde
ANP/CBS.
Op de obligatiemarkt bleek gedurende de verslagweek,
hoe snel een kinderhand hier gevuld is. De bèlangstel-
ling voor de 34 pCt obligatie-emissie der Nederlandsche
Spoorwegen was, in hoofdzaak dank zij het kwart
procentje meer rente, en de afwezigheid van de hatelijke
bevoegdheid voor de crediteur tot vervroegde aflosbaar-
stelling, zeer groot. Bij de toewijzing zal een zeer
aanzienlijke reductie op de inschrijvingen plaats-
vinden; vermoedelijk is deze lening, ondanks het achter-
wege blijven van zwaar majoreren, meerdere malen
overtekend. –
De onzekerheid, of de huidige stilstand bij de ont-
wikkeling van de lange rentestand hier te lande een
blijvertje zal zijn, geeft blijkbaar ook sommige andere
ondernemingen aanleiding om te overwegen, of het
ijzer niet moet worden gesmeed, nu het (nog?) heet is.
Zo biedt bijv. de Westlandsche Hypotheekbank 34 pCt,
De Rotterdamsche Scheepshypotheekbank
33/4
pCt lang-
lopende pandbrieven aan, in beide gevallen â pan.
Het gevoelen. bij vele• beleggers, dat het met een rente-
stijging hier te lande wel los zal lopen, kwam anderzijds
tot uiting in de jongste koersontwikkeling ter beurze
waarbij, zoals ook uit onderstaande cijfers blijkt, diverse
obligaties een avans behaalden.
4 Nov.
11 Nov.
18 Nov.
Aand. indexeijfers (1953
=
100)
1955 1955 1955
Algemeen
……………………………
213,1 213,2
213,7
Internat.
concerns
………………….
273,9
275,3
276,0
Industrie
……… ……… . ………………
161,0
161,2
161,5
Scheepvaart
…………………………
158,2 154,2
157,9
Banken
…………………………………
146,2
145,6 147,5
Indon.
aand………………………….
164,6 162,1
•
160,0
Aandelen
ICon.
Petroleum
……………………
598
603 610
Unilever
……………………………
456% 457%
454
Philips
…………………………………346
352
3
4
351%
ARtS
………………………………….
340%
337%
338%
Ron.
N
Hoogovens
………………
366 378
379%
Van
Gelder
Zn
……………………….
318
315½
325
H.A.L.
………………………………….
215
209
209%
Amsterd. Rubber ……………………
141%
140
3
/
4
138
H.V.A
…………………………………
160%
1571%
153’%.
Staatsfondsen
2%
pCt N.W.S .
………………………
75%
–
76
1
/4
761
3-3%
pCt
1947
………………………
99%
99%
99%
3
pCt
Grootboek
1946
……………
97JR
96
7
/a
97q
3 pCt Dollarlening ………………..
96%
96%
96
1
/4
Diverse
obligaties
3% pCt Cern. R’dam 1937 VI
101
1
14,
100½
100%
3% pCt Bkv. Ned. Gem. 1954 11/111
97
97
97%
3%
pCt Philips
1948
………………
1Ö1%
101
101
3% pCt Westi. Hyp. Bank
97%
96½
96
–
.
J. C. BREZET.
STATISTIËKEN
DE NEDERLANDSCHE BANK
(Voornaamste posten in duizenden guldens)
a
‘0
0
)90U
Data
llIU
-o
ES’
E.0eo
0
OUt
0
0.
10 Oct.
1951
3.090.587 1.470.588
93
250.671
27.203
17 Oct.
1955
3.141.888 1.412.353
102
231.735
28.966
24 Oct.
1955
3.166.143
1.411.599
72
224.102 34.363
31 Oct.
1955
3.201.947 1.384.907
6.310
211.819 34.633
7 Nov.
1955
3.207.161
1.404.923
263
213.528
28.550
14 Nov.
1955
3.219.924
1.399.418
319
223.070
28.547
21 Nov.
1955
3.273.950
1.360.750
152
212.309
29.117
Saldi in rekening courant
0
Ii9
Data
.
‘
n
t…
.H
°
”
‘
c
.
0
8.
1
4
•2
…29
.:
t
10 Oct.
1955
3.752.297
1.630.843
345.134 513.846
125.397
20.679
17 Oct.
1955
3.725.620
1.635.515
345.399 513.846 85.851
21.454
24 Oct.
1955
3.735.064
1.648.374
434.193 513.846
98.994
20.325
.3! Oct.
1955
3.865.944
1.518.361
214.165 513.846
93.215
19.903
7 Nov.
1955
3.786.016
1.607.7501
196.3881
513.846
96,159
19.749
14 Nov.
1955
3.746.964
1.670.7261
245.9401
490.412
94.279
19.439
21 Nov.
1955
3.743.687
1.681.1551
319.078
490.412
94.277
19.588
BANK INDONESIA
(Voornaamste posten in duizenden rupiah’s)
ree
nn,e
n
bs9
‘
Data
81
2.0 ua3
O9
00
.0
og
?
.
3 Oct.
1955
953.177
436.033
1.854.048
500.842 5.588.098
12 Oct.
1955
953.177
489.238
1.827.370
589.210
5.308.811
19 Oct,
1955
953.177
406.399
1.832.840
609.982
5.133.141
26 Oct.1955
953.177
466.138
1.841.400
622.680 5.001.510
2 Nov.
1955
953.177
468.679
1.921.007 637.889 4.738.641
9 Nov.
1955
953.207
395.155 1.982.675
587.430
4.665.387
Rekening courant
saldi
v/d Reg. v/d Rep. indon.
9.2
Data
11
Bijzondere
rekening
1.
9
inzake de
E.C.A.
hulp
_
5
Oct.
1955
8.234.568
1.737.676
494.868 2.190.408
12 Oct.
1955
8.222.865
1.714.060
494.868 2.178.130
19 Oct.
1955
8.224.764 1.706.25! 494.868
1.928.747
26 Oct,
1955
8.145.458
1.715.858
494.868
1.949.194
2 Nov.
1955
8.019672
1.667.297
–
494.868
1.963.771,
9 Nov.
1955
8.048.397
1.636.175
494.868
1.831.016
NATIONALE BANK VAN BELGIE
(Voornaamste posten in millioenen francs)
t
i
oB
o
0
.0t
oL5oto.
0O
U”’U
0o
o
Data
0
oa
C’0
o,
t
.0
t
o
.0
0
o
l-
o
o
6 Oct.
1955
45.008
697
10.989
15.737
469
13 Oct.
1955
45.740
686
11.030
14.891
174
20 Oct.
1955
45.994
458
10.757
13.632
209
27 Oct.
1955
45.993
368
10.935
15.694
234′
3Nov.
1955
45.487
408
11.310
15.483
403
9 Nov.
1955
45.487 .
. 413
11.510
15.168
362
1
Rekening.courant saldi
Verbintemssen
to, het buiten.
g
1
Schatkist
.9
land i.v.m.beta.
10
o
.0
le
1.,.
.
•.,,
Data
1
o
8 sao
lingsaccoorden
U
10.141
0
.5n
u
n.8
.0
6Oct.
1955
7101106.7121
5
1
56
1
180
1.121
t
2601
949
3 Oct.
1955
735 1105.7591
6
1
56
t
182
1.189
199 t
990
1 Oct.
1955
748 1104.8531
7
1
56
1
191
1.050
t
185 11.020
27 Oct.
1955
700 1104.5731
5
t
56
1
178
3.531
1
188 11.070
8 Nov.
1955
684 1106.0651
4
1
56
1
181
1.842
1
206
1.060
9Nov.
1955
697
105.581i
6
t
56
1
174
2.151
1
194
1.103
1955
Max.
September
487,5
239,7
Min.
October ……………..
)
438,6
202,7
461,1.
221,4
4
November
467,4
..
.
213,1
Max.
October………………..
11
November
476,5
213,2
18
November
482,9
213,7
1050
E.CONOMISCH-STATISTISCH.E BERICHTEN
23November 1955
WERKLOOSHEID IN NEDERLAND’)’)
Maand
Totaal
aantal
werklo-
waarvan
nijverheid
landbouw
zen
arers
30 Oct.
1954………
38.100
10.500 1.500
6.700 45.100
15.700
5.800
9.400
31
Dec.
1954 ……….
67.OGO
24.000
3.100
13.300
82.600
25.800
17.600
15.400
30
Nov.
1954…………
31
Jan.
1954…………
28 Febr.
1955 ……….
70.400
21.100
14.500 13.600
31 Maart 1955 ……….
51.000 14.200 17.500
10.400
30 April
1955 ……….35.000
8.100
3.700
7.300
31
Mei
1955
……….
29.800
6.900
.
3.700
.
6.400
30 Juni
1955 ……….
26.400 6.300
2.800
5.600
30 Juli
1955 ……….
30.100
8.800
4.000
5.700
31
Aug.
1955 ……….
28.100
8.200 2.500
5.200
30 Sept.
1955 ……….
26.800 6.400
1.700
5.000
31
Oct.
1955……….
28.600
7.000
2.400
5.400
‘) Ontleend aan het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor do
Statistiek.
2)
Gegevens van arbeidsbureaux; afgerond op honderdtallen.
PRODUCTIE-INDEXCIJFERS
(1949= 100)
Omschrijving
Jaarge-
middelde
1954
1955
1953I
1954
Juni
Juli
Aiig.
Juni
Juli
Aug.
Aantal arbeidsdagen in de
betrokken maand’)
234
234
23
244
24
24 234
25
Algemene indexcijfers van
de nijverheid
‘)
……
Algemene
productie-
127
141
145
139 137
161
149
150
Gemiddelde
dagpro-
–
ductie
3)
141
148
133
134
158
149
141
Indexeijfers per bedrijfs-
klasse:
Bouwmaterialen
en
–
aardewerk
121
129
149
151
140
161
155
156
index
…………..
Chemische
nijverheid
(cxci.
sardoliepro-
ducten)
………..130
143
144
145 140 158 149
145
Leder-
en
rubber
.127
119
123 114
111
131
112
116
nijverheid
………111
108
108 116
110
109
111
110
Metaalnijverheid
137
1,65
175
171
160
206
187 189
142
156
169
143
150 180
163 143
Textielnijverheid
129 138 137
118
145
142
139
–
Mijnbouw
………108
Gas,
electriciteit
en
Papierindustrie
……
140
155 133
137
140
143
141
148
water
………….
Voedings-
en
genot-
middelenindustrie .
119
123
130
124
121
145
131
–
Onder arbeidsdagers worden verstaan alle dagen, met uitzondering van de Zon- dagen, Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag en de beide
Kerstdagen. Zaterdagen zijn als halve dagen geteld.
Excl. ‘bOuwnijverheid.
–
Berekend door het algemeen indexcijfer te’ delen door het verhoudingsgetal
van het aantal arbeidsdagen in de betrokken maand en het gemiddelde aantal
arbeidsdagen 234 in 1949
‘) Bevrijdingsdag ja als vrije dag berekend.
INTERIM.INDEXCIJFERS VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
IN NEDERLAND
2)2)
1948- 100
1954
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
1955
1955 1955
1955 1955
Voedingsmiddelen:
125
plantaardige
136 108
128
128
128
117
dièrlijke
113
116 106
107
106 112
totaal
124
116 117
116 114
Grondstoffen voor;
hontwaren ……..
150
161
162
162 163
164
chem producten
119 120 120 120
121 121
textielwaren
143
136
136 136
135
132
leeronleerwaren
122 114
113
III
111
lii
metaalwaren
140
156
156
156 157
.
159
papier
3
)
..
115
118 118
119 120
121
hulpstoffen
179
182
183 185
186
187
totaal
155
159 159 160
161 161
Afgewerkte prod.:
glas, âardewerk,
,enz.-
155
158 158
158
158
158
houtwaren
106 116 116 116 116
116
chem. producten
–
122
128
127
125 124 124
textielwaren
135
140
141
141
141
140
eer- en rubberwa-
ren
133 136
136
136
136
137
papierwaren
140
150
150
150
150 150
metaalwaren
–
– –
138
–
145
.
145
145
147
149
gefabriceerde voed.
en
genotmiddeL
134
134
133
1
133
132
132
overige producten
148 158
159.
159
155 153
–
totaal
134
138
138
1
138
137
137
Algemeen indexclfer.
136
136
136 136 136
136
‘) Ontleend aan het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau ,voor de
Statistiek.
‘) De wegingscoefficiënten zijn vastgesteld overeenkomstig de verhoudingen
in 1948.
De Bond van Coöp. Zuivelfabrieken in FriesIand
vraagt een
adjunct-secretaris.
–
–
bij voorkeur met academische opleiding en
bekendheid met de landbouw.
Sollicitaties védr
4
December a.s. te richten aan het
Secretariaat, van Swietenstraat
2
te Leeuwarden.
N.V.
ri
PpierÈabriek
,,GELDERLAND”
. .-.. –
– te Nijmegen
…..-
– zoekt iii verband met uitbiding een
ECONOOM of JURIST
.
die op den duur een leidinggevende
functie in de verkoopafdeling zal kunnen
vervullen. Hier ligt een goede kans voor
een jong econoom
of
jurist, die zich
aangetrokken voelt tot een commerciële
functié, belangstelling heeft voor mo-
derne analyse. metboden van cijfer-
materiaal,ten dienste van het verkoop-
beleid, en bereid
is
via een grondige
inwerktijd de geschiktheid voor een
leidinggevehde functie te verwerven,-
Leeftijd niet boven 30 jaar. Candidatèrs
zullen eventueel worden .uitgenodigd
voor eers’.psychologisch onderzoek.
Eigenhandig
(niet met balipoint) geschreven
line- –
ven met
volledige
inlichting&n over leeftijd,
opleiding en prsctijk en vergezeld van twee
recente pasfotos (van voren en opzij) v66r 3
December s.s. aan de Nederlandache Stichting
voor Psychotechniek. Wittevrouwenkade 6.
Utrecht, onder nummer E.S.B. 10071.
DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN
FABRIEKEN VOOR GRONINGEN
vraagt:
academisch gevormde kracht
(bij voorkeur met economische opleiding) leeftijd
30 A
35
jaar, als assistent van de secretaris.
Bij gebleken geschiktheid volgt, na . enige tijd,
aanstelling als adjunct-secretaris.
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen, opgave van
referenties en verlangd salaris te richten aan het
Bêstuur van voornoemde Kamer, Herebinnen-
singel
2
te Groningen.
Zie ook de -vacatures op pagina 1034 en pagina ‘1051 –
– –
–
– – – – – – – – – – – – – – – s_ja
ja
–
a
–
a a
–
— .
M.v
–
.
..
1′
Vooraanstaande fabriek van merkartikelen in de levensmiddelenbranche
zoekt met het oog op de leeftijd’vari de huidige functionaris een
jonge commerciële kracht
die na enkele jaren van inwerking de positie van
‘
S
•
algemeen verkoopletder
kan. innemen. Het is een levenspositie.
•
,
Gedacht wordt aan een figuur van ongeveer 30 jaar met uitgesproken
commerciële kwaliteiten, die reeds ervaringheeÊt op het gebied van’ de
ij
verkoop van merkartikelen in de levensniiddelenbranche. {ij moet
gevoel hebben voor het werk ,,op de weg” en later in staat zijn aan een
corps van een dertigtal inspecteurs en vertegënwoordigers leiding te
,
geven.
Een academische vorming is niet noodzakelijk,
–
maar wel möeten ge-
• gadigden het niveau hebben om zich te kunnen inwerken in de psycho: logische, economische ‘en statistisché problemen van de verkoop.
Dc honorering is in overeenstemminj met de eisen, die wörden gesteld.
Zij, die voor deze vacature belangstelling hebben, ontvangen onzerzijds
een beschrijving der werkzaamheden, terwijl tevens het karakter en de
sfeer van de functie worden belicht. –
Uw
gegevens – onder no. 494 – blijven voorlopig onder ohze berusting,
totdat deze in overleg met U aan het
desbetreffende
bedrijf ter hand
kunnen worden gesteld. ,
Amsterdams Psychotechnisch Laboratorium,
A d vi s e u r s voor bedrijfspsychologie en
• –
beroepskeuze, o.T.v. Dr Ph. M. van der Heijden,
–
Verdistraat 6, i isterdam-Z.
–
L’4
-. ‘4$
•
,.•
SI
pffi
– –
–
La
EEN MOOR DOOG?
Wederom een typische
jogersterm, waarvan U
de wore betekenis vindt
in Jacht en Taal’, de
kostelijke verzameling
jacht- en jagerstermen
en citaten, bijeenge-
bracht door Dr A. G. J.
Hermans. Elke jager zal
genieten van dit boei-
ende boek.
Pijsf27,O
Vruagt Uw boeIdtandelaai
Uitgave van de
KON. NED.. BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS. SCHIEDAM
Voor één onzer relaties, een havenbedrijf te Rotterdam, zoeken wij
iemand die goed op de hoogte is met alle facetten van moderne
bedrijfsadministratie. Het is de bedoeling dat hij als
Be
zich zal bezighouden zet de administratieve orgqnisatie en dat hij de Directie op dit gebied zal adviseren. Gedacht wordt aan
een econoom of accountant van ca 35.jaar.
Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige gegevens worden
onder. no 125 ingewacht bij
Psychologisch Adviesbureau
L Deen en Dr J. G. H. Bokslag-
Nwe Binnenweg 474, Wdam
Hebt u vacatures in de commer-
ciële, administratieve of aafl-
verwante sectoren? Verzuimt U
dan vooral niet ,,Econornisch-
Statistische Berichten” in te
/
schakelen. Wanneer Uw adver-
tentie Dinsdag 29 November
met de eerste post in ons bezit
is, wordt• ze nog geplaatst in
de editie die Woensdag 30 No-
vember verschijnt.
T4XTÖTC6LSIOR-Q
BUIZENJ :.
•inw’ff1jftT,
L
B.uIzEN
–
Q
L.x.]
–
rr
m t’nti rw
doeleinden
-.
–
1051
12
PUgp’Tfl.
‘t 3l
n mm mm
u
n
tS
f1
tl!j I
I
U
1
444441444
444444
444
Het beheer
van
pensioenfondsen
*
Beheerders van pensioenfondsen dragen
een grote verantwoordelijkheid.
Hun
taak wordt aanmerkelijk verlicht indien
zij gebruik maken van de adviezen van
ons gespecialiseerde
Bureau voor Pensioenfondsen
DE TWENTSCHE BANK
Uw financiële raadsman
De ii.
R.C.
u&eqt oue de wed4
Wist U, dat de Nieuwe Rotterdamse
Courant ook een Weekeditia uitgeeft, welke
per luchtpost naar alle delen van de
wereld wordt gestuurd l
Nederlanders in den vreemde zijn daardoor
vliegensviug op de hoogte van het nieuws
uit het vaderland.
Wilt 0 Uw familieleden, vrienden of ken-nissen overzee een groot genoegen doen
5
Verras hen dan met een abonnement op
de Overzeese Weekeditie N.R.C.
Wanneer 0 nti een abonnement op dit
goede en actuele Nederlandse weekblad neemt voor tenminste een kwartaal, dan
worden twee numnlërs gratis aan het
door U op te geven adres geznden.
1)
‘)
Vraag zonder
enige verplichting
een gratis proefnummer van de Week-
editie èf – indien U nog geen obonné mocht zijn – van de N.R.C. zelf.
POSTBUS 824 – ROTTERDAM
De ‘kicaut u’c, ustwikheede men 6eu
1052
U
hebt een
OMZET-STATISTIEK
nodig, die U een
volledig overzicht geeft
van alle
details in Uw verkoop.
Voor dit alles kunt U volledig gebruik maken van
het Hollerith-systeem zonder zelf machines te hebben.
Het B.M.A. beschikt over een uitgebreide outillage voor.
het volledig toepassen van het Hollerith-systeern en over
deslundig personeel. Dit alles staat geheel tot Uw dienst.
Zonder dat het U
tijd,
moeite of personeel kost, worden
Uw gegevens verwerkt in ponskaarten. U kunt dan te
allen tijde beschikken over alle gewenste overzichten,
detailleringen enz.
[iii*.fl
A
BUREAU MECHANISCHE ADMINISTRATIE N.V.
Achter Oosteinde 9-11, Amsterdam, Tel.
37028
••• •
• • • •O…G
••••
HOE PROFITEERT
U VAN
DEZE SERVICE?
Op
Uw telefonische of schriftelijke uitnodiging komen wij
gaarne Uw spêcialé wensen bestuderen en een complete
analyse van Uw
administratie maken. Op grondslag daar-
van
brengen wij U zonder kosten en geheel vrijblijvend een
volledig advies
uit.
–
Wilt U weten hoe
liet inet Uiv omzet
gaat? Dan hebt U
meer nodig dan
een eindcijfer. Ge-
regeld moet U snel
over vele gegevens
kunnen beschik-
ken, Het HOL-
LERITH-systeem
geeft U al die ge-
gevens en . . . sneil
Ook gegevens ten
behoeve van in-
koop. productie,
voorraad, kosten
enz.