AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Econo
,
misch-Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJWERHEIb, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVEf VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
35E
JAARGANG
WOENSDAG 16
,
AUGUSTUS 1950
No. 1736
EI
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch’. Clasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. dc Vries; C. ean den Berg (sccretaris).
Redacteur-Secretaris. A. de Wit.
Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mer’tens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vndepuue;
F. Vers ichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde ian dit nummer.
INIIOUJ):
blz.
De
artikelen
van
deze
week
………………..
651
Sommnaire,
summaries
……………………….
651
Enkele opmerkingen naar aanleiding van liet koersver-
loop
ter heurze sinds •de bevrijding door E.
F.
Philipp
………………………………
652
De monetaire sanering in
Indonesië
dooi’ Prof.
Dr
J.
F.
Ilaccoû
…………………………….
/654
Problemen van het ziekenfondswezen (T)
door J. de
–
Wit………………………………….
657
De betekenis van de vierij voor de voedselvoorzie
;
ning door Ir C.
Kuyper
……………………
660
Ingezonden
strik:
‘Nogmaals do Hoge road en de vrije Rijn
door Mr [t. F.
Sche/f er
………………………………….
6611
Boekhesprking:
In
dienst van vuil- en vuurhestrijdlng,
..bespr. door
Dr
Ir
M.
F.
de
l3rui,ne
…………………………..
662
Aantekening:
Do goud- en ulollarresorves van LatIjns-Amerika
……..
663
Geld-
en
kapitaalmarkt
……….
: ………….
664
De
Belgische geld-
en
kapitaalmarkt
in
Jiii
1950
dooi’
V.
van Rompuy
–
……………………..
665
S t a t
i
s t
i
e k e n
jiankstoteuu
………………………………….
666
De
Europese
kolenpositie
…………………………
667
lndoNeij?&’r.s van lonen volgens regelingen In Nederland
667
DEZER DAGEN
geknotte groei. De O.E.E.C., de organisatie voorEuropese
samenwerking, heeft via haar economische commissie
een rapport uitgebracht over de interne financiële stabi-
,liteit in de aangesloten landen. Çeconcludeerd wordt,
dat de meeste landen een aanvaardbaar evenwicht tussen
inflationaire en deflationaire krachten hebben bereikt.
Het is haast een motief voor een manifestatie.
Beter is het motief wellicht geschikt voor een openlucht-
spel, want per saldo zijn dit historische gegevens. Het
rapport werd gegrond op lijnen, gevolgd vôôr de nieuwe
wending naar bewapeningsuitgaven had plaatsgevonden.
Een keer, die het bestaande economisch krachtvelcl zal
verstoren; hetgeen uiteraard slechts betekent, dat men
een nieuw evenwicht moet zoeken en niet, dat er geen zal
zijn.
Deze consequentie bleek in Denemarken, waar wel
eenstemmigheid bereikbaar bleek over vergrote militaire
uitgaven, doch niet over de wijze van economische ver-
werking, zodat verkiezingen werden uitgeschreven voor
een nieuw parlement. Het bleek ook uit het gebaar van de
Britse Regering, waarbij het reces van de volksvertegen-
woordiging werd bekort.
Dieper nog gaat de breukrand’ tussen oud en nieuw en
op de breukrand rijzen, bekend verschijnsel, de vulkanen.
Op het ene ogenblik leest men, dat de ontmantelingen in
Duitsland binnenkort zullen worden ‘beëindigd, omdat
deze vrijwel zijn voltooid; op het volgende een pleidooi voor Duitslands herbewapening. De Amerikaanse Hoge
Commissaris heeft een tweetal kartels uit de staalver-
werkende industrie in Duitsland doen vervolgen als voort-
zetting van de oude lijn van de d ekar tell isatie; tegelijkertijd
neemt een Duitse vertegenwoordiging deel aan de be-
sprekingen over een supra
;
nationaal lichaam voor de
Europese steenkool- en ijzerindustrie: het plan-Schuman
is zover, dat de juristen met het opstellen van een ont-
werp-verdrag zijn begonnen.
Maar de hang naar het’ normale blijft. 1-Jet verbod van
Westduitse staalleveranties aan Oost-Duitsland is, vol-
gens een bericht van de ,,Neue Zürcher Zeitung” van 13
jI. opgeheven, nadat het sedert Februari had gegolden.
1-Toe zal men er in slagen, deze twee eis’en, het doorgaan
van het economisch leven tot behoud van welvaart,
zodat deze voor de burgerij de verdediging. waard lijkt
en het opbrengen van een bewapening om de gekozen
levensvorm zo nodig te verdedigen, zô te koppelen dat
men niet meer verliest aan de ene zijde, dan men wint aan
de andere zijde? Dit is, en aI blijven het voortdurend
hoofdbreken van degenen, die geporteerd zijn voor een
eendrachtige versterking van de Westeuropese defensie,
zoals dit in de’Raad van Europa teStraatsburg is be-
discussieerd. De knoti]g Europa, nog kort geleden
drastisch gesnoeid, zit nog niet dik in het nieuwe hout.
1-let economisch leven echter gaat altijd door, zoals ook
de knotwilg telkens ontspruit. –
It
II
–
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering-Mij, op het Leven en tegen invaliditeit.. N.V.
AANPASSING van ondernemingspensioen- en
spoarfondsen AAN de (komende) NIEUWE
WETTELIJKE BEPALINGEN’
Kantoor: Bellevuestraat 2, Dordrecht, Telefoon. 01850 – 5346
R. MEES & ZOONEN
ANNO 1720
Bankiers & Assurantie-Makelaars
DEZE WEEK:
Wat denkt men in Frankrijk
van het plan Schuman?
* Iedere week
zeeT
veet nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen
van binnen-
en buitenland.
Plaats voor export een aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.
AbonnementsprIs f15.— per paar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS SCHIEDAM
AMSIERDAMSCHE DANk
N.V.
–
INCASSO
–
BANK
N.V.
MAANDSTAAT PER 31 JULI 1950
ACTIEF
I
PASSIEF
Kas.
Kasilers en
Kapitaal
t
70.010.000,-
Daggeidieningen t
29.691.028,82
Reserve
.,
34.500.000,-
Nederlands
‘Bouwreservo
4.000.000.-
schatkistpapler
;.
683.272.200.—
Deposito’s op
Ander over-
termijn
91.084.449.64
heidspapler
..
26.501.000,—
Crediteuren
,,909.830.141,17
Wissels
29.200.548.36
Door
derden
Bankiers In bin- geaccepteerd
,.
896.566,-
nen- en’bulteni.
•,
31.701.763,37
Diverse
Effecten en syn-
rekeningen
•,
42.967.089,80
/
dicaten
•,
9169617,10
Prolongatiën
en voorschotten
tegen
Effecten
,.
27.668.201 .69
Debiteuren
,.
304.844.074,31
Deelnemingen
,.
7.239.812,96
Gebouwen
•,
4.000.000,—
t
1.153.288.246.61
–
t 1.153.288.246.61
–
ROTTERDAM
‘s-Gravenhage, Delft, Schiedam, Vlaardingen,
Amsterdam (alleen’ Assurantie)
Nationale Handelsbank, N.V.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhago
Allè Bank- en Effectenzaken
1 –
met papier geïsoleerde kabels
voor zwakstroom en sterkstroom
koperdraad en koperdraadkabel
Jabelgarnituren, vulmassa en olie
ABELFABRIEK
DELFT
10Augustus 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
651
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
E.
F. Philipp,
Enkele omerkingen naar aanleiding van het
koersveiloop (er beurze sinds de bevrijding.
Nagegaan wordt, of enkele verwachtingen wat de beurs-
koersen hier te lande betreft, die na de bevrijding gemeen-
goed wareti, door de feiten sindsdien zijn bevestigd of
gelogenstraft. Zo worden de opvattingen m.b.t. de markt
voor:vaste rente dragende fondsen, het kopen van aandelen,
als de beste manier om het vermogen t verdedigen, de
verwachtingen m.b.t. zgn., internationale” fondsen, de
toekomstverwachtingen der deelnemers, in nieuwe indus-
trieën cii de verwachtingen m.b’.t. het bezit van Amerj-kaanse aandelen aan de feiten getoetst. 1-let blijkt dan,
dat v’èle verwachtingen zijn beschaarid. Vervolgens wordt
nagegaan hoein de laatste jaren het koersverloop in Ne-
derland is gewëest in
vergelijking
met België, Frankrijk
en de Verenigde Staten, waarna nog met een enkel woord
aandacht wordt geschonken aan de functie van onze beurs.
Prof. Dr J.
F.
}Laccöû,
De monetaire sanering in Indonesie.
1-let gehele economische beeld van Indonesië is thns
labiel, ook in de monetaire sector. De ingezette prijsdaling
in bepaalde sectoren heeft de verhouding tussen goederen
en geld verbeterd. De vraag is, in hoeverre de ruimere
voorziening straks door grotere aanyoer kan worden ge-
continueerd. Terwijl het slagen van het in Maart jI. ge-
introduceerde monetaire experiment ruimere aanvoer van
goederen eist, brengt de financiering daarvan het gevaar
van infiatoire krachten, dat te groter is omdat in het be-
staande budgettekort reeds min of meer sterke krachten
aanwezig zijn. De voortdurende loonsverhogingen zijn een
gevaar te meer, dat men weer in de inflatiespiraal komt
en de verkorting van de arbeidstijd betekent gedeeltelijk
hetzelfde, gedeeltelijk een definitieve verkleining van de
goederencircu la Lie. Tegenover het voordeel van de prijs-
stijging der exportproducten,veroorzaakt door de inter-
nationale politieke ontwikkeling, staat, dat deze ontwik-
keling ook de door het buitenland gevraagde leertijden
doet verlengen en binnenkort de prijzen zal doen stijgen.
J. (Ie WiL,
.P,oblenzen van hèt ziekenfondswezen (1).
Een. aanvullende beschouwing over de financiële en
organisatorische problemen van het Nederlandse zieken-
fondswezen, besproken hi ,,E.-S.B.” van 9, 16 en 23 Fe-
bruari 1949. Vastgesteld wordt, dat de belangrijkste vraag-
stukken, die toen aan de orde waren, thans nog bestaan.
In dit artikel w’orden de toeneming van het aantal ver-
zekerden, de bezw’aren der medewerkers tegen de verho-
ging van de loongrens voor d verplichte verzekering en
de regelingen betreffende de honoraria aan een beschouwing’
onderworpen. Voorts worden de relaties tussen de finan-
ciële zorgen der ziekenhuizen en sanatoria en die der
ziekenfondsen, de financiële toestand der verplichte ver-
zekering, de belegging der gelden van het Vereveningsfonds
en de financiering van het Praeventiefonds behandeld.
Ir C. Kuiyper,
De betekenis van de visserij voo, de voedsel-
voorziening.
Op grond van gegevens omtrent de voedingswaarde van
vis en enkele landhouwproducten dn omtrent de manjaar-
productie in visserij en landbouw, zou men tot de conclusie
komen, dat de visserij een belangrijker aandeel in de voed-
selvoorziening zou kunnen hebben clan thans het geval is.
De’ beslissing van cle consument hoc hij in zijn voeding zal
voorzien wordt echLer niet bepaald door overwegingen
tav. manjaarproducties.
111
het algemeen kan worden
gezegd, dat de visserij nog niet in staat is de consument een, product te leveren, dat kwalitatief te vergelijken is
met andere voedingsmiddelen als boter, kaas, melk e.d.
Wanneer aan deze zijde van het consumptievraagstuk meer
aandacht zou worden geschonken, zou een groter aandeel
van de vissérij in de voedselvoorziening stellig te verwach-
ten zijn.
SOMMAIRE.
E. F. Philipp,
Quelques remarques ci pro pos des cours en
bourse depuis la libération.
L’auteur examine si cuelques prévisions, relatives .aux
cours en bourse, et qui après la lihération étaient très
répandues, ont été confirmées
011
clémenties pal les faits.
Prof. i)r
E.
F. Haccoû,
L’assainissemeni inonéta iie en in-
donésie.
L’éxperimentation monétaire introd uite cii Indonésie,
au mois de rnarsdernier avait pour but de normaliser les
rapports éconorniques. A considérer la situation actuelle,
l’on doit constater que la vie économique toute entière
est instable, égalen’fent dans le domaine nonétaire. Diffé-
rentes forces exercent toujours une influence infiationniste.
J.
dc Wit,
Problèmes des caisses de ‘maladies (1)
11 s’agit de quelques considérations complémentaires sur
les problèmes des financs et de l’organisation de mutuelles
néerlandaises dont il a été question dans le ,,E.-S.B.”. des
9, 16 et 23 février 1949. On constate que ces importants problèmes sont toujours d’actualité.
Ir C. Kuyper,
La’signification de la péche pour le ravitaille-
,nent.
En se basant sur les données relatives â la valeur nu tritive
du poisson etles résultats annuels de ja pêche, on conclue-
rait que celle-ci pourrait avoir une plus grande part dans
le ravitaillement qu’elle n’en a maintenant. Veut-on attein-
dre le hut, il conviendra d’attacher plus d’importance è
la qualité.
SUMMARIES.
E. F. Philipp,
Sonze ,emarks regarding the price trend al
the stock exchange since the liberation.
The writer ascertains whether some ekpectations wliich
iere generaily held after the war with reference to stock
exchange prices have since been confirmed or falsified hy
the facts.
Prof. Dr J. F. Haccoû,
The inonezary purge in Indonesia
The purpose of the rnonetary experiment intioduced in
Indonesia in March 1950 was to come to more normal
conditions. Reviewing the presentstate of affairs it must
he’ stated that the whoie economic picture, inaiuding the
monetary situation, is unstable. Various infiationary
powers are still active.
J. (le Wit,
I-Jealth insicrance problenis (1)
A supplementary review of ‘the financial and olganizatio-
nat problems of Netherlands health insurance companies,
discussed in ,,E.-S.B.” of February 9th, lGth and 23rd
1941. T ho important problotTis which ex.isted at that time
are still unsolved.
I)r C. Kuyper,
The impoitance of the fishing industry in
respect
of
the food suppl.
Based on data covering the feeding value of fish and
the per capita annual fish procluction, it may be concluded
thât the present share of the fishing industry in the food
supply could be iicreased. ‘In order to achieve this, more
attention should be paid to quality.
652
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 1950
ENKELE OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING
VAN HET KOERSVERLOOP TER BEURZE
SINDS DE BEVRIJDING.
lIet merkwaardige verschijnsel doet zich voor, dat, ter-
wijl de hevoegde autoriteiten steeds ambitieuzer plannen
maken, economisten zeer voorzichtig zijn geworden als
het om voorspellen gaat. Onlangs stelde Prof. 1-laberier
zijn gehoor in Zürich teleur, toen hij in een lezing over de
conjunctuur in Amerika niet inging op de toekomst, maar
zich er toe beperkte aan te tonen, dat sedert het eind van
de oorlog eigenlijk alles daar te lande geheel anders was
gelopen dan de experts hadden verwacht.
,,Plannïng” is de leus, waarmede de moderne mens de
onge’e’isse toekomst tegemoet treedt. Wel is het altijd zo
geweest, dat men bij zijn handelingen uitging van een
zeker gedachtenbeeld, dat men zich . over de toekomst
hewust of onbewust gevormd had. Het modewoord ,,plan-
ning” kwam pas in zwang, sinds de mens onder de indruk
van zijn toegenomen macht over de natuur, nu ook door
,,social engineering” het economisch en sociale leven denkt
te kunnen leiden en beheersen. Hij is geneigd daarbij uit
te gaan van statistieken, van objectieve gegevens en te
denken in quantiteiten.
Ook de belegger moet aan ,,planning” doen. Ook
zijn
handelingen worden bepaald door zijn kijk op de toekomst.
Maar
zyA
taak is nog iets moeilijker dan die, welke de
,,social engineer” zich stelt, want hij moet trachten te
voorspellen hoe de reactie van zijn soortgenoten zal zijn op de toekomstige verschijnselen, aangenomen dat deze
laatste zich volgens de verwachtingen zullen ontwikkelen.
1-let is nu verleidelijk, wat de beurskoersen hier te
lande betreft, het voorbeeld van Prof. Haberler eens te
volgen en na te ban, of enkele verwachtingen, die na de
bevrijding gemeengoed waren, door de feiten sindsdien
zijn bevestigd of gelogenstraft.
\?ï
e1
p
en
wij vooreerst een blik op de markt voor
r’aste
,’ente dragende fondsen. Dat particuliere beleggers zich van.
obligaties afzijdig moesten houden, voor zover deze niet
voor voldoening van belastingen konden wocden besteed,
daarover varen de meesten het wel eens: niet alleen zou
cle lcoopkracht van de gulden dalen door geldbederf, maar
bovendien zou de rentevoet onmogelijk op het kunstmatig
lage peil kunnen worden gehandhaafd en zouden dus stellig
grote koersverliezen worden geleden. Voor institutionele
beleggers gold het eerste bezwaar niet, voor zover tegen-
over hun guldensactiva ook guldensverplichtingen stonden,
maar de tweede overweging gold des te meer. Het 3 pCt
Gi’ootboek 1946 werd dan ook ingenomen als een bittere
medicijn, en men beidde met ongeduld het ogenblik, waar-
op het fonds ter beurze genoteerd zou worden en men zich
er van zou kunnen ontdoen. ]-letzelfde gold voor de in-
vesteringscertificaten. Een kiachtproef vond in Maart
1949 plaats, toen zowel de f1,3 mrd 3 pCt Grootboek, als
de eerste tranche van ca f 330 mln Investeringscertificaten
verhandelbaar werden. Met slechts een klein rimpeltje
werd deze proef glansrijk doorstaan. Dank zij o.a. het
ontbreken van belangrijke aflossingsverplichtingen en de
gunstige. invloed van de Mârshall-huip op cle kaspositie
des Rijks heeft de Minister van Financiën de uitgifte van
nieuwe en consolidatieleningen nauwkeurig kunnen doseren
naar liet opnemingsvermogen van instituten en’ rijks-
fondsen. Daar particulieren nog slechts weinig obligaties
hezitten, is een gcvoe!ige\inzinking, als in 1949 de goud-
gerande waarden in Engeland trof (in welk land veel
staatsfonds in particuliere handen was gekomen door de
nationalisaties), aan onze markt spoorloos voorbijgegaan.
De honger naar vaste rente dragend papier duurt hier te
lande tot op heden voort, tengevolge van de geforceerde
fondsvorming voor sociale verzekeringen en pensioen-
voorzieningen.
Veliswaar is dus cle, verwachting juist gebleken, dat het
kapitaal van de belegger in obligaties sinds 1946 door de
prijsstijging der goederen aan koopkracht heeft ingeboet
(zelfs is de rentevoet sinds 1946 voor langlopende leningen
met a
1/
pCt gestegen), doch degenen die een spoedige
aanmerkelijke stijging van de rentestand verwachtten en
deswege gelden liquide hielden, hebben intussen door ver-
keerde ,,timing” in elk geval reeds z6veel rente gederfd,
dat een eventuele latere koersval groot zou moeten zijn
om liet verlies goed te maken en hen alsnog in liet gelijk
te stellen.
1-liermede wil niet gezegd zijn, dat een’aantrekken van
de rentestand niet allengs tot de mogelijkheden zou gaan
behoren: als de woningbouw voortgaat steeds grotere be-
dragen te vergen, als naast de belangrijke projecten die
in uitvoering zijn (electriciteitsvoorziening, waiswerken,
K.L.M. etc., welke grotendeels met leenkapitaal worden
gefinancierd) door een nieuw’e organisatievorm een deel
van de middelen der institutionele beleggers zou kunnen
worden , ,getransform eerd” to t risicodragend kapitaal, en
als de verruiming van de marge tussen de rente van leen-
kapitaal enerzijds en het rendement op aandelen ander-
zijds, welke marge in het laatste jaar reeds aanzienlijk ge
stegen is, meer belangstelling van de institutionele beleg-
gers voor aandelen doet ontstaan, dan zal het belangwek-
kend worden, hët spel van krachten op de rentemarkt gade
te slaan. De te verwachten restitutie van de 15 pCt dlvi-
dendbelasting aan instellingen, wolke geen vennootschaps-belasting verschuldigd-zijn, zal ongetwijfeld wat meer he-
langstelling voor aandelenbelegging wekken, die zich-echter
w’el in hoofdzaak zal i-ichten op preferente waarden en
op die papieren, welke terecht of ten onrechte als het neusje
van de zalm worden beschouwd. Het rendementsverschil
tussen deze en andere, als meer speculatief beschouwde,
aandelen zou daardoor nog groter kunnen worden.
Is hiermede reeds niet een enkel woord de communicatie
aangeduid, die blijft bestaan tussen de gescheiden gebieden
van hetgeen gewoonlijk generaliserend als ,,de kapitaal-
markt” wordt betiteld, thans moeten w’ij aandacht schen-
ken aan een andere na de bevrijding veel verbreide opvat-
ting. Volgens deze zou
het kopen an aandelen
de beste
manier zijn om het vermogen te verdedigen.
Onderstaand overzicht van het verloop der CBS.-
ANP. indexcijfers toont, hoe belngrijk de ,,timing” ook
in deze geweest is: wat tijdelijk inderdaad zeer gunstig
bleek voor degenen, die aanstonds bij de hervatting van
de aandelenhandel deze theorie in practijk brachten, is
momenteel hoogst pijnlijk voor wie in 1947 of begin 1948
daartoe besloot.
rfrouwens
w’ie in 1946 de aandelenselectie
van het C.B.S. gekocht en sindsdien gehouden heeft, is
ook wat zijn koopkracht betreft er nu niet veel beter aan
toe dan degene die in 1946 tegen wil’ en dank in 3 pCt
Grootbook moest beleggen
Indexcij/ers aandelenkoersefl CBS-ANP
(1938 = 100).
October
1946
Hoogste
1948
I
Maart
1
1949
Sept.
1949
17
Juli
1950
Nederl. industrie
468,8
233
181
2 0
180,9
Scheepvaart
122,4
207
855 459
134,3
Banken
95
129
121
131
-117,9
Olie
127,8
163 129 144
112,5
Jndonesi0
71,4
87 70
70
52,7
Algemeen
129,1
179 140 157
133,2
rle
rt1
gblikl
ce
nd is liet niet’moei]ijk enkele-hoofdfactoren
te vernielden, die tot deze fluctuaties hebben bijgedragen.
In 1946/47 profiteerde de aandelenmarkt van een toestroom
van middelen die, hoofdzakelijk uit de Verenigde Staten,
werden gerepatrieerd. Deze stroom droogde in de latere jaren geleidelijk op, terwijl de voor onze locale markt te
grote emissies, die eind 1947 en begin 1948 door Konink-
lijke en Philips erden geplaatst, niet zonder algemene
16 Augustus 1956
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
653 (i
koerscorrecties konden worden verwerkt, vooral niet toen
de lang gevreesde aanslagen voor cle heffingen eindelijk
loskwamen.
Na een jaar van constante afbrokkeling vond in het
voorjaar van 1949 weer een koersherstél plaats, in verband
ongetwijfeld met devaluatievrezen. Nadat die vrees in
September bewaarheid was, bleek het echter niet mogelijk
de gekochte aandelen voor mééi’, thans gedevalueerde,
guldens te verkopen dan men ervoor had besteed. Integen-
deel, de koersen zijn sindsdien gevoelig verder ingezakt.
Wie winst wilde nemen vond geen tegnpartij, omdat allen
aan éé’n kant hadden gezeten.
• Van de gerede mogelijkheid, die in 1947/48 bestond
om zich tegen devaluatie te beschermen door het kopen
van 3 pCt binnenlandse dollarlening werd slechts weinig
gebruik gemaakt, vermoedelijk door de psychologische
weerstand tegen deze lening, die velen tot hun schade
nietbijtijds hebben kunnen overwinnen.
Een andere psychologisch te verklaren neiging was,
vooral belegging te zoeken in zgn.
,,internationale” fondsen.
Deze golden als bijzonder begerenswaardig, omdat de aan-
koop er van verboden was voor niet-ingezetenen, tenzij
deze er nieuwe deviezen voor importeerden. Deze categorie
werd vooral aantrekkelijk geacht wegens de geografische
rïsicospreiditig in het bedrijf der betrokken concerns. Uit
het koersverloop blijkt echter, dat de ervaing met deze
papieren, na een aanvankelijke spurt, zeker niet beter
maar eerder slechter is geweest dan met de zgn. locale
fondsen. Ook deze verwachting is dus beschaamd Dit feit is
niet alleen te verklaren door de omstandigheid, dat bïjv.
Koninklijke als de aangewezen vluchtheuvel tegen de gulden
gold, zodat de technische positie na de devaluatie zw’ak
bleek te zijn, maar ook door de voortdurende druk, waar-
aan dit fonds en andere ,,internaitionale” waarden bloot-staan door verkopen uit het zeer grote buitenlandse beit,
nu Nederlandse papieren door de deviezencontrôle en de
dividendstop veel van hun aantrekkingskracht verloren
hebben en het koersniveau en het rendement hier te lande
voor buitenlanders naar verhouding weinig attractief zijn.
In wezen staan tegenover deze import van Nederlandse
fondsen meestal exporten van buitenlandse waarden uit
Nederlands bezit. Maar ook in dit geval is hiermede niet gezegd, dat een kentering uitgesloten zou zijn: naarmate
het aanbod van buitenlandse fondsen uit Nederlands bezit
opdroogt, kan ook het aanbod in Koninklijke en Lever
Bros uit het buitenland minder dringend worden.
1-let algemeen enthousiasme voor ,,wat nieuws’.’, dat
na de bevrijding bestond, en in enkele gevallen ook de
magische invloed van toegezegde medewerking van Ameri-
kaanse zijde, leidde in 1946 en 1947 tot ae oprichting van
een aantal
nieuwe industrieën. De aandelenemissies van
deze ondernemingen vonden een gretig onthaal. Dat aan
deze nieuwe vestigingen risico’s verbonden waren, dat het
in bedrijf brengen gerïiime tijd en grote aanloopkosten
zou vergen en dat in verschillende gevallen kinderziekten zouden moeten worden overwonnen, werd toenmaals niet
zwaar geteld. Thans, nu de aandelen van vele van ouds
gevestigde en bloeiende ondernemingen te koop zijn ver
beneden de vervangingswaarde harer activa, geeft men
zich er rekenschap van, dat in het huidig bestel verdere
industrialisatie zonder bijzondere financieringssteun van
overheidswege in het algemeen. slechts mogelijk zal zijn
als zij geschiedt door vennootschappen, weiker algemene
onkosten worden gedekt uit bestaande winstbronnen en
die de aanvangsverliezen kunnen compenseren met andere
winsten, zodat ook de ficsus zijn deel daarvan te dragen
krijgt.
De toekomstverwachtingen der deelnemers in de meeste
nieuwe industieën, die een beroep op de beurs hebben
gedaan, zijn tot dusver helaas sellig niet vervuld, al mag
worden gehoopt, dat verschillende dezer bedrijven uilein-
cleli,jk toL bloei zullen kunnen worden gebracht.
Mijn verhaal dreigt eentonig Le worden, maar toch moet
nog één communis opinio van weleer aan de feiten worden
getoetst, nl. de houding van het publiek t.o.v. Amerikaanse
aandelen.
Wie had enige jaren geleden geen hoog agio er
voor over gehad om zijn guldens in deze papieren te be-
leggen, als een uitzondering was toegestaan op het één-
richtingverkeer, waaraan deze categorie zo lang ondei’-
worpen bleef?
Ook in dit geval bleek echter, dat het bezit van de zaak
het eind van het vermaak kan zijn: toen te langen leste
ook het kopen van Amerikaantjes aan ons publiek werd
toegestaan, kon daarvoor door de verkopers aanvankelijk
een agio worden behaald van 10 è 15 pCt. Sindsdien is dit
agio echter voortdurend ingekrompen en tenslotte vrijwel
verdwenen. Ten dele moge dit een gevolg zijn van het
feit, dat het vroeger vooral de speculanten waren die
Amerikaanse fondsen kochten, hetgeen meestal op pro-
longatie geschiedde. Van het ras der beursspeculanten
zijn nog slechts weinig zeldzame exemplaren behouden
gebleven, die door het verbod van ,,prol” en door de
fiscale wetten gekooid, zijn. De echte beleggers .staan na
hun tienjarig diee.t blijkbaar onwennig tegenover investe-
ringen in de Verenigde Staten. Velen hebben het contact
,rerloren, hebben zich geen rekenschap kunnen’geven van
de versterking, die vele Amerikaanse ondernemingen in cle
tussentijd hebben ondergaan, en staan huiverig tegenover
,,Wallstreet”, misschien wel onbewust beïnvloed door de
propaganda uit het Oosten, die reeds lang op de grote
Amerikaanse crisis wacht.
Geheel logisch is deze houding nochtans niet, omdat
genoegzaam gebleken is hoezeerde conjunctuur in de rest
van de westelijke wereld, met inbegrip van ons land, door
de gang van zaken in de Verenigde Staten wordt bepaald.
Aan het einde van deze’,,comedy of errors” aangekomen,
past nog slechts bescheidenheid
Uit bovenstaande indexcijfers valt op, dat de koersen
van die groepen vn bedrijven, die de volle wereldconcur-
rentie odergaan, zoals olie en scheepvaart, in verhouding
tot het vergelijkingsjaar 1938 (= 100) thans veel lager zijn
dan die van de locale industriële ondernemingen, welke
sinds de oorlog in de luwte van’deviezcnregirne en nationale
goederenschaarste hebben geleefd. Het zal interessant zijn
gade te slaan hoe de verdere ontvikkeling in dit opzicht
zal zijn nu de frisse bries (of de kille wind?) der liberalisatie
gaat waaien. Er moet nog blijken, of de waardering van
industriële fondsen niet enigszins beïnvloed is door het
optisch bedrog derreeds aan het nieuwe prijsniveau aan-
gepaste en dus hoge nominale brutowinsten, vergeleken
met de in vele gevallen nog niet aangepaste kapitalisatie.
Meer dan ooit is ook thans selectie nodig, wabij de aan-
dacht mede gewijd moet worden aan de vraag, of nog
nieuwe middelen benodigd zijn.
Van belangis het, eens na te gaan hoe in de laatste jaren
het koersverloop hier te lande
is
geweest in vôrgehijking
met België, Frankrijk en de Verenigde Staten. liet blijkt
dan (aan de hand van de gegevens uit het ,,Monthly
Bulletin” van het statistis.ch bureau der Verenigde Naties),
dat in België de aandelenkoersen van 1948 tot Maart jl.
stegen
van 163 tot 182, tevijl de levenskosten
daaldén
van 375 tot 354 (1938=100). In Amerika
stegende
aande-
lenkoersen van 146 tot 167, terwijl de levenskosten
daalden
van 170 tot 166 (gegevens van Maart jI.). In Frankrijk
daarentegen
daalden de koef’sen van 1172 tot 1047, terwijl
de levenskosten
stegen
van 1658 tot 1902. In Nederland
daalden
de koersen van industriële fondsen volgens liet
,,Monthly Bulletin” van 211 tot 197, terwijl de ievenskosten
stegen
van 203 tot 234.
In verhouding tot 1938 bedroegen in de onderscheiden
landen volgens de laatste gegevens, van genoemd Bulle-
tin de: –
654
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 1950
industriële
l,root
l5t
0
S-
levenskostcn
aandelen-
pijLen
koersen
Nederland
3,1
x
2,3
x
1,34
x ‘)
]ielgiê
…………
3,7 x
3,5
x
1,8
X
Frankrijk
21
x
19
x
–
10,5 x
Verenigde Staten
1,9 x
1,66 x
1,67 x
‘) hiervoor is hei o.i. meer representatieve
a/gemeen
indexcijfer
van liet
G.B.S.
genomen.
waaruit volgt, dat de stijging der levenkosten, sinds 1938
dooi’ dc denkbeeldige Nederlandse ,,index-belegger” in
aandelen, althans wat de
rvaarde
van zijn bezit betreft,
voor 27 pCt kon worden opgevangen, door de belegger in
industriële waarden in België vooi’ 32 pCt, door de Franse
belegger voor 52 pct, terwijide gelukkige belegger in Ameri-
kaanse industriële waarden zijn koopkracht zow’aar heeft
weten te handhaven.
Wat zijn
inkomen
betreft, is de Nederlandse belegger in
aandelen er waarschijnlijk nog iets slechter aan toe. De
berekening omtrent het gemiddeld rendement op aandelen,
verschenen in het Maandschrift C.B.S. van Mei ji., wekt
tenminste wel de indruk, dat ook in aanmerking genomen
de sedert het afsluiten van dat onderzoek ingetreden
koersdaling enerzijds en diverse d ividendverhogingen ander-
zijds, het rendement op aandelen thans hier te lande nog
wat lager ligt dan in 1938.
Tenslotte een ‘enkel woord over de functie van onze
beurs, die reeds een groot eind weegs heeft afgelegd op het.
doornige pad; dat voert van het oude glorieuze internatio-
nale centrum naar de locale markt.
1-Jet bovenstaande indexcijfer voor Indonesië, de weten-schap dat vroeger wel ca 17 pCt van ons nationaal inkomen
direct of indirect uit dat land afkomstig was, en een blik
op de Prijscourant, waarvan een zo groot deel bestaat uit
Indonesische fondsen, kunnen er toe bijdragen, ons tedoor-
dringen van de betekenis, welke de verdere ontwikkeling
in dat gebied voor de effectenbezitters en voor de toekom-
stige kapitaalvorming, dus ook voor de beurs van Amster-
dam, zal hebben.
Zonder noemenswaardige vorming van kapitaal door
particulieren, bestemd voor aandelenbelegging, en zonder
voldoende attracties om een toestroom van buitenlands
kapitaal aan te trekken, kan er geen hoop bestaan, dat de
beurs weer in oude luister zou worden hersteld.
Volgens het laatste verslag van de Herstelbank werd In
1949.door het industriële bedrijfsleven £1.650 mln gein-
vesteerd. 1-liervan werd slechts f 110 mln, dus amper 7 pCt,
verkregën door de uitgifte van aandelen en obligaties.
Institutionele beleggers verstrekten direct, dus onder
voorbijgaan van liet beursapparaat, reeds meer, nI. f 150
mln, de 1-lerstelbank
f
60 mln, samen dus bijna tweemaal
zoveel als de traditionele ,,kapitaalmarkt”. De bedrijven
zelf vonden f 900 mln, voor tweederde uit afschrijving,
voor éénderde uit ingehouden winst.
De financiering met leenkapitaal is in de laatste jaren
• sterk bégunstigd door de fiscale wetgeving. In deze jaren
is dan ook veel schuld opgenomen door ondernemingen,
die geld nodig hadden en die voldoende credietwaardig
waren, juist dank zij het feit, dat zij tevoren nog géén
schulden hadden! Het is echter duidelijk, dat deze finan-
cieringswijze aan grenzen is gebonden. Indien de winsten
eens minder ruim vloeien en dus de reservevorming af-
neemt, kan de verkrijging van nieuw kapitaal dan ook een
ernstig probleem worden.’ Reeds zovele malen is er op
gewezen, dat een oplossing van dit vraagstuk slechts ge-
vonden kan worden in de richting van bevordering van
het particuliere sparen door verlichting van de belasting-
druk, dat dit bijna een gemeenplaats is geworden; maar
van een wijziging der financiële overheidspolitiek in deze
zin valt nog weinig te bespeuren. Ook voor een herleving
van de betekenis der beurs als echte kapitaalmarkt is dit
van levensbelang. – –
Amsterdam.
E. F. PHILIPP
DE MONETAIRE SANERING IN INDONESIË.
T-Jet in Maart jI. in Indonesië geïntroduceerde monetaire
experiment, ten doel hebbende om tot -meer normale ver-
houdingen te komen, is uitermate helangwekkend. Hoewel
de eindstreep nog niet is bereikt, is het koed nu na ‘Ii-
maand de stand van iaken eens nadei’ in beschouwing
te nemen. Daarbij dient uiteraard te worden bedacht, dat
wij hier niet te rnaken hebben met een laboratorium-
proef, maar met een daad van monetaire en economische
politiek, waarop dus alle krachten der realiteit inwerken
en waai’bij zich ook wisselwerkingen voordoen, welke veei’
invloed nenien op het resultaat.
Externe invloeden zijn opgetreden en hebben de kan
van slagen begunstigd. De belangrijkste daarvan is on-
getwijfeld de onverwacht sterke stijging van de rubbem’-prijs op de wereldmarkt, waarvan de gunstige invloed op
de deviezenpositie van Indonesië op een 300 millioen
deviezenrupiahs kan worden geschat. De internationale
politieke spanningen hebben ook prijzen van andere
exportproducten gunstig beïnvloed; in een enkele sector
is het prijsverloop minder gunstig geweest. 1-let verzoek
om niet meer naar China te leveren heeft hoofdzakelijk
betekenis voor de
,
aardolieproducten, maar aangezien de
aardohehiaatschappijen voor haar deviezenopbrengsten
niet tot liet Indonesische deviezenrégime behoren, ouder-
vindt dit van dit vem’zoek geen eventueel nadelige invloed.
Doelstelling aan wijziging monetai,’e régime.
1-let doel van de in Maart jI. genomen maatregelen lag
gedeeltelijk in de binnenlandse, gedeeltelijk in de deviezen-
sfeer. Voor de binnenlandse sector was de bedoeling om
door het, ruw’weg gezegd, halveren van de circulatie en.
liet consolideren van de koopkracht van de rest de zwe-
vende koopkracht te doen verdwijnen en daardoor een
prijsdaling te forcei’en
01)
de zgn. vrije markt, teneinde te
bereiken,’dat ondanks de prijsstijging in de gecontroleerde
sector, per slot van rekening een verlaging van de kosten
van liet levensonderhoud tot stand kwam. Vooi’ d,e devie-
zensector was de
bedoeling:
volgens indertijd gedane
officiële mededelingen om de export te bevorderen, terwijl
uiteraard een nevengevolg moest zijn, dat in bepaalde
sectoren (bijv. in die der diensten) minder transfer zou
worden aangevraagd. Ik zal thans nagaan hoe het verloop
tot nu toe is geweest.
Binnenlandse s/ee,’.
In de binnenlandse, sfeer kon aanvankelijk een verdere
prijsstijging worden waargenomen. De eerste maatregelen
tot vergroting van de invoer hadden slechts beperkt
succes. De zwakke zijde van de eerste étappe dezer maat-
regelen is geweest’, dat de goederen ontbraken, welke
hadden moeten dienen om de prijsdaling in de vrijé sector
te forceren. De herwaardering der voorraden import-goederen – over liet algemeen tot het drievoud, nl. de
oorspronkelijke invoerwaarde plus de voor cle toekomst,
nodige deviezencert
j
ficaten op basis van een – koers van
200 – ging gepaard met het voorschrift aan de import-
handel, dat de bruto winsimarge moest w’orden verlaagd.
Voor de importhandel maakte deze herwaardering hij
doorstroming der goederen mogelijk, dat hij liet meerdere’
vermogen, nodig voor de financiering van zijn bedrijf,
uit de opbrengst der oudc voorraden ontving. Een der
ernstigste zorgen voor deze tak van bedrijf was daarmede,
althans gedeeltelij 1e, opgeheven, terwijl bovendien een
aantal importeurs, maatregelen ziende aankomen, hun
liquide middelen in goederen – gedeeltelijk exportgoede-,
ren en dan met name rubber – had belegd. Deze finan-cieringsfaciliteit werd in feite niet door de consument,
doch voor 95 pCt door de Overheid betaald, althans voor
zover heL de goederen in de ,,vrije sector” betrof, de zgn.
vrije verkoop tegen hoogst hedingbare prijs dus, waarbij
95 pCt van liet verschil tussen de.verkregen netto impor-
‘T’
16 Augustus
1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
655
teursopbrengst en de door cle prijsbeheersing vastgestelde
prijs
hij wijze van belasting aan de Regering moet worden
afgedragen. Voor zover het goederen betrof, welke via de
distributie werden verkocht, droeg de consument – voor
zover de herwaardering werd toegestaan – ‘el een ge-
dcclie van de lasten. Deze distributie werd, behoudens
voor de kleine Indonesische werker, steedsverder beperkt,
terwij 1 bovendien, nadat moest worden geconstateerd,
dat het doel van een prijsverlagingniet zonder meer kon
worden bereikt, tot andere maatrégelen werd oveigegaan.
Er werd, aanvankelijk incidenteel thans zich steeds
meer uitbreidend, een ,,vrije lijst” gecreëerd, welke de
goederen bevatte, welke zonder afdracht van een gedeelte van de opbrengst aan de Overheid vrij mochten en mogen
worden verkocht en voor welke bovendien importver-
gunningen voor elk reëel gevraagd bedrag — en dus ook
de nodige deviezen – werden en worden verstrekt. Aan-
vankelijk behoorden tot deze categorie, weefgarens en
ongesuikerde melk; thans omvat de lijst reeds naast de
weifgarens enalle verdikte melk tal van andere goederen,
waaronder pharmaceu tisch e en aanverwante geneesmidde-
len, me1kpoeder, meel, gist en daarnaast goederen ten
behoeve van de voortbrenging, zoals drijfwerk en kogel-
lagers, koolplaten en koolspitsen, ‘edelstaal, auto-
onderdelen, goenies, cement, patjols, meststoffen, mieren-
zuur en tal van andere chemicaliën en chemische produc-
ten. Doordat de detailprijzen in de toekomst met het bedrag
van de heffing en een deel van de marge van de import-
handel w’orden verlaagd en bovendien geen beperkingen
aan de invoer worden in de weg gelegd, moesten de prijzen
ondanks de prijsverhoging, tot het drievoud door de
deviezencertificaten, in de detailhandel reeds dadelijk,
min of meer geleidelijk dalen, omdat de grossiers en detail-
listen niet meer op hun voorraden wilden blijven zitten.
Naast weefgarens vallen ook bepaalde textielen onder
deze regeling, terwijl bovendien de E.C.A.-textiel juist vôôr de Lebaran in het verkeer is gebracht. Floewel de
grossiers reeds kort na de monetaire maatregelen begonnen
zich liquide te maken, moet worden aangenomen, dat hier toch belangrijke verliezen op de voorraden zijn geleden.
Er zit dus beweging in het prijsniveau: aan de ene kant
zijn de importgoederen, welke in de gecontroleerde sector
werden verkocht, in prijs gestegen, tot het drievoud,
locaal geproduceerde goederen overwëgend minder, aan
de andere kant zijn tal van goederen welke vroeger wegens
hun schaarste enkele malen boven het niveau van de
importwaarde werden verkocht, in het binnenland gedaald,
terwijl de meer vrijgevige invoerpolitiek de importhandel
en dus ook de andere tussenschakels dwingt tot scherpere
calculatie, omdat nu de concurrentie weer van betekenis
wbrdt. -Van het laatste kan de invloed in die zin w’orden
waargenomen, dat sommige prijzen niet tot ‘het’ drievoud
van vôôr de monetaire sanering zijn verhoogd. Ook de hou-
ding van de detaillist isbelangrijkvoorkomendergeworden.
Hoewel er dus een grotere vrijheid van dispositie in ht
buitenland bestaat, blijkt er bij het Deviezenfonds niet
een krapte aan deviezen te bestaan, maar is er sprake
van een gedurende de laatste maanden toenemend saldo.
Op zichzelf behoeft dit niet verontrustend te zijn, maar er
liggen thans op de markt der importgoederen belangrijke
onzekerheden. Daar is in de ëerste plaats de vraag, hoe
groot de voorraden
iü
de tweede en verdere hand en bij
hen, die in importgoederen dekking hebben gezocht,
zijn. Thans, nu de importhandel w’eer tot zijn oorspronke-
lijke functie van handelaar moet terugkeren, worden
uiteraard ook weer de handeisrisico’s gelopen en het is
begrijpelijk, dat dit tot een grotere voorzichtigheid leidt.
Bovendien zit er in het systeem een risico met betrekking
tot de prijs der deviezencertificaten. 1-let Deviezenfonds
heeft hier, doordat het.het saldo der deviezencertificaten
fourneert, in feite het ,,price-leadership” en herhaaldelijk
duiken de, steeds weer tegengesproken, berichten op,
dat de prijs dezer certificaten zal worden verlaagd.
Gegeven het thans niet onbelangrijke saldo aan deviezen
van het Deviezenfonds, de verkregen buitenlandse leningen
en het deviezensaldo van De Javasche Bank, dat eventueel
gedeeltelijk voor het slagen der maatregelen kan worden
ingezet, kan worden aangenomen, dat de toestroming van buitenlandse goederen voorlopig kan aanhouden;
het zal echter – in verband met andere nog te bespreken
werkende krachten – noodzakelijk zijn, dat de goederen-
stroom zich binnenkort belangrijk verhredt. Hier nü
schuilt bovendien een tweede en zeer grote moeilijkheid:
verbreding van de goederenstroom eist zijn financierii’g
en waren de verhoudingen stahieler, dan zou buitenlands
vermogen eerder toevloeien dan thans;. nu betekent
credietfinanciering echter het grote gevaar van het op-
roepen van inflatoire krachten.
/
In de binnenlandse sfeer treden nog andere.krachten op.
In de eerste plaats neemt men steeds weer moeilijkheden
terzake van orde en rust waar, welke weliswaar plaatse-
lijk zijn, maar toch een storende invloed kunnen oefenen;
een
1
voorheeld hiervan zijn de gebeurtenissen indertijd ie
Makassar. Doch ook in de economische sfeer doet zich het
verschijnsel voor: de voortdurende stakingen betekenen
een productieverlies, dat duurzaam is en voor de sanering,
welke meer goederen eist, tot gevolg heeft, dat productie-
capaciteit en dus product verloren gaat. Deze stakingen,
w’elke thans in bepaalde gedeelten van Indonesië voor
vitale bedrijven zijn verboden,,hebben als regel tot gevolg,
dat loonsverhogingen w’orden toegekend, welke leiden
tot verhoging van de kostprijs en voor zover het goederen
voor de binnenlandse sector betreft, tot prijsverhoging,
waardoor de opzet van de sanering wordt tegengewerkt.
Er komt meer koopkracht in circulatie en hierdoor zal
van de zijde van de minsthedeelden een grotere vraag naar
bepaalde voedingsmiddelen en goederen met lage prijs
uitgaan, wordt dus deze groep in een betere relatieve
positie gebracht, hetgeen van algemeen standpunt be-
schouwd, voldoening geeft voor zover daardoor de Indo-
nesische productiviteit niet wordt aangetast. Aan de
andere kant mag niet w’orden voorbijgezien, dat een ge-
deelte van het grotere inkomen door de dooi cle loons-
verhogingen veroorzaakte prijsstijging word t opgevangen
en het overige leidt tot een verplaatsing vanconsumptieve
vraag, dus tot een structuurwijziging in de consumptie.
Wellicht houdt hiermede verband, dat dit jaar het ver-
loop van de rijstprijs na de oogstperiode minder gepronon-
ceerd is geweest dan in vorige jaren, zij het, dat zich
uiteraard wel een daling heeft voorgedaan. Reeds thans
echter loopt hij weer op. Dit afwijkende verloop werd
veroorzaakt door de aangevoerde E.C.A.-rijst, waardoor de
topprijzen vôér het afkomen van de nieuwe oogst konden
worden voorkomen. Ook voor de naaste toekomst staat
belangrijke invoer van rijst op het programma.
Een andere ernstig tegenwerkende kracht w’ordt gevormd
door het invoeren van de 7-urige arbeidsdag en de 40-urigo
werkweek voor grote delen van Indohesië. Dit betekent,
,
overigens bij gelijkblijvende totale beloning, een ver-
mindering van de productiecapaciteit en dus van de
welvaart en de goederenstroom.
De kostenstijgingen hebben een belangrijk effect. Voor
de cultures zijn zij op het ogenblik reeds zodanig, dat
daardoor de kosten reeds ‘meer dan verdubbeld zijn.
De verhoogde kosten van de levensstandaard voor buiten-
landse werkers is zodanig, dat in het particuliere vaak
belangrijke salarisverhogingen moesten worden gegeven,
terwijl de bedrijven in meerderheid de bijkomende kosten,
verbonden aan het transfer, grotendeels voor hun rekening
nemen. De Overheid heeft hiei voor, haar werkers nog geen
correctien’iaatregelen genomen, behoudens voor zover het
bel
5
aalde transfers bet’reft, w’elke zij voor haar rekening
neemt. Een duurtebijslag schijnt echter in voorbereiding.
Behoudens voor zover de prijzen op de wereldmarkt
hoger liggen, zien de landbouwondernemingen het tijdelijk
voordeel der sanering reeds verloren door de kosten-
656
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 1950
stijgingen. Voor de bevolkingsproducten ligt de toestand
op liet ogenblik nog gunstiger, omdat in deze sector geen
kostprijs bestaat, maar uitsluitend van een alternatieve
bestdding van arbeid en soms grond sprake is.
DeQiezensector.
Zoals reeds gezegd, is hier de momentele positie gunstig.
en dank zij de prijsstijgingen op de wereldmarkt heeft de
Regering de wind mee. De eis tot inlevering van deviezen-
certificaten, ook bij overmaking van winsten, afschrij-
vingen en vergoeding voor buitenlandse dienstèn, betekent
de facto, dat het beroep op deviezen in deze sector is ver-
minderd, in sommige gevallen getiërceerd. In deze zin
zijn thans ook de voorschriften van het Deviezeninstituut
voor dividend- en winsttransfer, hoewel de wisselkoers
olficieel nog steeds 1 1 is.
Bij het deviezenbezit ligt uiteraard nog steeds een der
belangrijkste momenten voor liet slagen der sanering,
omdat alleen dan het beleid succes kan hebben, indien
men er in zal slagen de tegenwerkende krachten te com-
penseren. Daartoe zijn de stijgende prijzen op de wëreld-
markt een belangrijk helpende factor, evenals de buiten-
landse leningen.
Met betrekking tot de uitvoer moeten. de beide sectoren
ondrnemings- en bevolkingsproducten scherp worden
onderscheiden. De productie der ondernemingen zijn
over het algemeen meer star dan die der bevolking. Dit
valt ook in de productie- en uitvoercijfers waar te nemen.
Weliswaar valt in sommige gevallen een stijging der
hoeveelheden te constateren, in andere echter is daarvan
geen sprake. Een verblijdend verchijnsei is uiteraard,
dat meer ondernemingen in beheer komen of verder in het stadium der rehabilitatie verkeren, hetgeen spoedig
tot procluctievermeerdering leidt. De 1oenenende dief
–
stallen aan jroduct op
–
de ondernemingen (koffie, rubber,
suiker en thee; gaande tot zelfs 20 pCt van de productie)
echter betekenen iiie t alleen, dat een deel harer opbrengst
verloren gaat, maar dat straks een kwalitatief minder
product in circulatie of ten uitvoer kômt, hetgeen voor
het land een verlies aan deviezen betekent.
In de sector der bevolkingsproduten kan, en speciaal
voor de rubber, een belangrijke toeneming van de export
worden waargenomen; daartegenover staat, dat de copra
– mede door de politieke moeilijkheden in Oost-Indonesië
– belangrijk hij 1949 ten achter blijft. De vergrote export
in de eerste maanden na Maart nioet gedeeltelijk op
rekening van het afvoeren van vastgehouden voorraden
wordén geschreven, maar kan gedeeltelijk uit de vergrote
opbrengst als stimulerende factor worden verklaard.
Daarbij komt nu uiteraard, dat de smokkelhandel minder
lucratief is geworden sinds de deviezenvrije invoer niet
langer vrijstelt van de verplichting tot inlevering van
deviezencertificaten tot het dubbele van de invoerwaarde.
Voor zover de uitvoersmokkel diende als basis voor de
invoer, maakt de, door de verplichting tot inlevering van
deviezencertificaten, verhoogde kostprijs de smokkel
minder of niet lucratief, terwijl de overheidsopkopen,
bijv. van peper, ook gedeeltelijk de basis ontnemen.
Een merkwaardig verschijnsel is de daling van de
zwarte prijzen voor vreemde valuta. Voor de goudprijs
is de daling.hegrijpelijk en een algemeen verschijnsel in
verband met liet uitvallen van China als afnemer en boven-
dien door aanbod van goud uit Hongkong. Doch ook de
prijzen van Nederlandse guldens, Engelse en Austi’alische
.ponden en Amerikaanse en Straits dollars zijn gedaald,
hoewel de laatste dagen weer een stijging valt waar te
nemen. Kan hiertoe enerzijds de politieke ontwikkeling
in de w’ereld hebben bijgedragen,
al.
bij hen, die valuta’s
hebben verkocht in •de overtuiging, dat Indonesië thans
veiliger dan Europa of de Straits zou zijn, dit verklaart de
toestand met betrekking tot het Australisch pond en de
U.S. – dollar nog niet. Hiervoor zijn, zeker oorzaken, die,
naar het mij voorkomt, ook voor de andere valuta’s gelden.
Ik noem dan in de eerste plaats het feit, dat hier een aantal
clandestiene geidhandelaars is gegrepen en uitermate
hoge boetes heeft gekregen, tezamen, naar men zegt,
een bedrag van honderd millioen rupiahs; dit moet zoals
vanzelf spreekt tot forcering hunner liquiditeit leiden.
Een tweede factor, is een algemeen streven in de Chinese
groep om zich liquide te maken, niet alleen in de goederen-,
maar ook in de overige sectoren. Terwijl deze beide fac-
toren dus reeds moëten leiden tot aanbod van valuta,
wordt door de prijsstijging gedeeltelijk meer geld in de
goederen gebonden en heeft de halvering van saldi en
bank- en muntpapier . tijdelijke liquiditeitsspanningen
teweeggebracht, welke een beperking van de vraag ver-
oorzaken. Een vraag is uiteraard bovendien in hoeverre
liet vertrouw’en in het succes der maatregelen door de
teweeggebrachte prijsdalingen is vergroot.
Budgetaire sector.
Essentieel a.00r’ het succes der sanering is het verloop
van het overheidsbudget. In het parlement is medege-
deeld, dat de R.I.S. geen begroting heeft; wij weten, dat
het tekort bij de Republik Indonesia alleen reeds 1
milliard rupiah bedraagt, waarbij moet worden bedacht,
dat het grootste deel van de ‘middelen, welke hiertegen-
over staan, door de Centrale Regering wordt ontvangen.
1-lelaas kan de weekstaat van De Javasclie Bank nog
steeds geen volledig inzicht in de monetaire ontwikkeling
geven, omdat alle overboekingen nog niet hebben plaats
gevonden. Naast het volume en de prijs van de uitvoer
– en als buffer de- deviezenvoorraad – is het verloop
van het binnenlandse monetaire gebeuren essentieel voor
de kansen op succes en de objectieve waarnemer kan zich
niet aan de indruk onttrekken, dat juist op dit gebied
zeer grote gevaren liggen.
Welisvaai’ hebben, blijkens publicaties van het Ministerie
van Financiën, de kohierbelastingen in de eerste maanden
van dit jaar meer opgebracht dan in de overeenkomstige
periode van het vorig jaar, maar hierin zijn tot grote
bedragen vooruithetalingen begrepen. Ook de niet-
kohierhelastingen vertonen een grotere opbrengst, vooral
gevolg van de aanpassing van in- en uitvoerrechten aan
de hogere waarden in rupiah. De zgn. ,,vrije’ winstbe-
lasting” – de heffing van goederen bij de vroegere ,,vrije
verkoop” – zal haar betekenis door de, overigens toe te
juichen, wijziging in de economische politiek gedeeltelijk
verliezen.
De invoering van de omzetbelasting blijft dit jaar
achterwege; ij werkt alleen in de vorm van de Opbouw-
belasting in de beperkte sector van betalingen in hotels,
restaurants en café’s. De olbrengst der deviezencertifi-
caten – in feite een afroming van koopkracht – zal be-
langrijk minder zijn dan in mijn vorig artikel
1)
geraamd,
omdat in tal van opzichten modificaties zijn of moeten
worden aangebracht en de Regering zelf grote aankopen
verricht.
Het verloop van zaken, zoals dit in de weekstaat van
De Javasche Bank tot uiting komt, is een toenemende
circulatie aan chartaal geld, welks hoeveelheid thans
reeds die van voör de sanering overschrijdt. Vergelijken
wij de toestand per 3 Mei en per 26 Juli jl., dan moet
woi’den geconstateerd, dat zij ,met ruim 400 mïllioen is toegenomen. Naast bankbiljetten zijn ,hierin ook munt-biljetten begrepen, waarvan krachtens een presidentieel
besluit voor een totaal van 230 millioen mag worden uit-
gegeven. De schuldpdsitie van de Overheid bij de Centrale
Bank toont, ondanks plaatsvindende afboekingen, in
dezelfde periode eveneens een toeneming van ruim 400′
millioen, terwijl bovendien daarnaast nbg andere schulden
bestaan. Daartegenover staat, dat een bedrag van 100
millioen schatkistpapier in deze periode niet is verlengd.
Het feit tenslotte, dat de rekening-courantsaldi van
‘)
Zie ,,E.-S.B.” van 12 April 1950.
16 Augustus 1950
ECONOMISCH-S+ATISTISCHE BERICHTEN
(357
anderen een stijging vertonen, kan er op wijzen, dat de
credietpotentie van cle banken weer is verbeterd. rl
oc
h
vertoont dc vlottencte schuld slechts een langzame stijging:
van 2.576 millioen rupiah per eind Mei tot 2.612 millioen
per ultimo Juni. De vraag is, hoc groot het tekort
01)
het
budget van de EIS.
zal’
zijn. Men hoort daarbij cijfers
noemen, welke variëren van 800 tot 2.500 millioen rupiah.
hoe betreurenswaardig in het algemeen grote tekorten
op het budget ook zijn, vastgesteld moet worden, dat van
de monetaire gezichtshoek uit door de
1
ontwikkeling een
zeker tekort aanwezig mag zijn, nI. voor zover dit kan
worden gefinancierd door de buitenlandse leningen en
de uitbreiding van het geldingsgebied van het geld.
Evenwel, dit mag mi. nooit een bedrag van 1.000 millioen
rupiah overschrijden, terwijl moe t worden aangenomen,
dat dit tekort zeker i milliard zal zijn, in welk geval’ hier
een inflatoire kracht aanwezig is. Daarbij moet bovendien
worden bedacht, dat hierbij van betekenis is in hoeverre
de omloopsoelheid van het geld is vergroot of alsnog
groter zal worden, hetgeeh in verband met de activering
van voorheen steriel geld niet onwaarschijnlijk is; gegevens
hieromtrent staan niet ter beschikking. J)eze vergrote
omloopsnelheid zou echter de toelaatbare omvang van het
tekort weer verkleinen.
Conclusie.
lIet gehële economische beeld is thans labiel, ook in
cle monetaire sector. Krachten )verken naar beide zijden.
De ingezette prijsdaling in bepaalde sectoren, te danken
aan het afschaffen van een overheidsheffing en de vrijere
invoer, heef t gehamstercie voorraden in de circulatie
gebracht en daardoor de verhouding tussen goederen en
geld verbeterd. De vraag is, in hoeverre deze ruimere
voorziening straks door grotere aanvoer kan worden ge-‘
continueerd. Daarbij (comt niet alleen de vraag aan de
orde, of deze goederen zonclei’ inflatoire werking – naast
de van overheidszijde bestaande inflatoire krachten –
kunnen worden gefinancierd en of deze goederen tijdig zullen
komen. immers, geeft de internationale politieke ontwikke-
ling het voordeel van de prijsstijging der exportproducten,
aan de andere kant staat, dat zij ookde door het buiten-
land gevraagde levertijden doet verlengen en binnenkort
de prijzen, zal doen stijgen. De wisselwerkingen beginnen
zich thans duidelijk te demonstreren. rre
i
.
w
ijl het slagen
der monetaire sanering ruimere aanvoer van goederen eist,
brengt de financiering.van deze noodzakelijkheid zelf het
gevaar van inflatoire krachten, dat te groter is omdat
in het bestaande buclgettekort reed’ al naar gelang van
de grootte min of meer sterke krachten aanwezig zijn.
Ilieibij komt nog een ander punt: het is niet voldoende,
dat de goederen er zijn, maar ook dat zij binnen het bereik
van de afnemers kunnen komen; het transportwezen nu,
zowel te land als te water, laat dooi’ tal van omstandig-
hlen (o.a. onvldoende transportmiddelen en stakingen,
resp. moeilijkheden met de havenarbeiders) nog veel te wensn over, zodat grote voorraden in de havens blijven
en daardoor zelfs nu en dan ‘een congestie dreigen te ver-
oorzaken. Ook dit is een ernstig vraagstuk, juist in ver-
band met de toenemende geldcirculatie, omdat hierdoor
gevaren ontstaan voor plaatselijke monetaire discrepanties,
welke in een labiele toetand uitermate gevaarlijk kunnen
zijn.
Een opmerkelijk verschijnsel is ook, dat dit jaar de
gebruikelijke seïzoensclalingin de prijzen dci 19 voedings-
middelen, welke zelfs in cle jaren der tonemencle inflatie
(1948 en 1949) duidelijk aan de dag trad, is uitgebleven
en dat de rijstprijs reeds thans weer stijgende is, nadat de
seizoensdaling zelf geruime tijd later optrad. –
De voortdurende loomsverhogingen zijn een gevaar
teeem’, dat men veer in de inflatiespiraal komt en de
verkorting van de arbeidstijd betelent godcellelijk het-
zelfde, gedeeltelijk een definitieve verkleining van de
goederencircultie omdat het bestaande gebrek aan
geschoold personeel niet of tegen zeer hoge kosten uit het
leger der ongeschoolden en ongeoefenden kan w’orden
gecompenseerd.
Een ander punt van belang is, of door de vrijere invoer
een w’ijziging in de structuur van de invber zal worden
veroorzaakt, welke nadelig voor de ontwikkeling in de
verdere toekomst zal zijn; hier speelt de deviezenreserve
een belangrijke mol. Indien nI. minder essentiële goederen
ten koste van meer essentiële worden ingevoerd; alleen
omdat de koopkracht zich door de veroorzaakte wijziging
in de binnenlandse spanningen daarop richt, dan kan dit
ten koste van het algemene herstel gaan.
De eerstkomende maanden zullen de beslissing brengen;
reeds thans echter komen de gevaren voor het slagen
duidelijk aan de dag; een doorzetten van de voor het
slagen tegengestelde km’ahten betekent, dat een nieuw
evenwicht
01)
een andere basis zou moeten worden ge-
vonden. In het midden blijve thans welke invloed de
totstandkoming van de eenheidsstaat zal hebben en in
hoeverre orde en rust gehandhaafd kunnen worden.
DjakarLa.
J. F. HACCOÛ.
PROBLEMEN
VAN HET ZIEKENFONDSWEZEN.
1.
in een drietal artilelen, opgenomen in cle nummers vn
9, 16 en 23 Februari. 1949 van Economisch-Statistische
Berichten, besprak ik een dantal financiële en organisato-rische jroblemen van het Nederlandse ziekenfondswezen.
In de sindsdien verlopen tijd is op dit terrein voldoende
gebeurd om een aanvulling van de genoende artikelen te
rechtvaardigen. De gebeurtenis, welke het meest de aan-
dacht heeft getrokken, is de nieuwe premieverhoging voor de vrijwillige ziekenfondsverzekering; er zijn echtem’ ook
andere belangrijke feiten en cijfers te vermelden. Voorop
dient evenwel in deze beschouwing te worden gesteld, dat
de belangrijkste problemen, welke begin 1949 aan de orde
waren, thans nbg bestaan. Er is nog geen ziekenfnndsen-wet tot stand gekomen, ondanks naarstig geploeter in cle
weerharstige materie; de tegenstelling tussen de verplichte –
verzekering, welke tot dusverre over voldoende geld-
middelen beschikten de noodlijdende vrijwillige verzeke-
ring maakt nog steeds alle problemen moeilijker dan ze
overigens al zijn; de vooruitgang van de medische weten-
schap blijft een sterke opwaartse druk op cle kosten uit-
oefenen.
liet aantal i’erzcicerden.
1-let aan tal verzekerden blijft regelmatig stijgen. Begin
1949 waren er iets meer dan 4,3 millioen verplicht-ver-
zekerden; op 1 April 1,950 waren er ruim 4,45 millioen.
In deze toeneming van 150.000 zielen (waaronder cimca
70.000 rechtstreeks-verzekerden; de overigen zijn gezins-
leden) weerspiegelt zich de uitbreiding van de werkgelegen-
heid, in het bijzonder ook de opneming van gedemobili-
seerden in het bedrijfsleven. De toeneming zou groter zijn
geweest, indien niet een aantal personen door loonsver-
hoging uit de verplichte verzekering was verdwenen.
lIet aantal vrijwillig-verzekerden steeg van ruim 2,35
millioen in dc aanvang van 1949 tot ruim 2,47 millioen 01) 1 April 1950. Deze toeneming overtreft cle verwachtingen.’
rpen tijde van de premieverlioging in begin 1949 van
59
tot 63 cent per week werd vrij algemeen op een zekere achteruitgang gerekend, enerzijds doordat vele weinig-
draagkrachtigen de premie njet meer zouden kunnen op-
brengen en dientengevolge zouden moeten uittreden,
anderzijds doordat een deel der beter-gesitueerden voortaan
liever
–
dekking voor ziektenisico’s
01)
andere wijze zou zoe-
ken (bijvoorbeeld bij instellingen voor verzekeming van kosten van ziekenhuisverpleging). Een en ander is onge
yy
ix
658
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 1950
twijfelci gebeurd, maar in mindere mate dan verwacht
werd. Een aantal gemeenten heeft het aan haar minst-
draagkrachtige i nw’on ers door zekere steunmaatregelen
mogelijk gemaakt verzekerd te blijven en hier en daar
heeft men zelfs op niet-verzekerde gesieunden druk uit-
geoefend om zich te doen verzekeren. Wat de beter-gesi-
tueerden betreft,
01)
hen oefent blijkbaar het uitgebreide
complex van de ,,verstrekkingen” der ziekenfondsen een
toenemende aantrekkingskracht uit, hetgeen bij de steeds
stijgende kosten der medische verzorging niet te verwon-
deren is. De kosten van een operatie of kuur, waarbij cle
nieuwste methoden en geneesmiddelen worden toegepast,
kunnen zelfs voor een gezin met een vrij hoog inkomen
ruïneus zijn cii buiten de ziekenfondsen is een all-round-
dekking voor dergelijke risico’s moeilijk of slechts tegen
hoge premie le verkrijgen.
Blijkens bovenstaande cijfers was het totale aantal ver-
zekerclen op 1 April 1950 ruim 6,9 millioen.
rfiians
zijn er
waarschijnlijk meer dan 7 millioen, mede omdat op 2 Mei
1950 de verhoging van de loongrens voor de verplichte
verzekering van f 3.750 tot f4.500 per jaar is ingegaan.
Over de gevolgen van deze maatregel zijn verwachtingen
uitgesproken, welke sterk overdreven blijken te zijn;
er zijn schattingen gemaakt van een half millioen nieuwe
verzekerden liet werkelijke aantal zal, naar voorlopige
cijfers te oordelen, om en bij de honderdduizend
liggen; dit aantal was reeds eerder geioemd als resultaat
van zekere statistische berekeningen. Wat het aantal
vrijwillig-verzekerden ,betrett, is een daling na 1 Juli 1950,
de datum van de jongste premieverhoging (van 63 tot 80
cent per week), niet onwaarschijnlijk, hoewel de ervaringen
van 1949 in dit opzicht tot voorzichtigheid bij het doen
van voorspellingen manen. Van een verhoging van de
inkomensgrens voor de vrijwillige verzekering, gelijk aan de
verhoging van de loongrens voor de verplichte verzekering,
is voorshands afgezien wegens de slechte financiële toe-
stand der vrijwillige verzekering, zodat uit dien hoofde
geen nieuwe extra-aanwas van de vrijwillige verzekering
is te verw.chten. Wei is echter begin 1950 een regeling
getroffen, welke hierop neerkomt, dat het werkelijk in-
komen voor de toepassing van de inkomensgrens met
f 150 ‘per kind, dat ten laste van het gzinshoofcl komt,
word t verlaagd.
Bczwaren der ,nedewerke,’s
De verhoging van de loongrens voor de verplichte ver-
zekering— welke verhoging tot stand is gekomen tegelijk
met de verhoging van de grens voor de toepasselijkheid
van de Ziektewet en andere sociale verzekeringswetten –
heeft sterke oppositie gewekt onder de artsen en andere
medewerkers. Men is in die kringen bevreesd, dat door
steeds verdergaande uitbreiding van het ziekenfonds-
w’ezen niet slechts de medici hoe langer hoe i’neer hun zelf-
standige positie zullen verlieen, doch ook het belang der
volksgezondheid wordt geschaad. Anderzijds heeft men
er wel oog voor, dat de tot stand gekomen verhoging van
de loongrens een logisch gevolg van de daling van de gelds-
waarde is en dat het voor de wetgever moeilijk zoü zijn
geweest, bij de bestaande koppeling van het Ziekenfondsen-
besluit aan de Ziektewet, om anders te l’iandelen dan hij
heeft gedaan. Er is echter onder de medewerkers een hele
reeks van bezwaren en grieven; men acht zich te weinig gekend in de gang van zaken; men is van mening dat de
honcirariate weinig iijn aangepast aan de stijging van liet
prijsniveau, men acht remmen tegen een al te drukke toe-
loop van iiekenfondsverzekerden naar de medici nodig
en men meent, dat de ziekenfondsen niet voldoende krach-tig medewerken tot contrôle op de inkomens der vrijwillig-verzekerden. Deze en vele andere desiderata spelen eën rol in het overleg over allerlei problemen van het ziekenfonds-
wezen, dat in de Ziekenfondsraad en in een groot aantal
commissies w’ordt ge’oerd.
Regelingen betreffende honorai’ia
‘Wat de honoraria betreft, verdient vermelding, dat
onder dagtekening van 21 Februari 1950 een 6ommissie
van drie leden (Mr 1-1. L. Woltei”som, Prof. W. F. de Gaay
Fortman en Mr Al. P. L. Steenberghe), in opdracht van de
Kon. Ned. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst en
een zestal organisaties van Algemene Ziekenfondsen een
bindend advies heeft gegeven inzake het’ huisartsen-
honorarium. Volgens dit advies, w’elks conclusies door de
bevoegde autoriteiten zijn gesanctionneerd, dient het
,,basishonorarïum” met terugwerkende kracht tot 1 Juli
1949 van f 4,68 tot f
5
per ziel per jaar te worden verhoogd,
met toeslagen van f1 of f 0,50 voor practijken in dun-
bevolkte gebieden. l-Iierbij is aangenomen, dat een fonds-
practijk in het algemeen niet meer dan 3.000 patiënten
moet omvatten. Ovet’ de hoogte der practijkonkosten
bestaat geen zekerheid; in artsenkringen noemt men hier-
voor cijfers, die boven 12 per ziel liggen. Een onderzoek
hiernaar en, in het algemeen, een onderzoek naar de finan-
ciële omstandigheden der artsen (met inbegrip van hun
inkomsten, uit particuliere practijk), heeft de commissi
niet ingesteld; indien zulks moet gebeuren, ligt het naar
liet oordeel dci’ commissie
0
1
)
de weg van de Regering, in
liet kader der prijspolitiek. De eventuele gevolgen van de
devaluatie heeft de commissie niet iii haar beschouwingen
betrokken.
Ten aanzien van de honoraria der specialisten bestond –
voorheen een zeer grote verscheidenheid van plaatselijke
regelingen. In een aantal specialistencentra betaalden de
ziekenfondsen een vast bedrag per ziel per jaar aan een
,,specialistenpot”, wèlke door alle of een deel der specia-_
listen naar bepaalde normen werd verdeeld. Elders betaal-
den do fondsen geheel ,,per verrichting”, soms met behulp
van een stelsel van maand- en herhalingskaarten.
De bedragen voor dezelfde operaties en behandelingen liepen in verschillende gebieden sterk uiteen. Sinds 1 Juli
1949 geldt een uniforme regeling, welke overal liet ver-
richtingssysteem heef t gebrac)it. De regeling van deze
materie is zeer moeilijk wegens liet grote aantal en de
gevarieerdhejd dci’ vormen van specialistische hulp.
Bijzondere complicaties levei’en bijkomende maar niet-
temin zeei’ belangrijke vormen van specialistenwerk 01),
hijv. röntgenologie en laboratoriumonderzoek. Ook het
verschil in Organisatie tussen de verschillende ziekn-
huizen – een deel dci’ ziekenhuizen is ,,gesloten”, d.v.z.
werkend met een vaste staf van specialisten, een ander
deel is open”, d.w.z. dat iedere specialist er onder be-
paalde vooi’waarden kan werken – geeft complicaties.
De regeling is getroffen voor een proefjaar, dat ver-
moedelijk niet een half jaar zal worden verlengd. Over de
fiiianciëlc uitkomsten is nog weinig te zeggen, onder andei’e
omdat de i’egeling een stelsel van kortingen bevat, waar-
onder een progressieve korting op hoge declaraties (als gevolg van een groot aantal vei’richtingen); de omvang
dezer kortingen kan eerst worden vastgesteld als alle
overige gegevens bekend zijn.
Vast staat, dat de kosten der specialistische hulp thans
belangrijk hoger zijn dan enkele jaren geleden, doch dit
zou ook, zij het w’ellicht in mindere mate, liet ge’val zijn,
indien de oude regelingen waren blijven gelden.
Ziekenhuizen en sanatoria.
Van de verdere kostenverhogende maatregelen op het
gebied van honorai’ia en tarieven zijn de belangrijkste
de verhogiflgen van de vei’pleegprijzen der ziekenhuizen.
De enorme stijging der exploitatiekosten van de zieken-huizen is een vooi’tdurende bron van zorgen voor de be-
sturen der ziekenhuizen zelf (besturen van gemeenten met eigen ziekenhuizen hieJbij inbegrepen), maar ook voor de
Ministeries van Economische en Sociale Zaken en niet het
minst voor de ,,consumenten”, waarvan, wat de zaa1-
verpleging betreft, de ziekenfondsen verreweg de grootste
16 Augustus 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
659
“ijn. Over d6 jaren 1945-1948 heeft de verplichte ver-
zekering boven de geldende tarieven ongeveer 12 inillioen
gulden aan ,,overbruggingsuitkeringen” aan de zieken-
huizen betaald, omdat de exploitatierekeningen van
nagenoeg alle ziekenhuizen grote tekorten opleverden.
De tarieven, welke onder contrôle van de Directeur-Gene-
raal van de Prijzen staan, zijn herhaaldelijk verhoogd.
Per 1 Januari 1949 is een algemene verhoging van 1 gulden
l)ei’ verpleegdag (zaalverpleging) toegestaan; kort geleden
is, als gevolg van de devaluatie, een nieuwe algemene ver-
hoging van 50 cent pel- dag tot stand gekomen. Dit artikel
is niet de plaats
om
op de problemen der ziekenhuizen
nader in te gaan; dat er een nauwe relatie is tussen de
financiële zorgen der ziekenhuizen en die der ziekenfond-
sen, is echter wel zonder verdere toelichting duidelijk.
rf
en
aanzien van de sanatoria kan ongeveer hetzelfde
worden gezegd; echter is de relatie tussen stijging der ver-
pleegtarieven en kosten voor het ziekenfondswezen minder
dirèct, omdat de ziekenfondsen de kosten van sanatorium-
verpleging niet volledig betalen, doch slechts tot een
gefixeerd bedrag (thans f4,50 per dag, in vele gevallen
vermeerderd met 11,50 krachtens een aanvullende ver-
zekering). Belangrijke verhoging der verpleegprijzen moet
echter consecluenties hebben ten aanzien van het door de
iiekenfondsen te betalen bedrag.
liet aantal gevallen van ziekenliui- en sanatorium-
verpleging voor rekening der ziekenfondsen is nog steeds
in stijgende li,In, mede als gevolg van uitbreiding van het aantal bedden.
Financiële toestand oeiplichte oerzekering.
De kosten der verplichte verzekering bedroege’n in 1947
over het gehele land gemiddeld f 24,59 per ziel. In 1948
w’as dit bedrag gestegen tot f 27,40, in 1949 volgens voor-
lopige berekening, tot ruim 130 (dat is ongeveer. 12,50
boven dein’ 1948 opgestelde raming voor 1949). In deze
kostenbedragen zijn begrepen de beheerskosten der zieken-
fondsen (over de drie jaren onderscheidenlijk f 2,58,
12,77 en 12,90 per ziel)., de kosten van het staatstoezicht,
later van de Ziekenfondsraad (over elk der jaren 10,16
per ziel) en van de heffing en inning der premie (over de
drie jaren onderscheidenlijkf 0,35, 10,32 en f0,34 per ziel)
De nieuwste raming der kosten over 1950, opgemaakt
met inachtneming van de kortelings berekende voorlopige
uitkomsten over 1949 en van de recente veéhogingen van
honoraria en tarieven, leidt tot een cijfer, dat hoven 134
per ziel ligt. Dit betekent, vergeleken met de uitkomsten
over 1947, een stijging van ongeveer 40 pCt De premie-opbrengst is echter eveneens sterk gestegeii,
ondanks de verlaging van het percentage van 4 tot 3,8
(per 1 Januai-i 1948) en van 3,8 tot 3,6 (pci- 1 Janu5ri 1949)
Over 1947 was de opbrengst ongeveer 135 millioen gulden,
over 1948 en vermoedelijk over 1949, ondanks de verla-
gingen van het percentage, ruim 140 millioen gulden.
Rekening houdende met de toeneming van het aantal
verzekerden, met de loonsverhogingen na de devaluatie, alsmede met de verhoging van de loongrens en de daar-
mede verband houdende verhoging van het niaximum-
loonbedrag, waarover premie wordt berekend (van 110 tot 112 per dag), kan men over 1950 een opbrengst van
meer dan 150 millioen gulden verwachten. Dit bedrag zal
voldoende zijn om de geraamde kosten van ruim f 34 per
ziel (bij gemiddeld ongeveer 4,5 millioen zielen) te dekkeh.
Over de premie-opbrengst 1950 zal echter op zijn vroegst
eind 1951 enige zekerheid kunnen worden verkregen.
Bij de beoordeling van de toekomstige situatie moet
in het oog worden gehouden, dat de oorzaken, welke de
kosten over het afgelopen jaar zo snel deden stijgen, nog
volsti-ekt niet zijn uitgewerkt en dat er nog vele wensen
bestaan ten aanzien van de uitbreiding der verstrekkingen.
De belangrijkste dier wensen betreft de verstrekking van
ziekenhuisverpleging voor onbepaalde duur (thans 42
dagen per geval); deze uitbreiding zou naar schatting voor
de verplichte verzekering ongeveer 10 millioen gulden.
pel’ jaar kosten.
Belegging gelden Vereoeningsfonds.
Tot in 1949 waren de in het Vere’eningsfonds, de cen-
trale kas van de verplichte verzekering, gevloeide gelden,
voor zover niet aan of ten behoeve van de ziekenfondsen
uitgegeven, voor het overgrote deel op korte termijn
belegd. Een belegging op langere termijn van de aanwezige
middelen (meer dan 100 millioen gulden) was uiteraard
met het oog op de rente-opbengst gewenst; dat hiertoe
nog niet was overgegaan, was eengevolg van de onzeker-
heid ten aanzien van de toekomstige wettelijke regeling
van het ziekenfondswezen. –
De Ziekenfondsraad heeft zich in 1949 uitgesproken
voor belegging van een belangrijk deel der reserve op
langere termijn. Op de grondslag van deze uitspraak
en een daarbij behorend beleggingsschema is sindsdien de
beleggingspolitiek gevoerd, met als resultaat, dat thans
een rente-opbrengst van ongeveer 2.3 iiillioen gulden
per jaar wordt verkregen.
1-let bedrag, dat voor belegging in aanmerking komt,
wordt nadelig beïnvloed door de omstandigheid, dat een
belangrijk deel van de ziekenfondspremie geruime tijd na afloop van het jaar van heffing binnenkomt. Weliswaar is
er een ,,voorheffing”, doordat de werkgevers verplicht zijn
om (met gebruikmaking van het premie-aandeel, dat zij
op de lonen inhouden) couponboekjes voor ziekenfonds-
premie te kopen, doch de prijs der couponhoekjes is sinds
1941 niet verhoogd en is dus in verhouding tot de gestegen
lonen laag geworden. Daarom heeft de Ziekenfondsraad
kort geleden aan de Minister van Sociale Zaken het voorstel
gedaan de prijs der couponboekjes te verdubbelen. De
Minister is intussen hiertoe overgegaan; na een zekere over-
gangstijd zullen alleen duurdere boekjes verkrijgbaar zijn.
Dit betekent geen nieuwe last voor de werkgevers, doch
slechts een verschuiving van een groter deel der premie-
betaling naar vroegere tijdstippen. Voor vele kleinere werk-
gevers is dit zelfs een voordeel, omdat betaling in kleine
gedeelten (in de vorm van aankoop van couponboekjes)
voor hen gemakkelijker is dan betaling van een belang-
rijk bedrag ineens.
Praeoentiefonds.
In Staatsblad no K 259 is opgenomen de wet van 22 Juni
1950 tot oprichting van een fonds voor maatregelen ter
voorkoming van ziekte en ter bevordering van de gezond-
heid (wet op het Praeventiefonds).
Deze wet bepaalt, dat uit het Vereveningsfonds jaarlijks
èen bedrag van 4 millioen gulden in het Praeventefonds
zal worden gestort en dat het bestuur van laatstgenoemd
fonds gelden beschikbaar zal stellen voor maatregelen
als in die wet bedoeld. Gedacht is aan massa-doorlichting; verruiming van
1
de
praenatale zorg; subsidiëring van kraam- en wijkver-
pleging; wetenschappelijk onderzoek; oprichting van
,,healthcentres” enz. Dit alles valt buiten het kader van
het werk der ziekenfondsen, dat in hoofdzaak op de cura-
tieve hulp is gericht; het is echter duidelijk, dat maat-
regelen op het terrein van de praeventieve gezondheids-
zorg kunnen leiden tot besparing van kosten op het gebied
van de curatieve hulp. Men heeft in de voorbesprekingen,
welke reeds in 1947 zijn begonnen, ve’rband gelegd tussen
de rente-opbrengst van het Vereveningsfonds en het in te
stellen Praeventiefonds; aanvankelijjc is dan ook sprake
geweest van een jaarlijkse storting van 3 millioen gulden,
dus ongeveer het bedrag der door het Vereveningsfonds
te verwerven rente-inkomsten.
Dat het bedrag later tot 4 millioen gulden per jaar is
verhoogd, is een gevolg van de tevens in genoemde wet
bewerkstelligde opheffing van het Prophylaxefonds,
bedoeld in art. 125 van de Ziektewet; de werkzaamheden
van dit fonds worden door het Praeventiefonds over-
77
660
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 150
genomen, omdat het bestaan van twee fondsen naast
elkaar, met ongeveer gelijke doeleinden, niet gewenst is.
1-let gevolg is dus, dat in plaats van een deel van de
Ziektewetpremie een extra millioen gulden uit de zieken-
fondspremie voor praeventieve gezondheidszorg wordt
aangewend.
De wet op het Praeventiefonds houdt nog een bepaling
in, volgens welke gedurende drie jaren een extra bedrag
van twee millioen gulden uit het Vereveningsfonds beschik-
baar wordt gesteld ten behoeve van de verstrekking van
extra-voedingsmiddelen aan verplich t-verzekerde t .b.c.-
patiënten, die thuis worden verpleegd. 1-liermede ,wordt
voldakn aan een wens van de vakbeweging, welke reeds
veel heeft gedaan voor dit soort van hulp aan haar leden,
doch zich door het grote aantal gevallen in de laatste jaren
voor grote finanèiële bezwaren geplaatst ziet. 1-let ligt
in de bedoeling, dat de vakbeweging bij de besteding van
de hier bedoelde millioenen wordt ingeschakeld, voor
zover het om haar leden (en hi.in gezinnen) gaat; voor het
overige deel der verzekerden, zullen de consultatiehureaux
een taak krijgen. De vraag, of ook voor vrijwillig-verzeker-
den een soortgelijke hulp kan worden verleend, is nog in
ondei’zoek.
Amsterdam.
J. DE WIT.
DE BETEKENIS VAN DE VISSERIJ VOOR
DE VOEDSELVOORZIENING.
In het rapport van het College voor Vôedingsaangelegen-
heden, dat is toegevoegd aan het bekende melkbestem-
mingsrapporf, uitgebracht’aan het I-Ioofdbestuur van de Stichting van den Landbouw en het Bestuur van de Alg.
Nederl. Zuivelhond, wordt een vergelijking gemaakt tussen
de kosten van verschillende voedingsmiddelen. Als pro-duct van de Visserij wordt daarbij de schelvis genomen.
Het blijkt dan, dat schelvis een dure leverancier is van
calorieën en van dit standpunt uit bezien op hetzelfde
niveau ligt als eieren. Nu kan men een t?eetal opmerkingen
ten aanzien van deze vegelijking maken:
kan schcl’i’is bezwaarlijk representatief worden
genoemd voor de consumptie van vis; kan men de betekenis van een voedingsmiddel voor
de voedselvoorziening ook van een ander standpunt uit
belichten, ni. wanneer men de productie van voedings-
stoffen (en in het bijzonder wanneer het vis betreft, die
van eiwitten) afweegt tegen de daarvoor benodigde arbeid.
Daarbij is het noodzakelijk de voedingswaarde van de
productie van de verschillende middelen, welke in de verge-
lijking betrokken worden, in een zelfde eenheid uit te
drukken. Nu stuit men onmidd.ellijk op de moeilijkheid,
dat de waarde voor de voeding van een bepaald voedings-
middel in sterke mate kan afhangen van bepaalde bestand-delen. Zo wordt de voeding met verse groente en vers fruit
aanbevolen onder andere op grond van het gehalte aan
vitamine C en met melk niet alleen op grond van de voor-
ziening met eiwitten maar ook op grond van de voorziening
met in vet oplosbare vitamines en de in water oploshre
vitamines van het vitamine B-complex.
In de volgende beschouwing is vooral aandacht ge-
schonken aan de waarde van vis en vlees voor de eiwit-
voeding. Tabel 1 geeft een overzicht van
–
de voedings-
waarde van melk, kaas, kippenviees, rundvlees, varkens-
vlees en vis. Onder vis moet dan worden verstaan een
gemiddelde van de vissoorten, welke in de consumptie
worden betrokken, welk geniiddelde is berekend aan de
hand van gegevens ontleend aan de budgetstatistieken
van het C.B.S.
Uit de cijfers (zie tabel 1) blijkt, dat de betekenis van de
voedingswaarde van vis dooreengenomen niet onder
behoeft te doen voor die van de andere genoemde voedings-
middelen. In navolging van het bovenverme1de rapport
zal thans als maatstaf voor de vrgelijking van voedings-
waarde de calorie worden aangehouden.
Ter verklaring van de keus van de vaartuigty pen,
welke in onze beschouwingen zullen worden betrokken,
moge vooraf een korte uiteenzetting worden gegeven ten
aanzien van de verschillende typen, welke in de vissers-
vloot een rol van betekenis spelen. Men onderscheidt
trawlers en loggers. Trawlers worden uitsluitend gebruikt
voor de visserij met het trawl- of sleepnet, de logger is
bestemd voo’i’ de visserij met hët staande net of drijfnet,
terwijl bdvendiennog gevist kan worden niet het trawlnet.
Wanneer gesproken wordt ovr logger zonder meer wordt
dit vaartuigtype gebruikt voor de drijf- èn sleepnetvisserij.
De stoom- en motortrawlers van IJmuiden beoefenen de
trawlvisserij, de stoom- en motorloggers van Scheveningen,
Vlaardingen en Katwijk beoefenen de haringdrijfnet-
visserij. De trawlers gaan het gehele jaar met de trawl
ter verse visvangst (plat- en rondvis), terwijl de grotere
schepen van dit type van Juli tot November met de
zgn. haringtrawl op haring vissen. De loggers gaan ter
visvangst met de ,,vleet” van half Mei tot begin Januari
(haring), terwijl van Januari tot Mei enkele lO-tallen
motorloggers ook trawlen. Bovendien wordt door loggers
met zwrare motoren in de zomermaanden ook met de
haringtraw
–
1 gevist.
Wat de landhou.hetreft, zijn ter vergelijking met de
visserij gekozen de melkveehouderij, de varkenshouderij
en de kippenhouderij.
Met betrekking tot de vergelijking van de bovenge-
noemde takken van landbornv en visserij kan nog het
volgende worden opgemerkt. De producties per manjaar
van de visserijbedrijfstakken zijn verkregen door de
bruto-productie per man en per reisdag te berekenen
uit aan
4
ioer, bemanning en aantal reisctagon der schepen.
Deze manproductie – per reisdag werd \
–
ermenigvuldigd
met 250, d.i. het aantal reisdagen dat bij normale exploi-
tatie per jaar mogelijk is. De haringdrijfnetvisserij kan
slechts gedurende een gedeelte van het jaar worden uit-
geoefend, de manjaarproductie is hier dus fictief. In ver-
band met het feit, dat van verse vis en haring de afval-
factor resp. 40 en 35 pCt bedraagt, is een netto-
productie berekend uit de brt,to-manjaarproductie. De
voedingswaarden van de diverse netto-manjaarproducties
TABEL 1.
Voednngswaarden
per 100 gram oan rauwe en schoongernaakte artj/cicn,
calorieën leverencie voedingsstoffen
Mineralen
Vitaminen
–
calo-
neen
Wit
vet
hydr.
kalk
ç°
ijzer
A
13
0
g
g
g
mg ing mg
I
.
E.
ing
84
3,2
2,8 4,4
120
90
0,!
70
50
1
376
25,0 29,0
1,0
600
380
0,5
950
30
1
203
20,0
1 30
–
10
200
3,0
–
120
2
349
17,0
30,0
–
10
200
2,0
–
‘op
Melk
(gestandaardiseerci)
……………………….
Kaas
(vOlvet,
oud)
……………………………
186
13,0
11,0
–
60
220
2,0
S00
10e
–
Rundvlees
(gemiddelde
kwaliteit)
……………….
Varkensvlees
(gemiddelde
kwaliteit)
……………..
Zeevis
(vet),, haring
e.d.
……………………..
223 18,0
16,0
–
oo
200
1,0
100
loo
2
Eieren
…………………………………….
Zeevis
(mager),
schelvis
e.d.
………………….
.
17,0
1,0
–
20
200
1,0
–
loo
Ned.
visdiOet
………………………………
.79
151
17,5
8,5
20
200
1,0
50
100
2
16 Augustus 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
661
TABEL 2.
Gegevens betrefjende de man jaarproducde in r’isserij en landbouv.
Voedingswaarde
van denetto-
old
manjaaroroductie
0)
4.’
–
0
calo-
eiwit
vet
kool
–
hydra-
o
a 0
0 0
Fi
•
zo)
neOn
ten
PA
0
.
•
.
kg
xL000
kg
kg
kg
ets cts
gld
gid
gid
gid
cal.
Visserij’):
1 haring
+
vis
44.700 61.100
7.778 3.132
– –
45
27.200
–
–
–
42.700 56.600
7.418
2.812
–
–
41
25.000
–
– –
15
,,
>
500 pk
(1948).
,,
63.400
93.300 10.072
5.134
–
32
38
34.800
30.200
4.700
50.000
15
>
500 pk
(1949)
,,
49.500
72.100
7.622
3.944
–
41
.
37
27.000
29.700
-2.00
50.000
203 dnijfnetloggers (1948)
haring
29.800 66.400
5.357
4.762
– –
25
16.500
– – –
42
‘
,,
(1949)
……………..
208
,,
(1949)
,,
21.000
‘i6.800
3.780 3.360
–
–
23
10.800
–
– –
21 leggen
>
240 pk
(1949)
1 haring
26.000
49.300
4.620
3.260
–
27 27
13.500
13.200
300
25.000
+vis
58
trawlers
(4948)
………….
Landbouw:
1 melk
19.400
vlees
500
13.200
716
721
852
47
64
8.400 6.200 2.300
25.000
1948/’49
‘)
,,
,, ,, ,, ,,
,,
60
,, ,,
7.900
500
50.000
1
eieren
6.700
11.200
980
765
–
103
122
13.600
11.600
2.000
20.000
Slelkveehoudenij
1948/49
‘)
…….
vlees
612
KippenGouderij
1948/49
)
……..
1948/49
‘)
eieren
i
6.700
,,
,, ,, ,,
106
,,
11.900
1.700
26.000
Varkeniiouderij 1949
1)
vlees
1
10.900
38.100
1.856
3.276
55 59
22.400
20.700
1.600
17.000
19492)
,,
1
,, ,,
1
,,
,,
55
.,
,
21.000
1.300
22.000
met toepassing huidige koop- en pachiprijzen van grond.
met toepassing vrije koop- en pachtpnijzen van grond.
) gegevens C.B.S.
zijn berekend uit de Nederlandse voedingsmiddelentabel
(uitgave Mei 1947). De opbrengsten zijn gevonden door
de bruto-manjaarproductie te vermenigvuldigen met de
jaargemiddelden van de afslagprijzen. De kosten zijn samen-
gesteld aan de hand îan berekeningen vn het Landbouw-
Economisch Instituut, aangevuld waar nodig met eigen
berekeningen en schattingen. De kosten van investering
zijn gebaseerd op de vervangingswaarde der schepen,
bijbehorende bedrijfsgebouwen e.d. Gezien de sterk uit-
eenlopende ouderdom, uitrusting e.d. van trawlers en
drijfnetloggers konden de kosten en investering klleen
worden nagegaan van bepaalde groepen schepen. Nader
onderzocht werden derhalve alleen trawlers met meer
dan 500 p.k. en loggers met meer dan 240 p.k. machine-vermogen; dit zijn de schepen, die modern zijn uitgerust
en in vele opzichten een vergelijking mét buitenlandse
schepen van hetzelfde type kunnen doorstaan.
De productie jer manuu’r in de veehouderij is ontleend
aan een nog niet gepubliceerd rapport inzake de arbeids-productiviteit in de landbouw. Voor de meikveehouderij
is bij eigen verbouw van voeder de productie per manuur
aangenomen op 8 kg melk plus ca 0,2′ kg vlees, voor de
varkenshouderij (bij aankoop van voeder) op 4,55 ‘kg
vlees, voor de kippenhouderij (bij aankoop van voeder)
op 2,78 kg eieren en 0,3 kg vlees. 1-let aantal uren, dat in
het landbouwbedrijf met veehöuderij aan productieve
arbeid wordt besteed, bedraagt rond 2.400 uren. hieruit
kan dan de manjaarproductie ‘worden berekend. Op-
brengsten en kosten zijn ijier eveneens gedeeltelijk afge-
leid uit kostprijsberekeningen van het L.E.I.
rç
ens
l
o
tt
e
zij ei met nadruk op gewezen, dat in tabel 2 steeds met gemiddelden is gerekend en dus de ver-
kregen uitkomsten zeker niet’ voor alzonclerlijke schepen
of bedrijven behoeven te gelden. Wel kunnen aan de hand
van deze gegevens de algemne verhoudingen tussen de
verschillende bedrijfstakken aan een nadere beschouwing
worden onderworpen.
Uit de in tabel 2 opgenomen cijfers in de.2e kolom blijkt, dat de netto-manjaarproductie in de landbouw
lager ligt dan in de visserij. Rekening houdende met het
feit, dat in. het jaar 1949 de vangsten in de Visserij
slecht waren, ziet men bij de grote trawlers netto-
manjaarproducties van 50-60.000 kg vis, op de mo-
derne loggers bedragen ze bijna 30.000 leg, terwijl in
de landbouw de melkveehouderij tot 20.000 leg komt.
Bij uitdrukking van de productie in calonieën vertegen-
woordigt de manjaarproductie op de grote trawlers ca
80 millioen calorieën, die van de moderne loggers ca 55
millioen, welke waarden slechbs in de verte benaderd
worden door de varkenshouderij, nl. met bijna 40 mil-
lioen calorieën. Op de moderne grote trawlers produceert
men dus het dubbele aan calorieën per man van de over-
eenkornstie hoeveelheid in de varkenshouderij en niet
minder dan 6 â 7 maal zoveel als in de melkvee- of kippen-
houderij.
Men zal opmerken, dat de gemiddelde manjaarpro-ductie van alle trawlers volgens deze tabel niet bij 80
maar bij 60 millioen calorieën ligt. Dit is echter geen
juiste maatstaf, omdat de oudere en kleinere schepen van
de trawlervloot, welker productie ook in het gemiddelde
van alle trawlers is verwerkt, niet meer rendabel zijn;
deze zullen binnen enkele jaren dan ook zijn verdwenen.
liet gevolg hiervan zal zijn, dat men voor de huidige en
de in de nabije toekomst liggende productiemogelijkheden
mekening moet houden met de productie der moderne
trawlers. Gemeten naar de omvang der productie kan
derhalve de arheidsproductiviteit’ in de visserij tegen-
over die in de landbouw hoog wonden genoemd. Echter niet
alleen de arbeidsproductiviteit, ook de rentabiliteit, dus de verhouding tussen kosten en opbrengsten bepaalt dc
bestaansmogelijkheden van een bedrijf. 1-lierhij speelt
d& kapitaalsinvestening een grote rol. Vaak is vergroting van de arbeïdsproductiviteit alleen mogelijk door gebruik
van meer of moderner machines. De investering per man
in de visserij is inderdaad – althans voor het moderne
Irawlerbedrijf -. groter dan in de genoemde landbouw-
bedrijfstakken.
Vergelijkt men de loggervisserij met de veehouderij
dan blijkt, dat ook hier de arbeidsproductiviteit bij overigens practisch gelijke investering, veel hoger
ligt: De varkenshoudenij blijkt nog het meest arbeids-
produdtief te zijn. Opgemerkt moet echter worden,
dat in de landbouw het in de grond geïnvesteerde ver-
mogen kunstmatig laag wordt gehouden, doordat de
pachtpnij zon van land ongeveer op het peil van 1940 worden
gehandhaafd. Zouden de koop- en pachtpnijzen zich vrij hebben kunnen aanpassen aan de algemene prijsstijging,
welke gemiddeld op 200 â 300 pCt kon worden geschat,
dan zou het in de grond geïnvesteerde vermogen in ver-
schillende gevallen veel hoger zijn. In tabel 2 zijn deze
getallen aangegeven; men ziet, da t vooral in dc melkvee-
hounlerij in dat geval een veel grotere investering plaats
662
/ ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 1950
moet hebben, welke dan op dezelfde hoogte komt als voor
de trawlvisserij.
De andere landbouwbedrijfstakken tonen een geringere
stijging van de investering, aangezien de grond hier een
kleinere rol speelt.
Beziet men nu de manjaarproduclie uitgedrukt in
ealorieën met inachtnemiig van de investering op basis
van vrije koop- dn pachtprijzen van de grond, dan staan
de grote trawlvisserij en de melkveehouderij op hetzelfde
investeringsniveau -en zijn de manjaarproducties onder-
ling beter vergelijkbaar. De verschillen zijn nu zo opvallend,
dat wel duidelijk is, dat er aan de arbèidsproductiviteit
in de melkveehoudersbedrijven nog het een en ander
te verbeteren valt, –
Fletzelfde geldt ook indien men de loggervisserij met
de ongeveer op hetzelfde investeringsniveau liggende
kippen- of varkenshouderij vergelijkt. Hier staat een
manjaarproductie met een caloriewaarde van 50-60
millioen in de visserij tegenover de kippenhouderij met
ruim 10′ millioen en de varkenshouderij met ruim 38
milliden.
Tenslotte zijn in tabel 2 nog vermeld de kosten en
de opbrengsten voor de producenten berekend per 1.000
calorieën. De kostprijs van de trawlervis (plat- en rond-
vis en haring) ligt tussen 30 en 40 cts, de prijs die de pro-
ducnt krijgt tusseii 35 en 45 ets, voor de loggervis (vnl.
haring) zijn de kosten 20 tot 30 ets en de opbrengst 25-30
ets pet’ 1.000 ealorieën. De eieren kosten 103-106 ets,
het varkensvlees ea 55 en de melk en het rundvlees 47-60
ets pet’ 1.000 calorieën, de opbrengsten zijn respectievelijk
122, 59 en 64 ets per 1.000 ealorieën. Zo ligt, dank zij de
grote arbeidspi’oductiviteit, de kostprijs van de vis in
het algemeen ver beneden die van de genoemde land-
bouwproducten. Alleen de kostprijs, in de meikveehouderij
kan, dank zij de kefixeerde lage pachtprijzen enigszins
concurreren met die van trawlervis.
01) grond van •de bovenvermeldô cijfers zou men •tot
de conclusie komen, dat de visserij een belangrijker aan-
deel in de voedselvoorziening zou kunnen hebben dan.
thans nog het geval is. Echter spreekt de consument hier
ook een woord in mee en wordt zijn beslissing in zake
de vi’aag, hoe of hij in zijn voeding zal voorzien niet
bepaald
dooi’ overwegingen ten ‘aanzien van manjaar-
produeties! Het feit, dat de Visserij in de voedselvoor-
ziening niet die rol speelt, die velen haai’ gaarne toebe-
deeld_zouden zien, mag als een bewijs worden gezien’ van
de bewering dergenen, ,die van mening zijn, dat de con-
sumptie van vis niet op een peil ligt, dat men, zeker in
een land als het onze: zou mogen verwachten.
Tabel 3 geeft een beknopt overzicht van het yisver-
bruik in ons land, vergeleken met dat in enkele andere
landen. , –
S
TABEL 3.
Visve,’b,’ttik in verschillende landen per hoofd van de
bevolking in de jaren voo,
‘
en na de oorlog 1940—’45.
—
Land
t’—.,t
Land
Om
r3
3
o
‘
‘0O,
–
kg
kg
.
kg
kg
België
9,0
10,2
Italië
5,9
5,7
Denemarken
15,0
6,3
Nederland
9,0
11,9
Duitsland
Noorwegen
21,0
21,2
(\Vest)
12,0
7,1
Ijsland
34,5 29,6
Frankrijk
6,0
5,5
Zweden
23,3
20,1
Groot-
Brittannië
12,1 15,9
In het algemeen ‘mag worden gezegd, dat db visserij
nog niet in staat is de consumenten steeds een, product
af te leveren, dat kwalitatief tè vergelijken is met
andere voedingsmiddelen als boter, kaas, melk e.d. De
op ‘vele punten nog gebrekkige distributie werkt een en
ander in de hand, met als gevolg, dat aan de goede kwali-
teit niet kon worden voldaan. In dit verband mag ook de
aandacht worden gevestigd op de zo wenselijke bevorde-
ring van het gebruik van vriesinstallaties.
Wanneer aan deze zijde van het consumptievraagstuk
meer aandacht zou worden geschonken, zou een groter
aandeel van de visserij in de voedselvoorziening stellig
te verwachten zijn, hetgeen haar, krachtens de hierboven
besproken gunstige economische aspecten, zeer zeker
toekomt.
‘s-Gravenhage.
Ir C. KUYPER.
INGEZONDEN STUK.
NOc+MAALS DE HOGE RA.A]) EN DE VRIJE RIJN
‘).
Mr H. E. Scheffer te Wassenaar schrijft’ ons:
De duidelijke, strekking van mijn betoog was, dat de
inhoud van het vrijheidsbegrip dient te worden- getoetst
aan het algemeen belang, dat door’de vrijheid van vaart
moet worden gediend, opdat deze vrijheid niet dooi’ be-
paalde groepsbelangen wordt misbruikt ten kosté van
dit algemeen belang. Dit is de kern van de zaak
,
en deze
ligt in beginsel niet anders voor het internationale dan
voor het nationale recht. I-Jiei’op gaat Mr Fortuin evenwel
niet in, doch in zijn niet erg duidelijk naschrift schijnt hij
te willen suggereren, dat de Staat bij het geven van prijs-
voorschriften zich buigt voor opportunistische vei’langens
van bepaalde’ belangengroepen en hij pretendeèrt als hoeder
van het internationale recht de vermanende wijsvinger
op te heffen tegenover de Floge Raad, die zich volgens
hem blijkbaar niet door rechts-, doch door opportunistische
overwegingen laat leiden en gèen oog zoü hebben voor de
tegenstelling tussen het nationale en ‘het internationale
recht, waaromtrent onlangs de Nieuwe , Rotterdamse
Courant enige vermaningen ten beste heeft gegeven.
1-let zou wenselijk zijn meer uitvoerig de wederzijdse
standpunten uiteen te’ zetten, daar een discussie in zo be-
knopte vorm weinig vruchtbaar is. Wellicht biedt zich
daartoe hinnenkoi’t de gelegenheid.
‘)
Zie:
,,E.-S.B.” van 2 Augustus 1050.
BOEKBESPREKING.
In dienst van vail- en vuurbestrijding.
Jubileumboek, uit-
gegeven ter gelegenheid van de herdenking van het
•
75-jarig bestaan van de C. V. Fabriek
5
van auto
on machinehouw, reinigings- en brandweermaterieel
v/h J. Geesink en Zn. te Weesp, 251 blz., geb.
Het jubileumboek, dat de firma Geesink bij gelegenheid
van haar 75-jarig bestaan, heeft uitgegeven, is een zeer
verzorgd, rijk geïllustreerd boekwerk, gezet in de stoere
Electra-Bodoni en gebonden in linnen, dat een volledig
overzicht geeft van, de ontwikkeling van het bedrijf der firma Geesink van de oude wagenmakerij van Dixon af
tot het moderne fabrieksbedrijf van reinigings- en bi’and-
weermaterieel, dat het na jaren van hard werken is ge-
worden
1-let boek openslaand, trof ons het karakteristieke
portret van Meindert Geesink, de verleden jaar overleden
directeur,
aan,
wiens leiding en technisch inzicht de fabriek
haar opgang in de laatste decennia voor een zeei’ groot
deel te danken heeft. Meindert Geesink was een geniaal
technicus met een rijke fantasie, die nimmer schroomde
om in de constructie’ geheel nieuwe wegen -op te gaan.
Daarbij wist hij goed zijn medewerkers te kiezen en zijn
personeel aan de fabriek te bin,den. Toen hij in 1931 de leiding van de fabriek in handen nam, stonden de zaken
er niet zo rooskleurig voor, doch dank zij zijn kwaliteiten
en grote werkkracht kwam hierin al weldra verandering
–
—–i-
16 Augustus 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
663
en ontwikkelde
ZiCh
uit het oude een zeer modern, tech-
fliSCl1
voortreffelijk uitgerust, bedrijf, dat veel dat vroeger
uit het buitenland moest komen nu zelf maakt en boven-
dien ons door export aan deviezen is gaan helpen. Voor
dc export noemen wij de kostbarê grote mechanische
brandweerladders en de roltrommels voor het ophalen
van huisvuil, welke in Engeland en België zeer de aan-
dacht hebben getrokken. in deze export zit toekomst,
indien deviezen- en andere handelsbelemmeringen deze gezonde ontwikkeling niet zullen bemoeilijken, immers
in Frankrijk en Engeland is men op het gebied van modern
reinigingsmaterieel in veel opzichten zeer
•
bij ons ten
achter. Men vindt daar zelfs nog geen normaal-vuilnis-vatén, noch stofvrije belading der ophaalauto’s.
Ook in ons land is nog veel te doen voor de moderni-
sering der reinigingsbedrijven, zodat de firma nog een
ruim arbeidsveld voor zich heeft, terwijl de civiele ver-
dediging an land en stad voor de deur staat, hetgeen de
vervaardiging van zeer
–
veel autobrandweermaterieel
moet insluiten.
Op de verschillende vraagstukken, aan de vuil- en
vuurbestrijding verbonden, hopen wij binnenkort in dit
blad terug te komen.
Dit jubileumboek met zijn ruim 250 foto’s demonstreert
het uitgebreide werktuigkundige gebied, dat deze fabriek
jestrijkt, want men vindt er niet alleen autobrandu eer-
ladders en moderne huisvuilophaalauto’s in, doch ook
autoveegmachines, die vegen èri het vuil ook opnemen,
sproeiauto’s, autospoelwasmachines voor het wassen van
waterdichte wegdekken, auto’s voor het reinigen van
straatkolken en riolering, faecaliën-auto’s voor buurten,
waar nog geen riolering is. Autosneeuwploegen, zand-
strooiers, de geniaal bedachte montage-torenwagen voor
de bovennetten van electriciteitsbedrijven, autobrand-
spuiten enz., te veel om te noemen.
Wij besluiten deze bespreking van dit jubileumboek
met de wens, dat de firma Geesink een recht goede toekomst
tegemoet moge gaan, mede in het grote belang van de
industrialiseririg van ons land.
Rotterdam.
Dr
Ir M. F. DE :I3RuYNE.
AANTEKENING.
DE GOUD- EN DOLLAR1IESERVES VAN LATIJNS-AMERIKA.
Voor het eerst sedert begin 1946 hebben de Latijns-
amerikaanse landen tezamen gedurende de laatste twaalf
maanden meer dollars ontvangen dan zij uitgaven. Een
jaar geleden,
•
zo zegt ,,The National City Bank of New
York” in haar ,,Monthly Letter”
,
van Juli jl., zullen
slechts weinigen een dergelijke ontwikkeling hebben
durven voorspellen. Immers, de prijzen van enkele be-
langrij ke Latij nsamerikaanse eaiportproducten gaven toen een daling te zien, de vraag naar grondstoffen dezer landen
in de Verenigde Staten was nog steeds gering en er di-eigde
toenemende concurrentie van Zuid-Oost-Azië.
Niettemin stond de verbetering voor de deur. Over-
heidsmaatregelen werden getroffen teneinde het weg-
vloeien van goud en dollars te voorkomen; dit ging echter
onvermijdelijk gepaard met een ei-nstige hcsnoeiing op
cle invoer in vele landen. Wat deze maatregelen alleen
niet konden bet-eiken wal’d bewoi-kstelligd door een ver-
andering in de intei-nationale conjunctuurvooruitzichten.
Inflatie en politieke onrust stonden volledig hergtel der
productie van Aziatische concurrerende goederen in de
weg. De verdubbeling van de koffieprijs heeft de dollar-
positie der koffieproducerende landen’ aanzienlijk ver-
beterd. Voorts steunde de uitbreidende vraag naar Zuid-amerikaanse producten in Europa cle prijzen van enkele
goederen en – voor zover de Westeuropese import uit Zuid-
Amerika ,,offshore purchases”, gefinancierd door de
E.C.A., vei-tegenwoordigde -leidde, zij tot toestroming van
dollars. De, belangrijkste betekenis van West-Europa’s
,,comeback” •is evenwel, dat landen, zoals Ai-gentinië,
Brazilië en Uruguay,’ die vanouds intensieve handels-
betrekkingen met Europa onderhielden, in staat werden
gesteld hun internationale betalingen tot een meer normale
samenstelling te herstellen. Daar nI. de Europese prijzen
ten gevolge van de devaluaties meer concurrerend werden,
konden deze landen een groter deel van hun invoer uit
Europa’. betrekken. 1-let u itvoeroverschot van Latijns-
Amerika t.o.v. West-Europa, dat gedurende het eerste
halfjaar ‘van 1948 op jaarbasis meer dan $ 1,5 mrd had
bedi-agen, d.w.z., dat het meer dan zesmaal zo groot was
als vddr de oorlog, bedroeg in het begin ,van dit jaar,
eveneens op jaarbasis, glechts .$ 0,25 mrd.
Een overzicht van de veranderingen in de Latijns-
amerikaanse betalingen en ontvangsten aan en uit de
Verenigde Staten wordt gegeven in onderstaande tabel.
1-lieruit blijkt, dat het handelsbalansdeficit met de Ver-
enigde Staten van 1947 op 1949 werd teruggebracht van
$ 1,6 mrd tot ca $ 0,2 mrd.
TABEL 1.
/
De Latijnsarnerikaanse dollarontvangsten en -betalingen
– gedcrende 194 7-1949.
(in $ mrd)
1917
1948
t949
Betalingeti:
Aankopen van goederen uit de Verenigde Staten
……………………..
3,9
3,2
2,7
Netto-betalingen voor diensten cd
.0,4
0,6
0,4
4,3
3,8
3,1
Totaal
………………………….
Ontvaiigsten:
Vet
–
kopen van goecicrèn aan de Verenigde
Staten
…………………………
2,3 2,5
Ontvangen dollars
uit
Europa en andere
..
gebieden
……………………..
..
0,6
0,8
0,6
Nieuwe ,,long-term” kapitaaistrooin
.
.-
0,4
0,3
0,5
Totaal
…………………………
1
3,3
1
3,71
3,6
Saldo:
…………………………..
– 1,0 – 0,
–
1
+
0,5
waarvan : – –
Verandering goudreserves ………….
– 0,8 – 0,2 -1- 0,
–
1
Verandering dollarreserves ………….
– 0,2 ± 0,1 + 0,4
Ter dekking van het déficit gedurende de periode
1947-1949 kon Latijns-Amerika beschikken over’ ca
$ 1 mrd pci’ jaar uit andere bronnen. Ilierondef- zijn
o.a. begrepen dollars uit E.C.A. ,,offshore purchases”,
exportoverschotten t.o.v. West-Duitsland en nieuw Icapi-
taal. –
Vermoedelijk zijn, aldus ,,The National City Bank”,
de dollarreserves in 1950 verder toegenomen. Zoals ondei’-
staande grafiek doet zien, heeft hôt invoerovei-schot van
Zuid-Amerika t.o.v. de Verenigde Staten in het eerste kwartaal van dit jaar plaats gemaakt voor een uitvoer-
overschot van S 300 mln op jaarbasis. Hiei’ staat evenwel
tegenover, dat de LatijnsaMerikaanse betalingen aan West-
Europa en’ andere landen momenteel de dollarontvangsten
De handel van Latijns-A,nei’ika met de Verenigde Staten.
(Kwartaalcijfers op jaarbasis;’in rnrd dollars)
1
MEN
•
•
For
_4Jr i
___
____
l
a”ll
‘ordown”.1
‘””v-v” _____
–
. .
1946 1947 19481949 1950
664
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Augustus 1950
uit deze gebieden overtreffen. Dit wekt de indruk, dat in
ieder geval in zekere mate de vooroorlogse toestand,
toen de overschotten uit het betalingsverkeer met de
Verenigde Statn werden gebruikt om de tekorten in het
verkeer met Europa te dekken, weer terugkeert.
Bovenstaande vereenvoudigde opstelling betreffende de
goud- en dollarpositie van geheel Latijns-Amerika betekent
uiteraard niet, dat de positie van ieder land afzonderlijk
gunstig mag worden genoemd. De landen, behorende bij
het ,,dollarblok”, ni. Venezuela, Cuba en het merendeel
der Caraïbische en Centraalaherikaanse republieken
hebben genoeg dollars verdiend om de contrôle op bona-
fide hand elstran sacties goeddeels op te heffen. De meeste
dezer landen slaagden er in hun dollar- en goudreserves
verder op te bouwen, of deze slechts in geringe mate aan
te spreken.
In de andere landen van Zuid-Amerika zijn de moeilijk-
heden bij de dollarbetalingen ernstig. Allerlei middelen
zijn beproefd om deze moeilijkheden het hoofd te bieden;
het meest in zwang was het gebruik van multipele wissel-
koersen, welke ten doel hadden de kosten van niet-essen-
tiële en luxe goederen te verhogen en tegelijkertijd de
uitvoei van secondaire producten aan te moedigen. Teza-
men met het in toenemende mate beschikbaar komen van
Europese goederen en de vooruitgang van de industriële
productie in Latijns-Amerika was de invloed van deze
maatregelen op de Amerikaanse uitvoer zeer ernstig;
de aankopen in Amerika van Argentinië, Uruguay, Brazilië,
Mexico en Peru lagen gedurende de zes maanden van
October 1949 tot Maart 1950 resp. ca
81, 60, 60, 30 en
30 pCt lager dan die gedurende de overeenkomstige
periode van 1947.
Importrestrictie en dergelijke kunstgrepen zijn negatieve
maatregelen. In plaats van zelf-corrigerende krachten in
werking te stellen, zoals productietoeneming, die het even-
tueel mogelijk zouden maken de contrôlemaatregelen op
te heffen, hebben zij een tendentie, vertoond tot ver-
sterking van de interne inflatie. Zij hebben de uitvoering
van meer positieve maatregelen uitgesteld. Niettemin
hebben drastische verlaging van de invoer uit de Ver-
enigde Staten en hogere prijzen voor Latijnsamerikaanse
producten alle
landen
van deze groep, uitgezonderd
Mexico, Peru en Equador, een gunstige handelsbalans
met de Verenigde Staten gedurende de maanden October
1949 t/m Maart 1950 bezorgd. Zo bedroeg het export-
overschot van Brazilië meer dan S 210m1n. Mexico en
Peru, die hebben gedevalueerd, hebben het meeste succes
met het corrigeren van onevenwichtigheden geboekt.
In Mexico, dat geen deviezencontrôle kent, was het moge-
lijk met de steun van enige importrestrictie en interne
anti-inflatiemaatregelen het grote handelsbalansdeficit
te elimineren; in Peru werd de devaluatie gevolgd door
opheffing van het stelsel der multipele wisselkoersen.
De hierna volgende tabel II geeft een indruk van de bruto
goud- en dollarreserves der Latijnsamerikaanse landen.
Zij reflecteert echter niet volledig de verbetering der
betalingsbalansen, aangezien een deel der dollarinkomsten
werd aangewend om achterstallige schulden uit hoofde
van goedereninvoer te betalen.
Nu rijst de vraag, of Latijns-Amerika in staat zal ‘zijn
deze verbetering, der betalingspositie te handhaven.
Dit is afhankelijk van verschillende factoren. Indien de
koffie-oogst van 1950 tegen dezelfde prijzen wordt ver-
kocht als thans het geval is, dan zullen de dollarinkomstèn
uit hoofde van koffieverkopen zich handhaven. In’ de
Verenigde Staten heeft de weerstand van de consument
tegen hoge prijzen echter al een daling vafi de consumptie
en een daling van de invoer tengevolge gehad. Daarom
zal het moeilijk zijn deze inkomsten te handhaven, vooral
wanneer de huidige, de groei gunstig beïnvloedende,
omstandigheden zullen resulteren in een grotere oogst
voor 1951. De wol- en huidenproducenten verkeren in
een sterkere positie, maar aangezien de oude voorraden
uitgeput geraken, zal de lopende productie de toekomstige
dollarinkomsten bepalen. De vermindering der uit hoofde
van handelstransactjes uitstaande schuld za] vermoedelijk leiden tot verzachting der invoercontrôle.
TABEL II.
Bruto goud- en dollarreserçes çan Latijns-Amerika.
(in $ mln)
Uit. Uit, Uit.
Uit.
Juni
Mrt
1946
1948
1949
1950
Lantion zonder botalijigs-
balansniooiijjkhedon:
655
891
862
910 ‘)
301
457 523 495 217
203
203
1)
247
Cuha
‘)
……………….
Venezuela
……………….
Dominicaanse republiek
. .
42
40
40
41
Uruguay
……………..
El Salvador, Guatamala en
102
93
101
122
Honduras
……………
Panama
77
72
70
79
Totaal
1.394
11.756
11.799 11.894
Landeit
met ‘betalingsbalans-
moeilijkheden:
441
433 458
Argentinië
…………….
..
1.185
358
372
433 332
189
4)
205 ‘)
265
3) 4)
203
137
4)
126
4)
196
4)
Brazilië
……………..528
116
99
100
110
Mexico
……………….
65
.
73
73
80
Columbia
……………..
Chili
…………………
37
41
39
37 ‘)
Bolivia
……………….
37
28
26
25
Equador
……………….
Nicaragua en costa Rica
. .
19
18
16
17
L’otaal
2.522
11.384
11.390
11.621
Totaal-generaal
…………
.
5ôiT
13.140
13.189
13.545
‘) mci. schattingen van dollarbiljetten in circulatic.
D November 1949.
December 1949.
Gedeeltelijk geschat.
De belangrijkste kracht, die Latijns-Amerika’s inter-
n.tionale betalingspositie verzwakt, is de inflatie. Ener-
zijds vermindert zij door stijging van kosten en prijzen
de exportmogelijkheden, anderzijds schept zij door ge-
stegen inkomens een tendentie tot grotere invoer.
Sedert de oorlog is de inflatie grotendeels gevoed door
overheidstekorten en voor een deel door grote particuliere
investeringen – enkele daarvan waren oneconomisch en
onproductief—, welke in grote mate werden gefinancierd
door bankcredieten. Hoge inkomens hebben de vraag
naar binnenlandse producten op hoog niveau gehouden
en daardoor was er een zekere weerzin om de remmen te
gebruiken. 1
–
let gevaar, vooral in de koffïeproducerende
landen, is groot, dat de hoge ,inkomens de inflationaire
druk vergroten en dat de toegenomen kosten de stimulans
om de productie van exportgoederen op te voeren zullen
verminderen. Tenzij de verbetering van de internationale
betalingspositie gepaard gaat met interne fiscale en
monetaire maatregelen, die ten doel hebben de inflatie
tot staan te bi’engen, zullen de Latijnsamerikaanse landen,
aldus ,,The National City Bank’, ondervinden, dat hun prijzen en kosten weer te hoog worden en dat van een
definitief herstel nog geen sprake is.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De geidmarkt.
.
De geldmarkt bleef gedurendé de verslagweek vrij ru im.
Reeds in het begin van de week was deze verruiming zo-
danig van omvang, dat de zeer aanzienlijke bedragen,
welke v66r de ultimo bij de circulatiebank waren opge-
nomen, grotendeels konden worden afgelost. De voor-
schotten in rekening-courant bleken hierdoor volgens de
weekstaat van 7 Augustus met f 102 mln te zijn afgenomen
ten opzichte van de week tevoren. De overboekingen naar
De Nederlandsche Bank, welke uit dezen hoofde moesten
geschieden, hadden ten gevolge, dat, ondanks de terug-
stroming van gelden van het publiek naar de banken,
welke plaatsvond, de hoeveelheid ‘beschikbare middelen
in de geldmarkt toch niet zeer groot was. Callgeld bleef
16 Augustus 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
665
dan ook de gehele week op 1 pCt gehandhaafd. Eén- t/m
zesmaandspapier werd door de makelaars gevraagd tegen
1/
16
pCt, langer lopend papier voor
4
pCI, bij aanbod-
prijzen van resp.
1/
en
1/16
pCt.
Dc kapitaalmarkt.
De inflatiestemming, welke gedurende de eerste twee
dagen van de verslagweek nog op de aandelenmarkt heerste,
bleek het karakter van een strovuur te hebben, dat uit-
brandde toen degenen, clie het aanvankelijk hadden opge-
rakeld, daarmede ophielden.
Wanneer men constateert, dat juist op de dagen, dat
de koersen het hoogst waren, de omzet bijna dubbel zo
groot was als het daggemiddelde, dat de laatste tijd bereikt
wordt, dan ligt de conclusie voor de hand, dat sommige
beleggers zich weer eens hebben laten verleiden op relatief
hoge koersen te kopen.
De stijging gedurende de eerste. dagen en de daling ge-
durende de tweede helft van de week brachten het koers-
niveau per saldo op een hoogte, ongeveer gelijk aan die
aan cle vooravond van Korea.
De vaste stemming, welke speciaal voor aandelen Ko-
ninklijke Olie de laatste tijd heerst – tijdelijk noteerden
deze zelfs 296 pCI:, m.a.w. slechts weinig beneden het be-
faamde cijfer 300 -, moet voor een deel worden toege-
schreven aan de mogelijkheid, die er bestaat deze aandelen om te zetten in een inschrijving in een register, dat behalve
in Nederland ook in Curaçao vordt bijgehouden. Een houder,
die buiten Nederland is, kan op deze vijze toch, wat er
ook in Europa geheure, over zijn dividenden of – door
terugverwisseling – over zijn aandeel beschikken.
De afgelopen week verscheen de Memorie van Antwoord
van de Minister van Financiën op het verslag van de
Eerste Kamer dver het Wetsontwerp inzake verzachting
van de dividendbeperking. In deze Memorie wordt gesteld,
dat dividendbeperking fundamenteel verschilt van loon-
beheersing: dividendbeperking leidt slechts tot reservering
van voordelen voor de aandeellouders tot later; loonbe-
perking is definitief, aldus de Memorie. Voor één aandeel
op zichzelf l)eschouwdl gaat deze redenering in enkele ge-
vallen w’el op; in de meerderheid der gevallen echter komen
deze gelden later niet, aan de aandeelhouders ten goede,
maar grotendeels aan de fiscus en tantièmisten, indien
de er mede gefinancierde investéringen winst afwerpen,
en aan personeel en crediteuren in geval er verliezen mede
geleden worden. Beschouwt men niet één aandeel op zich-
zelf, maar de collectiviteit van alle aandelen, dan worden
door de dividendbeperking aan aandeelhouders de voor-
delen onthouden, die een compensatie hadden kunnen
vormen voor de door hen geleden verliezen op \Vabo’s,
Klinlcerisolieten, Al lan’s en andere stroppen
4 Aug.
11 Aug
Aand.
iiitlexcijters
1950
1950
Algemeen
………………
145,5
147,0
Industrie
……………. .
…
206,5
209,4
Scheepvaart
………………
143,3
143,6
Banken
………………….
122,0
123,5
Indon.
aandelen
…………
53,3
53,3
Aandelen.
A.K.0.
………………..
174
175e
Philips
………………….
221*
218
Unilever
………………..
203*
209
H.A.L.
………………….
154
153
Amsterdam Rubber
……….
134*
128.1
FI.V.A.
………………….
1i7-
117
Kon.
Petroleum
…………
281
286*
Staatsobligaties.
2*
pCt
N.W.S.
…………..
/16
9
+
3-3
* pCt
1947
……………
97j
977/
3 pCt
Invest.certif.
………..
97
975/
3 pCt Dollarlening
……….
96*
DE BELGISCHE GELD- EN KAPITAALMARKT
IN JULI 1950.
,cldmarkt.
De onzekere internationale toestand en de politieke
gebeurtenissen in het land hadden tot gevolg, dat de
vraag naar liquiditeiten in.aanzienlijke mate toenam. De
beweging werd nog versterkt door de liquiditeitsbehoeften
van het publiek voor toeristische uitgaven alhoewel dient
opgemerkt, dat deze laatste dit jaar ‘enigszins werden
getemperd juist omwille van de internationale en nationale
politieke gebeurtenissen. Het gevolg was een record-
hoogte van de biljettenomloop van de Nationale Bank
(89.354 mln frs op 3 Augustus tegenover 86.223 mln frs
op 1 Juni). Oli de daggeldmarkt was het aanbod gering.
De parastatale instellingen, die hun operaties gewoonlijlc
met callgeid financieren, waren zodoende verplicht
nieuwe voorschotten bij de circulatiebank op te nemen.
Bij de banicen hadden enkele terugtrekkingen plaats van
zicht-deposito’s van het publiek en daar anderdeels een
verhoogde benuttiging van de kredietlijndn werd vast-
gesteld, wai’en vermelde instellingen eveneens verplicht
in verhoogde mate hun toevlucht te nemen tot de Natio-nale Bank. De geldmarkt in haar geheel werd overigens
gekarakteriseerd door een totale afwezigheid van vraag
naar papiel- met enigszins lange looptijd en een verminde-
ring van de vraag naar papier van courante looptijd. De
invloed van de recente gebeurtenissen leidde op de geld-
markt nog niet tot een verlaging, van de rentestand,
aangezien de meeste rentevoeten hier door de Overheid
worden gefixeerd. Dit was nochtans wél het geval op de
kapitaalmarkt, waar de rentevorming enigszins vrijer
geschiedt (zie verder overzicht. obligatiemarkt). Op de goud- en deviezenmarkt liepen de koersen van de
gouden stukken na de scherpe reactie van einde Juni en
begin Juli enigszins terug. Op 9 Augustus noteerde de
sovereign nagenoeg 613, tegenover 675 op 10 Juli en 527
op 22 Juni. De koersen van de U.S.A. dollar bleven vast
(officiële dollarkoers 50,30 tegenover 50,40
01)
10 Juli
en 50,24 op 22 Juni)
Op 27 Juli werd door de Regering een wetsontwerp in-
gediend, waarbij de netto-orengst van de herschatting
van de goud- en deviezenvoorraad van de Nationale Bank
ingevolge de muntaanpassingen van September1949 aan
de Staat zal worden toegekend.
Uit de Memorie van Toelibhting blijkt, dat de meer-
waarde van de goudvoorraad circa 4.415 mln frs bedraagt.
De invloed van de muntaanpassingen op de deviezen-
voorraad kon tot op heden nog niet juist onder cijfers
worden gebracht. Het ligt in de bedoeling van de Rege-
.ring de aldus beschikbaar komende bedragen, al naar
gelang de noodwendigheden in verband met liet conjunc-
tuurverloop, te gebruiken voor de financiering van de
eigen investeringsuitgaven of tot buitengewone aflossing
van de staatsschuld.
Kapitaalmarkt.
Op de emissiemarkt werden de kasbons N.M.B.S.,
waarvan sprake in vorig overzicht (zie ,,E.-S.B.” van
19 Juli 1950), moeilijk geplaatst. De nieuwe emissies van
aandelen gingen beter van de hand.
De obligatiemarkt vertoonde, een eerder zwakke ten-
dentie. Vooral de langlopende staatsfondsen en de indus-
triële obligaties ondergingen koersverliezen. 1-let gemid-
deld netto-rendement van de perpetuële staatsfondsen
steeg zodoende van 4,38 pCt op einde Juni tot 4,42 pCt
op einde Juli, terwijl dit van de industriële obligaties met
12 â 15 jaar looptijd in dezelfde tijdspanne verhoogde
van 5,43 pCt tot 5,57 pCI.
Ook bij de schatkistcertificaten werden koersdalingen
genoteerd. 1-Jet gemiddeld netto-rendement tot op de
laatste vervaldag steeg tegenover einde Juni van 4,63
pCt tot 4,68 pCt.
OFT
660
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16
Augustus
1950
Na een eerste reactie
op
de gebeurtenissen in Korea
werd het koersverloop op de aandelenbeurs rond de
20
Juli terug vaster. Tegen het einde van de maand bracht
de verscherping van de politieke crisis in het binnenland
een nieuwe koersdaling teweeg. De ontspanning van de
politieke toestand in het binnenland deed het beursgetij
van de eerste week vanAugustus af nochtans opnieuw
keren. De koloniale fondsen alsmede de fondsen van de
metaalnijverheid stonden om voor de hand liggende redenen
het meest in trek. Het gemiddeld netto-rendement van
76
courant verhandelbare fondsen bedroeg per einde
Juli
4,36
pCt.
Koerspeil op de aandelenbeurs te Brussel.
(indices basis
1936-’38 = 100)
31-12-’49 30- 6-’50 31- 7-’50
Industriële aandelen
. .
169
‘168
161
Openb: nutsbedrijven
.
14
148
139
Financiële instellingen.
.
117
125
119
Koloniale aandelen . .. .
233
273
284
Gemiddeld koerspeil
. .
174
181
177
Brussel.
V. VAN RO3IPUY.
DE JAVASCIIE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
–
i
nE
E
oo
t’
o.
.5
00
Data.
00
t’s-
,5
.0
E
‘t’
-.00,
o'”
5
6
°
55
0
56g,
o,0
5)
500.
OC)
255.201
31 Mrt
’47
477.080
35.363 33.256
85.402
19
Juli
’50
676.918 69.666
14779
129.266
1.878.829
26
Juli
’50
676.918
74.587
14.760
140.638
1.930.728
2 Aug.
’50
676.918
70.091
14.762
164.682
1.957.581
Bankbiljetten
Rekening courant
in
omloop
saldi
/
Data
9…
gbD
ro
a
C)C)Q0
cd
…
.I
Pq
31 Mt
’47 1 453.819
–
‘
–
–
503.718
19
Juli
‘
’50
100.348
1.690.639
–
–
643.932
26
Juli
1
50
t
84.218
1.742.560
– ‘
–
665.849
2 Aug.
1
50
85.714
1.734.932
–
– –
717.556
Mu’htbiljèttencirculatïe per 31
Mrt 1947 f 646.830.979.
Muntbiljettencirculatie per 19 Juli
1950
t
359.779.926,50.
Muntbiijettenr.irculatie per 26 Juli
1950
t
354.861.981,
MuntbiljettenclrculaLie per 2 Augustus
1950
t
366.522
.
037,50
NATIONALE BANK
VAN
BELGIË.
(Voornaamste posten in.millioenen îrancs).
STATISTiEKEN.
DE NEDERLANDSCHE DANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldes).
4
0
..
W
.n
‘Is
00
.
s..
Cd
05
0
0
.
.0,t
Wo
.5
..
.
0E
0
55.0
0
,
555′
non
30
Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
153.109
2.764.
1
54
3
Juli
’50
884.829
164.361
926.674 153.252
2.910.922
10 Juli
’50
884.960
165.574
978.672
141.907
2.868.746
17
Juli
’50 885.110
286.067
937.442 73.474 2.865.182
24
Juli
’50
885.228
280.296
942.536
91.382 2.859.255
31
Juli
’50
885.402
260.132 986.128 157.269
2.903.831
7 Aug. ’50
t85.598
250.076
966.932
55.586
2.855.361
14 Aug. ’50
885.788 247.224
955.121
53.710 2.837.409
Saldi in rekening courant
,o
t’
WI’tt,I
1
c
o
00
55)
p7
.0
:E
n
.,
cd
_cn
cn,0s-1
30 Dec. ’46
3 Juli
’50
248.907 911.425
1.735
27.873,
482.330
618.556
10 Juli
’50
271.715
911.425
1.732
47.129
496.798
641.553
17
Juli
’50
303.352
911.425
1.727
47.035
514.942
555.248
24
Juli
’50
425.135 914.233
1.721
42.110.
507.113
523.528
31
Juli
’50
416.382
914.213
4.720 42.537
527.212
573.312
7 Aug. ’50
357.807
021.040
1.709
44.275 475.514
481.883
14 Aug. ’50
346.097
1087.471
1.648
45.353
475.303
421.491
FFD14RAL RESERVE BANES.
(Voornaamste posten In millioenen dollars).
•
Sletaalvöorraad
Other
U.S. (iovt
1
Totaal
Goudcer-
Data
cash
securities
tiflcaten
31Der.
1945 18.381
17.587
268
23.350
13
.TuIi
1950
22.957 22.430
224
18.294
20 Juli
1950
22.951
22.428
250
17.870
27Juli
1950
22.896
22.373
265
17.964
1
Deposito’s
_____________________
FR-bil-
Member-
Data
jetten In
circulatie
Totaal
Govt
banks
81
Dec.
1946
24.945
17.353
393
1
16.139
13 Juli
1950
22.969 18.288
383
1
46.448
29 Juli
1950
22.868 18.145
525
1
16.157
27 Juli
1950
1
22.769
18.358
504
1
16.415
/
.
0..
‘
cz
a°
0 L
—
.0-•
s-
–
.5.
8
‘E
t)
1-‘
.
16 Sept.
1948
28.136
11.047
427
9.986
303
414
6 ‘Juli
1950
28.985
8.370
597
13.730
557
270
13 Juli
1950
28.598 8.368
656
14.228
634
263
18 Juli
1950
28.483 8.390
587
14.389
238 270
27
Juli
1950
28.506
8.578
667
14.227
301
277
3 Aug.
1950
28.406
7.711.
1.463
15.784
335
j
249
Rekening e6urant saldi
0
t,
–
55
.0n
t
‘o
.,.,….
00
…,
.0
.’
0
.,
_4
55 55
00
co
‘.0
16 Sept.
1948
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
6 Jul!
1950
1.012
96.870 88.173
39
1.670
4.624
13 Juli
1950
1.079
96.868
88.313
38
1.789
4.529
18 Jul!
1950
1.079
96.666
87.849
37
1.766
4.588
27
Juli
1950
1.079
96.443
87.542
47
1.810
4.624
3 Aug.
1950
1.079
,
99.234
89.354
38.
1.850
4.628
BANK
VAN
ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
-cd
Cd
cd
.
‘
o0o
=0
0,5
,.
25
Dec.
’46
0,2 1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
1,3
26
Juli
’50
0,4
1.349,3
1.350
1.319,7
30,6
6,8
2 Aug. ’50
0,4
1.349,3
1.350
1.328,9
,
21,5
6,8
9 Aug.’50
0.4…
1.349,0
1.350
1,329,3
.
21,0
6,5
Other securities
Deposits
no
550
.2
),
0
–
55
-0
0
0′
t,
‘0
0
5)
•s-,
–
25 Der. ’46
311.8
13,6
15.8
346,5
10,3
278,9
26 Juli
’50
572,7
.48,0
26,5
636,3.
14,5
237,1
286,8
2 Aug. ’50
596,1
44,8 28,6
649,5
11,2
246,5
293,1
9 Aug.’50
600,3
11,1
25,4
645,9
15,8
246,5 285,7
16 Augustus ‘1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
867
EURO L’ESE KOLENPROJ)UCTI
L.
–
–
(iii duizend metrieke Lomen)
–
Steenkool
3)
–
Bruinkool ‘)
maand-
Mrt Apr.
–
Mei
Mrt
Apr.
Mei
Land
•
g
em.
1937
-1950
1950 1950
950
1950
1950
1950
Oostenrijk
.
.
.
270
381
328
321
Tsjechoslowakije
1.398
.-
.
België
…………………….2.488
2.529
2.344
2.212
Frankrijk
…………………..3.695
.
4.655
–
4.032
4.100
85
128
102
88
Saargcbied
………………..1.114
–
1.309
1.170
1.256
.
.
\
11.4659.802
)
8.364
8.667
5.478
6.539
5.721
5.721
est_Duitsland
…………..
.
.
Nederland
………………….1.193
1.105
961
1.001
‘
12
19
Polen
…………………….5.501
7.042
6.295
432
390
Bron: Coal Committee van E.C.E.
‘)
Netto productie van de mijnen.
1)
Bruto productie.
)
Inclusief cle productie ten gevolge van Zondagsarbeid.
‘)
De
bitumineuze
en
semi-bitumineuze
kolenproductie in
dc Amerikaanse zône vals Duitsland (,,Pechkohle”), die iii 1937 ge-
middeld 125.521 ton per maand bedroeg, kwam in Maart en April 1950 resp. op 143.000 en 122.000 ton.
PRODUCTIE PE
MAN
PER DIÉNS’L’.
(in metrieke tonnen)
–
Maancigemid.
–
Maart
April
Mei
1937
.
1950
1950
1950
Land
.
per onder-
per onder- per ouder- per onder-
grouids
totaal
gronds
totaal
gronds
totaal
gronds
totaal
arbeider arbeider
/
arbeider
arbeider
België
…………….. . …….
1,14
0,78
1,01
0,69
1,01
0,69
0,99
0,68
Frankrijk
‘)
………………..
1,24
0,83
1,15
0,75
1,18
0,79
1,19
0,76
..
1,46
0,94
0,49
0,95
1,47
0,95
Saar
……………………..1,44
1,05
..
1,46
0,94
1,48
0,95
1,39
1,05
West-Duitsland
………………2,00
1,59,
Nederland
………………..
…2,51
1,77
1,40
1,07
1,60
1,06
1,74
1,41
Polen
.- …………………..
.2,41
1,74
1,77
1,44
1,78
1,45
Bron: Coal Committee,van cle E.C.E.’
3)
Inclusief- Ligniet-mijnen.
TOTALE IMPORTEN VAN VASTE BRANDSTOFFEN
‘)
INDEXCIJFERS
VAN
.
LONEN
VOLGENS REGELINGEN
IN’
(in duizenden metrieke tonnen)
NEDERLAND
1).
Juni 1938/
Nijverheid
1
-‘-‘
,
Juni 1939 Nijverheid
3)
Landbouw’)
‘en
au
Febr.
Mrt Apr.
– =
100
.
landbouw
ci
1950
1950
1950
Aug.
1939….
101,7
…
100
101
es
Mei
1945….
–
116
190
126
Dec.
1948….
–
181
265,5
193
Mel
i
L.
Juli
1949
181 8
275
194,9
Aug.
182’l
275
195’l
Sept. 1949::::
182’l
275
195’l
Oct
1949
182’l
275
195’l
Nov.
1949::::
1821
275
1951
Italië
………………
..
Dec.
1949.. .
.
182,1
275
195,1
Oostenrijk
………………283
573
662
46
België
………………..678
57
79
43
6
1077
645
644
594
55
•
2
*
Febr.
29g
Denemarken
…………….502
600
468
297
59
Ierland
………………..219
130
139
141
64
Finland
………………..186
76
29
66
35
Frankrijk
……………..2487
1239
1316
1071
Nederland
763
394
435
366
48
.
491,0)
Saargebied
……………26
)
81
93
.
Mrt
1950
491’O
290
205’O’
April 1950
191
‘
O’}
290
205’O’)
Luxemburg
……………314
215
235
227
72
……………..
M
4950
191’O
290
205’O
Noorwegen
……………288
152
135
113
3
.
Portugal
………………..113
54
45
60
Juni
::::
1910)
290
2050)
Bron: Coal Counmittee van de E.C.E.
.
‘)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”;in de indexcijfers
–
‘)
Inclusief bunkerkoleri.
zijn de uitkeringen krachtens de Kinderbijsiagwet
iiei
begrepen.
Duitsland.
‘)
Gemiddelden 24 bedrijfstakken.
EXPORTEN VAN VASTE BRANDSTOFFEN
‘) Akkerbouw en veehouderij.
–
(in duizenden jnetrieke tonnen)
)
Voorlopige gegevens.
i’)
Loonsverhoging
ingaande
1 Me.i 1949 als compensatie voor
premieverhaal lândbouwpensioenîonds.
an
L
d
Febr.
M rt
Apr.
Mei
1950
1950
1950 1950
NATIONALE DANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
België
.
534244
346
216
28
Frankrijk en
Saargebied
1)
)
217
168
227
229
295
West-Duitsland
……….. 3:125
1.917
1.990
1.423
1.795
Nederland
……………..571
75
.
70
99
85
,
c-
–
Data
Bron: Coal Counniittec van dc E.C.E.
‘)
Exclusief hunkerkolen.
_______________ ________
______________
_____ ____
‘)
Exclusief
export
uit
het
Saargchied
naar ‘West-Duitsland ,
268 367 ton in Ohut 309.479 ton en unApril 32′ 616
2
ton 1)edrocg
iirlpOrteul en exportcul tussen Frankrijk en liet Saai-
)
Exclusief ladingen naar l3erlijnse Kommandantura.
–
90
en… Uw advertentié
lééft lânger!
Het Drents Economisch Technologisch Instituut te
Assen roept gegadigden op voor het vervullen van een
vacature van
ECONOOM-GEOGRAAF
Acad. opleiding alsmede enige ervaring gewenst. Zo
mogelijk spoedige in functie treding. Salarisschaal
1
3.000, –
f
4.000,- + 5 % duurtetoeslag. Uitsluitend
schriftelijke sollicitaties binnen een week na plaatsing
van deze oproep te richten aan het D.E.T.I., Stations-
straat 11, Assen.
ADMINISTRATEUR
Bdkwaam chef-boekhouder-correspondent, 42 jaar, werkzaam bij industrie te Amsterdam, zoekt wegens gezondheidsredenen
echtgenote andere soortgelijke werkkring in de provincie.
Prima referenties. M.O. diploma, lid N.I.V.A. Kan woning-
ruil aanbieden. Br. onder no. ESB 1801, bur. v. d. bI., Post-
bus 42, Schiedam.
Biedt zich
aan
GEDEMOBILISEERD MARINE-OFFICIER
R. K., 31 jaar, gehuwd, diploma 5 j. H.B.S. B, in Indonesid
1’A jaar werkzaam geweest als bedrijfsleider-boekhouder in
hotelbedrijf, voor een organisatorische en/of administratieve
functie. Uitzending naar Indonesië kan in overweging worden
genomen. Br. no. ESB 1800, bur. v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.
I11JMf1
Vraag en Aanbod Inzake Kantoorbehoetten, Brandkastcn, Machines,
Gebouwen, Industrieterreinen, enz.
Te
koop spoed. Herenhuis
1
gelegen Pr. Mariannelaan te
Voorburg,
6
k.,
badk.
en
i
Schakel
keuken,
parketvi.,
voor-
en
achtertuin, gemeub. of onge-
in voorkomende
meub., liefst in ruil v. huur
1
gevallen
of koop v. woning, v. 3 volw.
1
pers.,
niet
noodzakelijk.
Br.
1
deze rubriek in
Pr.
Mariannelaan 129,
Voor-
burg.
1
Ecônomisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W).
Telefoon RedwLtie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde gko-
nomie,
14,
Universiteïtstraat, Gent.
Abonnementen: Peter de Hoochstraat
s.
Rotterdam (W).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland /
a6,—
per jaar,
voor België/Luxemburg
/
28,-
per ,,aar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening no
260.34.
Uniegebieden en Overzeese Rijksdelen (per Zee post)
/
26,—,
overige
tanden
/
28,—
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per uflimo van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (tV.).
ADVEJ1TENTIgS.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelanls, Lange Haven
14x,
Schiedam
(Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief
/
0,40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures’ • en ,.Beschikbare krachten”
/
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Abonneert U op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-
nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.
Lambers, Th. Ligthart, Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart, Prof. F. de Vries,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;
voor studenten / 19.—; franco per post
f
20.10
Abonnementen worden aangenomen’ door de
boekhandel en door de uitgevers
DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM
Recla-Medieus
Dr’
1
–
LEEFLANGER
L
ZEGT:
DE VAKMAN WIST’HET WEL UIT DE
PRACTIJK
maar de lange levensduur van tijdschrift.
advertenties kan thans mei deugdelijke
cijfers bewezen worden.
Wist U dat driekwart van alle abonné’s
hun vakbladen bewaart en dat bijna twee’
derde van hen de gewoonte heeft ze later
nog eens na te slaan?
Deze en andere gegevens over de Neder.
landse vaktijdschnften vindt U in het Rap.
port Prolessionele Tijdschriften, dal onder
opgave van firma en functie aangevraagd
kan worden hij de Nederlandse Organisatie
van Tijdschrift.Uilgevers, Lange Voorhout
14, telefoon 182139, Den Haag.
1
1
Losse nummers
75
cents, resp. 10 B. francs.