7
7
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomischA-rStatistische
Berichte
‘n
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN E.VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDËRLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
35E
JAARGANG
WOENSDAG 1 MAART 1950
No. .1712
COMMISSIE VAN REDACTIE
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries; C. c’an den Berg (secretaris).
Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. anTichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.
Gegevens ooer adressen, abonhernenten enz. op de laatste
bladzijde Pan dit nunirner.
INHOUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
………………..
163
Sommaire,
summaries
……………………..
163
Transferable-accountsterling
door Mr Dr J. H. F.
Bloemers
………………………………
164
1-let afwikkelingsaanbod van V.V.R.A. en L.V.V.S.
door
E.
Katan…………………………..
166
De ontwikkeling van de girale geldcirculatie in In-
donesië in het jaar 1949
door H. J. Manschot ….
167
60 jaar Arbeidsinspectie
door. A. J. t’an Ba9el
….
170
Ingezonden
stuk:
De
2 milliard
door G. J. H. de Graaff
met naschrift van
P.
G.
Ridder
.
…………………………………
171
]3oekbespreking:.
B. Clialt: Sur 1’Econoin6trie,
bespr. door Prof.
Dr•J. Tin-
bergen
……………………………………..
173
Aantekening:
Arheldeproduetivitelt In de Amerikaanse staalgieterijen
door
J.
P.
Bijleveld
………………………………
174
Bedrijfseconomische
notities:
,,I)e
echte Hollandse sigaar”
door Mr W. J. van Balen
met
nackritt van
J.
Brands
……………………….
175
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
176
Statistieken:
.)3ankstatcn
……………………………………
177
Overzicht van de opbrengst der Rijksiniddelen
……….
178
De Duitse productie van vervoermlddelen
…………..
179
DEZER DAGEN
weet men iets meer; soms is men er ook iets wijzer door
geworden. In Nederland is de staatslening van 1 200 mii-.
lioen voltekend; de Minister van Financiën heeft het net gehaald. Dit blijkt niet het geval te zijn met het zo veel-
belovende XYZ-plan ter regeling van de internationale
betalingen in Europa. Het blijkt het niet verder te hebben
gebracht in officiële rapporten dan tot uittreksel als voor-
beeld. Zo is het althans bewaard als materiaal voor een
hoofdstuk in een proefschrift.
Zo academisch ligt het beeld van vervulde en vervallen
verwachtingen na de verkiezingen in Groot-Brittannië niet.
Vast staat, dat het nek-aan-nek geen wang-aan-wang zal
opleveren. Er komt geen coalitieregering. Hoe het regeren
wel zalgaan weten ook de wijzen niet.
Wat men wel weet, is dat tenminste de situatie moet
worden behouden, die door ,,The Banker” van Januari
werd vastgelegd: ,,At the present rate of exchange, the
average industriltl vage in the U.S.A. works out at just
under £ 20 a week, which compares with an average of £ 5.19 s. in Great Britain”. Maar aan de loonstop wordt
reeds druk geschroefd.
Wordt Europa reeds wijzer met betrekking tot de samen-
werking? Minister Stikkér weet er meer van. Flij heeft in Duitsland gesproken, in Groot-Brittannië overlegd; thans
betoogt hij te Washington. Voor hem werd zeker niet de
opmerking van Knight – in Risk, Uncertainty and Profit.
– geschreven: ,,It is hardly an exaggeration to say that
the political office-holder’s business is to get the job and
then find some one else to perform its duties.”
Het geldt evenmin zijn meciespeler bij de wederpartij, de
administrateur van de Marshall-hulp. Opnieuw is deze
voor de Amerikaanse congrescommissie aan het werk’ge:
togen om kennis en inzicht over het bereikte en de doel-
stelling te verdiepen. De onzekerheid over de uitslag
schijnt weleens groter geweest te zijn. Waarvan voorlopig
Groot-Brittannië profiteert, welks positie door een Senaats-
commissie zelfs centraal is genoemd: zo draait ,,Fortuna’s
wisselend wentelrad”.
Wat bijdraait, de Amerikaanse mijnwerker niet. De
uitslag, op korte termijn, van de steeds op- en aflopende
onderhandelingen tussen bonden en werkgevers te voor-spellen, hebben zelfs de Amerikaanse bladen opgegeven.
Men beperkt zich tot het zekere feit, dat het aantal indirect
zonder werk geraakten doorgaat met stijgen en dat dit
in de algemene indexcijfers tot uiting begint te komen.
Zodat men weer aan de fraaie zekerheid van de nieuw-
jaarsprognoses kan gaan tornen. Maar nog blijft de Ameri-
kaanse conjunctuur een ,,calculated risk”. De automobiel-
industrie en de, eerst laat op gang gekomen, bouwbedrij-
vigheid vormen solide blokken onder zwevende index-
cijfers.
Solide hlokken, daarnaar verlangt ook de Amerikaanse
Minister van Buitenlandse Zaken. Hij is daarbij verstan-
diger dan de door Anouilh opgeroepen kleermakers die
de klant willen verknippen als het pak niet past. Dus wil
hij de vorming van een Zuid-Oost-Aziatisch blok aan de
betrokkenen overlaten. Politiek is de kunst, te weten hoe-
ver men kan gaan. –
rI
•1
–
BEl.ASTINGCONSULTATIEBUREAU
A. L. F. LEVERINGTON
Alle belastingzaken
Medewerkers: E. J.
de Boer, Oud-Insp. d. Bel.
D. Sweepe, Oud-Ontv. d. Bel. Mr. Dr. B.J. F. Steinmetz, Bel. jur.
Mr. Dr.
N. J.
Feldmann, Bel. jur.
N. A.
Schol, Cand. Notaris.
Amsterdam:
ZEEROUDE
Iie
Helmersstr. 95 . Tel, 85508
Haarlem:
Ged. Oude Gr. 11 B . Tel. 12468
ADVERTEER IN DE
E S
B
–
NederIandsch Indische Oandelshank, NV.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s.Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N. V
Gevestigd te’s-Gravenhago,
–
ADMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT
–
BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Pe’roneeIs-Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale bparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLEOTIEVR CONTRACTEN
met
papier geisoleerde kabels –
voor zwakstroom . en sterkstroom
–
koperdraad en koperdraadkabel
abelgarniIuren, vulmassa en olie
—-CHE KABELFABRIEK
DELFT
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
163
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Mr Dr .T.
II. F. Bloemers,
Transferable-accountsterling.
Tussen de Britse Treasury en het Nederlandse Ministerie
van Financiën, vertegenwoordigd door de Financiële Raad
hij do Amhasade te Londen, is kort geleden een overeen
–
komst gesloten nopens de gebruiksmogelijkheden van het
zgn. ,,transferable-accountsterling”, welke enerzijds zeer
ernstige èonsequenties voor de Nederlandse transito- en
driehoekshandel zal hebben en anderzijds demonstreert,
dat ondanks alle mogelijke mededelingen over de opheffing
van de beperkingen van het internationale betalingsver-
keer, achter de schermen precies het tegendeel geschiedt
en de beperkingen nog stringenter worden gemaakt.
E. linten,
Het a/wik/celingsaanbod mn V. V.R.A. en
L.V.V.S.
Enkele critische opmerkingen worden gemaakt over de
Berichten aan Crediteuren en enige vragen naar voren
gebracht, die beantwoording behoeven om zich een oordeel
over het in deze Berichten gedane aanbod te kunnen vor-
men. Schr. beperkt zich hierbij tot de financiële en organi
satorische aspecten. Schr. meent o.a., dat van d voor-
stelling van zaken,als zouden de effectencrediteuren 7 pCt
boven het beschikbare ontvangen, omdat hun rechtsher-
stelaanspraken worden afgekocht, niet veel overblijft:
a. omdat het uitkeringsporcentage vermoedelijk hoger zal
liggen dan 63; b. omdat de aanspraken op rente en dividend
– waarvan ibij aanvaarding van het aanbod moet worden
afgezien – de uitkering aan deze crediteuren verhogen en
c. omdat zij l)ij aanvaarding en bij behandeling op gelijke
voet met V.V.R.A.-çrediteuren niogen verwachten, dat
de Staat hun aandeel in de P.M. vermelde activa over-
neemt voor ca Ij pCt.
H. J.
Mansehot,,
De ontwikkeling yan de girale geldciicu.latic
in Indorresië in het jaar 1949.
In aansluiting op het overzicht van de ontwikkeling van
de chartale geldcirculatie – in E.-S.B.” van 15 Februari
jl. – wordt in dit artikel de ontwikkeling van de girale
geldcirculatïe in indonesië in 1949 geschetst, waarna de
cijfers hetreffendé de circulatie van chartaal geld en giraal
geld worden samengevat. De totale omloop giraal geld is
in 1949 met 1305 mln gestegen; dit accres is vnl. aan de
particuliere banken ten goede gekomen. De .totale geld-
circulatie bedroeg ult. 1949 f 3:685 mln, tegen 1 3.063 mln
ult. 1948, d.i. een stijging met 1622 mln of 20,3 pCt. Over
het geheel genomen is in 1949 het inflationisme in Indo-
nesië, zij het ook dat men’ nog steeds van een beherste
inflatie kanspreken, nog verder opgedrongen. Teneinde
de nauwe samenhang tussen de deficitfinanciering van de
Overheid en de interne monetaire situatie zo scherp moge-
lijk te belichten, wordt uitvoerig ingegaan op de vraag, op
welke wijze het Gouvernement van Indonesië zijn begro-
tingstekorten heeft gefinancierd.
A. J.
van Bavcl,
60
jaar Arbeidsinspectie.
Op 1 Maart 1890, 60 jaar geleden, werd de Arbeidsinspec-
tie ingesteld. De twee hoofdpijlers, waarop het werk van
de Arbeidsinspectie steunt, zijn de Arheidswet en de Veilig-
heidswet. De taak van de Arbeidsinspectie heeft een sociale,
een technische en een economische zijde. In dit artikel
wordt een korte schets gegeven van de werkzaamheden
der Arbeidsinspectie, voornamelijk gezien van economisch
gezichtspunt uit.
SOMMAIRE.
Mr Dr J. H. F.
Bloiers,
,,Transferable-accounLsterlin”.
Un arrangernent a été conelu, réceminent, entre la
Trésorerie britannique et le Ministère néerlandais des
Finances relatif â l’ernploi du soi-disant ,,transferable-
accountsterling”. Cette convention affectera, d’un côté,
sérieusement le commerce transitaiie et triangulaii’e
néerlandais, tandis qu’elle démontre, d’autre part, que
les restrictions dans le domaine des paiements inter-
nationaux, au lieu d’être supprimées, s’aggraveront
davantage. -.
E. liatan,
Le pro jet de liquidation du V. Y.R.A. et de la
L.V.V.S.
L’auteur formule quelques ci’itiques au sujet des ,,Com-
munications aux Créditeus” et pose quelques questions,
qui réclament une réponse, pour pouvoir juger de l’oflre
faite dans ces ,,Communications”. L’auteur se borne aux
aspects financiers et d’organisation.
H. J.
Manschot,
Le déoeloppeinent en Indonésie de la cir-
cu.lation monétaire, abstraction faite de la circulation
fiduciaire, pendant 1949:
A la suite de l’aperçu du développement de la circu-
lation fiduciaire publié dans l’,,E.-S.B.” du 15 fé rier
1950, l’auteur esquisse dans cet article le développment
en Indonésie, de la circulation monétaire, abstrzcton
faite de la circulation fiduciaire, pendant 1949; 11 si n-
thétise, ensuite, les chiffres 5e rappertant ii ces circula-
tions. L’auteur conciut que l’inflation s’est aggravée
en Indonésie, pendant 1949.
A. J. van Bevel,
Soixante années d’Inspection du Trcwail.
On donne dans eet article un aperçu, principalement
du point de vue économique, des travaux de l’institut
de l’inspection du Travail, qui a été instauré le ier mars
1890; il y a done 60 ians.
SUMMARIES.
Dr J.
Ii. F. Bloemors,
Transferable-accountsterling.
An agreement covering the possibilities of using the
so-called , ,transferable-accountst rling” was rccently con-
cluded hetween the British Treasury and the Netherlands
Ministry of Finance. This will have very serious conse-
quences for Netherlands transit and triangular trade.
It also demonstrates that international payment restric-
tions are becoming more stringent instead of being removed.
E. Ratan,
The liquidation proposals made by V.V.R.JJ.
and L.V.V.S.
Some cnitical comments on the Bulletin to Creditors.
The writer raises some questions which requii’e an answer
before it is possible to express an opinion on the offer
made. The remarks are confined to the economic and
organizational aspects.
1
.
H. J.
Manschot,
The deQelopment of clearing accounts in
Indonesia in 1949.
Further to the review covering the development of the
note circulation – published in ,,E.-S.B.” of February
15th 1950 – this article outlines the development of
clekring accounts in Indonesia in 1949 and sumrnanizes
the note circulatiön and 6learing account figufes. It is
concluded that inflationism made further headway during
the past year.
A. J. van Bevel,
Sitty years of Labour Inspection.
A brief outline, principally from an economie point
of view, of the activities of the Labour Inspection Service,
which was established on March ist 1890.
1
164
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Maart 1950
TRANSFERABLE-ACCOUNTSTERLING,
Tussen de Britse Treasury en het Nederlandse Ministerie’
van Financiën, vertegenwoordigd door de Financiële
Raad bij de Ambassade te Londen, is kort geleden een
overeenkomst gesloteik nopens de gebruiksmogelijk-
heden van liet zgn . ,,transferable-aceount sterling’,
welke enerzijds zeer ernstige consequenties voor de Neder-
landse transito- en drielioekshandel zal hebben en ander-
zijds demonstreert, dat ondanks alle mogelijke medé-
delingen over de opheffing van de beperkingen van het
intrnationale betalingsverkeer, achter de sctermen precies
het tegendeel geschiedt en de beperkingen nog stringenter
wordén gemaakt. Voor een goed begrip van hetgeen thans
is geschied, is het nodig even terug te zien op de ontwikke-
ling van de Engelse deviezenpositie en van het Engelse
deviezensysteem.
Engeland kwam uit de oorlog met een geweldige schulden-
last, zdwel aan de tot liet sterlingbiok behorende als aan
andere landen als gevolg van de door deze tijdens de
oorlog geleverde goederen en diensten.
01)
30 Juni 1945
bedroeg deze schuld £ 3.052 niillioen, welke o.a. door het
eerst langzaam op gang komen van de Eng,else export in
de eerste jaren na de oorlog nog
–
bleef stijgen tot een
hoogste stand van £ 3.715 millioen ultimo 1946. Depoging
van,Amerika om het Engelse pond weer vrij convertibel
te maken in een Vrij handelsverkeer door middel-van de
‘grote Amerikaanse lening van 1945 had tot stilzwijgende
voorwaarde, dat, deze oude sterlingsaldi geïmmobilisd’erd
zouden-worden, waarbij gedach t werd aan een driedelige be-
handeling dezer tegoedem Een deel zou als bijdrage aan de
oologvoering door de crediteuren woiden geschrapt,
een ander, klein, deel zou vrij converteerbaar in andere
valuta’s vrij worden gegeven en het derde, grootste, deel
zou op la”nge termijn worden vastgelegd om geleidelijk
te worden vrijgegeven, waarbij gedacht werd aan een
bedrag van £ 43,5 millioen ‘s jaars.
In de praktijk is hiervan niets terecht gekomen, hetgeen
wel de voornaaniste oorzaak is van de mislukking van de
po
g
ing om het pond weer converteerhaar te maken,
welke in Augustus 1947 een jamme’rlijk einde vond na
een enorm verlies van dollars door ‘Engeland. Behalve een
gift van £ 38 mln door Australië en Nieuw-Zeeland
werden geen bedragen kw ij tgesch olden, behalve gedurende
een korte periode van 1947 werd geen deel dezer oude
schulden converteerbaar gemaakt en, hetgeen het ergste
was, de terugbetalingen op de oude schulden namen
veel groter vormen aan dan w’as voorzien cmi Engeland
kon verdragen. Engelanas crediteuren vroegen en trokken
op hun’ tegoeden maar raak. Blijkens een mededeling van
Sir Stafford Cripps in liet F[ouse of Commons werd in
1946 £ 5 mln terugbetaald, in 1947 £ 156,5 mln, in 1948
£ 267 mln en in de eerste 9 maanden van 1949 ca £ 206 mln,
hetgeen neerkomt op 15 pCt van de waarde van de gehele
Engelse export. Cripps noemde dit een ,,intolerable strain”,
– welke Engeland nièt kan volhôuden.
Deze oude schulden oefenden een zware druk uit op de
Engelse economie-, daar de gbederen kopende crediteuren
geen goederen aan Engeland trug leverden, doch met
geblokkeerde ponden betaalden. Hoe groter het dollar-
tekort van deze crediteuren was, des te sterker was hun
druk
o5
Engeland om met geblokkeerde ponden Engelse
goederen te kopen. De aldus geëxporteerde goederen
konden Engeland geen dollars meer opleveren en dit is
een der. oorzaken van liet ‘grote Engelse dollartekort.
Daarnaast putten deze landen bovendien nog boven-matig uit de gemeenschappelijke dollarpool. In ,,The
Banker” berekende onlangs Dr E. 11. Stem, dat het
betalingsbalanstekort van de ,,oversea-sterling area”
in 1948 £ 512 ‘mln en in het eerste halfjaar van 1949
ca £ 300 mln bedroeg, welks financiering grotendeels op
de schouders van Engeland neerkwam. Deze ,,dangerous
swollen flow of spending power” dreef hovndien het
Britse prijs- en kostenpeil naar boven, hetgeen de kloof
tussen liet niveau der Engelse en dollarprijzen steeds groter
maakte en de Engelse industrie steeds meer-de mogelijk-
heid ontnam door exporten naar de Verenigde Staten
dollars te verdienen; Aan de andere zijde’ durfde de Engelse
Labourregering het niet aan deze ,,gemakkelijke” exporten
te beperken uit vrees voor werkloosheid in Engeland en
voor de dan komende noodzaak om met rigoureuze
maai’egelen het Britsë prijs- en kostenpeil zover naar
beneden te moeten brengen, dat de Engelse export wederom
voet op de dollarmaikten kon krijgen. Aldus trachtte
Engeland tussen Scylla en Charybdis door te zeilen,
hetgeen in feite mislukte, waarna nien in September 1949
tot het ultimum remedium van een drastische devaluatie
overging. 11e
–
t is nog te vroeg het uiteindelijk resultaat
van deze poging te beoordelen. – –
Bezien van het buitenland uit, heeft dit in grote lijnen
met drie soorten sterling te maken. In de eerste plaats het
Engelse bankpapier, dat een vrij sterk clisagio (ca 20
pCt) doet, daar de in- en uitvoer daai’van.in Engeland
is
verboden. Sonis deed hetechter een agio, hijv. in Frankrijk
en onlangs in Zwitserland, toen men daar bevi’eesd was
voor een devaluatie van de franc. De tweede soort is
liet ,,security-sterling’, d.z. ponden in buitenlands bezit,
die als kapitaal worden aangemerkt. Deze ponden mogen
worden belegd in effecten met een looptijd van langer dan
tien jaren en zijn dan verhandelbaar mits zij woi’den
verhandeld tusen ingezetenen van hetzelfde monetaire
gebied. Ook kan de ‘belegging worden gewijzigd, mits
slechts in dezelfde groep van effecten (deze zijn in ver-
s,chillende groepen verdeeld). Ook deze ponden doen een
vaj sti’k disagio, variërende van $ 1,50 per £ voor ,,gilt-
edged securities” tot $ 2 per £ voor Britse industriële
fondsen, waarhijechter ook de rendeinentsfactor een rol
speelt.
De belangt-ijkste ponden, die in h’et buitenland w’orden
verhandeld, zijn echter het ,,commercial-sterling”; hier,
zijn drie groepen te onderscheiden. Het ,,American-
accountsterling”, hetwelk dircct’omwisselbaar is in dollars
en waarvan de koers derhalve practisch glijk is aan de
officiële wisselkoers van $ 2,80. In de tweede plaats liet
,,bilateral-acountsterling”, da
–
t alleen kan worden, over-
gedragen tussen ingezetenen van hetzelfde monetaire
gebied en kan worden gebezigd voor betalingen aan in-
gezetenen van Engeland. Ten derde liet ,,transferable-
accountsterling”, dat kan w’oi’den overgedragen tussen
ingezetenen van de landen, behorende tot de ,,transferable-
account”-groep (hiertoe behoort het merendeel der West-
europese landen en ook Nederland) en kan worden gebruikt
voor lopende betalingen aan ingezetenen van het sterling-
gebied. De saldi in dit stei’ling der ,,transferable-account”-
landen zijn in 1949 sterk opgelopen door de ongunstige
handelsbalans van Engeland t.a.v. West-Europa in dat,
jaar. Gedurende de éerste 9 maanden van 1949 wees de
zichtbare handel met West-Europa voor Engeland een defi-
cit van £ 65 mln aan tegenover een overschot van £ 20 mln
in dezelfde periode van 1948, waarbij nog komen belang
rijke ônzichtbare passiefposten als het touristenverkeer
e.d. Zo was de zichtbare handelsbalans van Engeland zelf
met Nederland volgens ‘Engelse gegevens over Jknuari-
Septeinber 1948 actief voor een bedrag van £ 2.698.000,
in dezelfde periode van 1949 echtei; passief tot een bedrag van £ 7.758.000, hetwelk o.a. een gevolg was van liet vëi’-
leggen van de importen van de dollar area naar WTest
Europa. In September 1949 beliepen zo de sterlingsaldi van
Zweden £ 35 mln, van Frnkrijlc £ 30 mln, Denemarken
£ 5 mln, Italië £ 55 mln en België £ 15,3 mln,’ dus even.
beneden het punt van goudafgifte, terwijl de Nederlandse
sterlingsaldi toentertijd waarschijnlijk tussen de £ 30 en
£ 35 mln lagen. De stijging dezer saldiwas voots een
gevolg van liet vrijgeven van geaccumuleerde oude saldi van landen als India, Palestina en Egypte welk
sterling gedeeltelijk naar Europese , ,sterling-accounts”
ITT
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERtCHTEN
165
vloeide als gevolg van directe commerciële transacties
tussen beide- landen. Zo voerden importen van Zwitserse
goederen door India en Zuid-Afrika het Zwitserse sterling-
saldo bijna tot het goudplafond o. Do koersen, waar-
tegen de verschillende soorten , ,transferable-accoun t-
sterling” (Swedish account, Italian accouni, Dutch
account enz.) werden verhandeld, vertoonden over
hèt algemeen een vrij sterk disagio ton opzichte van de
officiële koers. Vddr de devaluatie deed ,,Dutch transferble
accountstorling” een disagio van 33 pCt, daarna van 6 pCt,
het’,velk geleidelijk opliep tot 13
a
15 pCi in December 1949
($ 2,40 – 2,42). ,,Belgian hilaterai-accountstorling” bleef
echter op $ 2,75 dichter bij de officiële pariteit, doordat
hiermede waardevolle, elders schaarse, Belgische goederen
konden worden betaald.
Doordat dit sterling een zeker disagio deed, werd het de
,transferable-account” -landen o.a. mogelijk daarmede En-
gelse goederen te kopen en deze goedkoop in derde landen
bij voorkeur tegen hard-currency te verkopen (bijv. in de
Verenigde Staten) om met ‘deze dollars Amôrikaanse
goederen te kopen, waarop in het eigen land of weer
in een sterlingland in ponden wegens hun schaarste
een goede winst
!con
worden gemaakt. Daarnaast w’erden’
nog verschillende andere, mèer ingewikkelde transacties
op touw gezet. Dit betekende, het in Engelaiid gehate
,com modi ty shun ting”, , ,Warenschieberei”, waardoor
Engeland geen dollars voor zijn producten verkreeg en
uit dienhoofde grote dollarverliezen leed, terwijl daar-
nevens’voor Engeland het gevaar dreigde van de ver-
plichting om ontstane debetposities in goud te moetén.
afdekken. De arbitragepunten voor dit ,,shunting’ liggen
voor ieder,artikul en voor ieder land anders, a.a. als gevolg
van de vcrladingskosten en zijn zelfs afhankelijk van,de be-
dragen, die moeten worden betaald oide riedewerking van
locale autoriteitervoor deze transacties teverkrijgen. Trans-
acties met auto’s (die duur in het verschepen zijn), als bijv.
Egypte wel deed, worden pas rendabel bij een disagio van 10 d 15 pCt’, wol echter reeds bij 5 7 pCt,(Nedei’land met
Australische wol). Nog lager ligt het percentage voor hu iden,
Ieder en bont en vooral voor diamanten e.d. Door deze
,,shunting”. wordt dc Engelse export in plaats van met
dollars met ponden betaald. lIet .is begrijpelijk, dat de
Bankof England zich met lede ogen deze zo hard nodige
dollars zg ontgaan. Nederland, historisch aangeh’ezen op transitohandel en driehoekszaken en zelf in het bezit van
weinig voor export naar de dollar area geschikte producten,.
zodat het min of meer is aangewezen op de herexport van
buitenlandse producten om dôllars te verdienen, stond
boven aan de zwarte lijst. Nederlanders werden dan ook,
aldus
rfhe
Economist”, beschouwd als ,,the main ope-
rators in ,,cheap” sterling and in this traffic their meinber-
ship of the transferable accountgroup has stood thern in
good stead”. De Engelse handelscijfers wezen toch uit,
dat. de Nederlandse sterlingtegoeden niet zozeer uit
directe zaken met het sterlinggebied als wel uit zaken
met derde landen voortvloeide.n. De protesten van Engelse
zijde wkren dan ook niet vn de lucht en als gevolg hier-
van moesten o.a. reeds vroeger de verkopen van Austra-
lische wol naar de \Terenide Statn van Nederlandse
zijde worden géstaakt.
Engeland liet het echter niet bij protesten, die weinig
hielpen. Achtereenvolgens nam het tegen de Egyptische,
Spaanse en rr
s
j
ec
l
l
i
sc
l
)e
,,transferable-accounts” de maat-
regel, dat dit sterling zilleen in het directe commerciële
verkeer met de andere transferpartij kon worden gebruikt
en dat voor ,,thirdparty-transactions” steeds de toestem-
ming van de Bank’ of Englandwas vereist. Daarop was
onlangs Nederland aande beurt voor de beperking van de
gebruiksvrijheid van ,,transferable sterling”. Gelijk ,,The
Economist” schreef:’ The opportunity was taken al this
meeting (van Nedërlandse en Engelse deskundigen) to
bring home to, the Dutch representatives th dissatis-faction and the resentment, vith which Dutch use of
transferable sterlin facilities was vieved in öfficial circles.
in London”. –
liet gevolg was de reeds hierboven vermelde overeen-
komst tussen de Britse Treasu’y en liet Nederlandse
Ministerie van Financiën, waarbij werd bepaald, dat
het gebruik van ,,transferable sterling” voor Neder-
landse ingezetenen voor betalingen buiten de sterling area
zonder toestemming van de Bank of England uitdrukke-
lijkwerd beperkt tot ,,direct current transactions”, d.z.
betalingen, die door het betalende land (i.c. Nederland)
vorden verricht uit hoofde van
de inr’oer
van goederen,
an oousprong
uit het land, h’aaraan wordt betaald.
Pondenbetalingen voor goederen, welke niet van
Oorsprong zijn uit het land, dat de betaling ontvangt
(thirdparty-transactions), werden hierbij aldus zonder
speciale toestemming verboden. Wel waren de Engelse
autoriteiten bereid deze toestemming
–
te geven voor ponden-
betalingen voor goederen, afkomstig ,uiit een derde land,
waaraan hot betalende land binnen de ,,transferable-
account area” direct had kunnen betalen, indien de trans-
actie rechtstreeks tussen deze ‘beide landen zou hebben
plaatsgevonden. Ook blijft de mogelijkheid open met,
,,Dutch account-sterling” in de stçrling area goederen te,
kopen, die niet van oorsprong zijn uit de sterling area.
Het behoeft geen nader bet6og, dat met deze regeling aan
onze transito- en driehoekshandel een gevoelige klap is
gegeven-al blijft zij mogelijk binnen de kring der ,,transfer-
able account”-landen. Het is dan ook niet duidelijk om
welke redenen men van Nederlandse zijde in een dergelijke
overeenkomst is getreden. Vrijillig is dit blijkbaar niet
gebeurd, want ,,The Economist” merkt op, dat klaaliten
niets opleverden ,,untili this latest occasion when evidently
arguments- of rather more convineing character must
have 1Dec11 used by theBrj
t
islï representatives”. Over
deze dwingende argumenten tast men tot nu toe in het
duister. Men kan verondersteilen, dat een motief is geweest,
dat het in het kader der O.E.E.C.-samenwerking niet
betmelijk werd geacht onf op deze wijze van de econo-
mische moeilijkheden van. een partnerland profijt te trek-
ken, terwijl daarnaast het deze transacties uitvoerende
land daardoor, zelf in eerste instantie niet racer dollars
verkreeg, doch hoogstens ongewenste importen van
Amerikaanse goederen of nog meer sterling, hetwelk,
boven het singsaldô gekomen, Engeland met goud of
dollars zou moeten afdekken en dit land aldus opnieuw op
een dollarverlies zou komen te staan.
Overigens-is men in conservatief-liberale Engelse kringen
ook niet erg te spreken over dit soort regelingen, welke
weer een beperking ahn het gebruik van het pond als internationaal betaalmiddel aanlegt en een stap terug
op
–
de weg naar een vrijer internationaal betalingsverkeer
betekent. In dit systeem schrijft ,,The Economist”
,,sterling will be-fore have long lost all its ‘.reality. The
transferable-accountsystem will be dismantled…….. In
stede van het dichten van deviezenlekken ware het beter
,’,making sterling a currency so strong, so deserving con-
fidence, that leaks no longer svill occur”. Op korte termijn
zal deze politiek resultaat afwerpen (de koers van ,,Dutch
account” steeg reeds van $ 2
)
40 tot $ 2,52), doch op de
lange termijn, merkt het blad terecht op, ,,it can hardly
be claimed that this move is calculated to improve the confidencè in sterling w’hich is the prime condition of
recreating its position as c truly internatïonal medium
of exchb.nge”. Bovendien acht men een dergelijke defensieve
regeling praematuur, daar er aanwijzingen zijn, dat sedert
de devaluatie het accres dor ,,transferable-aécount”-saldi
tot staan ‘is gekomen, terwijl ook overigens de Engelse
deviezenpositie sedertdien belangrijk is verbeterd (volgens
Cripps nam de goud- en- dollarvoorraad in het vierde
kwartaal 1949. met £ 94 mln toe). ,The Economist” stelt
dan ook vast: ,,It would be a gravedisservic&to the cause
of European reconstruction and co-operation for Britain
to do anythingto encourage the crystallisation of the two
77
166
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Maart 1950
mais groups into which European currencies are tending to divide themselves”.
Voelt men dus reeds van Engelse zijde aan hier op de
verkeerde weg te zijn, hoeveel te meer moet dit voor ons
land gelden, dat door een dergelijk systeem bijzonder
ernstig wordt benadeeld, Al mogen de Nederlandse autori-
teiten dan ook gecapituleerd hebben voor de Engelse eisen ten deze, het zal de vraag zijn, of de Nedrlandse handelaar
bereid is dit ook te – doen. ‘Desnoods zal hij Nederland
verlaten om deze transacties van een derde land uit, waar
dit nog mogelijk is, uit te voeren,, al kan men hem hierbij
voor grote moeilijkheden plaatsen.
‘s-Gravenhage.
J. H.
F.
BLOEMERS.
HET AFWIKKELINGSAANBOD VAN V.V,R.A,
EN
L.V.V.S.
De gegeven toelichtingen op de Berichten aan Credi-
teuren stellen in staat om enkele critische opmerkingen
hierover te maken en enige vragen naar voren te brengen,
die beantwoording behoeven om zich een oordeel over het
in deze Berichten gedane aanbod te kunnen vormen. Wij
beperken ons hierbij tot de financiële en organisatorische
aspecten.
Bezien wij eerst de passiefzijde van de vermoens-
opstelling van L.V.V.S. Het crediteurensaldo d f 240
mln is, naar wij mogen aannemen, het totaal der vorde-
ringen op deze instelling, wanneer alle crediteuren het
aanbod aanvaarden. Immers, de financiële gevolgen van
het schrappen van de beheerskosten en de opbrengsten
van coupons, dividendbewijzen enz., alsmede die van
de verhoging der effectenprovenuen, in die gavallen,
waarin de effectenkoersen per 4 November 1947 hoger,
bleken dan die bij verkoop tijdens de bezetting, zijn in dit
crediteurensaldo verwerkt.0p .deze basis is in de boedel
63 pCt voor crediteuren beschikbaar, terwijl door aan-
vaarding van het aanbod van de Staat betrokkenen 70 pCt
verkrijgen.
Gaan wij nu na, hoe dit crediteurensaldo vermoe-
delijk uit zou komen, wanneer het aanbod niet gedaan
was, resp. niet , door de crediteuren wordt aanvaard.
Allereerst valt onze aandacht op post 14a — de boven-
genoeinde verhoging der effectenprovenuen, welke geraamd
zijn op 128 mln. Blijkens de artikelen van Prof. Mr E. M.
Meijers
1)
luiden de uitspraken van de Raad voor het
Rechtsherstel aldus, dat een effectenkoper te kwader
trouw crediteur is van L.V.V.S.
,,voor-
het bedrag: dat
terzake van bovengenoemd effect door L.V.V.S. ont-
vangen is”. De koper, die niet erkend is, kan dit bedrag nog doen verhogen tot de koerswaarde van 4 Noveiber
1947 op grond van het aanbod aan crediteuren – hij kan
immers aantonen, dat hij ,,door omstandigheden van zijn
wil onafhankelijk niet in staat was zich binnen de gestelde
termijn omtrer’it de al of niet aanneming van ons (= be-
heerd9rs-vereffenaars) aanbod uit te spreken’. Dit voor-
deel wordt hem door de Stat geboden en kan dus niet
van invloed zijn op het uitkerihgspercentage van L.V.V.S.
M.a.w. naarmate meer effecten naarhun oorspronkelijke
eigenaren terugkeren, zal post 14a ad f 28 mln’verminde-ring ondergaan.
Gaan wij ei’ van uit, dat gedepossedeorden voor de
effecten, welke zij niet terugontvangen, een vordering
hebben’op L.V.V.S., berekend naar de koersen van 4
November 1047
2)
en nemen wij eens aan, dat dit de helft
van de door tien geclaimde stukken betreft, dan zal in de
liquidatie-opstelling een bedrag van f44 mln voor deze
schadevergoedingen voorkomen en zal derhalve het uit-
‘) Algemeen Handelsblad van
1
en
2
Februari ji..
‘ VgI.
het artikel: .,Het afwikkelingsaanbod van
V.V.R.A.
en
L.V.V.S.”
door Prof. Mr
J. G.
KoopmanS in ,,E.-S.B.” van
1
Fe-
bruari
1950.
keringspercentage ongeveer 67 bedragen. Aangezien de
schadevergoedingen als regel bij de als kansrijk gequali-
ficeerde gevallen zullen wegvallen en vemoedelijk in vele
andere gevallen ook niet in aanmerking genomen zullen’
mogen wordQn, lijkt het een niet al te gewaagde veronder-
stelling, dat het uitkei’ingspercentage tussen 65 en 68’zal
komn’ te liggen, hierbij alle overige factoren, die hiei’op
nog van invloed kunnen zijn, buiten beschouwing latend.
Mocht evenwel bij volgende uitspraken van de Raad,
voor het Rechtsherstel ‘blijken, dat niet in hun bezit
er-
kende kopers, evenals gedepossedeerden, op de koersen van 4 November 1947 aanspraak mogen maken, dan zal
men op 63 pCt uitkomen. 1-let ware gewenst, dat op dit. punt spoedig zekerheid wôrdt verkregen.
Indien nu blijkt, dat van de post 14a ad 1 28 mln nog
een belangrijk gedeelte zal komen te vervallen, dan wordt
het aanbod voor effectencrediteuren wel zeer weinig
attractief. Van hun ivordt immers – behalve overdracht
van hun rechtsherstelaanspraken aan de Staat – nog
verlangd, dat zij afzien van hun aanspraken op tijdens
de bezetting geïnde nnte en dividend. De ffectencredi-
teuren komen hierdoor zelfs in een onunstiger-positie
dan de geldcrediteuren.
Van de voorstelling van zaken, als zouden de effecten-
crediteuren 7 pCt boven het beschikbare ontvangen, omdat
hun rechtsherstelaanspraken worden afgekocht, blijft.
dan ook niet veel over: a. omdat, zoals reeds bleek, het
uitkeringsperceiitage vermoedelijk hoger zal liggen dan
63; b. omdat de aanspraken op rente en dividend –
waarvan bij aanvaarding van het aanbod moet worden
afgezien — de uitkering aan deze crediteuren verhogen
en c. omdat zij bij aanvaarding van’ het aanbod en bij
behandeling op gelijke voet met V,V.R.A.-crediteuren,
mogen verwachten, dat de Staat hun aandeel in de P.M.
vermelde activa overneeint voor ca 11 pCt.
Voor zover effectencrediteuren tevens geldcrediteur
zijn, ontvangen zij bij aanvaarding van het aanbod even-
eens 70 pCt van hun geldvordering. Een inconsequentie
van het aanbod is derhalve, dat deze crediteuren voor het
overdragen van hun rechtsherstelaanspraken t.a.v.
effecten
een hogere uitkering op hun geldvordering vei’krijgen, dan
waarop zij aanspraak konden maken krachtens de stand
van de boedel.
l3elichtten wij in het voorgaande reeds cle bestaande
onzekerheid ten aanzien van de post 14a, omtrent de
hoofdpost Saldi in Rekening Courant (hij V.V.R.A. en L.V.V.S. tezamen ongeveer 1 340 mln) moge de vraag
naar voren worden gebracht, wat geschieden zal met
saldi, waarvoor niemand zich meldt. Zullen zij buiten
beschouwing. blijven bij de liquidatie, zullen zij aan, de
Staat toevallen of zullen beheerders-vereffenaars, dan wel
een speciale instantie belast worden met de vaststelling
der rechthebbenden? In hetzelfde vlak ligt de vraag,
hoe gehandeld wordt tav. saldi, die aan niemand blijken
toe te behoten. –
Hier ligt nog een taak van enorme omvang. Uit het
V.V.R.A.-Bericht kan worden afgeleid, dat voor een
bedrag van f 100 mln zich nog geen crediteuren voor een
voorschot hadden gemeld. Bij L.V.V.S. weid aan 11.000
van de 70.000 rèkeninghouders een voorschot uitbetaald.
Ook al zullen vele rekeninghouders hun vordering nog in-
dienen, deze cijfers wijzen er wél ‘op, dat hij beide in-
stellingen nog een groot gedeelte der crediteuren onbekend
is, hetgeen gezien de tragische gebeurtenissen, te be-
grijpen: is. –
Over de baten en lasten gedurende de bezetting en
over de periode 1945/1950 ontbreekt in het Bericht aan
Crediteuren ieder gegeven. Pof. Koopmans becijfert
3),
dat de baten de kosten met rond f 36 mln moeten hebben
overtroffen. Odgetwijfeld zal een belangrijk déel der baten
nog gecrediteerd moeten worden op de -rekeningen der
Vgl.:
,De Balansen van V.V.R.A. en
L.V.V.S.”
door Prof.
Mr
J. G.
Koopmans in
,,E.-S.B.”
van
25
Januari
1950.
1 Maart 1
950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
167
individuele effecteiicrediteuren, waardoor – zoals reeds
in het voorgaande werd opgemerkt – hun positie, ten
opzichte van de geldcrediteuren gunstiger wordt. Ten-
einde deze crediteuren in de gèlegenheid te stellen, althans
collectief hun positie te bdoordlen, ware het – gezien
de grootte der bedragen, waarom het hier gaat – gewenst,
dat aan belanghebbenden op dit ptint nadere gegevens
worden verschaft. *
Tevens moge de aandacht worden gevestigd op de
toelichting van post 4 van de Vermogensopstelling L.V.
VS vaarin wordt gezegd, dat in Mei 1949 nomind.al.
f 46.5 mln staatsobligaties zijn verkocht Door deze
transactie ontgaat de boedel ongevder f i- mln aan rente
per jaar. Liquiditeitsoverwegingen kunnen niet hebben
gegolden, immers in Fehruari day, ontving L.V.Y.S.
30 mln ingevolge het aanbod van de V.V.R.A. Een moti-
vering van deze transactie ware zeker op zijn plaats.
Ten aanzien van het tempo van afwikkeling – ook al
vorden grote vereenvoudigingen mogelijk wanneer het
garantie-aanbod van de Staat op grote schaal wordt
aanvaard – zijn de verwachtingen niet hoog gespannen.
Prof. I(oopmans spreekt de verwachting uit, dat be-
heerders-vereffenaars ,,thans alles zullen doen, wat in
hun macht staat, om de afwikkeling zoveel mogelijk te
bespoedigen”
4).
Wij vragen ons af, of het nog wel verant-
woord is, om
01)
de ingëslagen weg voort te gaan. Blijkens
vroegere mededeling van beheerders beschikt men niet
over voldoende en voldoend geoefend personeel en is het
verloop gi’oot, hetgeen gezien de tijdelijkheid van hot
werk begrijpelijk is. ‘Daar komt nog bij, dat het personeel
niet is gebaat bij een spoedige algehele afwikkeling; het
heeft veeleer een tegengesteld belang. Met het oog op de
enorrne omvang van het nog te verrichten werk ware
voor de Overheid te overwegen, bij cle afwikkeling een
goed geoutilleerde
am
bt
e
lijk
e
d
of particuliere instantie
in te schakelen.
Veel critiek is uitgeoefend
op
de volgorde, waarin de
vorderingen in behandeling worden genomen. Flet Bericht
zegt to dien aanzien, dat de volgorde van binnenkomst
der aanvaardingen van het aanbod beslissend is. De
voorrang die aan oorspronkelijke rekeninghouders en
weduwen van deze gegeven wordt, zal wel algemeen ge-
apprecieerd worden, doch tegen de hoofdregel bestaat het
bezwaar, dat op de economisch zwakken dwan’g wordt
uitgeoefend op straffe van achteraan op de lijst te komen.
Een billijke en eenvoudige oplossing ligt voor de hand:
men dele ,de rekennghouders naar hun namen, dan wel
naar de nummers hunner rekeningen in groepen van bij’.
1.000 in en late het lot bepalen, welke de behandelings-
volgorde is. Objectiviteit is dan van den beginne af ge
waarborgd en een ernstig bedenken tegen het voorstel
behoort tot het verleden.
Scheveningen.
Drs E. KATAN.
‘) Vgl. E.-S.13.” van 1 Februari 1950.
DE ONTWIKKELING VAN DE GIRALE
GELDCIRCULATIE IN INDONESIË
IN HET JAAR 1949.
De gii’ale geldcirculatie
1
Voor het verkrijgen van een inzicht in de ontwikkeling
in Indonesië in 1949 van de girale geldcirculatie kan
worden volstaan met de in de navolgende tabel samen-gevatte cijfers betreffende de saldi in rekening-courant
bij De. Javasche Bank en die van de ,,Totale Omloop
Giraal geld”, zoals deze maandelijks wordt berekend
door De Javasche Bank op grond van haar door de andere
banken en credietinstellingen verstrekte gegevens. Bij
de_vaststelling van de totale omloop aan giraal geld zijn,
‘)
Een overzicht van de ontwikkeling van de chartale geldcircu-
latie in 19
1
19 werd, gegeven ii’ ,,E.-S.B.” van 15 Februari jI.
om dubbeltellingen t
,
6 voorkomen, de door de particuliere
banken hij De Javasche Bank aangehouden saldi in
rekening-courant in aftrek gerachl.
R.C.-saldi
Totale
0011001)
De Javasche giraal geld
Bank
(in mln guldens)
uit.
1947
…………………..
887
1.420
1948
………………….
884
1.365
?la:,rt
1949
…………….
714
1.450
;runi
1940
…………….
715
1.466
Sept.
1949
……………..
762
1.482
Dec.
1949
…………….
049
1.670 ‘)
‘) Voorlopig cijfer.
.
–
Wan neer wij vergelij ken de reken’ing-courantsaldi hij
De Javasche Bank’ per einde 1948 en per einde 1949,
dan valt een stijging te constateren met f 65 mln. Een
ontleding van dit cijfer aan de hand van maandelijks
opgemaakte cijfers betreffende de herkomst van de
rekening-courantsaldi leert, dat de saldi in rekening-
courant van de groep baflk- en credietinstellingen in 1949
met ca f 69 mln zijn teruggelopen en die van de groepen
bedrijfsleven en particulieren in totaal met ca f 65 mln,
terwijl daartegenover de saldi van de groep semi-officiële
instellingen een stijging vertonen met niet minder dan
f199
•
mln. De daling van de rekening-courantsaldi van de
particuliere banken dient te worden töegeschreven aan
het feit, dat deze instellingen in 1949 een niet onbelang-
rijke uitbreiding hebben gegeven aan haar schatkist-
.papier-portefeuilles – daai’naast echter is ook een be-
scheiden uitbreiding van het crediethedrijf van de banken
hierop ‘van enige invloed geweest.
liet tei’uglopen in 1949 van de saldi in rekening-courant
bij De Javasche Bank van de groepen bedrijfsleven en
particulieren mag niet in die zin worden geïnterpreteerd,
dat deze groepen in 1949 in totaliteit in liquiditeit zijn
achteruitgegaan. In aanmerking genomen, dat de totale
oniloop giraal geld in 1949 met f 305 mln is gestegen,
terwijl, wat betreft de rekening-courantsaldi bij De Java-
sche Bank, deze stijging slechts f 65 mln bedraagt, kan
worden geconcluaeerd, dat in het afgelopen jaar het
accres in liet giraal geld voornamelijk aan de particuliei’e
banken is ten goede gekomen. In aanmerking genomen,
‘dat deze instellingen haar vreemde middelen hoofd-
zakelijk ontlenen aan het bedrijfsleven en aan particu-
lieren, lijkt derhalve de veronderstelling gewettigd, dat de girale saldi van deze groepen als geheel genomen in
1949 zijn toegenomen; do ten aanzien van De Javasche
Bank geconstateerde daling zou dan aan toevallige tech-
nische omstândigheden moeten worden toegeschreven.
De ontwikkeling van de middelenpositie van het bedrijfs-
leven in 1949 is de resultante geweest van tegenstrijdig
werkende krachten. In bepaalde sectoren viel een be-
langrijk grotere middlenbehoefte te constateren, deels
als gevolg van tiitbreiding van eëonomische activiteit
‘en ,deels onder invloed van een vrijwel over de gehele linie
gestegen kostenpeil, waardoor bijv. per hectare suiker-
aanplant of per veld tabaksaanplant in 1949 veel grotere
ledragen moesten worden geïnvesteerd dan in’ voorgaande
jaren het geval was. Andere sectoren van het bedrijfs-
leven, welke zich in 1949 niet voor nieuwe investeringen
tot belangrijke. bedragen zagen gesteld en welke reeds
over”de vaak iuoeilijke en kostbare aanloopperiode naar
een volledige hedrijfsbezetting heen waren, zagen daaren-
tegen in 1949 op grond van vaak hoge winstmarges hun
liquidi teitspositie belangrijk verbeteren. Voor zover deze
winsten werden gemaakt door maatschappijen, werkende
met uit het buitenland aangetrokken vermogen, is een
gedeelte van deze w’insten als vergoeding ,voor het ter
beschikking gestelde kapitaal naar het buitenland afge-
vloeid.’ liet is nuttig hierbij’aan te tekenen, dat’het De-
viezeninstituut voor Indonesië, teneinde de transfer ‘te
voorkomen vah winsten, welke een duidelijk infiationair
karakter droegen – mede ook omdat hiervodr binnen
,
168
de door Nederland beschikbaar gestelde_credieten zeker
geen ruimte was -, in 1949 bij de beoordeling van appli-
caties voor wiristtransfer zeer straffe normei’i heeft aan-
gelegd, een politiek, welke ook al omdat zij vaak door
omstandigheden opportunis tisch moest worden gevoerd,
door belanghebbenden niet altijd is begrepen, laat staan
gewaardeerd, doch welke als geheel genomen als onver-
mijdelijk moest worden aangemerkt. ‘liet totaal van de
transfers uit hoofde van winsten kan voor 1949, wat
Nederland betreft, op ca f 70 mln worden aangenomen;
daarnaast hebben krachtens dezelfde grondbeginselen
eveneens winsttransfers plaatsgevonden naar de Ver-
enigde Staten, Engeland, India, enz. Deze winsttransfers,
evenals de zgn. afschrijvingstransfers, hebben uiteraard
verkrappend gewerkt op de girale geidpositie. Ook in de
particuliere sector zijn niet onbelangrijke bedragen aan
girale gelden benut voor de dooiy het D.I.V.I. geboden,
op zichzelf een bescheiden karakter dragende, transfer-
mogelijkheden. Het in 1949 voor het eerst in werking
getreden instituut van spaarremjses dient in dit verband
te worden genoemd.
Kon in 1948 bij de Overheid een sterke tendentie worden
geconstateerd tot een concentratie van overheidsgelden
in die zin, dat semi-officiële instellingen, welke uit-hoofde
van haar taakvervulling. zelfstandig rekeningen bij De
Javasche Bank dienden aan te houden, in verschillende
gevallen opdracht kregen, s.ldi hoven zekere limites op
de Gouverneinentsrekening over te storten; in 1949 valt
ten deze een omgèkeerdè tendentie waar te nemen, welke
zich met name in de laatste maanden van het jaar in zeer
sterke., mate -heeft geaccentueerd. Welke overwegingen
hierbij . hebben gegolden, is niet met zekerheid bekend.
Een hiervan is mogelijk, deze, dat men, teneinde hij de
souvereiniteitsoverdracht de financiële verhoudingen bin-
nen het overheidsapparaat zo overzichtlijk mogelijk te
maken, een aantal rekening-courantverhoudingen tussen
semi-fficiële instellingen en de centrale Overheid tijdelijk
buiten werking heeft gesteld. Deze accumulatie van mid-
delen ten name van semi-officiële instellingen heeft he:
halve tot de reeds geconstateerde scherpe stijging van
de rekening-courantsaldi hij De Javasche Bank tevens
in belangrijke mate bijgedragen tot de abnormale stijging
van het dehetsaldo van de Overheid hij De Javasche
Bank in de laatste, maanden van 1949.
De ,,Totale Omloop Giraal geld” vertoon t een stijging van
f1.365 mln tot f 1.670 mln of met î 305 mln, een ont-
wikkeling, welke scherp afsteekt bij die in 1948, toen in
de girale sfeer zelfs een kleine teruggang in de circulatie
viel waar te nenien.
;?’
•1
afgelopen jaar zijn genomen om het iiflationistisch getij
4e keren of althans geleidelijk in te dammen, moet worden
geconstateerd, dat de tegenwerkende kiachtén dusdanig
de oveftand hebben gehouden, dat over het geheel ge-
homen in 1949 het inflationismê in Indonesië, zij liet ook, dat
men nog steeds van een ,,béheerste” inflatie kan spreken,
nog verder is opgedrongen en in toenemende ‘mate zijn
stempel heeft gedrukt op het gehele economisch leven.
Over de oorzaken hiervan kunnen wij kort zijn; zij kunnen
algemeen bekend worden geacht: in een land waar em-
stige, met staatkundige hervormingen
–
samenhangende,
politieke
–
verw en
ikkiing enerzijds voor liet economisch
leven een beletsel vormen om zich normaal te ontplooien,
met als consequentie een ver beneden het mogelijke blijven
vande nationale voortbrenging en vn’de export, en ander-
zijds de Overheid noodzaken tot zeer belangrijke extra
uitgaven, met name 01) het terrein van de handhaving
van orde en veiligheid, vindt het infiationisme onvermijde-
lijk,. een vruchtbare voedingsbodem. Ook op de verschij-‘
ningsvormen vah dit inf1ationisrne behoeft niet uitvoerig
te worden ingegaan; een ieder
;
die zich in het afgelopen
jaar op de hoogte is blijven stellen van htgeen zich in
Indonesië op financieel en economisch gebied heeft af
–
gespeeld, moet onder de indruk zijn gekomen van de
ernstige moeilijkheden, waarmede zowel Overheid als
bedrijfsleven te kampen hadden als’gevolg van een ernstige
d ispariteit tussen geldhoeveelheid en , goederenvoorraden
– een w’anverhouding, welke nog is geaccentueerd door-
dat de speculatie belangrijke hôeeelheden ter beschik-
king gekomen importgoederen aan de-consumptie onttrok
-. een steeds stijgend prijzen- en lonenniveau, een toe-
nemend écart tussen de interne en de externe waarde van
de nationale valuta, hetwelk noopte tot allerlei kunst-
grepen om de voortbrenging van exportproducten op peil
te houden, enz.
In ,,E.S.B.” van 26 Januari 1949
2)
werd in de laatste
alinea de hoop uitgesproken, dat het binnenkort mogelijk zou zijn nader in te gaan op de vraag, op welke wijze liet
Gouvernement van Indonesië in 1948 zijn aanzienlijk
begrotingstekort had gefinatcierd, teneinde daardoor in
staat te zijn de nauwe samenhang tussen de deficit-finan-
ciering ian de Overheid en de interne ,monötaire situatie
scherper te kunnen belichten. Eerst zeer onlangs zijn
hierover meer gedetailleerde, doch ook thans nog geenszins
volledige, gegevens beschikbaar gekomen. Uit een publi-
catie van liet Departement van Financiën te Batavia over de Begroting van Indonesië voor liet dienstjaar
1948 blijkt, dat dè Begroting 1948 volgens haar laatste
opstelling een totaal aan inkonisten en uitgaven aanwijst
van resp. f 2.002 mln en f 3.574 mln, gevencie derhalve
een tekort van f 1.572 mln. Volgeng de toenmalige Direc-
teui’ van Financiën zou echter in het uitgavencijfer zeker
nog f 200 mln ,,1uclh’ aanwezig zijn, zodat liet werkelijke
tekort niet zou ijn uitgegaan boven een bedrag van
f 1,37 mrd, terwijl dit getaxëerde tekort tot een bedrag
van
1
198 mln zou zijn veroorzaakt door opneming in de
Begroting van voor verrekening met Nedérland in aan-
merking komende bedragen, zodat slechts een bedrag
van rond “f 1,15 mrd zou moeten worden gefinancierd.
Hiervan- zou, volgens de cijfers van de Secretaris van
Staat van Fifanciën, f 531 mln, zijn gefinancierd in
dc’ binnenlandse sfeer met als componenten de
uitgifte van muntpapier, pas- én tekenmunt tot een
totaal ‘an f46 mln, een voortgezétte credietverlening door
De Javasche Bank tot een bedrag van 1 322 mln en de
uitgifte van schatk.istpapier tot een totaal van 1 16:3 mln,
terwijl in ,de buitenlandse sfeei door liet aangaan van
nieuive verplichtingen in totaal f 517 mln zou zijn gedekt.
Voor zover de buitenlandse schuidvermeerdering betrek-
king heef t op een hogei debetsaldo op de zgn.- Thesaurie-
‘)’
,,D’
on1\’i
‘
kke1ing van de geldcircu]atie
in
IndonoEie in de
jaren
1947
en
I948″, blz. 68 cv.
De totale geldcirculatie.
Wanneer wij thans de cijfers betreffende de circulatie
van chartaal geld en giraal geld samenvatten, dn blijkt
het totaal hiervan per einde 1949 f 3.685 mln te bedragenç
tegen f 3.063 mln per einde 1948, hetgeen derhalve neer-
komt op een stijging met f.622 mln of 20,3 pCt. Een
overeenkomstige vergelijking van de cijfers. van einde
1948 met die van einde 1947 werkt uit op een stijging
van ,slechts f 103 mln, of ca 6 pCt. Belangrijk is te weten,
hoe dit op het eerste gezicht een zeer ongunstige indruk
• makende verschil in ontwikkeling dient te worden ge-
interpreteei’d, waarbij zich uiteraard véér alles de Vraag
opdringt, of hieruit moet worden geconcludeerd, dat de
inflatoire teddenties, welke’ in Indonesië ook in vo’or-
gaande jaren reeds vielen te constateren, in 1949 zelfs nog
in sterkere mate zijn opgetreden en of dërhalve moet
worden .geconcludeerd,dat alle pogingen, om te geraken
• tot een geleidelijk herstel van het monetaire evenwicht,
in het afgelopen jaar hebben gefaald.
Zonder dharmede afbreuk te doen aan de grote waarde
van de verschillende maatregelen.zowel op fiscaal gebied
en op dat.van de beperking van overheidsuitgaven als
dp liet terrein van de goederenvoorziening, welke in het
ECONOMISCH-S±ATISTISCHE BERICHTEN
1 M.art 1950
–
4
,
Tr”% ‘J
–
!
–
‘
5
-r’
‘r —
5
Y’-”
‘
‘
1
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
,
169
rekening kan inderdaad, worden gesteld, dat overheids-
uitgaven rechtstreeks met buitenlandse credieten zijn
betaald; voor zover daarentegen 01) andere ,,credit-lines”
– F-rekening, 1-IGrekening en Mashall-hulp— is ge-
trokken, bestaat deze band slechts indirect; in deze
gevallen heeft de Ovei’heid langs de weg van verkoop
aan het bedrijfsiëven enz. van uit buitenlandse crediet-
verlening beschikbaar gekomen deviezen zich de iniddelon
verschaft
0fl)
interne budgettekorten te dekken.
Volgens de meett recente gegevens kati terzak6 van
:Begi’o ting 1949 de. ‘navolgende cijferopsteil Ing wordèn
gemaakt:
Uitgaven
Ontvangsten
Tekort
1049 (1948) 1949 (1948)
1
1949 (1948)
(in mln guldens)
Gewone Diefist
2.245 (1.871) 1.446 (1.031)
799 ( 840)
Buitengewone Dienst
386 ( 167)
194 (
/
i
O)
192 ( 127)
Extra-Buitenge- wone Dienst
1.276 (1.536)
963 ( 931)
313 ( 605)
3.007 , (3.574) 2.602 (2.002) 1.305 (1.572)
De Begroting 1949 wijst in totaal een tekort aan van
rond f1,3 mrd, hetgeen betekent, dat, vergeleken met cle
in het voorgaande genoemde herziene cijfers 1943, de
budgetsituatie zëlfs nog iets ongunstiger is geworden.
Aanvankelijk dreigde het tekort nog aanzienlijk hoger
te worden; ‘door een omstreks mediô 1949 in meerdere
sectoren van de overheidshuishouding ingezette drastische
bezuinigingscampagne, alsook door verhoging van ver-
schillende indirecte belastingen, kon dit evenwel worden
voorkomen. Aan de inkomstenzijcle valt een stijging van
de ontvangsten met ca f 600 mln waar te nemen, w’aartoe
zowel de groepen Directe en Indirecte T3elastingen, enei’-
zijds door een beter functionneren van het fiscale apparaat
en anderzijds dooi’ tariefsverhogingen, alsook de groepen
Overheidsbedrij ven en Diverse Middelen hebben bijge-
dragen. Onder de Diverse Middqlen komen enkele belang-
rijke éénmalige ontvangsten voor ‘als devaluatiewinst
van De Javasche Bank ad f203 mln en liquidatie van
van de Amerikaanse Regering overgenomen legerdumps
ad f 103 mln, waardoor derhalve, hët totale beeld niet
onbelangrijk is gefla,tterd. Behalve de inkomsten zijn
ook de uitgaven scherp gestegen en wel tot het angst-
wekkend hoge niveau van f 3,907 mln, ten dele oficler
invloed van de zeer hoge bédragen, \vlke de Regering van
Indonesië ook in 1949 veer heeft moeten uitleggen voor
het handhaven van de orde en rust, ten dele als gevolg
vande voortgez’ette stijging van het lonen- en kostenpcil.
Volgens ter beschikking staande voorlopige gegevens
kan ,wordcn aangenomen, dat het begrotingstekort 1949
ad
fl.305
mln tot’een bedrag van rond f750 mln in de
binnenlandse sfeer is gefinancierd en tot een bedrag Van
rond f 550 mln in de buitenlandse sfeer. ‘Eerstgenoemd
bedrag valt naar tioofdcomponenten uiteen in:
credietverlening door D ,Tavasche Bank …………
t 340
mln
uitgifte eigen I)etaalmiddelefl door de Overheid ……..
136
uitgifte sehatk
–
istpapier
………………………..
161
cIiversn (o.a. liquidat.ievoorraden)
…………….
93
De toeneming van de
1
netto-buitenlcndse schuld met
ca f 550 mln ligt voornamelijk in de Nederlandse sfeer.
Ondekstaand overzicht, waarin naast elkaar zijn gesteld
de credit- ,c.q. dBhetsJdi van de verschillende accoord-
rekeningen tussen Indonesië en Nederland per einde 1948
,
en einde 1949 geeft hiervan een duidelijk beeld,
stan
cl
stand
ach
tent ii gang
eind
1948
eind
1040
positie
-‘
(in mln guldens)
Thesaurie-rekefling.
D
759
1) 927
169
F-t’ekening ……..
D 458,1
D
703,4
245,3
C-rekening ……..
(3
68,6
T)
9,5
78,1
HG-rekening
T) 22,5 ‘
1)
80 ‘
57,5
Voor de ontwikkeling ôp monetair gebied, is het wel
vat1 zeer groot belang geweest, dat in ‘de afgelopen jaren
de Regering van Indonesië een belangrijk gedeelte van
haar begrotingstekorten via in het buitenland en w’el met
name in Nederland’ opgenomen credieten ‘heeft kunnen
dekken. Zoals reeds eei’der gesteld, geldt dit speciaal
voor zover de ‘uit deze credietverlening beschikbaar
gekomen daviezen aan bedi’ijfsleven en aan particulieren
in Indonesië zijn doôrverkocht. Tot het bedrag van de
tegehwaarde van deze dooi’verkochte deviezen zijn midde-
len aan de chartale en cle giral6 circulatie onttrokken
en via het Deviezenfonds van Indonesië toegeoei’d aan
de Overheid, welke dientengevolge tot een overeenkomstig
geringer bedrag
01)
de crediethulp van De Javasche Bank
heeft behoeven tei’ug te vallen. Dat zonder deze credieten ook uit be’talingsbalansoogpunt in de afgelopen jaren zich
zeer ernstige complicaties zouden hebben voorgedaan,
‘spreekt vanzelf; dit is echtei’ een onderwerp, hetwelk
buiten het kader van dit artikel valt.
Vorenstaand beeld zou niet compleet zijn, indien niet
met een enkel woord w’erd gerefereerd aan de in 1948 aan
Indonesië toegekende Marshall-hulp, welke goeddeels
in’ 1949 tot uitkering is gekomen. Behalve ui’t een oogpunt
van een hierdooi’ bereikte versnelling van de economische
.rehabililatie van het land, is de Marshell-hulp ook in
monetair opzicht van zeer grote betekenis geweest. Zij
heeft geleid tot een belangrijke verbetering in de geld-
goederen-vei’houding in Indoncsië, wbarvan de betekenis
het beste Ican worden afgemeten aan de stand per einde
December 1949 van de zgn. local currency-rekeningen
in de door De Ja.vasche Bank ‘gevoerde administratie
van het Deviezenfonds van Indonesië. Pci’ 28 December
1949 beliep in de boeken van het Deviezenfonds:
cle rekening ,,De Nederlandsche Bank inzake spe-
ciale i’ekening Staat der Necierlanden ……….
t ‘165.420.854,69
cle„tussenrekcning”, waarop de tegenwaarde van
de ontvangen directe
hulp
voorlopig
wordt
gestort in afwachting van instructies van de
E.C.A. tot storting op dc speciale rekening..,,
7.884.41 5,44
de rekening ,,Indonesill inzake E.c.A.-loans”,
waarop cle tegenwaarde wordt gestort van de in
de vorm van leningen verstrekte
hulp
….,,
39.792.750,-
Onder het eerste bedrag is niet ‘begrepen de 5 pCt van
de tegenwaarde der ontvangen schenkingen, welke ter
)eschikking moeten worden gesteld van de Regering van
de Vérenigde Staten en waarvoor desgevraagd ,,otrategic
materials” dienes te worden geleverd. Wat Indonesië
betref t hebben de Verenigde Staten van dit recht een ruim
gebruik gemaakt – een belangrijk kwantum palmolie
is in de 1oop van 1949 tén laste,der 5 pCt-rekening geleverd,
terwijl voorts aan het einde van 1949 een belangrijk
bauxietcontract werd ten uitvoer golegd – met als ge-
volg, dat de zgn. 5 pCt ,,ëounterpai’t deposit account”
per einde 1949 slechts een saldo aanwees van rond
f 595.000.
Een prognose wat liet jaai 1950 betreft laat zich nog
niet maken. Ook in dit jaar zal, naar het zich laat aanzien,
de contrale Overheid de sleutelpositie innemen wat be-
treft de ontwikkelingen op monetair gebied, met dien
vei’stande, dat ook in 1950 dc omvang van het begro-
tingsdeficit in belangrijke mate bepalend zal zijn in hoe-
verre de inflatoire tendenties van de laatste jaren nog
verder zullen doorw’erken. In een in de loop van 1949
opgesteld ,vierj arenplan betreffende de overheidsfinanciën
in indonesië, w’aai’bij was uitgegaan van de stelling,
dat in 1952 een sluitedd budget zou moeten zijn bereikt,
wordt voor het jaar 1950 op een tekort gei’ekend van
850 mln. Dat dit cijfer een onhei’eikhaar ideaal is, mag
welhaast, als zeker worden aangenomen; voo!’ het overige
kan slechts de hoop worden uitgesproken, dat het voor de
R.I.S.-regering mogelijk zal zijn ten aanzien van haar
uitgavenpolitiek zich zodanige beperkingen oli te leggen,
dat de verhoudingen op monetair gebied niet al te zeer
zullen w’orden verstoord,
Amsterdam.
H. J, MANSCHOT.
7
7
7
170
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Maart 1950
60 JAAR ARBEIDSINSPECTIE.
Vandaag is het 60 jaar geleden, dat de Arbeidsinspectie
werd ingesteld.
liet is echter reeds langer dan 60 jaar geleden, dat de
eerste naatregel op sociaal gebied in Nederlard werd ge-
nomen. De eerste inbreuk op het stelsel van ,,laiser faire,
laisser aller” had nl. plaats in 1874, toen op initiatief van
het Kamerlid Mr.S. van Houten het zgn .,, Kinderwetje”
tot stand werd gebracht. Ingrijpend was dit wetje geens-
zins, want het behelsde slechts de bepaling, dat arbeid van,
kinderen beneden 12 jaar verboden werd, behalve voor
huiselijke en persoonlijke diensten en voor veldarbeid. De
eerste stap w’as echter gezet.
Als resultaat van de parlementaire enquête van 1886
werd de wenselijkheid uitgesproken van een verdergaande
bescherming hij de arbeid. De Arbeidswet 1889 bracht de
verwezenlijking van die wensen; voor vrouwen en kinderen
werd een maximum arbeidsdag van 11 uur vastgesteld ef
werd een verbod van nacht- en Zondagsarbeid opgenomen.
Een belangrijke bepaling was voorts,-dat een Arbeidsin-
spectie werd ingesteld, welke op 1 Maart 1890, 60 jaar ge-
leden, haar werkzaamheden begon.
Nadat in 1911 de Arbeidswet o enkele punten was gewij-
zigd, o.a. werd toen voor vrouwen en kinderen eenS maxi-
mum arbeidsdag van 10 uur vastgesteld,onderging ten ge-
volge van de eerste wer ldoorlog de arbidswetge ig hier
te lande, evenals lders het geval was, eer grote uitbreiding,
hetgeen e toe leidde, dat ook de Arbeid wot op de helling
kwam en in 1919 ii g ijpend werd gewijzigd.
\Vas het hoofdmotief van de wetten van 1874, 1889 en
1911 geweest een mededogen met het lot van kinderen en
vrouwen bij de arbeid en een pogen om de misstanden bij
deze arbeid in te perken, de Arbeidswet 1919 had een geheel
ander kaiakter; deze wet legde feitelijk het principe vast,
dat bij de productie de factor arbeid niet langer in alle
opzichten aan de wet van vraag en aanbod zou zijn onder-
worpen; de vraag, hoe lang de arbeider per dag of per week
zijn arbeid zou moetcn leveren, werd aan de werking van deze edonomische ,’,wet” onttroklan en g&eracht naar de
sfeer ener andere wetgeving, nl. die, welke iagevolge artikel
112 der Grond Net w’ordt uitgeoefend door Koning en
Staten-Generaal gezamenlijk.
De Arbeidsvt 1919, in 1922 gewijzigd en in werking ge-
bracht voo’r vrijwel alle soorten van arbeid, met uitzonde-
ring van bepaalde soort en van rbeid buiten fabrieken en
werkplaatsen, verbicdt de arbeid van kinderen beneden de
14 jaar, stelt in het algemeen de werktijd van de arbeiders,
zowel mannen , vrouwen als jeugdige personen (van 14 tot
18 jaar) vast op maximaal 81 uur per dag en 48 uur per
week , schrijft voor, dat deze werktijd op Maandag’t/m
Vrijdag moet vallen tussen 7 en 18 uur (verbod nachtarbeid)
en op Zaterdag tussen 7.en 13 uur (vrije Zaterdagmiddag)
en verbiedt het verrichten van arbeid op Zondag. Voorts
regelt de Arbeidwet het geven van rusttijden.
In verschillende besluiten (o.a. het Werktijdenbesluit
voor fabrieken of w’erkplaatsen) worden deze algemene
voorschriften nader uitgewerkt en worden de uitzonderin-
gen op deze voorschriften vastgelegd.
Ten aanzien van de arbeid van vrouwen en jeugdige
personen slaat de Arbeidswet nog een andere weg in.
Bijzondere voorschriften bevat de wet ni. m.b.t. het tegen-
gaan van gevaar voor de gezondheid, de zedelijkheid of
het leven van dezecategorieën van arbeiders; deze algemeen
gehouden bepalingen hebben uitwerking gevonden in het
Arbeidsbesluit.
Aan de Arbeidsinspectie is opgedragen het toezicht op
en de uitvoering van de bepalingen van de Arheidswet en
de daarop steunende besluiten.
De Arbeidsinspectie heeft echter ook ander taken; de voornaamste daarvan is het toezicht op en de uitvoering
van de bepalingen der Veiligheidsw’et en de daarop steu-
nende besluiten.
Evenals de Arbeidswet 1889 wortelt de Veiligheidswet,
tot stand gebracht in 1895 en eveneens vrucht van de par-
lementaire enquête van 1886, in het groeiende besef, dat de Staat niet alleen geroepen is zijn beschermende hand
over de ,,personae miserahiles” uit te strekken, doch ook
een positieve taak had te vervullen ten aanzien van de
voorwaarden, waaronder arbeid wordt verricht.
De Veiligheidswet 1895, grondig, doch niet principieel
gewijzigd in 1934, geeft voorschriften, waaraan de ruimten,
waarin arbeid wordt verricht, moeten voldoen en stelt
daarnaastde voorschriften vast, waaraan moet zijn ‘vol-
daan, wanneer arbeid in deze ruimten wordt verricht. Deze
yoorschriften hebben betrekking o.a. op de grootte der
werklokalen i.v.m. de daarin werkzame personen, de dag-
verlichting, het voorkomen en beperken van brand en van
ongevallen bij brand, kleedkamers, klederbergplaatsen,
schaftgelegenheden, privaten, het verkrijgen van voldoende
en doelmatige verlichting door kunstlicht, zindelijkheid,
luchtverversing, stofafzuiging, het voorkomen van onge-
vallen ed. Genoemde voorschriften worden zeer uitgebreid
uitgewerkt in enkele besluiten, waarvan het voornaamste
is het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen.
Van de economische zijde bezien, oefent de Veiligheids-
wet bij het productieproceseèn zekere invloed uit op.de
productiefactor kapitaal, in de zin van kapitaalgoederen.
Kapitaalgoederen, ni. fabrieken en machines, kunnen niet
worden ingericht, resp. aangewend, dan wanneer aan be-
paalde, in het algemeen offers medebrengende voorschriften
omtrent inrichting, resp. beveiliging i voldaan. Hiertegen-
over kan staan een groter rendement doorbetere bedrijfs-
voering.
De naleving van de voorschriften omtrent de inrichting
van werkruimten, zoals deze in de Veilighaldswet en .de
daarop steunende besluiten zijn opgenomen, vindt onder-steuning in de bepalingen der l-linderwet 1875. Deze wet
bepaalt, dat het verboden is, inrichtingen, welke gevaar,
schade of hinder kunnen veroorzaken, op te richten zonder
vergunning, welke door het gemeentebestuur wordt gege-
ven. Enkele artikelen der wet hebben de strekking, te voor-
komen dat fabrieken en werkplaatsen in w’erking worden
gebracht, indien de.inrichting daarvan niet in overeenstem-
ming is met de eisen, die de Veiligheidswet te dien aanzien
stelt. Alvorens een 1-linderwetsvergunning vanwege het ge-
meentebestuur wordt verstrekt, wordt door de Arbeidsin-
spectie nagegaan, of aan de voorschriften der Veiligheidset
is voldaan. –
De twee hoofdpijlers, waarop het’ werk van de Arbeids-
inspectie steunt, zijn de hier genoemde Arbeidswet en Vei-
ligheidswet. In verband met de plaatsruimte worden hier verder onbesproken gelaten andere wetten, op de uitvoe
ring waarvan de Arbeidsinspectie eveneens het toezicht
uitoefent, zoals de Steenhouwerswet, de Caissonwet, e.d.
Op 1 Maart 1890 begonnen de eerste drie inspecteurs van
de arbeid hun werkzaamheden. In de loop der jaren is uit
dit kleine groepje van drie inspecterende ambtenaren een
apparaat’ gegroeid, dat, fschodn het aantal medewerkers
veelal verre blijft beneden dat van in veel later jaren ont-
stane diensten op verschillend gebied, steunend op een
ervaring van jaren en voerend eenzekere traditie, gebleken
is volkomen voor zijn taak berekend te zijn en het vertrou-
wen van werkgevers en werknemers beide ten volle te ge-
nieten.
De dienst der Arbeidsinspectie staat sinds 1909 onder
leiding van de Directeur-Generaal van de Arbeid, die wordt
bijgestaan door deskundigen op medisch, scheikundig, elec-
trotechniseh, werktuigkundig, landbouwkundig, juridisch
en sociaal-economisch gebied, benevens door een admini-
stratieve staf.
1-let land is verdeeld in tien districten; in elk is een
districtsbureau van de Arbeidsinspectie gevestigd, aan het
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
171
hoofd waarvan een Districtshoofd staat, bijgestaan door
inspecterende en administratieve ambtenaren.
De taak van de Arbeidsinspectie heeft een sociale, een
technische en een economische iijde.
Wat de sociale en de technische zijde betreft kan worden
aangenomen, dat deze kant van het werk cler,Arbeids-
inspectie in voldoende mate in het verleden is belicht,
hetgeen wellicht niet kan worden gezegd van de economi-
sche zijde van het werk. –
Zoals reeds werd betoogd, hebben de beginselen en de
bepalingen, neergelegd in de Arbeïdswet en in de Veilig-
heidswet, ingegrepen in het economisch leven van ons
volk. Galteld zou kunnen worden, dat, wanneer men deze
terminologie zou willen bezigen, genoemde wetten in sta-
tische zin van invloed zijn.geweest op de economie hier te
lande, terwijl de Arbeidsinspectie in dynamische zin deze
invloed heeft uitgeoefend. Genoemde wetten toch geven uitgebreide bevoegdheden
hij de toepassing aan de Districtshoofden der Arbeicis-
inspectie. Krachtens de Arbeidswet zijn de Districtshoof-
den bevoegd afwijkingen toe te staan van de werktijdbe-
palingen, terw’ijl de Veiligheidswet de Districtshoofden de
bevoegdheid toekent nadere voorschriften ter uitvoering
van deze w’et te geven.
Hiermede is een grote mate van vi’ijheid van handelen
aan de Arbeidsinspectie gegeven, waardoor deze dienst
in staat is invloed uit te oefenen op de gang van zaken in een bepaalde onderneming of groep van ondernemingen.
Dat de Arbeidsinspectie zich hierbij heeft laten leiden
door een gezond inzicht; ook op economisch gebied, moge
uit haar verkzaamheden in het verleden blijken.
Deze dienst heeft bijv., zij het op zeer bescheiden wijze,
kunnen bijdragen tot het verzachten van de gevolgen der
conjunctuur; door in het algemeen matiging te betrachten
bij het verlenen van overwerkvergunningen in de crisis-
jaren, werd bereikt, dat nit meer arbeiders dan’ strikt
noodzakelijk was, buiten het productieproces werdene-
plaatst, terwijl anderzijds, wanneer sprake was van afzet
op buitenlandse markten in concurrentie met buitenlandse
producenten, het wapen der overwerkvergunningen naar
de andere zijde werd gehanteerd, teneinde de Nederlandse
producent in zijn zware strijd steun te verlenen.
De ipvloed, die van de beginselen der Arbeidswet en
Veiligheidswet en van de toepassing hiei’van door de
Arbeidsinspectie is uitgegaan, heeft nog een ander, een
bedrijfseconomisch aspect.
De beperking van de arbeidsduur en de verplichte voor-
zieningen bij het gebruik vaii werkruimten en machines
hebben geleid tot verbetering van de organisatie der onder-
neming. De arbeidsduur werd verkort, doch in vele geval-
len bleek deze werktijdverkorting op de duur geen nadelige
invloed uit te oefenen op de totale productie, integendeel,
na enige tijd bleek de productie zelfs te stijgen. De arbeids-
productiviteit was nl. toegenomen, ten eerste door een
grotere productiecapaciteit van de werknemer, die zowel
lichamelijk als geestelijk beter in staat was dq vereiste
prëstatie te leveren, ten tweede door een betere inrichting
van de fabrieken en een betere beveiliging der machines,
die de werknemer in staat stelde onder aangenamer, veiliger
en hygiënischer omstandigheden dan voorheen zijn arbeid
te verrichten en het aantal ongevallen en daardoor het
absenteïsme sterk deed verminderen, en ten derde, en zeker
niet in het minst, door de rationalisering van de productie,
die onder de gewijzigde omstandigheden noodzakelijk bleek
en in versneld tempo ten uitvoer werd gelegd.
Ook op economisch-statistisch gebied heeft de Arbeids-
inspectie veel en nuttig werk mogen verrichten.
In dit verband zij verwezen naar de zgn. nijverheids
statistiek Struve-Bekaar, gepubliceerd in de eerste jaar-
gang, van de verslagen der inspecteurs van de arbeid
(1890), een der eerste proeven van de mogelijkheid, die dE
Arbeidsinspectie op dit gebied kon bieden.
Tegenwoordig is het aanbieden van economische nota’s
door de Rgering âan het Parlement gebruikelijk. In 1914
was zulks nog niet het geval, doch in dat jaar oordeelde
de Regering het noodzakelijk, dat beide Kamers der Sta-
ten-Generaal voortdurend op de hoogte werden gehouden
van de steeds wisselende economische toestand in ons land.
De Arbeidsinspectie leverde op zeer korte termijn de bouw-
stoffen voor de eerste economische nota, waarvan er in
die tijd in totaal negen in de parlementai’e stukken zijn
verschenen.
Eind 1931 oordeelde de Regering het nodig, op korte
termijn een onderzoek in te stellen naar de invloed van het crisisverschijnsel op het bedrijfsleven hier te lande.
De Arbeidsinspectie werd met dit onderzoek belast en nog
voordat het jaar 1931 verstreken was, werd de Regering
in het bezit van alle nodige gegevens gesteld. Dc resultaten
van dit onderzoek werden gepubliceerd in een boekwerkje
onder de titel ,,De crisisinvloed op het bedrijfsleven”.
Ook in de tegenwoordige tijd verricht de Arbeidsinspec-
tie haar werkzaamheden op economisch-statistisch gebied.
Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de ploegen-
arbeid in de industrie en de mogelijkheden om hieraan uit-
breiding te geven. De ,,industrialisatie-nota’ van Minister v. d. Brink spreekt over de mogelijkheid en wnselijkheid
om ongeveer 60.000 w’erknemers in de eerstvolgende jaren
in het bedrijfsleven te plaatsen door de invoering resp.
uitbreiding van het ,meerploegenstelsel. De resulta,ten van
het onderzoek kunnen de indices bevatten, nodig om deze
mogelijkheid van plaatsing aan de werkelijkheid te toetsen.
Met de vermelding van genoemde werkzaamheden op
economisch-statistisch terrein moge worden voLtaan.
Hieruit blijkt, dat de Arbeidsinspectie over de potentiële
mogelijkheden besôhikt, op dit gebied de nodige gegevens
te verzamelen en te verwerken. –
In de loop der jaren is de Arbeidsinspectie dikwerf met
neventaken belast geworden. Ook thans is dit het geval; in
het kader van de huidige loon- en prijspolitiek van de
Regering verricht de Arbeidsinspectie een belangrijke taak:
zij treèdt op ls adviseur van het College van Rijksbemid-
delaars op loontechnisch gebied.
Op deze wijze wordt het gebied van de loontechniek in
de ruimste zin des woords en tevens het terrein van de
efficiency in de bedrijven betreden. Flierdoor is de Arbeids-
inspectie in staat, met gebruikmaking van ,alle paar ten dienste staande ervaring, verkregen in de loop -van een
groot aantal jaien, haar steentje bij te dragen in de zware
strijd, die thans gestreden wordt en nog te strijden zal zijn
voor de economische vooruitgang vak ons land.
Rijswijk (Z.-}{.). ‘
A. J. VAN I3AVEL.
INGEZONDEN STUK.
DE C MILLIARI).
Drs G. J. H. deGraaff te Amsterdam schrijft ons:
Met grote belangstelling nam ik kennis van het artikel,
dat van de hand van Drs P. G. Ridder is opgenomen in
het nummer van 8 Februari i. van uw blad onder het
veelzeggefide opschrift: ,,De 2 millial-d”. Veelzeggend,
omdat de argeloze lezer van dit artikel een analyse ver-
wacht van de harde consequenties, welke de schrapping
van deïe, zelfs onder de huidige verhoudingen nog tot de
verbeelding sprekende, vordering van Nederla’d op de
R.I.S. ôp het economisch leven van Nederland moet heb-
ben. Niets is echter minder waar dan dat, want reeds
\
spoedig na de probleemstelling ,,Betekent de ter R.T.C.
getroffen schuldenregeling inderdaad een reële verarming
van het Nederlandse volk van een zo grote omvang (voor
ons volk een vraag en indien zij inderdaad bevestigend
-zou moeten worden beantvoord, naast een voor velen
zeer zwaar idcëbl offer, tevens een wel zeer zwaar mate-
rr-‘, -‘
i
—
‘
–
‘»
172
ECONOMISCH-STATISTISHE BERICHTEN
1 Maart 1950
riëel offer)”, komt de heer Ridder hij de formulering van
zijn eerste conclusie tot ds uitspraak: ,,Van een rële
verarming van de Nederlandse vo]kshuishouding in de zin
van Seen definitief goederenverlies – welk verlies ds te
zwaarder zou hebben gewogen, daar het plaats zou hebben
gevonden in een-periode van acute goedcrenschaarste voor
Nederland – is dan oök geen sprake”! Ter motivering
van deze ijskoude stelling voert de schrijver aan, dat,
w’aar het,overgrote deel van de
2
millird-vordering zijn
ontstaan vindt iii betalingen, welke in de overheidssector
speelden, dan wel over de zgn F-rekening werden gevoerd
en deze iorderingen mitsdien geen spiegelbeeld hebben
gevonden in goederenaankopen, van een
reële
verarming
van de Nederlandse volkshuishouding
niet
kan worden
gesproken. En voor, zover de lezer mocht argumenteren,
dat dienstenleveranties economisch op één lijn met goede-
renleveranties moeten worden gesteld, heeft de schrijver
hierop het antwoord al evenzeer klaar: ,,Bij nader onder-
zoek blijkt, dat•’an de posten, welke in de loop der jaren
met behulp, van het Thesaurie- en F-crediet zijn gefinan-
cierd
;
slechts een gering deel tot de categorie: reële diensten-
verlening kan worden gerekend”, aangezien Eet ,,over-
grote deel bestaat uit kapitaalovermakingen, ‘waartegen-over van Nederlandse zijde geen gelijktijdige tegenpres-
tatie – behalve dan de credietverlening door de Over-
heid staat”:
Economisch betekenen al’ deze transfers volgens de
schrijver niet anders dan een omzetting in Nederlands
courant, ,,echter zonder dat de aldus beschikbaar gekomen
koopkrcht in Nederland ten gunste van Indönesië werd
aangewend”. De schrijver blijkt dus het criterium van het
brengen van een reëel offer door een land, dat aan een
ander land crediet verleent, slecliti dan aanwezig te achten,
indien het b’etreffende crediteurland realiter goederen
dan wel diensten naar het andere land heeft gebracht,
resp.’hieraan heeft verleend. Met anderewoorden: wanneer
Argentinië dooi’ de nood gedwongen eens genoodzaakt
,
zou zijn de rentedienst op de door Engeland verstrekte
pondenleningen te staken en de Aigentijnse Staat, teiieinde
zijn credietw’aardigheid niet gehee’ te vei’liezen, de Engelse
Staat zou verzoeken hem voor de rentedienst crediet te
verlenn, dan zou op’ het moment, dat de Argentijnse
Regering zou bekend stellen, dat zij ook de hieruit resul-
tcrcnde verplichtingen jegens Engeland niet zou kunnen
of willen hohoreren, van economisch gezichtspunt uit
van een reëel verlies niet kunnen worden gesproken,
omdat door Engeland hiertegenover geen goederen en
diensten zijn gepresteerd. –
Wanneer men dit probleem reëel wil analyseren, dan is het
goed niet uit het oog te verliezen, dat op een gegeven moment
Indonesië, zij het ook uit overmacht, in jebreke bleef zijn
verplichtingen jegens in Nederland gevestigde begunstigden realiter na te komen. Indien nu op dat ioment reeds dadelij k was komen vast te staan, dat die verplichtingen voor een ze-
ker tijdvak definitief niet zouden worden nagekomen, dan
zou toch wel niemand – zelfs de schrijvei niet – hebben
w’illen.ontkennen, dt een prijs geven van dit recht op
prestatiésvan de zijde van Indonesië een zeer reëel econo-
misch offer voor Nederland betekende. Geen enkele debiteur,
-die van zij ncrediteur afstel van betaling verkrijgt, zal willen
stellen, dat dit van de zijde van de crediteur geen econo-
misch offer betekent, ook, al neemt die ‘crediteur een ere-
diet op, c.g. verkrijgt hij een schénking van een familie-
lid, teneinae de liquiditeitsmoeilijkheden, voortvloeiende
uit de wanbétaling van zijn debiteur, te overbruggen.
• ‘Wanneer wij nu de feiten, •zoals zij zich hebben afge-
speeld, toetsen aan het bovenstaande voorbeeld, dan
blijkt zich iets dienovereenkomstigs te hebben afgespeeld.
Indien de Nderlandse Regering Thesaurie- noch
F-credieten aan Indonesië zou hebben ingeruimd, dan
zouden, om maar eens een greep uit de hegunstigden van
deze credieten te doen, de begunstigden uit hoofde van
delegatiecredieten, ‘pensioentrekkers enz. geen remise
hebben ontvangen, ‘in welk geval de schrijver toch niet
zal willen ontkennen, dat deze lièden een reëel economisch
dffer zouden hebben gebracht.
Welke grond zou er nu zijn aan te voeren voor de stel-
ling, dat, nu de Nederlandse Regering deze financiering
wel op zich heeft genorpen, plotseling niet zou kunnen
worden gesproken van een reëel economisch offer? In wezen . heeft er door die credietverlening niets anders
plaats gevonden dan een subsitutie ‘van crediteuren,
t.w. de bovengenoemde crediteuren doorde’ Staat der
Nederlanden. Zou dus de Nederlandse volksgemeenschap
geen offei hebben gebracht, dan zou dit slechts mogelijk
zijn geweest, indien in R.T.C.verband de substituërende
crediteur als zodanig ware erkend en te zijiler tijd voldaan.
1-her nu ligt mijns inziens de kern van het probleem:
men kan er over twisten, op welk moment het offer door
Nederland werd gebracht, t.w. op het ogenblik der credi-
teurensubstitutie, dad wel opjiet moment, dat de ci’edi-
teur – in tweede instantie – een schrap zette door zijn
vordering, maar dat
01)
één van heide momenten tot hef
volle bedrag van 2 milliard een reëel offer door Nederind
werd gebracht, kan niet in gemoede worden ontkend,
en had de kern van ‘s heren Ridder’s betoog.dienen te
zijn.
In stede Ua&rvân heeft schrijver de aigumentering voor
zijn stelling gezocht in een analyse van het monetaire
effect van de bovengen oemde crediteurensubstitutie.
De geldschepping die, aldus zijn betoog, in Nederland heeft plaats gevonden, heeft voor Nederland geen ver-
arming en dus geen offer betekend, omdat het gecreëerde
geld via de prijsbeheersing is gesteriliseerd. Ik w’il in het
midden laten of, zelfs indien het juist ware, dat de geld-
schepping aJdus tijdelijk ineffectief is gemaakt, niet toch
gesproken zou kunnen worden van een ernstig nadeel
voor de Nederlandse volkshuishouding. Zou dit nadeel,
zoals velen op goede gronden beweren, wel aanwezig zijn,
dan zou
,
dit betekenen, dat het nationale offer is gebracht
nit als enig offer, doch cumulatief boven het hierboven
reeds aange toonde offer tot de tegenwaarde van.2 milliai’d.
Fluldigt men de alternatieve opvatting, dat de ontstane
inflatoire spanning als zodanig geen economisch offer
betekent, dan leidt dit tot geen andere conclusie, dan dat’
het totale offer niet
groter
is gev’eest dan 2 milliard.
rIot goed ‘begripechter moet worden gereleveerd, dat
schrijver’s stelling. dat ‘de prijsbeheersing het calamiteuze
effect der geldschepping heeft weggenomen, slechts zeei
ten dele op waarheid berust. ‘De bovengenoemde cate-
gorieën begunstigden in hun verscheidenheid hebben do
hun toegevloeide middelen consumptief besteed en juist de prijsbeheersing heeft tot gevolg gehad, dat deze con-
sumptie voor
•
een groot deel heeft geleid tot grotere
importen, gefinancierd, hetzij uit liquidatie van waarde-
vol buitenlands actief van Nederland, dan wel tot het
opnemen van buitenlandse credieten inclusief Marshall-
hulp. Voor zover dit laatste het geval was, is het duide-
lijk, dat de stelling, dat ‘geen reëel economisch offer werd
gebracht, volkomen onhoudbaar is.
Wanneer wij het bovenstaande overwegen, dan kunnn
wij ons niet onttrekken aan de indruk,- dat de schrijver tot iedere prijs tot een tevoren gestelde doelredenering
wildekome,n, m.a.w. een zuiver teleologisch betoog heeft
willen houden om de ,goe-gemeent nu toch maar vooral
de overtuiging bij te brengen, dat de schrapping van ,,de
2 milliard” toch heus nog niet zo erg ‘oor Nederland
is geweest of zelfs met een beetje goede wil tot heil van
Nedem-lanci heft gestrekt. De laatste door Drs Ridder
geponeerde stelling komt ontdaan van alle franje hierop
neer: zodra de betalingsbalans van eed debitetir uit het lood is geslagen, zodanig dat hij zijn buitenlandse ver-
plichtingen niet. mëem’ kan – nakomen en het betreffende
crediteurland is bereid de hieruit voortvloeiende conse-
quenties niCt op de individuele credit’euren, doch op de
totaliteit van de belastingbetalers af te wentelen, dan
•’
T’.”i
‘”
r4’T1’V’
•”
r•
?’
r
“,.
—•’-r
1 Maart;
1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
173
betekent dit op het moment, dat dit besluit wordt genorhen,
reeds geen offer meer voor het crediteurland. Vandaar
ook, dat cle heer Ridder zeer gemakkelijk heenstapt over
de verdere’economische consequenties van het schrappen
der 2 milliard door Nederland, t’.w. de derving gedurende
een periode van minstens 25 jaar van rente en aflossings-
bedragen. Immers, de Indonesische betalingsbalans zou
op grond van de ervaringscijfers wat de import en export
over 1949 betréf t, op zichzelf reeds de duidelijkste aan-
wijzing vormen voor het hetalingsonvermogen van In-
donesië! Wij willen ook deze op zichzelf aanvechtbare
stelling voorbijgaan – schrijver negeert hierbij wel heel
gemakkelijk de enorme drukvermindering, welke Indone-
sië op het stuk van zijn vooroorlogse buitenlandse,
hoofdzakelijk Nederlandse verplichtingen heeft ervaren,
doordat de destijds in Nederland aangegane schuld in
goudguldens (lees: zuivere goëderen- en dienstenpresta-
ties) door Nederland werd verschaft en thans in koop-
kracht van het heden gemeten met een minimum aan
economische offers kan worden terugbetaald, – vide het
glsheldere betoog van Drs G. A. I(esslér in ,,E.:S.B.”
van 28 September 1949 – en een ogenblik ervan uitgaan,
dat Indonesië na de souvereiniteitsoverdracht zich wat
zijn schuldenhetaling aan het buitenland betreft inderdaad in een non possumus-positie zou bevinden. Maar dan doet
dit toch geen titte] of jota af aan de juistheid van de ijzeren
economische wet, dat deze niet-nakoming van Indonesië
aan zijn verplichtingen voor Nederland het rheest reëel
denkbare economische offer betekent. Dit vooropstellende
kan ik niet anders coficluderen, dan dat liet betoog van de heer Ridder een zuiver teleologisch karakter draagt,
dat w’einig kan bijdragen dm het door Nederland met zijn
schrapping van de 2 milliard-vordering gebrachte offer’
in het juiste licht te plaatsen.
Mijn conclusie kan daarom kort zijn: cle Nederlandse
Regering heeft, teneinde cle R.T.C.-besprekingen niet
te doen stranden, een van de zwaarste offers van het land
gevraagd: de schrapping van de 2.milliard; zij deed dit
tevens in de ernstige hoop en naar ik meen, diepe over-
tuiging, dat dit offer niet te vergeefs zou zijn gebracht,
omdat aldus gemakkelijker een veg zou kunnen worden
gevonden, waarop beide volkeren elkaar weder zouden
kunnen vinden. Dit offer in economisch opzicht. te-ont-
kennen, resp. ‘zeer ernstig te vercleinen, lijkt mij econo-
misch onhoudbaar en tevens een miskenning van de door de Regei’ing hieraan toegekendd draagwijdte.
JVaschri/t.
Bij het lezen van de antekeningen, welke door de heer
dc Graaff bij mijn artikel De 2 milliard” zijn gemaakt,
meen ik •te moeten constateren, dat de heer de Graaff het doel van mijn artikel enigszins heeft misverstaan.
liet is geenszins mijn bedoeling geweest de argeloze
lezer van ,,E.-S.B.” en de heer de Graaff te suggereren,
dat er in feite door de oorlog met Japan en de na-oorlogse
moeilijkheden in indonesië, in Nederland materieel niets
is gewijzigd. Was Indonesië buiten de oorlog gebleven en
hadden dien tengevolge ook de na-oorlogse strubbelingen
zich niet voorgedaan, dan zouden de Nederlandse investe-
ringen in Indonesië ongetwijfeld in zeer ruime mate in-
komsten hebben afgeworpen en zou de welvaart van Neder-
land zich op een heel wat hoger niveau hebben bewogen,
•dan thans dâadverkelijk het geval is.. Evenwel, Indonesië
is wel in de oorlog met Japan betrokken en er hebben zich
in Indonesië wel na-oorlogse moeilijkheden voorgedaan,
waardooi’ Nederland zich inkomsten zag ontgaan tot een
bedrag, dat
01)
grond van calculaties van het C.B.S. op
ongeveer
15
pCt van het nationaal inkomen is te stèllen.
-Is dit als een reëel welvaartsverlies – het woord offer is
hier naar ik meen minder op zijn plaats – voor de Neder-
landse volkshuishouding te beschouwen? Ik zal de laatste
zijn om dit te willen ontkennen. Maar wat is dan wel mijn
bedoeling geweest. Wel, het volgende. Uitgaande van het
gegeven feit, dat Indonesië in oorlog is geweest en dat in
Indonesië.de na-oorlogse moeilijkheden vele zijn geweest,
waardoor de positie van de na-oorlogsebetalingsbalans
van Indonesië zodanig was, dat slechts de betaling van de
allernoodzakelijkste import mogelijk was en waardoor ook n’og de huidige positie van de betalingsbalans niet zodanig
is, dat, naast de betalingen van het actuele dienstenverkeer,
betaling van achterstallige transfers mogelijk is, uitgaande
van deze omstandigheid dus, heb ik willen aangeven, dat
de leningen, welke na de ooi’log door Nederland aan Indo-,
nesië zijn verstrekt en vervolgens weer zijn kwijt gescholden
geen ander effect hebben gehad, dan een vermeerdering van
de geldhoeveelheid. Daarmede heb ik wellicht voor de heer
de Graaff – als gedelegeerde van De Javasche Bank –
niets nieuws verteld, maar heb ik, naar ik hoop, vöor de
argeloze lezer van ,,E.-S.13.” een (bescheiden) verheldering
van inzicht in deze materie gegeven. 1-loe het zij, wanneër
w’ij een ogenblik aannemen, dat Nederland het f 2 mifliard
crediet niet zou hèbben verleend en dientengevolge de
daaruit voortvloeiende vordering niet had behoeven kwijt
te schelden, zou dan – ceteris paribus – het reële wel-‘
vaartspeil van Nederland, minder achteruit gegaan zijn
dan nu het geval is? De heer de Graaff heeft mij hiervan niet overtuigd.’
Daarbij kan men zich uiteraard op het standpunt stellen,
dat, door het wegschrappen van de 12 milliard, de mogelijk-
heid om het geleden welvaartsverlies in de toekomst in te
lopen, is weggegeven. Geien de huidige positie van de
Indonesische beta li ngsbalans en de verwachting te dien aanzien wat de toekomst betreft, acht ik de mogelijkheid
van een dergelijke compensatie niet erg reëel. De,lieër de
Graaff is wat dit punt betreft optimistischer…ij wijst in,
dit verband op het glasheldere betoog – zulks t.b.v. de
argeloze lezer – van de heer Kesslei’ in ,,E.-S.B.” van 28
September 1949, w’aarin wordt gewezen
01)
de enorme druk-
vermindei’ing van de vooroorlogse buitenlandse leningen
van Indonesië – welke overigens slechts een klein gedeelte
van de totale na-oorlogse buitenlandse schuld van Indonesië
uitmaakten
—r
waartegenover echter mi. kan worden ge-
steld dd achteruitgang van de ruilvoet van dejndonesische
producten na de oorlog.
Al met âl men ik tot de slotsom te moeten komen, dat
de door de heer de Gi’aaff gemaalcte opmerkingen destrek-
king van mijn betoog niet ernstig aantasten.
Wat tenslotte het verwijt van de heer de Graaff beti’ef t,
dat mijn artikel teleologisch, van aard zou zijn, dat’ is’
wellicht juist, madr dan troost ilc mij met de gedachte, dat
ik mij wat dit betreft in goed gezelschap bevindt.
Voorburg.
.
Drs
P. G. RIDDER.
BOEKBESPREKING.
Sur l’EconométriedoorB.
Chait:Uitgever: J. Lehègue &Cie,
16 rue Marcq, Brussel. Importeur voor Nederland:
Meulenhoff & Co., Amsterdam. 46′ blz., f2,25,
• In dit boelcje heeft Dr Chait, wiens dissertatie (Parijs)
reeds verrassende vergezichten had geopend t.a .v. nieuwe
econome trische inzichten, een algemeen begrijpelijk over-
zicht gegeven van de gedachtengangefi en de resultaten
der econometrie.
Hij stelt om te beginnen de betekenis van ‘de econo-
metrie voor de economische politiek in het licht, erop
wijzende, dat de economische’ politielc behoefte heeft aan
een kwantitatief inzicht in de factoren, die het bewegings-
proces dci’ volkshuishouding bepalen. De schrijver acht
in het bijzondei’ nadere kennis van de conjunctuurbe-
w’eging gewenst en zet uiteen, dat deze zonder econome-
ti’ische onderzoekingen moeilijk voldoende concreet kan
worden gemaakt. Hij zet uiteen, hoe de meer primitieve
methoden, als de conjunctuurharometer, daartoe niet
–
‘ – ”
”
– r’rvT
”W’»’V’
r
p_
TF
174
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Maart ‘1950
voldoende varen en concludeert, dat een stelsl van
causale relaties dient te worden gevonden.
De schrijver geeft voorts een groot aantal interessante resultaten van de tot nu toe uitgevoerde onderzoekingen
weer, waarbij hij op zeer evenwichtige wijze de prestaties
van een groot aantal vakgenoten uit vele landen bespreekt.
Hij vermeldt zowel de interessante resultaten bereikt bij
de studie van afzonderlijke markten, waarbij cle land-
bouwproducten een grote plaats innemen, ‘doch geens-
zinsde enige, als eveneens de resultaten verkregen met de
analyses van hele volkshuishoudingen.
Het hoekje geeft de tekst weer van een aantal lezingen
door de schrijver gehouden op uitnodiging van de Vrije
Universiteit van Brussel. lIet is in een bijzonder ver-
zorgd Frans geschreven en van het begin tot het einde
boeiend. Het zij alle belangstellenden warm aanbevolen.
‘s-Crravenhiage.
J. TINBERGEN.
AANTEKENING.
ARIJEIJ)SPIIODUCTIYITEJT IN DE AMERIKAANSE STAAL-
OIETERIJEN.
In Maart en April van het vorigè jaar maakten 16 afge-
vaardigden vah de Raad der Britse Staalgieterijen geduren-
de 6 weken een excursie door de Verenigde Staten.
Van hun bevindingen hebben ze een rapport samenge-
steld: ,,Productivity Team Repbrt – Stel Founding –
Anglo American Council on Productivity”.
Uit het rapport blijkt wei duidelijk, dat de Amerikanen
met het verstrekken van inlichtingen zeer royaal en
bereidwillig zijn geweest. De Britse staalgieterijen zijn
daarentegen minder mededeelzaam en het is voor een
buitenstaander niet mogelijk om met de geboden gegevens
een vergelijkende studie te maken. Men komt er dan ook,
uit dien hoofde, niet toe een scherp gestelde conclusie te
trekken. Tot een conclusie komen de
–
Britten echter zelf
en die is nu niet bepaald gunstig.
Neemt men het rapport in studie, dan valt direct op
hoe groot het verschil is in mentaliteit. In de Yerenigcle
Staten blijkt een ieder er van overtuigd en doordrongen
te zijn, dat in het dagelijks leven de arbeidsproductiviteit’
een allesbeheersende rol speelt. 1-let resultaat van deze
alom verbreide en in vlees en bloed veraiikerde overtuiging
is verbluffend en wordt effectiever geacht’ dan het propa-
geren vain de stelling, dat de productie omhoog moet.
Immers, de productie volgt in een bepaalde correlatie
uit de arbeidsproductiviteit. De Amerikanen schenken bijzonder veel aandacht aan
het bel6nen van bijzondere prestaties. Zij, die een hogere
arheidsproductiviteit ontwikkelen, moeten er de vruchten
van plukken. In iedere functie en op iedere plaats in liet
bedrijf wordt men geprikkeld tot een-hogere arbeidspres-
tatie. Financieel voordeel, bereikt uit een geleverde hogere
prestatie, kam effectief nawerken omdat het nidt afgeroomd
wordt door fiscale, maatregelen tot een te verwaarlozen
fractie. Men kan er met het geld iets doen en is o.a. in staat
an het rijke aanbod der zo zeer begeerde consurhptie-
goederen vrijelijk ei in ruime mate gebruik te maken.
Van de drang naar welstand en vooruitgang is iedere
Amerikaan bezeten. Als belangrijke oorzaken, die de
arbeidsproductiviteit zo opjagen, zagen de Britten echter
niet-alléén, en niet in de eerste plaats, de wens, resp. de
aandrang van dc w’ederhelft dèr werkers daartoe, een
hogere levensstandaard te bereiken, ,doch veeleer de voort-
durende vrees, soms beklemmende angst, die allen beheerst,
te kunnen worden uitgeschakeld. Werkloosheid is in een
land als Amerika, waar men slechts een gebrekkige wei’k-
lozenzorg k’ent, een der ei-nstigste rampen, die een mens
kan treffen. De strijd om een beter betaalde positie te ver-
werven, werkt’ in de Verenigde Staten- dls een verzekering
tegen de werklooshald. ,,Ben ik niet meer goed voor het
ene, dan zal ik er voor zorgen goed genoeg voor het andere
te zijn”. -,
Een hogere arbeidsproductiviteit (aldus no steeds de
Britten in hun rapport) ziet men er als de gouden weg
naar
–
een beter betaalde positie. Het concurrentieprincipe
beheerst niet alléén de Amerikaanse industriëlen en zaken-
lui, maar practisch genomen de gehele,Amerikaanse mens.
Bekwaamheid en energie kunnen er slechts de weg banen
naar succes en er zijn steeds vele nieuwelingen, die de plaat
innemen van hen die faalden of niet meer – mee konden
komen. Dit is een manier – voor Arneika
de
manie –
om lage kosten en een hoge arbeidsproductiviteit.te ver-
krijgen,,en zij wordt doQr de Amerikanen aanvaard, omdat
zij het resultaat eryan dagelijks aan den lijve ondervinden
en menen, dat dit de beste oplossing biedt voor hun
problemen. Oppositie daartegen is zeldzaam (aldus nog
steeds de Britten), ondanks het feit, dat de wedijver steeds
sterker wordt opgeschroefd. Dit aspect geeft het productie-
proces een meedogenloos aanzien.
De leiders vormen zich een beeld van hetgeèn zij w’illen
bereiken ten aanziain van de omvang der productie, de
qualiteit van het product, de prijs, standaardvorming en
ook van de verhouding tot hun ondergeschikten. Iedere
uitgave of inspanning vooi’ andere, daarmee niet direct
strokende, doeleinden wordt overbodig en verwerpelijk
geacht en komt derhalve niet in overweging. De
een zoekt het, en kan het voor zijn betreffende productie
ook zoeken, in het tewerkstellen van ongeoefende, goed-
kope werkkrachten.
De ander zoekt .het daarentegen,en moet dit ook voQr
zijn gebied zo doen, in de goede onderlinge verstandhou-
-. ding tussen het leidinggevend personeel en de hoog gequali-
ficeerde ai’beiders van zijn bedrijf. Op eigenbelang en op
vrees is alles opgebouwd. Vrees en eigenbelang hebben
sterk gemaakt. Ze eisen geen voorbereiding om tot een
– verhoging te komen van eigen prestatie en activiteit. –
De natuurlijke basis voor het bereiken van een hoge
arbeidsproductiviteit is het gebruik van daartoe geschikte
machines. In verbinding daarmee wordt de menselijke
arbeid tot een minimum gereduceerd en worden de nog
resterende handelingen en bewegingen van alle werkenden
tot het absoluut noodzakelijke iniiimum teruggebracht.
Aan het.ontwerpen van zulke arbeidsschema’s mag moeite, tijd, noch geld worden gespaard. Amerika heeft dit systeem
– consequent kunnen doorvoeren en is geheel ingesteld op
een voor dit systeem noodzakelijke massaproductie.
lVlerkwaardig genoeg en eigenlijk schijnbaar geheel in
tegenstelling met het
–
heersende scherpe concurrentie-
principe, is het overleg tussen cohcurrerende fii’ma’s over
de vervaardiging van standaardtypen. Opvallend is het,
hoever men het daarin heeft gebracht. Vervaardigde
standaardeenheden iijn thans zelfs vaak te gebruiken voor
individueel verschillend geproduceerde verbruiks- en ge-
bruiksvoorwerpen.
De bereidheid van de Amerikanen om steeds maar weer
nieuwe machines, arbeidsmethoden en het gebruik van
nieuwe materialen te danvaarden is kenmerkend. Er zijn
geen verouderde \’oorooidelen te overwinnen, integendeel;
de ontwikkeling
is
steeds i’evoliitionnair en stormachtig
geweest. Alen is niet anders gewend en men heeft zelfs
grote geestdrift voor dit alles.
-, Sedert dé menselijke arbeid duur is, wordt hovenver-
‘melde ontwikkeling steeds intensiever bevorderd. Gebleken
is, dat de meest geschikte arbeideis voor het bedienen,
van machines slechts degenen zijn, die zich niet afvragen hoe het product behoort te worden gemaakt.
Juist wordt geacht, wanneer ze er alleen maar op be-
dacht zijn hoe ze hun bewegingen tot een rhythmisch ge-
heel kunnen afronden. –
Zulke mensen worden dus min of meei als een verleng-
stuk van de machine gezien en dit is waarschijnlijk dan
ook welde reden, dat men tot de conclusie kwam, dat
overleg plegen me
–
t het personeel in cle meeste geallen
“.’
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BËRICHTEN
175
een onnodig tijdverknoeien is. Het heeft geen zin (aldus
het rapport) om economische problemen diepzinnig met
het pe’soneel te bespreken. Verreweg de meestén zullen
er niets van begrijpen. Men moet zich echter wel de moeite
getroosten zulke problemen aan het leidinggevend per-
soneel voor te leggen. Zij toch moeten in het algemeen
wel wetei waar het om gaat en welke hélangen er voor
de onderneming op het spel staan.’
Overbodige nauwkeurigheid wordt steeds uit den boze
geacht. Ilooidzaak is, dat het resultaat van het weik juist
goed genoeg is. –
In de bezochte, 20 staalgieterijen waren 75.000 man
werkzaam, \vaaran 55 pCt kleurlingen, 15 pCt Polen,
Tsjechen, Itlianen etc. en 30 pCt blanke Amerikanen.
Aan kleurlingen Nvordt slechts uiterst zelden verantwoor-
ding opgedragen. Men profiteert’ daârentegen van hun
volgzaamheid en speciale geschiktheid op grond van hun
lichamelijke kracht. Zl zijn daardoor zeer waardevolle
liulpn en kunnen vaak moeilijk door andere mensentypen
worden vervangen.
Het gehele samenspel van intelligentie en arbeid is tot
iedere’ finesse uitgebalanceerd en volgens de Britse afge-
vaardigden zijn ook de arbeidersleiders der vakorganisaties van dezelfde, bovengeschilderde, mentaliteit doordrongen.
Over de methode, dië moet leiden tot een hogere arbeids-productiviteit, verschilt men niet van tnening. Men neemt
de consequenties, die uit de thans geldende normen voort-
vloeien en er heei’st slechts heel weinig activiteit van hen,
die menen, dat het met.het opvoeren der arbeidsproduc-
tiviteit thans welletjes is. Het lidmaatschap van de arbei-
dersorganisaties staatr open voor allen, die hun arbeid
voor geld aanbieden. Hoofdzdak i, dat de leden eên goede
prijs voor hun arbeid kunnen maken onder o.rerigens
gunstige, omstandigheden en de hoogst mogelijke veiligheid
voor leven cii gezofidheid. Aan geneeskundig onderzoek werd in de Amerikaanse staalgieterijen veel geld en zorg besteed. Zo werd hijv. de zo zeer gevreesde silicose door
een regelmatig X-stralenonderzoek aan ‘banden gelegd.
Geen der personeelsleden, die met stof en zand in aanra-
king komt, wordt thans langer dan verantwoord lijkt in
het door hem verrichte werk gehandhaafd.
Naast bovenvermelde opsomming van Amei’ikiianse ver-
houdingen, die alle afgevaardigden, naai het schijnt, zeer
heeft gegrepen, bevat het rapport_ technische beschouwin-
gen, waaruit wel blijkt, dt ook nog adere factoren een
rol spelen bij de bereikte hogere arbeidsproductiviteit.
Het blijft een onbeantwoorcie vraag, of die factoren niet
belangrijker zijn.
Genoemd worden o.a. het gebruik van veel hoogwaar-
diger schrot, het naar wetenschéppelijke gezichtspunten
veel beter bereide vormzand, het ruime gebruik ven dec-
triciteit, kolen, cokes, gas en olie en het op zeer ruime
schaal toepassen van de nieuwste hulpmiddelen en vin-
dingen.
De meest efficiënte gietmachines en andere machinale
hulpmiddelen zijn voor de Amerikanen in eigefi land volop
te krijgen en daarbij – wij wezen,er reeds op, hoe schijn-
baar in tegenstelling eigenlijk met het onbarmhartig
scherpe concurrentieprincipe – worden alle technische en
zakelijke ervaringen tussen de firma’s onderling zonder
enig voorbehoud voortdurend uitgewisseld. 1-let resultaat
van researcharbeid wordt steeds met uitérst bekwame spoed ter kennis gebracht van alle leden der vakgroep
Staalgieterijen. Men is in deze dingen rusteloos en onge-
durig. Nauwelijks heeft men verbeteringen gevonden voor
het ene of men werpt ziëh al weer op het andere.
De resultaten – en dit is zo belangrijk – worden steeds
samengevat in rapporten, die uitmunten door eenvoud
en overzichtelijkheid. In simpele bewoordiigen gesteld en
toegelicht kunnen ze zelfs door weinig ontwikkelden wor-
den gelezen en begrepen. Hierin – zo erkenren de Britse
afgevaardigden volmondig – hebben de Amerikanen een
cnorne voorsprong op hun Britse collega’s. En daar komt
dan nog bij de vlotte wijze, waarop Amerikanen de conse-
quentie trekken uit de resultaten van ontdekte of hen ter
ore gekomen researcharheid. Menraalt er niet en weet
direct te handelen. Tervijlde Britten vaak zeer aarzelend
z6
hier en daar, te hooi en te gras, overgaan tot het toepas-
sen van meer efficiënte arbeidsmethoden, het toepassen
van machines e.d., gooien de Amerikanen dikwijls radicaal
hun gehele ai’beidsproces omver, wanneer zij menen met
een vernieuwing,succes te kunnen hebben, terwijl het uit-
eindelijke voordeel vaak nog geenszins vooraf vaststaat.
Dit avontuurlijke en speculatieve wordt toegeschreven aan het reeds meer verme1de onbarmhartige concurrentieprin-
•
cipe. Die waagt, die wint. Men geeft elkaar de kans en gunt
de winnaar het i’esultaat. Vandaag ik, morgen gij. Inmid-
del’s zoekt men weer naarstig naar nieuije middelen en
nieuwe mogelijkheden en heeft men iets gevonden, dan is
men tegenover de concurrent en het medelid van de hond
heus niet achterbaks.
De totale,arbeidsproductiviteit in de Amerikaanse staal-
gieterijen, uitgedrukt in man-uren per ton, werd door de
bezoekende Britten 50 tot 90 pCt hoger geraamd dan
de Britse.
1-Jet is jammer, dat dit rapport zo weinig vermeldt over
de Britse staalgieterijen. Voor een buitenstaander wordt
het niet duidelijk, welke van de opg’esomde oorzaken het
zwaarst weegt. Op grond van de opgedane ervaringen
komen de Britten tot conclusies en aanbevelingen voor de
eigen industrie.
Men is zeer gekant tegen de wijze,
waarop
in Groot-
Brittannië het (onbarmhartige) concurrentieprincipe on-
mogelijkwerdgemaakt en roept om verandering van men-
taliteit.
Darnaast ziet mn evenwel ook wel duidelijk
–
, dat een
verouderde outillage, verouderde arheidsmethoden en het
geringe of (en) ondoelmatige gebruik van machines niet
geschikt zijn om een lioge arheidsproductiviteit te bereiken.
Aanbevolen worden derhalve grotere uitgaven voor
research en het op veel ruimeie schaal toepassen van reeds
bekende en nog niet toegepaste verbeteringen en vindingen.
Men ziet nu wel in, dat men meer moet samenwerken, dat
men ideeën en ervaringen moel
–
uitwisselen en dat men
tegenover de collega, concurrent, niet zo angstvallig ge-heimzinnig moet zijn. Men ziet nu in, dat een meer effi-
ciënte arheidsverdeling, mede door het gebruik van de
modernste machines, onvermijdelijk is wanneèr men de
Amerikaanse arbeidsproductiviteit wil benaderen.
1-Jet uitvoerige (108 blz.) en duidelijk gestelde rapport gaat niet zo ver aan te tonen, welke van de aanbevelingen prioriteit moet hebben. Mén is, na de studie, geneigd zich
af te vragen , welke verhoging van de arbeidspr.oductiviteit
kan worden verwacht van de aanbevolen veranderingen
afzonderlijk. 1-let beantwoorden van die vraag is zeer ur-
gent. Zij blijft echter onbeantwoord en dit stelt wel wat
teleur.
Delft.
‘
J.. P. BIJLEVELD.
BEDRIJFSECONOMISCHE NOTITIES
,,1IE EOrITE hOLLANDSE S!OAAR”.
Mr W. J. van Balen te’ ‘s-Gravenhage schrijft ons:
Aan het zeer lezenswaardige artikel van de heer J.
Brands in ,,Economisch-Statistische Berichten” van 15
dezei’ – waarop ik in wezen geen critiek zou weten uit te oefenen – kan een waarneming worden toegevoegd, die in een bëdrijfseconomische beschouwing toch wel
van enige waarde mag worden geacht, gelijk de schrijver
dan ook zelf een soortgelijke observatie aanvoert inzake
de Luxemburgse wijn, nl. de kwaliteit van het geprodu-
ceerde, inzonderheid bezien uit het gezichtspunt van
-reële exportmogelijkheid.
176
ECONOMISCH-TATISTISCHE BERICHTEN
1 Maart 1950
• De Luxemburgers hebben bijtijdg ingezien, dat hun
voorheen nogal matige Moezelwijn’ nièt op eigen benen
kon staan, immers, slechts vdor ,,coupage” ‘- zeg gerust
vervalsing – van Duitse Moezelwijn verkoopbaar was.
1-let wegvallen van deze afzetmogelijkheid heeft die brave
lieden toen gedwongen om door selectie van betere drui-
vensoorten – de Auxerrois, de Biesling gekruist met
S’lvaner, enz. – een beter wijritje voort te brengen,
dat sindsdien onder eigen vlag kan varen, ook buiten
de grenzen van het Groothertogdom. Om tot dit verblij-
dende resultaat te komen was intussen enige zelfcritiek
en inkeer van vroegere zonden nodig.
‘Daartegenover heeft de Nederlandse sigarenindustrie,
die vroeger een heel vriendelijk type van licht sigaartje.
fabriceerde – blazers, als men wil, miar niettemin alles-
zins achtenswaardig – zich in de jongste tijden groten-
deels toegelegd op het leveren van een product, dat feitelijk
niet veel anders is dan een vi’ij moedige vervalsing.
Zolang uit Indië – voornamelijk uit Deli – een goed
en van nature lichtgekleurd dekbiad verkrijgbaar was,
placht men te onzent daarvan een sigaar te fabriceren,
die aan een goede smaak een uiterlijk paarde, dat voor-namelijk voor het binnenlandse afzetgebied aantrekke-
lijk was: zulk een sigaar sprak tot de verbeelding der
natie als ,,licht”; ook al had zich onder het blonde velletje
een zwaar binnenwerk verborgen – het publiek zou
zich toch in de eerste plaats door het onschuldige uiterlijk
hebben laten leiden.
,
‘Want in weerwil van de spreek-
woordelijk geworden ,,leeuwerigheid” onzer natie tonen
de meeste Nederlanders zich bevreesd voor een, sigaar
met ietwat donkerder uiterlijk, alsof het opsteken daarvan
onmiddellijk de dood tot gevolg zou hebben. Kortom:
bij ons hegeert men iets, dat er ,,lichf” uitziet.
Welnu, wanneer een sigaar zich niet meer kon vertonen
in een van nature goudkieurig dekblad, meende onze
industrie zich te kuhnen redden door de ietwat donkerder,
of wel minder gelijkmatig getinte, omhullingen te mat-
teren” of ,,poederen” of ,,hespuiten”, gelijk zulks in het
sigarenmakersbargoens heet. In zuiver Nederlands ‘mag
men dit gerust betitelen met -,,verven”, ‘ook al wordt uit
fabrikantenkringen als tegenwerping vernomen, dat dit
dan toch altijd geschiedt met…. tabaksstof. Een uitlating,
die even doet denken aani versgekarnde….roomboter?
Neen, margarine.
Met slechts enkele uitzonderingen
de donkere si-
garen, die van de bijna zwarte Brazieltabak voor een be-
perkte groep van liefhebbers worden vervaardigd – be-
staat ons vaderlandse product dus in wezen uit geel-
geverfde mussen, die zich willen voordoen als heuse
-kanaries. Eén veeg op uw manchet is voldoende om dit
bedrog aan te tonen.
In de eerste plaats lijden nagenoeg alle goedkope soor-
ten voor binnenlands gebruik onder deze vrijmoedige
tîuc, die gaarne een zekere vaderlandse vreesachtigheid
vbor haar commerciële karretje spant, en zich tracht te
rechtvaardigen door de bewering, dat het ,dekhlad te
ongelijkmatig geklsurd is, hoewel dit dan toch nog heus
niet het
ç’erren
kan goedpraten. Men wordt met deernis
vervuld jegens ons rokerscorps, dat zich aldus bij de neus
laat nemen, zonder dat beseft wordt, welk een viezigheid
nfen in de mond steekt. Doch zolang de binnenlandse
markt dit alles slikken wil, schijnt er nog, geen man over-
boord te zijn. –
Ernstiger wordt het pas wanneer deze M. te gladde
wijze, van zakendoen, het gehele aanzien der voorheen
zo geachte Nederlandse sigaar in het bujtenland doet
omslaan in diepe minachting. Want ook de zgn. ,export-
sigaar” wordt onder deze valse vlag aan het buitenland
gepresenteerd. Maar in weerwil van zelfs de meest pre-
tentieuze verpakking blijkt dit dan in de ogen der buiten-
landse rokers slechts een soort van geverfd stro te zijn,
dat na enkele kwalijk geslaagde proefnemingen met
wrevel verruild wordt voor een oprechter product van
elders, waar men ons inmiddels is voôrhijgelopn.. Niet
alleen Havana, Manila en Bahia leveren veel betere
producten maar zelfs in Bucaramanga (Colombia) en
Cumanâ (Venezuela) en op Jamaica heeft men grote
vorderingen gemaakt. Als onze enige troost – zij het.
ook een bittere – mogen wij ‘beschouwen het curieuze
feit, dat’een Braziliaanse firma, die vanouds een goedkope
successigaar verkoopt’onder de destijds suggestieve iiaam
,,Hollandezes”, deze thans 66k met geverfd dekblad in
de handel brengt, als behoorde zulk geknoei nu eenmaal
bij de Flollandse naam. Sindsdien heeft deze sigaar echter
bij serieuze rokers alle prestige verloren.
Op niet ‘veel andere wijze hebben onze ‘sluwe boertjes
indertijd kans gezien om de goede naam van onze boter
en kaas op de wereldmarkt in discrediet te brengen,
waarvan onze ‘concurrenten gratis konden profiteren.
Geen buitenlander kan lyrisch ‘worden over onze dorre
fabi’iekskaas; de Hollandse boter geldt als inferieur naast
menige andere. En nu gaat ook weer de voorheeii zozeer
geprezen Hollandse sigaar hetzelfde lot delen.
Hier baten niet enkel bedrijfseconomische beschou-
– wingen en statistieken. hier past vooral bezinning. Liefst
de hand in eigen boezem. En zo niet: desnoods.’scherpe
conti’ôle van bovenaf, verelijkhaar met het helaa rij-
kelijk Ihat ingevoerde Rijksmerk op zuivelproducten.
Moge de genezing’ ditmaal op tijd komen!
Naschrift.
De strekking van mijn beschouwingen over onze si-
garenindustrie was duidelijk. 1-let blijkt geen eenvoudige
opgave, de industrialisatie werkelijk voortgang te doen
vinden. T-let stichten van nieuwe industrieën blijkt zelfs
zeer moeilijk te zijn. Uitbreiding van gevestigde onder-
nemingen gelukt beter. Geen enkele kans ,moge hierbij
worden gemist.
Op de tabaksindustrie drukken zware overheidslasten.
De zo belangrijke sigarenindustrie woi’dt allerminst ge-
steund of beschermd. Zou het niet mogelijk zijn de kansen
voor deze bedrijfstak zéer belangrijk te verbeteren?
Misschien zou ook de export van groter betekenis
kunnen worden bij verbreding van de basis in het bin-
nenland.
De kwaliteit hangt niet af van de gelijkmatige bruin-
gele kleur. De verkoop in Nederland schijnt deze echter
te vragen. Daarom wordt een nabewerking toegepast –
een behandeling met scherp zand en poeder van verpul-
verde tabak, het
malleren,
waardoor een egale matte
tint wordt verkregen. Het mag ge’en
poederen
worden,
geen rollen van de sigaren door poeder, waardoor ze af-
geven.
Mr van Balen, in het bijzonder bekend met de toe-
standen en omstandigheden in Zuid-Amerika, ziet de
naam van het Flollandse product hierdoor bedreigd.
Indien dè exportmogelijkheden, in plaats van te worden
verbeterd, door onjuiste bewei’kingen of ongewenste
methoden in de knel zouden komen, zou een waarschu-
wend woord in dezen van groot nut kunnen blijken.
T. BRANDS.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De geltimarkt.
• De lichte ontspanning, welke zich aan het einde van de
vorige week op de geldmarkt aankondigde, had tengevolge,
dat de heleningen en voorschotten bij De Nederlandsche
Bank per 20 Februari ji. met f 11 mln t.o.v. de week te-
voren daalden. Gedurende het verdere verloop van de
verslagweek maakte deze ontspanning echter geen verdere”
voortgang, vnl. tengevolge van ultimo-invloeden. De call-
geldrente werd de gehele week op 11 pCt gehandhaafd, op
,
welk, niveau het aanbod vlot werd opgenomen.
1 J’
….
t-
–
‘t
……
-. ‘.•?.•
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
• De marktdisconto’s waren ook deze week voör bijna alle
termijnen Lj pCt laten en
i°/16
pCt bieden. De omzetten
waren wederom klein. De geidgevers prefereren, voor zover
zij al over middelen beschikken, over het algemeen afne-‘
ming van jaarspapier bij de Agent boven aankopen -op
de markt.
:0e kapitaitlinarkt.
–
De omzet op de aandelenmarkt is de laatste weken niet
groot. Gedurende de verslagweek bedroeg zij f 79 mln
(vorige week f 8,2 mln). Voor Indonesische fondsen was de
stemming wederom iets pessimistisher, ondanks het einde
van de affaire-Westerlin g. Geruchten omtrent een devalu a –
tie van de Indonesische gulden dden.Qpnieuw de ronde.
lIet feit, dat bijv. de Indonèsische rubberexport zelfs hij
de• huidige relatief hoge rubberjrijzen alleen mogelijk is
dank zij ,,inducements”, geeft inderdaad te denken.
liet agio op de Amerikaanse effecten, in vergelijking
met de New Yorkse koersen, vertoont nog steeds een nei-
ging tot inkrimping. In vele gevallen bedraagt het thans
nog slechts 5
t
8 pCt.
Op Dinsdag, 21 Februari ,jl., -vond cle inschrijving
plaats op de nieuwe
3
* pCt Staatslening 1950. Volgens
het officiële communiqué werd het bedrag van f 200 mln
voliekend, terwijl met enkele grote inschrijvers werd over-
eengekomen het bedrag van hun inschrijvingen’ iets te
reduceren. Men mag aannemen, dat van het totale in-
schrijvingsbedrag f 40 mln + het ongetwijfeld kleine bedrag van de reductie’ afkomstig was van de Rijks-
fondsen, zodat 80 pCt van de lening bij andere helegers
werd geplaatst.
17 Febr. 24 Febr.
– 1950
, 1950
F1′,letaalvoorraad
–
Data
Other
U.S. Govt
Gondcer-
casli-
securities
f
Totaal
ti icaten
81
Dec.
1946
18.381
1 7.587
268
23.350
26 Jan.
1950 1
2.3.198
22.650
.
352
1
17.764
‘2 Febr. 1950 1
23.164
22.620
364
17.855
9 Febr. 1950
23.124
22.584
333
17.656
–
FR-bil-
Deposito’s
Data
jetten’in
–
1
Member-
circula
Tot-aal
Govt
banks
31
D.
1946 1
24.945
17.353
‘
393
16.139
26
lan.
1950 1
22.918
18.366
539
1
16.420
2 Febr.
1950
22.911
18.647
– 637
1
16.532
9 Febr. 1950
22.929
18.063
366
16.265
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen rrancs).
cs
Data
lu
5)0
5
bi
B
0
31
Dec.
1946
4.949,9
158,0
238,7
52,
4.09Ö,7
1.163,7
3
–
1
Jan.
1950
6.254,5
269,4
93,8
39,7
4.264;6
2.016,9
7 Febr. 1910
6.244,8
267,6
93,4
39.7
4.170,4
2.098,0
15
Febr. 1950
6.233,9
263,5
91,5
41,7
4.107,9
2.142,4
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Verkorte balans-op 27 Februari 1950. –
Activa.
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
l3ankwet
1948)
…………… ….
……
–
Boekvorciering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947
…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en munt.materiaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal …….f
870.796.706,27
Zilveren munt enz…..12.358.657,89
883.155.364,16
Papier op het buitenland
1
64.518.215,95
Tegoed bij correspondenten
in
liet
buitenland
……601.955.140,37
Buitenlandse betaal-
–
middelen
…………
..
1.727.934,39 758.201.290,71
Voderingen In gulden’s op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..
362.312.936,22
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en
voorzieningsfonds
…………..
–
.120.687.191,35
Gebouwen en
Inventaris
………………2.000 000,-
– Diverse
rekeningen
………………..
..306.470.918,11
t
5.710.470.797,90
Passlva.
-.
Attnd. lisdexeijfers.
Algemeen
………………
163,3
162,4
Industrie
……………….
.-
225,9
225,4
Scheepvaart
………………
155,1
155,2
Bankeiï
………………….
135,9
134,2
Indonesische aandelen
66,7 65,8
Aaiulelen.
–
A.K.0.
…………………
179 179
Philips
………………..
229* 231*
Unilever
………………..
2324
227 I-I.A.L.
………………….
1594
–
1584
Amsterdam Rubber
……….
148*
146* FI.V.A.
…………………..
1564
–
1534
Kon.
Petroleum
………….
2944-
.
2934
Staatsob1igaties.
24
pCf
N.W.
.
…………..
81/
81/8
3-34 pCt
1947
…………..
9811/16
1/2
3 pCt
Invest.certif .
………..
991/
3 pCt- Dollarlening
……….
98’/
2
STATISTIEKEN.
PEDER’AL RESERVE BANKS.
–
(voornaamste posten
In
millioenen
dollars).
Kapitaal
…………………………t
20.000.000,—
Rese.rvèfonds
……………………….15.333.335,
7
1
llijzondere
reserves
‘
………………….61.674.999,18
Pensioenfonds
……………………..
..22.691.954,79
Voorzieningsfonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
……………………………-
1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (Oude uitgiften) ..,,
67.900.915,-
Bankbiljetten
In
omloop
(nieuwe
uitgifte)
., 3.006.641.555,-
Bankassignatles in omloop
…………..,,
,
51.259,62
Rekening courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
…..t
Â43.735.359,81
‘s Rijks
Schatkist
bij-
zondere rekening ….
..
714.232.718,54
Geblokkeerde saldo’s ..,,
1.921.880,79
Saldo’s
van
banken In
Nederland
…………30.270.127,62
Vrije saldo’s van vreem-
-.
de circulatiehanken en
.
soortgelijkeinstellingen ,,
517.836.582,64
Andere Vrije saldo’s ….
..
404.087.660,30
2.112.084.329,70.
Crediteuren in vreemde geldsoort
……..13.102.659,80
Diverse
rekeningen
………………….389.490.120,51
t
5.710.470.797,10
i
Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
– . . –
t
–
‘) \Vaarvan aan Indonesiê (Wet van 15
Maart
1933, Staatsblad
no. 99)
………..34 259 225,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staatlnbetverkeergebrachtemuntblljetten
,,
938.364.556,50
S,\Tissels, pro-
Hoofdhank
t
3.600.000,— i)
messen en
schuldhrieven
Bijbank
in disconto
I,Agentsch.,,
500,—
3.600.500,—
1)
Wissels,
schatkistpapier
en
schuldbrieven,
door cle Bank gekocht (art
15, onder 4°,
van
de
l3ankwet
1948)
……………..
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947……1.600.000.000,—
Voorschotten
Hoofdbank
1
164.915.734,29
–
–
.
–
In rek. erf
oponderpand
Bijbank .
877
4
110,72
(mci. belenin-
gen)
‘
Agentsch.
,.
8.249.751,54
–
t
174.042.596,55
Op
effecten
enz ………
..
173.079.836,32 ‘)
Op goederen en celen
..,,
962.760,23
174.042.596,55 °)
178
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
M
~T
ari
1950
OVERZIChT VAN
DE OPBRENGST DER RIJKSMIDDELEN
‘)
STAAT
t.
Ontvangsten op nlet-kohlerbelastingen. Kaienderjâar 1949.
x
r
t
mln
Totaal
e a
g e
ee
B n min d rmldd
Jan.
Febr.
Mrt
April
Mei
Juni
–
liii
Aug.
Sept.
dcL
Nov.
Dec.
Raming
1049
1949
1949
9939
1949
1949
1949
1949
1949
1949
1949
,1949
t/n,ult.
]t’
Dec.
1949
Loonbelasting,
60,8
54,7
30,8
60,9
55,0 19,7
65,1
56,3 22,9
76,9 56,9 11,5 572,4
500,0
Dividendbelas’ting
. . .
2,3 4,9
2,6
3,2
2,9
4,2
14,0
3,3 7,4
1,5
1,9 1,7
49,9 40,0
Commissarissen
bel.
. 0,6
0,6
0,2
0,7
0,4
0,2
12
0,9
0,2
0,7
0,5
0,2
6,5 4,0
Vereveningsheffing
.
22,5
21,6
19,0
22,1
21,5
6,8 24,9
23,3
6,7
27,8
22,4
5,2
215,8
200,0
Rechten op de invoer.
26,0 23,7 27,9
23,8
27,2
27,2 26,0
30,0
28,1
24,3 28,8
27,1
.
319,5 235,0
Statistiekrecht
0,4
0,5
0,8
0,7
0,6 0,8
.
0,6 0,7 0,8
0,8 0,9
1,0 8,7 7,0
Bijzond. wijnbelasting
0,0 0,0
0,0 0,0 0,0
0
1
0
0,0
0,0 0,0 0,0
–
0,0
0,0 0,2
Accijns op zout
0,3
0,2
0,3 0,7 0,3
0,2
0,6
0,2
0,3
0,1
1,1
2,1
6,2
7,0
Accijns op gedistilleerd
7,9
7,2
9,1
8,8
7,8
8,3
7,9
7;8
.7,9
8,3
10,4
10,9
102,3
70,0
Accijns op bier
1,8
0,5
1,0
0,7
1,4 1,7
1,9
1,7
1,6.
0,9
1,1
4,2
15,4
21,0
Accijns, op suiker
….
8,9
7,3
7,1
7,4
6,9
7,0
7,1
8,6
8,5,
6,6
8,2 90,7
94,2
65,0
Accijns op tabak
. . .
16,1
13,5
18,1
16,8
,
.96,1
16,7
17,1
19,9 24,7
20,5
24,3 21,7
225,7 170,0
Belast, op gouden
en
,
zilveren werken
0,1
.
0,1
0,1
0,1
0,1 0,1 0,1
0,0
0,1
0,1 0,1
0,1
0,7
0,9 82,9
83,6
50,1
70,1
77,9
44,4
83,2 76,5
40;! 83,2
81,8
43,3
817,0
780,0
Bechten van zegel
).
1,0
1,9
1,6
1,4
1,6
1,4
1,4
1,5
1,5
1,5
1,6 1,5
17,9
20,0
Omzetbelasting
…….
Rechten van registratie
2,9
2,4
‘2,6
3,5
4,0
.
2,3
2,8
2,5 2,6
2,6
2,7 3,3 34,1
30,0
Rechten van successie,
en’,.
…………..
..
4,7
4,9
6,0
5,8
5,9
6,0
5,6
5,5
.6,9
5,6
12,3
7,0
76,1
65,0
Motorrijtuigenbelasting
2,6 2,3 2,8
8,1
4,2
3,3 3,0
3,2
1
2,9
1
3,0
2,7
2,8
40,8
35,0
229,9
172,1
234,5
234,51
150,2
262,1
241,6
163,1
264,5
257,7
151,2
2.603,4
2.250,1
Totalen
……….242,0
) Hieronderbegrepen
.
zegelrecht nota’s van
makelaars
en
côm
.
.
.
–
missionairsineffecten
0,3 0,2
0,4
0,3
.
0,51
0,4
0,3
0,3
0,3
0,31
0,3
0,2
3,8
‘STAAT
II.
‘
,
Ontvangsten
op kohierbelastlngeti.
.
x t 1
mln
To ts al
1
Jan.
n m’
m
e
a
tig
er
t
een
Jan.’
Febr.
Mrt
April
..
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
.
Oct.
Nov.
Dec.
1949
1949
1949
1949 1949 1149
1149 1949 1940
1949
1949
1949 1949
t/m uit.
–
Dec.
.
–
1949
Inkomstenbelasting
. . .
93,0
94,4
.
110,8
94,3
117,3
107,4
.
93,5
75,5
65,9
59,2
47,9 37,9
996,8
Vermogensbelasting
.
6,5 6,3 5,6 6,3
9,6 7,5
6,2
4.7 4,6
3,9
2,3
2,0
65,5
Vennootscbapsbelasting
32,2
20,1
22,0
22,8
24,5 25,3
17,1
13,4
25,2
33,2
27,6 56,4
317,7
Grondbelasting
5,7 3,9
3,1
2,8
5,7
8,3
10,7
12,7 12,0
9,1
8,3
7,8
90,3
Personele
belasting
. . .
5,9
6,1
7,0 6,0
6,7
7,0
5,2 4,3 4,5
5,2
5,8
5,6
69,4
Ondernemingsbelasting
27,0
29.4
.
38,5
3
1
1
6
31,4 36,4 32,4
28,3
25,2 19,2
17,2 13,7
330,3
Îö:3
.
10
7
‘TV:T
‘
1
,9
195,2
192,0
165,1
138,9
137,3
129,8
109,0
121,4
1.870,0
Totaal
…………..
Waarvan betaald met
/
zekerheidstellingen
.
30,4
31,2
37,4
21,4
36,5
,
27,6 20,7 14,7
5,7
5,0 6,7
1,5
236,8
STAAT
III.
–
Ontvangsten
op buitengewone nsidtlelen. Kalenderjaar 1949.
,
X
t 1 mln
Totaal
enaming
er mi’dd een
Jan.
Febr.
Mrt
April
Ml
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct. ‘
Nov.
Dec.
Rming
1949 1949
1949
1949 1949
1949 1949 1949 1949
1949
‘1949
9949
.
t!m uit.
,jaar
–
1
Dec.
1949 1949
Verinogensaanwasbelas-
. . .
43,9
46,1
35,1
65,6
29,1
22,3
21,6 14,6
11,7
12,4
9,0
350.1
400,0
Vermogensheffing ineens
29,8 29,4 34,0
‘
26,2
25,3
.
47,7
12,7 9,6
8,1
8,0
7,4
5,6
,
213,6
300,0
Bctaald als volgt ‘):
.
ting………………39,4
uit zekerheidstellingen.
.
98,4
uit geblokkeerd tegoed
en Grootboek 1946
. .
.
207,2
d.m.v.
staatsobligaties
en overige gecousoli-
–
deerde
staatsschuld.
.
158,3
met vrij géld
‘
t
.
99,8
‘) In verband met de vele correcties, welke
in de
verschillende
be.talingswijzen zijn verwerkt, is een onderverdeling in maanden
voor 1949
niet meer mogelijk. Zie 6oktabel
III A.
.
STAAT hlla.
Ontvangsten op buitengewone
middelen,
gep1it&t
na’tr wijze van betalIng iii
1947, 1948
en
1949.
x 61 mln
Benaming der middelen
.
.
1948
1949
Totaal
98,9
1.296,5
350,1
1.745,5
0,1
752,6 213,6 966,3
Betaald als volgt:
uit
zekerheidstellingen
………
Vermogensaanwasbelasting
……………………………….
……………..
…….
.
16,8
.
1 513,1
t
98,4
628,3
Uit
geblokkeerd geld en inschrijvingen
Vermogensheîflng
ineens
………………………………..
Grootboek
1946
. .
…
55,0
‘)
810,8
‘)
207,2 1.073,0
uit overige geconsolideerde
staatsschuld
………………..1,6
345,6
‘).
.
158,3
505,5
met
vrij
geld
……………………………………..
25,6
)
379,6
)
99,8
‘ ‘
505,0
‘)
Gecorrigeerde gegevens.
‘)
Deze
Statistiek sluit
aan
bij die, opgenomen
itt ,,E.-S.B.”
van 30 Nov. 1949,
blz. 961. Tengevolge
van
afrondingen behoeven de
totalen niet met de som der
posten
overeen te stemmen.
.
STAAT VI.
Iialenderjazr 1949.
Zekerheidstellingon.
x t 1 mln
—
C5.
,,
,,
0
”
+a.ti
.iaa.
,.
,’,,,,
-n
”
,nn•,)
s.nc
nu
,
aG)
t/m Dec.
1945
–
600
576
–
1.176
15
1946
953
1.553
729
112
2.282
127
1947
316
1.869
525
403
2.394
530
1948
99
1.968
320
1.076
2.288
1.606
Jan.
1949
2
1.970
305
37
2.275 1.643
Febr.. 1949
,-
1.970
295
40
2.265 1.683
Mrt
1949
–
2
1.968
283
46
2.251
1.729
April 1949
–
5
1.963
270
27
2.233 1.756
Mei
1949
–
3
1
.960
254
75
2.214
1.831
Juni
1949 -10
1.950
229
34
2.179
.
1.865
Juli
1949 -12
1.938 182
28
2.120 1.893
Aug.
1949 -19
1.919
124
23
2.043 1.916
Sept.
1949
.
39′)
1.958
110
7
2.068 1.923
Oct.
1949
–
3
1
1.955
98
8
2.053
4.931
Nov. 1949
–
1.955
79
8
2.034 1.939
Dec.
1949
–
1
1.954
75
2
2.029 4.941
‘)-De stijging is een
gevolg vande omstandigheid,
dat thans een be-
drag van t 46,5
mln, zijnde
indertijd
in Londen geïnde voor-
schotten op vennootschapsbelasting,
in
de gestorte
zekerheid-
stellingen is opgenomen.
In de
atboekingen waren
de afschrij-
vingen op genoemde voorschotten wel begrepen.
TOELICHTING BIJ HET OVERZICHT VAN
DE OBRENST
DER RIJKSMIDDELEN.
Stnat
1
en
H.
Deze staten vermelden de werkelijk in elke maand ontvangen
bedragen (kasadministratie).
Bij de omzet- en loonbelasting en vereveningsbeffing moet de afdracht in principe één maal per kwartaal geschieden, ni. in Ja-
nuari, April, Juli en October.
Een gedeelte van de ontvangsten op kohierbelastingen (Staat II) werd voldaan door afboeking op zekerheidstellingen.
Staat
til en 1fl a.
Ook hier zijn de werkelijk ontvangen bedragen vermeld (kas-
administratie), terwijl bovendien de wijze van betaling is aangegeven.
1 Maart 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
179
STAAT IV.
Aanslagregeing der kobi,rbelastingen en buitengewone heffingen ‘).
x .11 mln
Nog te ontvangen op
In Jan. t/m Dec. ’49
In Jan. t/m Dec. ’49
Totaal ontvangen in
Nog te ontvangen op alle t/m uit. 1949 op-
opgelegde aanslagen
opgelegde aanslagen Jan.
t/in
Dec. 1949
alle
opgelegde
aan-
Benaming
gelegde aanslagen per
boekingstijdvak boekingstijdvak
op
alle
opgelegde
slagen per uit. Dec.
der middelen
31 Dec. 1948
1948/1949 1949/1950
aanslagen
1949
1
‘.
.
2
3
t
5,
Inkomstenbelas-
.
ting
951,6
574,7
19,9
996,8
549,4
Vermogensbelas-
ting
54,8 39,0
0,7
65,5
29,0
Vennootschaps-
belasting
. . .
,
–
104,3
–
18,0
375,1
317,7 143,6
Grondbelasting
i)
/
14,7
1
3,8
88,7 90,3
17,0
Personele belas- ting
8)
29,1
–
29,8
1
40,2
69,4
29,7
Ondernemings-
lasting ‘)
. . .
280,7
486,3
78,0
‘
330,3
214,7
Totalen
.
1.435,2
815,6 602,6
1.870,0
t
983,3
Vermogensbelas-
ting
+
vermo,
,
gensheffing
in-
eens
906
.
43 ‘)
.
564 385
1)
Bij deze tabel geldt:
kolom 1
+
2
+
3- 4=
5.
3)
mcl.
gemeentelijke en provinciale opcenten,
resp. vermenigvuldigingsfactor.
3)
Bij de buitengewone middelen komt geen boekingstijclvak voor.
STAAT V.
.
Vergelijking tussen de ramingen en de aanslagen dor kohlerbelastlngon.
x t 1 mln
Benaming der
Raming
Opgelegd
t/m
uit.
Dec.
’49 b(ekings-
t
Raming
Opgelegd
t/m
uit.
1
Dec. ’49 boekings-
middelen
jaar 1948
tijdvak’
1948/’49
jaar 1949
1
tijdvak
1949/’50
Inkomstenbelasting
680
Vcrmogensbelasting
50
Vennootschapsbelasting
110
Grond belasting ‘)
26
Personele belasting ‘)
23
Ondernemingsbelasting’)
48
Totalen …………
937
1.431,0
‘) Excl. gemeentelijke en provinciale opeenten, resp. vermenigvuldigingsfactor.
Staat IV.
–
Uit deze staat kan worden:afgelezen hoe ver de belastingdienst
is gevorderd met het opleggen van aanslagen en tevens, welk bedrag
nog moet worden ontvangen op reeds opgelegde aanslagen.
De beide kolommen 2 en 3 betreffen door de belastingdienst
in 1949 opgelegde voorlopige en definitieve aanslagen (debiteuren-
administratie).
Een voorlopige of definitieve aanslag inkomstenbelasting 1948
behoort normaliter in boekingstijdvak 1948/49 te worden opge-
nomen; een – uiteraard voorlopige .- aanslag inkomstenbelasting
1949 in het boekingstijdvak 1949/50.
Staat T.
Deze staat maakt een vergelijking mogelijk tussen de in totaal
t/m einde Ivan de maand opgelegde aanslagen en de raming. In
deze staat zijn – in tegenstelling met staat IV – de aanslagen
‘in de grondbelasting, personele belasting en ondernemingsbelasting
verinld exclusief de gemeentelijke en provinciale .opcenten, resp. vermenigvuldigingsfactor, daar deze laatste ook niet in de raming
zijn opgenomen.
Staat VI.
Dit zijn bedragen, die, vrijwillig of verplicht, door belastingplich-
tigen hij de ontvangers der belastingen zijn gedeponeerd. Zij dienden
als vooruitbetaling op nog niet opgelegde aanslagen in bestaande
belastingen, vermogensaanwasbelasting en vermogensheffing (zie
ook staat II, III en III a).
De staat vermeldt zowel de opgelegde zekerheidstellingen als de
betalingen daarop en voorts de afschrijvingen, die op de zekerheid’-stellingen wegens de opgelegde aanslagen plaatsvonden.
DE DUITSE PRODUCTIE .VAN VEIIVOERMIDDELEN
1).
Soort’
1947
1948
1949
aan-
aantallen
tallen
tallen
308.000
912.000
296
4.471.150
478
Motorrijwielen
1.900
13.973
735
.
82.844
4.360
Rijwielen met motor
930
11.275
1.212 63.525
6.831
Hulpmotoren voor rij-
Rijwielen
………..
‘10.282
790.
21.050
1.617
Personenauto’s
– – .
9.541
.
3.192 29.942
314
103.997
1.090
wielen
………..1.302
Vrachtauto’s ……..
28.835
219
54.732
415
Autobussen
411
.
949
231
,
2.801
682
Trammotoren
1991
IM81
788
1.986
998
,1)
Bewerkt naar gegevens, uit
de ,,Neue Zürcher Zeltung”.
812,2
65,7
367,8
26,8
21,1
137,5
700
19,9
55
0,7
175
375,1
30
27,0
24
13,5
55
32,3,
1.039
468,5
Be
sc
hikisa
re
sMu7dTiJl
DIRECTIE-SECRETARIS
Ben: 27 jr., representatief en v. z. goeden huize. Spreek en schrijf
vloeiend Frans, Du!ls en Engels. Ruime comm. ervaring,
you.
op de hoogte met publiciteit en salespromotion. Bereisd en in het
bezit van Rijbewijs A. Br. onder nr. ESB 1664, bur. v. d. bi.,
Postbus 42, Schiedam.
ENERGIEKÉ JONGEMAN
24 jaar, in bezit van diploma’s Mulo A, Typen, Boekhouden, M.B.A., studerende voor S.P.D. en sterk geïnteresseerd in de
accountancy, z.z.g.g. op Accountantskantoor, bij voorkeur om-
geving Rotterdam.
Br. onder no. ESE 1665, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
Cand. ec., pr. diploma Boekh., Eng. H.C., goede kennis mod.
talen, 26 j., ongehuwd, energiek en repres.,
zoekt werkkring
(opleiding)
in commerciële functie. Ook buitenland.
Br. onder no. ESB 1666, Bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
DEZE WEEK:
ZWAKKE PLEKKEN OP DE
OLIËN- EN VETMARKTEN
–
*
Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen- en buitenland.
–
Plaats voor export een aanbieding in de rubriek
TRADE OP.ENINQS.
Abonnementsprijs
f 15.—
per
jaar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Abonneert U op
.. DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-
nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.
Lambers, Th. Ligthart, Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart, Prof. F. de Vries,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;
voor studenten
f
19.—; franco per post
f
20.10
Abonnementen worden aangenomen door de
boekhandel en door de uitgevers
DE’ ERVENF.BOHN TE HAARLEM
• Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 6 Maart a.s. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange’Haven 141. Schiedam
nt
sta
,
fist
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance,
and Trade
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
*
Contains most complete range of
British economic and financial statist-
ics published in any weekly journal
*
World wid
circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to inciude all supplements) £ 3:2:6
(fi 3,4o)
.4 Special Suppiement on !&,onornjc Con.-
ditions in The Nethe,’lands was published
on Januarij 31 1948.
A
limited number
of
this Suppiement remain f»’
ede.
LOHDOIe: 51 C4JelarOH ST1f131.ET, B.C. 4
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
‘4,
Universiteitstraat, Gent. Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland /
26,—
per jaar;
voor België/Luxemburg f
28,-
per jaar, te voldoen door storting van de tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening no
260
.34.
Uniegebieden en Overzeese Rijksdeten (per zeepost)
f
26,—,
overige
landen
1
28,—
per jaar.
–
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer, en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Fjrnta H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief
/
0,40
per mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties – zonder, opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.