Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1707

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 25 1950

.•-

.-‘–”

”’1

‘r’

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCTN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

35€
JAARGANG

WOENSDAG’ 25 JANUARI 1950

No. 1707
1

COMMISSIE VAN REDÂCTIE

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

P. de Vries; C. van den Berg (secretaris).

Redacteur-Secretaris: A. dç EVit.

Assistent-Redacteur: J. II. Zoon.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Menens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

.F. Versichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

Blz.

De artikelen van deze week ………………..63

Sommaire, summaries ………………………63

De ]3alansen van V.V.R.A. en L.V.V.S
dooi’ Prof.

Mr J. G. Kooprnans

De financiële aspecten van het Ontwerp van
Wet

bp de Materiële Ôorlogsschaden met betrekking.
tot onroerend goed. (II)
door Mr J. Brautigarn

De Nederlandse vlag in Italiaanse havens en de voor-
uitzichten voor de ontwikkeling van de.Nederlandse
scheepvaarthelangen
door A. Giordano ……….

De internationale jaarbeurzen in de toekomst
door

H. F. Tedoz ……………………………..

Ingezonden stuk:
Loondiffereutlatlo op grond van werkgolegenhoidsnrgmimen-
ton
doom- Dr J. E. van
Dierendonch
met nachritt van
de
redactie
……………………………………
A an tekening:
De econonilsolie toestand
Vftfl
Italië in 1949
…………….

Internationale notities:
Consequenties voor Canada van de Anglo.Cauadese voedsel-
overcenkonisteii

…………………………….
Dc Algerijnse wl.jncxport

Geld- en kapitaalmarkt ………………………

G r a f i e k e n:
Werkloosheid en werkvorruimlng In Nederland
……….

Statistieken:
Bankstaten
Emissies in 1949

………………………………
ICottieroductIo
………………………………..
Enigo hn(le'(rjrers van do
lndus(röIe productie in België
………………….
De Kolenposltle van België
……………………..

DEZER DAGEN

veel haken en ogen. De Nederlandse Regering heeft het
ontwerp voor de Iluurwet 1950 ingediend. Een verhoging
der huren van vôôr Kerstmis 1940 gebouwde onroerende
goederen met 15 pCt wordt voorgesteld. Zo zal de kans
worden geopend, dat in Nederland huizen enige respecta-
biliteit herwinnen.

Maar in het wetsontwerp klinken de zuchten door:
,,een percentage het’welk enerzijds niet al te stoiend
werkt op het loon- en prijsniveau”. ,,Niet al te storend”,
zo gaat men de brug der zuchten maarweer op. Waarop

als ornament de affaire Lippmann-R-osenthal staat.

Onontkoombare wrijving gelaten tegemoet gaan, zo

zag men het ook in West-Berlijn, waar kleine prikkelingen
weer blokkade-associaties opriepen. De Amerikanen
hadden de hand op een plaats gelegd, waar brandnetels
voor liet grijpen lagen, Zij hebben zich met de waardige
haast, waarmee men een gestoord bijennest verlaat,

teruggetrokken. Zo is men althans, naar vervoerskansen,
op het peil van de vertraagde loop gebleven.

Vertraagde loop blijkt nog te euphemistisch te zijn ge-
weest voor de onderhandelingen over het Oôstenrijkse
vredesverdrag. Na een, eindeloze variatie van schijnbare
bewegingen zijn deze onderhandelingen thans afgebroken.
De Vlm-estelijke geallieerden en de Oostenrijkse premier
hebben te Moskou voorlopig aan dovernans-deur geklppt:
de Russen hebben het nog te druk met het berekenen van
de exacte, schadevergoedingen.
Wel was daar tijd voor een ander spel van ingewikkelde
calculatie. De Chinese communistische Regering heeft de
oppositie in Vietnam officieel als regering erkend. Daarmee
is in het internationale prikkenspel kennelijk een nieuwe
variant geprobeerd, de erkenningszet.

Penibele naslagen’van deze inventie zijn er reeds. In de

Verenigde Naties wordt de toestand rond de vertegen-
woordigers van China’s ancien régime steeds pijnlijker.
Terwijl het Amerikaanse Departement van Buitenlandse
Zaken ineens openlijk is geworden over diplomatieke er-
kenning van Franco.

In Groot-Brittannië, . waar men ook aan erkennings-
touwtjes had getrokken; raakt men door deze ontwikke-
ling met d6 lijnen in de knoop. Voorlopig echter heeft
men het naar binnen te druk: de zucht om de kiezer het
zuchten te doen vergeten, tenzij van blijde verwondering,
overheerst.

Of zou men, als consument, anders kunnen doen, wan-
neer de Minister van Voedselvoorziening verklaart: ,,No
government in this country, will ever be able to think
only of the producers of food. It must ‘think of the
consumers as w’ell”.

Als men aan de producenten denkt, kan dit ook aan
consumenten ten goede komen. Zij het dan ook tegen-
woordig vooral buitenlandse. De Amerikaanse Regering
heeft besloten overschotten aan agrarische producten,
uit de markt genomen met regeringssteun, te gaan spuien.’
,,De zolders kraken”.

Wlke last, hierdoor wordt verlicht, niet die van de
belastingen. President Truman heeft in zijn belasting-
boodschap aan het Congres een verhoging der totale
opbrengst met $ 1 milliard voorzien. Maar de belasting
op ‘in het buitenland belegd kapitaal zal worden ver-
laagd. De zucht van blijdschap is voor export bestemd.

INHOUD:

64

67

69

70

72

74
.

75
76

76

77
77 79 79
79
79

IN DIT BLAD

ADVERTEERT

U

MET SUCCES!!

Fa. A. 0. Beuth van

Wickevoort Crommelin

Amsterdam.Z. Tel. 25410

Corns v. d. Lindenstraat 22

Verzekeringadviseurs.

LOD. S. BEUTH

specialist Gezins- en Oude-
dagsverzorging.
Adviezen inzake:

Pensioen-voorzieningen voor
Star
en
Personeel.

Organisatie
Bedrljrs-en Onder-
nemingipensioenfondsen.

Aanvullingen
normalisatie van
bestaande regelingen.

[ L1L1 CURSUSSEN

MODERNE
BEDRIJFSADMINISTRATIE

IN JANUARI

ROTTERDAM
beginf een nieuwe cursus voor:

het M.B.A.- examen van de Maatschappij voor
Nijverheid en Handel en het Nederlands Instituut
voor Elficiency.

het M.B.A. – examen van de Nederlandse Associatie
voor Practijkexamens.

SECRETARIAAT: POSTBUS 800 – ROTTERDAM

JOCOMOTIEf

IE
.

DEZE WEEK:

Welvarend Uruguay

* iedere week zeer vel nieuwe

gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen
,
en buitenland..

Plaatsr voor export een aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.

Abonnementsprijs f 15.— per naar

KONT NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. F1.’ ROELANTS – SCHIEDAFI

ROTTERDAMSCHE

BANK

FINANCIERING

VAN IMPORT-

EN EXPORT-

– TRANSACTIES

50 VESTIGINGE

LÏERLANÏJ

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo – Hengelo

ZOIJTZIEDERIJ

Fabriek van

Soutzuur (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekioog

natronloog, caustic soda.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dezelfde v.eek worden opgenomen.

25 Januari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

63

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. Mr J. G. Koopmans,
De balansen van V. V.R.A

en L.V.V.S.

Het liquidatie-aanbod .van V.V.R.A. en L.V.V.S. heeft
tot verschillende reacties aanleiding gegeven. Daarbij is

vooral aandacht geschonken aan de juridische aspecten

en aan het bepaalde omtrent de fiscale en monetaire blok-
kering van een deel der te verrichten uitkeringen. Daaren-

-tegen is nog weinig aandacht geschonken aan de cijfers
omtrent de stand van de beide hoedels. Hét is echter van belang een duidelijk en objectief beeld te verkrijgen van

de stand van activa en passiva in beide höedels. Daarnaast

zijn er in de beide circulaires van beheerders verschillende
punten ten aanzien waarvan een nadere technische uiteen-
zetting en verduidelijking niet overbodig schijnen. De be-
doeling van dit artikel is in de eerste plaats om tot een

zodanige verduidelijking bij te drager.

Mr
J.
Bruflgam,
De financiële aspecten van het ontwerp

van wel op de materiële oorlogsschaden met betrekking

tot onroerend goed (II).

In dit artikel behandelt schr. de bedrijfspanden, toe-behorende aan personen of ‘vennootschappen met een

belast vermogen van ten hoogste f 500.000. De Minister
van Financiën kan de premieregeling voor deze middel-
grote bedrijfspanden, zoals deze in de wet is vastgelegd,
zonder meer op iij zetten en naar believen een andere
premiéregeling invoeren. En dit alles, omdat de premie
volgens art. 72 lid
5
t/m 10 niet aan de bouwkosten-
index is gekoppeld, wat logischer en in ieder geval fraaier
geweest zou zijn dan de huidige regeling. Nadat enkele
opmerkingen zijn gemaakt over de overige en wel in het
bijzonder de grote bedrijfspanden, schenkt schr. nog aan-
dacht aan het verband tussen de bijdrage in de oorlogs-
schade en verdere rijkssteun enerzijds eh de molest-

verzekeringsuitkeringen anderzijds, en aan demogelijk-
lieid van vervreemding van inschrijvingen in het Groot-
boek voor dç Wederopbouw.

A. Giordano,
De Nederlandse vlag in Italiaanse havens

en de vooruitzichten voor de ontwikkeling van de Neder-

landse scheepvaart belangen.

De Nederlandse scheepvaart in de Italiaanse havens
heeft na de oorlog de concurrentie van andere buiten-
landse lijnen, die eén grote activiteit
ontplooiden
en de
Italiaanse exporteurs meer faciliteiten boden, aan den lijve ondervonden. De Nederlandse scheepvaartpolitiek in Italië
behoeft – zoals met een voorbeeld wordt aangetoond –
volledige herziening om de kansen, dieer voor onze lijnen
liggen, te kunnen benutten. Een Italiaans-Nederlandse
samenwerking zou voor onze scheepvaartbelangen nog
meer b’evorderlijk zijn dan uitbreiding der verschepings-
gelegenheid met meer moderne Nederlandse tonnage.

H. F. Tccoz,
De internationale jaarbeurzen in de toekomst.

De schrijver is van mening, dat werkelijk internationale
jaarbeurzen nog niet bestaan. De te verwachten econo-
mische ontwikkeling eist z.i., dat in Europa – dat intussen
federatief zal zijn georganiseerd – enkele zeer grote
integraal-, ,internationale” jarbeurzen zullen worden ge-vestigd, die een compleet overzicht van de wereldmarkt
bieden. Daarnaast zullen vrij talrijke ,,nationale” tentoon-
stelling-jaarbeurzet kunnen blijven bestaan, waarvan de
inrichting en werkingssfeer met de thans betaande jaar-
beurzen vrijwel overeenkomt.

SOMMAIRE.

Prof.
Mr J. G. Koopmans,
Les balances du V. V.R.A. et
dc la L.V.V.S. –

Dans le projet de liquidation du V.V.R.A. et de la

L.V.V.S. peu d’attention est accordée aux chiffres tra-
duisant la situation des biens inventoriés. L’auteur donne

un aperçu clair et objectif de l’actif et du passif de cet

inventaire. 11 ajoute, en outre, quelques renseignements
techniques sur les différents points reproduits dans les

deux circulaires des liquidateurs.

Mr
J.

Brautigam,
Les ,1specls tinanciers du projet de bi
ur les dommages de guerre par rapport aux immeuhies

L’auteur traite, cette fois-ci, des immeubles destinés

aux entreprisës moyennes et grandes. II commente, en

oiitre, le rapport entre la cjuote-part et les inlerventions plus laiges de l’Etat dans les dommages de guerre d’une

part, et les remboursements d’assurances rnutuelles contre
risques de guerre d’auti’e part, ainsi que la possihilité

du transfert de l’obligation de reconstruire.

A. Giordano,
Le drapeau néerlandais dans les ports italiens

et les perspectives du dëveloppcment des intéréts m.ari-
times néerlandais.

Pour pouvoir tenir tôte i Ja concurrence des lignes
étrangères et pour pouvoir utiliser les possihilités des
lignes’ néerlandaises, la politique maritime n éerlandaise
en Italie, doit être complètement revisée.

H.
F. Tceoz, Is
foires internationales de l’avenir.

J.’auteur et d’avis qu’il n’existe pas encore de foires
vraiment internationales. D’après lui l’évolution future
‘de l’économie européenne rendra nécessaire que soient
établies en Europe quelques trèsgrandes foirs intégrale-
merit ,,internationales”. A côté de ces foires vraiment
internationales pourront exister d’asscz nombreuses foires-
expositions ,,nationales”.

SUMMARTES.

Prof. Dr J. G. Koopmaus,
The balance-sheet of V. V.R.A.
and L.V.V.S.

With regard to the liquidation proposals made by
V.V.R.A. and L.V.V.S:, little attention has so far been
paid to the figures of both estates. The writer presents

a dear and objective picture 0f the assets and liahilities in these estates. In adclition, a technical explanation is
given of the various points contained in the two circular letters of the above offices.

Dr J.
Brautigam,
Financial’aspects of the bill governing
material war-damage in respect of real estate (II).

‘The writer reviews middle-sized and large industrial
premises. Moreover attention is paid to the relation
between the contribution towards war-damage and
further government assistance on the one side and the
payments made by the warrisk insurance companies on
the other, and also to the possibility of traqsferring
rebuilding commitments.

A.
Giordano,
The Netherlands flag in Jialian ports and the
prospects for the developnient of Netherlands shipping

interesis.

In order to face competition from other foreign steamship
lines and to utilize all possibilities, the Netherlands ship-ping policy in Italy should he fully revised.
U. F. Teeoz,
International trade fairs in the future.
The aulhor is of opinion that really international fairs
do not exist yet. The economic evolution to be expected
will make it necessary that in Europe some very large
speciflcally ,,interriational” fairs be established. Beside
these really
,
international fairs can subsist numerous
,,national” fairs.

64

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25
Januari 1950

DE BALANSEN VAN V.V.R,A.

EN

Inleiding.

Het op 12 Januari ji. bekend gemaakte, door beheer-

ders-vereffenaars van de hoedels V.V.RA. (Vermögens-
verwaltungs- und Renten-Anstalt) en L.V.V.S. (Liquidatie

Van Verwaltung Saphatis traat; ex: Lippmann Rosenthal &
Co Sarphatistraat). onder gdedkeuring en met garan-

tie van de Staat’ aan crediteuren dezer lichamen

gedane afwikkelingsaanhod ten bedrage van GO, resp;

70 pCt tegen overdracht, van bepaalde categorieën

rechtsherstelaanspraken aan de Staat, heeft reeds

aanstonds tot verschillende reacties, zowel van de

zijde van rechtstreeks belanghebbenden als van de pers

en van derden, aanleiding gegeven. Daarbij is, in het bij-.
zonder door hen, die op het aanbod criliek hebben uitge-
oefend, in eerste instantie vooral aandacht geschonken

aan de juridische aspecten hiervan – met name de in-
breuk, welke door dit aanbod volgens sommigen zou

worden gemaakt op de zgn. ,,paritas creditorum” – terwijl

daarnaast vooral ook het bepaalde omtrent de fiscale
en monetaire hiokkering van een deel dci’ te verrichten
uitkeringen de belangstelling heeft getrokken. Daarentegen

is, althans voorzover aan schrijver dezes is gebleken, tot
dusver nog betrekkelijk weinig aandacht geschonken

aan de gelijktijdig met het aanbod bekend gemaakte cijfers

omtrent de stand van de heide boedels, behalve voor zover

dit een enkel globaal percentage, alsmede sommige meer

in het bijzonder becritiseerde posten uit de vermogens-
opstellingen betrof.,

Voor de lezers van dit w’eekblad schijnt het mij van
belang, in de eeiste plaats een duidelijk en objectief beeld
te verkrijgen van de stand van activa en passiva
in
heide
boedels, tegen de achtergrond waarvan het gemakkelijker

zal zijn zich een oordeel te vormen over de betekenis
van de argumenten, die door voor- en tegenstanders van

de thans aangeboden regeling reeds zijn en nog zullen wor-

den gebruikt. Daarnaast iijn er in de heide cii’culaires van
beheerders verschillende punten – zowel- betrekking

hebbende op het aanbod zelf en de betekenis van 4e

staatsgarantie als op, de door de Staat verlangde over-
dracht van rechtsherstelaanspraken (speciaal wat betreft

de van deze overdracht uit te zonderen categoiieën), voorts
over de positie van de zgn. cessie-crediteuren, de rechten
van hen, die besluiten het aanbod niet te aanvaarden, en
tenslotte ook over de zoëven reeds genoemde blokkerings-
voorschriften – ten aanzien waarvan een naderé tech-

nische uiteenzetting en verduidelijking niet overbodig
schijnt. De bedoeling van dit artikel en van een tweede,
dat ik mij voorstel in liet volgende nummer van dit blad
te doen verschijnen, is in de eerste plaats om tot
een zbdanige verduidelijking bij te dragen, waarbij

derhalve op de min of meer principiële punten van kritiek,
welke van andere zijde te berde zijn gebi’acht, slechts in
zoverre zal worden ingegaan, als dit in het kader van deze
verduidelijking noodzakelijk of gewenst schijnt. Een

;,full dress debate” met de opponenten’ ten aanzien van
deze meer principiële punten – waartoe trouwens anderen

meer dan schrijver dezès bevoegd zijn – ligt dus te dezer.
plaatse niet in dc bedoeling.

Globaal ooerzicht aan de stand der boedels.

Gelijktijdig met het aan ci-editeuren gedane aanbod
is door de beheerders tevens voor de eerste maal een
samenhangend overzicht van de activa en passiva van
beide boedels verstrekt, nadat tevoren ten hoogste omtrent
enkele afzonderlijke posten min of meer authentieke
gegevens bekend waren
1).

“) Vergelijk hieromtrent onder andere de ,,Bedrijfseconomisclie
Notities” van de hand van de heren
J.
Brancis en
X.
t,..
Brezel in
van
9
en
30
Maart
1949.

Dit kon ook nauwelijks anders, aangeziei, zoals uit de

circulaires van beheerders, blijkt, belangrijke delen van

de administratie eerst betrekkelijk onlangs gereconstrueerd

konden uorden. Dat deze reconstructie, zij het na geruime
tijd, kon w’orden tot stand gebracht, moet op zichzelf
als een niet gei’inge prestatie van de beheerders en hun

staf van accountants•en anderenworden beschouwd. Het
onvermijdelijke gevolg van, deze lange duur was echter,

dat tot voor kort zeer uiteenlopende, dikwijls zelfs fantasti-

sche, schattingen omtrent het uiteindelijk mogelijke uit
1

keringspercentage de ronde deden, waarbij echter veelal.
het pessimisme overheerste. Eerst de laatste tijd werd

geleidelijk hier en daar een tipje van de sluier opgelicht

en namen de voorlopig nog onbevestigde geruchten over
een mogelijk te verwachten uitkering van 70 pCt

bij
L.V.V.S.. en 60 pCt bij V.V.R.A. geleidelijk toe, totdat

omstreeks midden December de vrijwel gelijktijdige mede-
delingen van de Ministers van Justitie en van Financiën

in de Memories van Antwoord terzake van hun resp.

begrotingshoofdstukken hiervan de officiële bevestiging

brachten, zij het ook, dat men voorlopig nog moest gissen

velk deel van deze. percentages aan ,,eigen” activa van

de boedels en wëlk deel aan de door de Staat te verlenen

garantie moest worden toegeschreven. Op ‘dit laatste punt
hebben eerst de beide circulaires van beheerders met hij-
lagen een volledig inzicht van zaken verschaft.

Dit inzicht wordt echter voor de argeloze lpzer –

vooral indien deze, zoals de rheerdeheid dci’ onmiddellijk

belanghebbenden, uitsluitend de circulaire inzake L.V.V.S.
en niet die betreffende V.V.R.A. in handen heeft.gekregen
– bemoeilijkt, doordat de heide boedels niet los naast
elkaar staan; immers enerzijds is L.V.V.S. de gi-ootste

crediteur (voor niet minder dan bijna 44 pCt) in V.V.R.A.,

en anderijds vomt de uit dezen hoofdé van V.V.R.A.
te verkrijgen uitkering ad 60 pCt meer dan 40 pCt van de

totale activa van de’hoedel L.V.V.S. Iedere mee- of tegen-
valler in de boedel V.V.R.A. – daaronder begrepen de

door de Staat aan deze boedel verstrekte garantie –
isdus niet alleen van betekenis voor de crediteuren van
deze boedel zelf, maar ook in belangrijke mate voor die

van L.V.V.S. Een gecombineerd overzicht van beide

boedels kan om dezelfde reden dan ook niet bestaan uit

een eenvoudige optelling van de wederzijdse activa, resp.
passiva – vooral van het totale tekort zou men zodoende
ecn_vrij ‘sterk overdreven beeld verkrijgen -, maar dient

te geschieden in de vorm van een’,,geconsolideerde”.balans,
waarin de onderlinge vorderingen en schulden ‘buiten be-
schouwing zijn gelaten. In het navolgende wordt getracht

een zodanige geconsolideerde opstelling, in zo overzichtelijk
mogelijke vorm en tot een zo gering mogelijk aantal posten
samengevat, te geven, waaraan ter vergelijking voorafgaat
een verkorte samenvatting van beide halansen afzonderlijk,

corresponderend met de opstelling vpn beheerders. (Alle
bedi’agen zijn in millioenen guldens, afgerond tot op
f0,5 millioen).

A.

Officiële opstelling
V.V.II.A.

Activa.


Passiva.
Direct realisecrbarc activa
Schuld aan
L.V.V.S. (pos-
(kas,

deposito’s, schat-
ten 16a en
17)

……..
110
kistpapier

en

staats-
obligaties;

posten

1
Overige crediteuren (post
t/na

5)

…………..
‘135
’16b)

……………..
140,5
Diverse activa en dcbiteu-
ren (postel’t
6
t/m
8)
4
\Tei.goecliilg door de Staat
wegens overname van
de kampen \\’esterbork
en Vughi (post
9)
. , .
5,5

Buitenlandse effecten en
vorderingen

(groten-
deels
op
Duitsland;
pos-
ten

10

t/in

15)

……
P.M.

Totaal …………
144,5

Totaa’ …………
250,5

Tekoi’t in deze boedel derhalve f 106 millioen; mogelijk.
uitkeringsperèentage zonder verdere bijdrage van de
Staat 144;5 250,5 = ca 58 pCt.

B. Ofliciëto opstelling L.V.V.S.
Activtt
Passiva.
Direct realiseerbare activa
Concurrente

crediteuren
poslen
1

t/m

4) ……56,5
(netto; posten 14, 14h,
Diverse

activa

en

debi-
14c en 14(l)

……200
teuren (posten 5 en 9)

1,5
Itij:

koersver-
In Duitsland verloren ge-

.
schillen

op
raakte

staatsobligaties
effecten

(post
(blijkens cle toelichting
14a)

……..28
door de Staat gegaran-
228
decici met inbegrip van
ren;

Post

6)

……..
21,5
Reeds

verstrekte

voor-
schotten aan rekening-
houders (Post
7)
……
8,5
Vorderinen op
\TV
ad

nominaal

110

mln
gewaardeerd

tegen

60
pCt

(Post’ 8) ……..
66
Buitenlandse effecten en
vorderingen (posten 10
t/nl

12)

…………..
P31.
154
Af:
Integrale

100 pCt

crediteuren
‘)
(post 13)-
2,5

Totaal

…………
15 1,5

1)
\Vegens na de bevrijding geïncasseerde coupons, dividenden
en lossingen.

liet tekort in deze boedel bedraagt derhalve t 89 millioen

en het uiteindelijk mogelijke uitkei’ingspercentage zonder
bijdrage van dë Staat – afgezien van die, welke reeds

in de posten 6 en 8
2)
begrepen is – 151,5 : 240,5 =


ca 63 pCt.
Zoals reeds opgemerkt, zou liet onjuist zijn uit deze

beide deelopstellingen te concluderen, dat liet totaar der
aanwezige activa f 296 millioen, dan ivel het totaal der
$ssiva f491 millioen zou bedragen. In werkelijkheid ver

toont een geconsolideerde opstelling vaii beide lichamen

het navolgende beeld:

Activa.

Passiva.
Direct realiseerbare aetiva

Crediteuren V.V.R.A. (ex-
135 + 56,5 ………. 191,5

clusief L.V.V.S.) . ….. 140,5
Diverse activa en debi-

Crediteuren
L.V.V.S
….. 240,5
teuren 4 + 1,5 ……5,5

Onbekende crediteuren

PIl.
e,.goeding wegens Over-
natne kampen

5,5
In
Duitsland verloren ge-
gane staatsobligaties . .

21,5


Voorschotten aan reke-
ninghouders L.V.V.S.’)

8,5
Di\’erse nO.i-V ii urs
. . . . P.M.
Integrale crediteuren
L.V.V.S. ………… – 2,5

230

– ,

381

‘) Aangezien de vermogensopstellingen (le toestand per 31 De-
cember 1948 weergeven – overigens onder cie toevoeging, dat de huidige toestand hiervan niet in belangrijke mate afwijkt ‘ komen
de eerst in 1949 gedane voorlopige uitkeringen hij
V.V.R.A.
ier
hoogte van 30 pCt der vorderingen in deze boedel in bovenstaande
cijfers nog niet tot uitdrukking.

liet totale tekort blijkt derhalve te bedragen t 151

millioen en het gemiddelde percentage, waarmede de ver-
plichtingen door de activa w’orden gedèkt, 230: 381 =
ruim 60. Dit is derhalvx het percentage, dat zonder
staatsgarantie – afgezien van die voor de reeds genoemde
post. staatsobligaties — aanwezig zou zijn; telt men
laatstgenoemde post niet mee, dan zouden de activa f 21
3
5
rnillioen gei’inger en – zie beneden – bovendien de
passivd. ruim f 10 millioen hoger zijn, zodat in dat geval
lie gemiddelde , ,dekkingspercentage” slechts 208,5: 391
=
ca 535 zou bedragen.
in werkelijkheid zal echter, indien alle crediteuren het
aanbod zouden aanvaarden, in totaal beschikbaar worden
gesteld 60 pCt van f140,5 millioen = /
845 millioen
voor
de crediteuren van \Î.V.R.A. en 70 pCt van f 240,5 millioen

=
/
168,6 nsillioen
vooi’ die van L.V.V.S., derhalve in
totaal
f 253 nzillioen,
of vel f 23 millioen boven hetgeen
aan activa in de beide boedels aanwezig is. Dit is dus het,
bedrag, dat de Staat – afgezien van de garantie vooi’ de

‘) Zonder de garantie voor de V.V.R.A.
zou
deze post 8 slechts op ca 58 pCt in plaats van
01)
60 pCt
van
f110 millioen, dus onge-
veer 1`2,5 milhioen lager, gesteld hebben mogen worden; liet totale
netto-actief
ZÛU
in dat geval dus slechts f149 millioen, het tekort
in deze boedel (91,5 millioen, en het mogelijke uitkeringspercentage
ca 62 pCt in plaats van 63 pOt hebben bedragen.

meergenoemde staatsobligaties en voor tegenvallers wegens
onbekende crediteuren of anderszins – naar vdrwachting
zal hebben bij te’passen, wa’artegenover dan echter als

bate voor de Staat het provenu der over te dragen rechts-h6rstelaanspraken jegens derden zal komen te staan. Van
deze extra f 23 millioen komen uiteindelijk f 3,5 millioen

ten goede an de \T.V.R.A..crediteuren (exclusief LV.V.S.)

-en de overige f 19,5 inillioen aan de L.V.V.S.-crediteuren
3),.

He,’ko,nst pan de actiQa en oorsprong uan het tekort.

Voor velen zal het ongetwijfeld een verrassing zijn te
constateren, dat in de beide beruchte Duitse ,,roofinsti-

tuten” nog betrekkelijk zo grote bedragen aan realiseerbare
activa (50 d 60 pCt van de totale passiva ) zijn aangetrof-
fen. Een en ander wordt nog te neer geaccentueerd door

de mededeling in de circulaire aan de L.V.V.S.-crediteuren,
dat boven en behalve deze activa na de bevrijding

nog in natura effecten aanwezig wardn ter
nominale
waarde

van omstreeks f128 millioen, benevens ruim 26.000

stukken zonder nominale waarde en certificaten van ruim

340.000 stuks Amerikaanse shares. (Een waardeberekening

.van deze effecten kon uiteraard niet worden gegeven,

aangezien deze nooit in de boeken van L.V.VS. verwerkt

zijn en aan de reclithebbenden in natura zijn of zullen
worden teruggegeven. Blijkens de circulaire heeft deze
uitlevering thans voor ca , gedeelte plaats gehad). Boven-

dien is blijkens cle toelichting op de balans van L.V.V.S.
ook nog buiten de rermogensopstelling gelaten een bedrag
ad ruim t 10 millioen aan individuele crediteuren toebe-
horende Nederlandse staatsobligaties, welke, evenals de
reeds genoemde f 21,5 millioen, in Duitsland zijn zoek-

geraakt, maar ten aanzien waarvan eveneens rekening
wordt gehouden mci de uiteindelijke afgifte van dupli-
caten. De staatsgarantie bréngt echter mede, dat, ook
al zou deze verwachting onvérhoopt niet in vervul1in
kunnen gaan, de Staat in elk geval ook aan de vroegere

bezitters van deze, effecten, ciie alsdan voor de waarde
van deze stukken eveneens als crediteuren van de boedel
zouden moeten worden beschouwd, 70 pCt van, deze

waarde als uitkering garandeert. De Staat kan deze ga-
rantie geven, omdat – alweer blijkens de toelichting

op de vermogensopstelling – bij de huidige stand van de
effectenregistr’atie geblken is, dat de betreffende stukken
tot dusver niet door ,,tcgenwoordige bezitters” zijn

aangemeld. Intussen is het niet ondehkbaar, dat dit alsnog
gebeurt, zodat de Staat dus inderdaad een reëel risico
op zich neemt om deze bedragen eventueel tweemaal,
resp. 1,7 maal, schuldig te worden.
De hierboven genoemde ‘pakketten staatsobligaties –
zowel de f 21 millioen van de boedel L.V.V.S. zelf als de

rond f 10 millioen toehehorend aan individueL crediteuren
– zijn, zoals reeds opgemerkt, naar Duitsland vervoerd’
en daar (waarschijnlijk ec:’st na de bevrijding!) materieel
zoekgeraakt. Hetzelfde is ook gebeurd met een waarde
van rond f 12 millioen aan andere, voornamelijk
originele buitenlandse effecten, die op de zgn. Dolle
Dinsdag nog bij V.V.R.A. aanwezig waren en op dat tijd-
stip, op persoonlijk bevel vari Seyss-Inquarl, aan een

der hogere Duitse ambtenaren hier te lande afgegeven
en nadien spoorloos verdwenen zijn. Dit zijn echter de
enige – en in verhouding tot liet totaal der vermogens-
waarden in quaestie betrekkelijk ondergeschikte be-
dragen, waai’bij van een directe, materiële ,,roof” door de
Duitsers sprake is geweest. Voor liet overige’ heeft de
uitpiundering van de Joodse bevolkingsgroep plaats
gehad in de meet’ fatsoenlijke”, althans naar de uiterlijke
vorm ‘de schijn van een zekere legaliteit aannemende, –
gedaante, waarin de bezetters zich ook op ander gebied
zo bekwaam hebben getoond; zozeer zelfs, dat men hier-
voor in liet intergeallieerde schadevergoedingsjargon van

3)
Nl.
liet verschil tussen de hierboven in de tekst genoemde
f168,5 millioen en de f
149
millioen, welke blijkens noot ‘) in
L.V.V.S.aanwezig zouden zijn. indien de V.V.R.A.-uitkering slechts 58 pCt zou bedragen.

25 Januari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

s

65
Crediteuren wegens zoek-
geraakte effecten (post
14e)

…… . ……….

12,5
Onbekende crediteuren
(post 15) …………
P31.

4

Totaal …………246,5

66

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1950

na de oorlog eell speciale term – ,,technical looting” –

heeft moeten creëren. In het onderhavfge geval nam deze

indirecte roof” de vorm aan van verkoop, gevolgd door

creditering op rekening en collectieve ‘,,herhelegging”
van de opbrengst. Dank zij deze methode was ook een,

weliswaar zeer verwarde en ingewikkelde, maar uiteinde-

lijk toch nog vrij nauwkeurig reconstrueerbare âdminislra-

tie vande individuele tegoeden.aanwezig. Ben deel van de

bed,oelde herbelgging heeft in Nederlandse fondsen –

vodrnarnelijk door inschrijving op de in hezettiigstijd nieuw

uitgegeven staatsleningen – ‘en voor een deel ook in
banksaldi plaatsgevonden, en daaraan is het dan ook

toe to schrijven, dat er nog een betrekkelijk zo hoog percen-
tage in realiseerbare vorm is aangetroffen. Voor een ander

en belangrijk deel heeft de ,,belegging” echte het karakter

gehad van een uitgesproken ,;Fehlinvestierung”, ni. voor

zover hèt beleggingen in vorderingen op de Duitse Staat

(voornamelijk Reichsschatzanweisungen) en andere Duitse

overheidsinstanties, resp. op Duitse bankinstellingen (dit

laatste echter tot zeer matige bedragen) betrof Deze
,,Fehlinvestierungen” vormen de vèrklaring vooi’ vrijwel

het gehele tekort op de balansen van de heide boedels,
dat blijkens de bovenstaande cijfers in totaal rond f 150
millioen bedraagt.

De DwitseReichsschatzanweisungen en de betalingen c.’oor de
kwnpen. .

De grootste post uit dit tekort wordt gevormd door het
reeds genoemde Duitse schatkistpapier, tn bedrage van
nominaal RM 98,6 millioen bij V.V.R.A. en RM 51 mil-
lioen bij L.V.V.S., derhalve tezamen rond RM 150 mii-
lioen of
wrel
(tegen de toenmalige koers, waartegen deze
marken verworven zijn) 112,5′ miljoen gulden
4).
Deze

post vormt een van de meest controverse punten, wa’artoe

de afwikkeling van de boedels tot dusver aanleiding
heeft gegeven. Reeds vroeger in de Tweede Kamer, en

thans opnieuw door de woordvoerders van de Joo’dse be-
‘-langhebbenden, isnl. het argument gebezigd, dat, hadden
de Duitsers deze bedragen niet bij de onderhavige insti-
tuten ondergebracht, het bekende
1
rnarkensaldo van De
Nederlandsche Bank ten tijde,van de be’rijding auto-

‘) De overige bestanddelen van het tekort kunnen op soortgelijke
wijze, uit de gepubliceerde cijfers (speciaal de hij de P.M.-posten
en cle verdere, onvolwaardige activa vermelde nominale bedragen)
worden afaeleid. 1-lieruit blijkt, dat voor rekening van de vorderin-
gen op diverse ‘Duitse overheidsinstanties en banken komt een
bedrag van ruim f9,5 niillinen, van liet verlies
op
pandbrieven
Landelijke Hypotheekbank (aknnemcncle, dat deze 6. pan verwor-ven zijn) bijna f 2,5 millioen, van ‘verliezen op diverse dehiteureri
en activa eis fl.5 millioen, van verloren geraakte effecten ca
13,5 millioen (ea f1 millioen uit eigen bezit van
V.V.R.A.
en ca
f1 2,5 millioen uit bezit van individuële cliënten’), en ten slotte
van de hierna te bespreken uitgaven ter zake van de kampen Wes-terbork en Vuglit
tuim
f 20 milhoen. Tezamen met de hierboven in
de tekst genoemde f112,5 millioen wegens het Duitse.sehatkist-
papier maakt dit voor de beide hoedeis in totaal een bedrag uit
van f159 ‘ë f160 millioen,
cl.w.z.
f 8
S
f9 millioen meer dan het
eerder berekende totale tekort cd f551 millioen. I’IoitdL men boven-
dien rekening met het feit, dat in
laatstgenoemd tekort
de
in
het
volgend nummer uitvoeriger te bespreken passiefpost ccl
t
28 mii-
lioen wegens koersverschillen op effecten begrepen
is
(waartegen-
over uiteraard door de boedels geen activa verworven zijn) dan volgt
hieruit de op het eerste gezicht verrassende conclusie, dat een be-
langrijk gedeelte van de bovengenoemde verliesposten,
fl1.
ten be-‘
drage van niet minder dan f 36
S
f 37 millioen, door baten uit anderen
hoofde moet zijn goedgemaakt. Men kan e.e.a. ook
zo
uitdrukken, dat, indien alle hierbovengenoemcle posten volwaardige activa
zou-
den vertegenwoordigen, en wanneer men tevens aan de passiefzijde
de poslen wegens verloren geraakte effecten en die wegens koers-
verschillen
zou
weglaten, de aldus,, gerecprstrueerde” geconsoli-
deerde balans een
overqchot
van f 36
S
t
37 millioen zou vertonen,
waarvan ruim f14 millioen bij
V.V R.A.
en ruim f22 millioen bij
L.V.V.S deze voorstelling van “zaken, hoewel comptabel eenvou-
diger, lijkt mi. echter wat. al te veel op ,,wishful thinking”, zodat
ik aan de eerstgenoemde wijze van verklaring van dit bedrag de
voorkeur geef. Hoe dit echter ook zij, in ieder geval volgt uit deze
cijfers, dat er tegenover de verliezen
ook balen in de orde van
fJrOOtle
van
f
35
d
f
40
miljoen
moe’en
hebben
gestaan,
en hierbij kan men
bezwaarlijk aan iets anders denken dan aan inkomsten uit
rente
en
revenuen uit effecten, verminderd met cle ,,exploitatiekosten” van
de beide concerns”. Indirect volgt hiertilt dus naar mijn mening
de belangrijke conclusie, dat de legende, volgens welke de revennen
geheel of vrijwel geheel door de beheerskosten” zoude’nzijn opge-
slokt, op zijn minst genomen ernstig overdreven is. Integendeel
moet men concluderen, dat, zonder een batig saldo van de revenuen
boven deze kosten in de orde van grootte van de genoemde rond
f 36 millioen, het bedrag van het totale tekort dienovereenkomstig
hoger
zou
zijn geweest.

matisch zo’veel hoger zou zijngeweest en dat, aangezien
dit laatste saldo geheel door de Staat vo’or zijn rekening

is genomen, met de ônderhavige RM 150 millioen billijk-
heidshalve hetzelfde had dienen te geschieden. Van de-

zelfde zijde is gesteld, dat, indien zulks geschied ware,

en wanneer de Staat bovendien de hierna te bespreken

vergoeding voor de kampen op het door belanghebbenden
verlangde hogei’e bedrag ad ca f 26 millioen zou hbhen

gesteld, een uitkering van ca 100 pCt althans hij L.V.V.S.

mogelijk zou zijn geweest. Geheel juist is deze bei’ekening
m.i, niet; in feite zou ni. het percentage ook in dat geval

niet, meer dan ‘rond 95 hebben kunnen bedi’agen
5),

maar voos’ de principiële zijde van de vraag is dit uiteraard

van ondergeschikt belang.’ Zonder uitvoerig in de mérites

van de zaak zelve,t’treden, moge hier’echtei’ wel in het

kort’ de reden gememoreerd wo’rdei, waarom de Staat in
feite niet tot een vergoeding .van deze aard berèid is;

een pilht, waarover de cii’cuiaires van beheerders

wei uiterst sober zijn. De bedoelde reden is m,i.,
voorzover uit de vroegere ministeriële uitlatingen terzake

is af te leiden, deze, dat de Staat in het algemeen slechts
bereid is
mate,’iële
oôrlogsschaden – op de voet van hët

daartoe aanhangige wetsontwerp – te vergoeden, maar ,niet de schaden, welke door de talloze andere, meer of.

minder onrechtmatige, handelingen van de bezetter zijn
ontstaan, en meerbepaaldelijk niet die, welke hun oorzaak

vinden in wanbeheer van door of namens de Duitse in

stanties aangestelde ‘ ,,Verwalters”. Voor alle schaden

van deze aard is uitsluitend de weg van het privaatrechte-

lijke rechtsherstel, niet daarentegen een beroep op de
gemeenschapskas opengesteld. Wanneei’ van deze alge-mene richtlijn voor de boedels V.V.R.A. en/of L.V.V.S.
incidenteel zou worden afgew’eken, zou dit de Staat, en

dus uiteindelijk de beiastingbetalers, niet alleen de hier

in, discussie zijnde f 112,5 millioen koten, maar boven-
dien onoverzienbare consequenties hebben vo’or tal van

andere gevallen, waarin alsdan’met – werkelijk of schijn-

baar – evenveel reht’ een vergoeding van overheids-
wegè voor wanbeheer “door andere ,,Verwal’ters” en der-
gelijke zou kunneri v’orden geclaimd:

Van analoge aard – ook hier kan men op grond van de

tot dusver gepubliceerde gegevens slechts in termen
van waarschijnlijkheid spreken – zijn vermoedelijk’ de
overwegingen, welke de Regering er toe hebben gebracht,
om voor de kampen Westerbork en Vught niet de volledige
te dezer ‘zake in de boeken van V.V.R.A. voorkomende

post (blijkens d6 gepubliceerde’ stukken rond f 26 mi?-
lioen, ‘in welk bedrag echtes’ naast de bouwkosten ook
een post voor de exploitatie van deze kampen, alsmede
voor het zgn. ,,Judenreferat” is begrepen) te vergoeden,

maar slechts dat deel hiervan, waarvoor de Staat, wegens
de overname dezer kampen’ na de bevrijding, ingevolge-
uitgebrachte ta.xatierapporten als werkelijk gebaat kan
worden beschouwd, t,w. f 5,6 millioen. Wat de ove-
rige rond f 20 millioen betreft, waarvoor dus na de
bevrijding
geen
materiële. tegenwaarde meer aanwezig
was, zijn ook uit de uitgaven, uit dezen hoofde door de
,,Verwaltess” gedaan, in beginsel, evenals de belegging in

Reichsschatzanweisungen en andere non-valeurs, als een
,,Fehlinvestierufig” – zij het ,00k een van, vooral voor
de rechtsti’eeks beti’okkenen, zeer bijzondere aard – te

beschouwen, en de weigering tot vergoeding van dit meer-
des’e bei’ust dan ook vermoedelijk in wezen op dezelfde
overweging, welke hierboven ten aanzien van het Duitse

De gezamenlijke activa van de beide hoedels zouden in ‘deze
veronderstelling namelijk hebben bedragen f230 + t 132.5 =
f362,5 millioen, zodat er in dat geval nog altijd een tekort van in
totaal f18
S
f19 millioen (vergeleken hij het totaal der passiva act
381 millioen) zou zijn overgebleven. Uiteraard
zou
er nl. in Oeze
veronderstelling voor de Staat geen aanleiding hebben bestaan
om
bovendien
nog eens een bedrag voor de overname van rechts-
her.stelaanspraken ter beschikking te stellen, aangezien bij een uit-
keringspercentage van 95 – waarvan hier verondenstellenderwijze wordt uitgegaan – verteweg de meeste van deze aanspraken nau-
welijks meer een reële betekenis gehad zouden hebben (zie hiervoor
nader het volgende artikel).

25 Januari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

67

schatkistpapier werd weergegeven. De tekst van de

circulaire is echter ook op dit punt vrij sober en het is dus
mogelijk, dat hiervoor van overheidswege ook nog andere

gronden hebben gegolden.
rr
er
ijl dc Regering dus kennelijk

niet bereid is ge-

vonden, bepaalde schadeposten aan de boedels te ver-

goeden, heeft zij aan de andere kant wel een garantie
ten laste van de overheidskas willen verstrekken, ten-
einde een bespoediging van dé afwikkeling der boedels

mogelijk te maken.
Op dc betekenis van dze garantie, evenals op de met
het afwikkelingsaanbod verbonden voorwaarden inzake
overdracht van reéhtsherstclaansprakcn, zal in een vol-
gend artikel nader woeden ingegaan.
J. G. KOOPi\IÂXS.

DE FINANCIËLE ASPËCTEN VAN HET

ONTWERP VAN WET OP DE MATERIËLE
OORLOGSSCHADEN MET BETREKKING

TOT ONROEREND GOED.

111)

ad a. en b.
Naast het in het eerste gedeelte van

dit artikel voôr woningen en courante bedrijfspanden
besproken systeem van jaarlijkse rentevergoedingen of
renteloze -credieten en uitgestelde bijdragen over
tien jaar, opent art. 72 de mogelijkheid van een

onmiddellijk uit te Iceren premie in contanten. Voor
herbouw bedraagt deze premie 90 pCt van het be-
drag waarover men anders rentevergoeding of een ren te-

loos crediet had ontvangen; voor hcrstdl de reeds
genoemde percentages van het verschil tussen de herstel-
kosten en de bijdrage in de oorlogsschade.
Op het eerste gezicht lijkt deze premieregeling een
volkomen afwijking van het zorgvuldig ontwikkelde
systeem van subsidiëring gedurende 10, jaar in verbahd met het rendement en uitkering van een iiitgestelde bij-
drage eerst na die 10 jaar, wanneer huren en prijzen meer
gestabiliseerd zullen zijn dan thans het geval is. In werke-
lijkheid is er geen verschil tussen dit systeem en. een

premieregeling.
1-Jet systeem van op het rendement gebaseerde jaar-
lijkse bijdragen heeft tot grondslag een wegbelasten door
subsidieverlaging van de zeker komende waardestijging
van het niduwgebouwde onroerend goed tengevolge van
algemene huurstijging. Een dergelijke waardestijging zal

echter ook ten deel vallen aan het oude, reeds voor de
oorlog bestaande, onroerend goed. ‘Wat gebeurt er met de
waardestijging van dit oude onroerend goed? Het is hier
niet de plaats om uitvoerig stil te staan hij de vraag,
of algemene huurstijging gepaardmoet gaan met een
huurbelasting op het dude onroerend goed (al zij terloops
opgemerkt, dat een dergelijke huurbelasting een logisch complemeqt zou zijn op de Vertogensaanwasbelasting).
Eén ding is echter zeker: subsidieverlaging wegens waarde-
stijging bij nieuwgebouwd onroerend goed zou schromelijk
onbillijk zijn, indien van het oude onroerend goed niet
tevens een huurbelasting zou worden geheven. Eigenaren
van nieuwgebouwd onroerend’ goed zouden zich dan immers de baten van de waardestijging zien ontgaan,
die de eigenaren van oud onroerend goed zouden mogen

behouden. Zeer lezenswaard zijn de beschouwingen,
die Rotterdams burgemeester hierover in de Tweede

Kamer heeft gehouden. –
Als de Regering dus overgaat tot een premiestelsel,
wil dat nog geenszins zeggen, dat zij haar jarenlang ge-
koesterde voornemen om de waardestijging van het nieuw-gebouwde en door haar gesubsidieerde oni’oerend goed tea
hate van de Schatkist te doen strekken, heeft laten varen.
– Het wil slechts zeggen, dat eigenaren van nieuwgebouwd
onroerend goed bij optredende waardestijging itiet anders

erste gedeelte van dit artikel werd dpgenomen in ,,E.-S.B.”
van.18 Januari 1950.

zullen worden behandeld dan eigenaren van oud onroerend
goed. En dit mag verheugend worden genoemd.

Intussen is de Régering niet geheel consequent in deze
leer. In de èerste plaats is naast het premiestelsel het oude

ssteem van rentevergoedingen en leningen met rbnte-

faciliteiten gehandhaafd, zulks ter keuze van de

geti’.offene. Op zichzelf is dit weinig bezwaarlijk,

doch duidelijker is liet systeem van het Wetsont-

werp er n)et door geworden. In de twepde plaats w

ordt
geen premie gegeven tot het volle bedrag der niet-rendabele

bouwkosten maar slechts tot 90 pCt van dit bedrag.

Ook dit is ieinig bezwaarhjk, mits hiermede rekening
wordt gehouden,
indien
t.z.t. tot een huurhelhsting ‘zou worden beslotn. De korting van 10 pCt zou clan als een

soort reeds plaats gehad hebbende voorheffing moeten

worden beschouwd. hetzelfde geldt trouwens voor het

met 30 pCt vooruitlopen op de komende algemene huur-
stijging, hetgeen reeds werd besproken
2).

ad c.
De derde categorie panden, voor welker hei’bouw
boven de bijdrage in de o’rlogsschade in ieder geval steun
zal woiden verleend zijn de bedrijfspanden, behorende

aan personen of vennootschappen (,,belanghebbenden”
zegt het Ontwerp nog al vaag), met een belast vermogen
van ten hoogste f 500.000, mits na 5 Mei 1945 met de
herboi.iw, of het herstel •is begonnen en de bijdrage in de
oorlogsschade ten minste f 500 bedraagt. Onder belast

vermogen wordt verstaan het zuivere vermogen in 1947
volgens de Wet op de Vermogensbelksting, nadat het is
verminderd op voet van art.- 10 van die ‘Wet, dan wel

het zuivere bedrijfsvermogen volgens liet Besluit op de
Vermogensbelasting voor liet belastingjaar, waarin 1
Januari 1947 valt. Dat het niet baat om ter verkrijging
van subsidie strolieden of . dochtermaatschappijen naar
voren te schuiven, is de strekking van het slot van liet

10e lid van art. 72, waat-in dit vermogenscriterium wordt

geregeld. –

De grens van f 500.000 lijkt mij willekeurig. Bovendien

past een vermogenscritcrium — dat goeddeels op sociale
motieven berust – niet in het stelsel van de artt. 71 ep
72, dat verder op economische motieven berust. Evenals
op vele andere plaatsen blijkt. hier, dat-een compromis

is gesloten tussen vele uiteenlopende meningen.

Ten aanzien van deze categorie bedrijfspanden, welke bij
de voorlopige regelingen onbekend was en welke hierna
gemakshalve zal worden aangeduid als die der middel-

grote bedrijfspanden, is de Regering consequenter in de
premieleer geweest. dan ten opzichte van woningen en courante bedrijfspanden. In at-tikel 71 – het artikel van
de rentevergoedingen en renteloze leningen – wordt deze

categorie nI. niet afzonderlijk genoemd, zodat zij volgens
dït artikel slechts voor deze faciliteiten in aanmerking
komt, indien ,,zulks in het algemeen belang is te achten”.

In art. 72 – het premie-artikel – wordt
ec
ht
e!
: pitdrukke-

lijlc een
aanspraak
op een premie verleend. 1-let merkwaar-
dige van deze premie is, dat zij niet is gekoppeld aan het

beloop van de bouw’kostenindex (zoals art. 8 doet voor de
integrale vergoeding), noch ‘aan het rendement (zdals
art. 71 doet). ‘Zij is gefixeerd op een percentage van de bouwkosten per 9 Mei 1940 van een vervangend pand:
(Er zij op gewezen, dat de bouwkosten pei’ Mei 1940 een

hoger bedrag vertegenwoordigen dan de bijdrage in de
oorlogsschade voor,het verwoeste pand – eveneens naar de
prijzen per 9 Mei 1940 —’,omdat in de bijdrage een zekere

afschrijving ‘is verdisconteerd, afhankelijk van de ouder-dom van het pand). 1-let percentage bedraagt 100 bij een
belast vermogen van ten hoogste f 50.000, 40 bij een be-
last vermogen van precies f 500.000 en een evenredig
tussenliggend percentage bij een vermogen tussen 1 50.000

‘)
Blijkens recente uitlatingen van de Minister van Wederopbouw
en Volkshuisvesting is een premieregeling binnenkort ook tever-wachten voor de particuliere nieuwbouw en voor de woningwet-
bouw. In liet licht van het bovenslaancie is dit iogisch.

1).

•’

“y

” “-/
‘-‘a-w.r’J.
‘-‘ ,—

,.;
“”e’—’

– —;

68

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICI-TEN

25 Januari .1950

en
f
500.000. Merkwaardigerwijze noemt art. 72 lid 7

dit
aflopende
percentage een toeslagcoëfficiëntl Dat de

premie niet aan de houwkostenindex is gebonden. is iiiet
verdedigbaar. Voor de huidige omstandigheden is zij zeker

niet hoog; in de tdekomst kan zij echter te hoog worden’,

indien cle bouwkosten sterk zouden dalen. De Minister

van Financiën stond dit gevaar blijkbaar voor ogen, toen

hij (art. 72 lid 5 sub c) zich de bevoegdheid voorbehield

voor deze middclgrote bedrijfspanden ingevolge art. 71

algemene regelen te stellen voor aedictyerlening of toe-

kenning van jaarlijkse bijdragen, in welk geval
geen

aanspraak meer bestaat op een premie. Echter kan die

premie, zij het tot een ander bedrag dan de leden 5 t/m

10 van art. 72 voorschrijven, dan toh weer wel gegeven

worden via art. 72 lid 1, ‘dat in het algemeen bepaalt, dal

credieten (met rentefaciliteiten) en jaarlijkse bijdragen

omgezet kunnen wordçn in premies, indien de rechthebben-

den daarom vragen. Maar dan is de Minister van Finan-

ciën geheel vrij in het bepalen van de hoogte van het
premiebedrag! De zeer ingewikkelde omweg: art. 72

leden 5 tJm 10: aanspraak op een gefixeerde premie —

art. 72 lid 5 sub c: als deIVlinister tenminste geen algemene

regels geeft voor credietverlening en toekenniflg van
jaarlijkse bijdragen volgens art. 71 — art. 71 lid 1: cre-

dieten en jaarlijkse bijdragen in het algemeen belang

volgens de zoëven bedoelde regels — art. 72 lid 1: toch
weer een premie, maar nu is de Minister niet meer gebonden

aan de normen van de leden 5 t/in 10!,is slechts een, de

wetstekst onleesbaar makende, camouflage van het feit,
dat de Ministei’ van Financiën de premieregéling voor de
middelgrote bedrijfspanden, zoals deze in de.Wel.is vtst-
gelegd, zonder meer op zij kan zetten en naar believen
een andere premieregeling kan invoeren. En dit alles,

omdat de premie volgens de leden 5 t/m 10 niet aan de

bouwkostenindex is gekoppeld, wat logischer en in ieder

geval heel wat fraaier geweest zou zijn dan de hpidige
regeling: premie — geen premie — .toch een premie,

maar minder, (of mogen we hopen: meer?)

Naast de drie thans behandelde categorieën resten de

overige panden ën wel in het bijzonder de grote bedrijfs-

panden, waarvoor slechts aanvullende steun, krachtens
art. 71 lid 1, in de vorm van credieten en jaarlijkse bij-
dragen met de’ mogelijkheid. ‘van uitgestelde bijdragen
over 10 jaar, dan wel, ki-achtens art. 72 lid 1, in de voi’m
van een contante premie zal worden gegeven, indien zulks

in het algemeen belang is te achten. Een bepaling, die

weinig houvast biedt. Van belang hierbij kan echter
worden het tweede lid van art. 71 (een’ door de Regering

overgenomen amendement van de Comrfiissie van Voor-
beréiding), dat iii het algemeen bel.ng verklaart de her-
bouw in een op voorstel van een gemeentebestuur dooi’ de
Ministers van Financiën en van Wederopbouw en Volks-
huisvesting goedgekeurd kernplan, waaronder wordt

verstaan dat gedeelte van een goedgekeurd wederopbouw-plan, waarvan in het belang van de economische herleving
van een bepaalde plaats of een bepaald gebied’ spoedige

verwezenlijicing wenselijk is. Weliswaar staat omtrent de
mate van steunverlening nog niets vast, indien een lcern-
plan woidt goedgekeui’d, doch het beginsel, dat voor
verwoeste centra bijzondere steun noodzakelijk is, is in

ieder geval in de Wet vastgelegd.
‘Dat de grote (en ook de middelgrote) bedrijfspanden zo

kai’ig worden bedeeld moge vei’dedigd worden — zoals
gebruikelijk — door te stellen, dat de bedrijven de geleden
schade uit de behaalde conjunctuurwinsten kunnen dekken,

niettmin is wel een fel contrast geschapen tussen land-
bouw en industrie. Voor boerderijen wordt inmers, ‘zoals

uit de staat op blz: 2 van het Verslag blijkt, méér dan

integrale vergoeding gegeven. Het zij de boeren gegund, ar het verschil in vergoeding is wel sprekend, zeker in
en land, dat industrialisatie nastreeft.
Verder kunnen worden genoemd kerken, kei-kelijke

gebouwen, jeugdgehouwen, verplegingsinrichtingen, monu-

menten, gebouwen ten behpeve van sociale of culturele

zorg e.d., waarvoor reeds bijzondere regelingen gelden of

mogen worden verwacht’. Deze bijzondere regelingen

kunncn zowel op art. 71 lid 1 j° art. 72 lid 1 worden ge-

ent als op art. 102 lid. 2, dat de Minister van Financiën
de bevoegdheid-geeft een bijzondere hijdrageregeling te

treffen voor objecten van openbaar nut of van geestelijk

of cullureel belang.

Twee onderwerpen verdieneji in het bestek van dit

artikel nog aandacht.
In de eerste plaats het verband tussen de bijdrage in

de oorlogsschade en verdere rijks€teun enerzijds en de

molestverzekeringsuitkeringen anderzijds. Gehandhaafd

is het beginsel,’ dat de verzekeraar bevrijd is tot het bedrag

der bijdrage in de oorlogsschade naar’ het prijspeil per

9 Mei 1940. De toeslag volgens artikel 8 (integrale -ver-

goeding)’ en de uitgestelde of aanvullende bijdrage volgens

de artikelen 71 en 72 werken, dus niet bevrijdend. Dit

betekent, dat de bijdrage in de oorlogsschade en verdere
rijkssteun enerzijds en de molestuitkering. anderzijds

tezaihen de totale kosten van herbouw of herstel in niet

onaanzieilji,jke mate kunnen te’ boven gaan. Theoretisdh
is dit moeilijk te verdedigen, maar iedei’e andere oplossing

zou de afwikkeling van de molestverzekeringen met

jaren hebben verlengd. Met deze korte uiteenzetting ovei’

de molestverzekeringen wil ik volstaan. Het onderwerp

is zeer ingewikkeld en een uitvoerige behandeling zou

een afzonderlijk artikel vereisen.

Vervolgens nog een enkef woord over de mogelijkheid
van vervreemding van inschrijvingen in het Grootboek
voor de Wederopbouw. Deze mogelijkheid van overdracht

van herbouwplicht, zoals de ‘vervi’eemding altijd is, ge-

noemd – het Ontwerp van Wet bezigt deze uitdrukking-
terecht niet meer — blijft bestaan, zij het, dat de Minist&r

van Wederopbouw en Volkshuisvesting hieraan zijn
goedkeuring moet hechten, wat evenmin nieuw is. Nu het

Ontwerp van Wet blijft vasthuden aan het beginsel,

dat herbouwsteun wordt gegeven aan oorlogsslachtoffers en niet aan al diegenen, die — al .dan niet oorlogsslacht-

offer zijade – daadwerkelijk tot herbouw overgaan,, is
deze mogelijkheid van overdracht van veel belang,
immers, daardoor blijft aanpassing aan de economische ontwikkeling mogelijk. Vele oorlogsslachtoffers ztillen niet tot herbouw overgaan, terwijl anderen zich daartoe

juist gedrongen voelen of gedwongen zien. Meei’ dan 80
pCt van de Rotterdamse winkeliers was in huurpanden
gevestigd; de eigenaren van die panden hebben geen
behoefte aan herbouw, de winkeliers echter wel aan winkels,
die zij 6f zelf zullen moeten bouwen 6f zullen moeten
hureh’ van niet-oorlogsslachtoffers, die de herbouw tei
hand nemen. Deze hei-bouwers zullefi zich van overheids-

steun kunnen verzekeren door – om de vertrouwd ge-
raakte uitdrukking te blijven bezigen — herbouwp.lichten
over te nemen.
Een geheel andere weg ware mogelijk en mi. aan-
bevelenswaardiger geweest, nl. dooi’ de. oorlogsslachtoffers
schadeloos te stellen volgens de bepalingen van ‘het Ont-
werp — dus naar het prijspeil .van Mei 1940 of in de ge-vallen van art. 8 naar vervangingswaarde—en, daarnaast

financiële steun te geven aan de hei’bouwers, onverschillig
of deze al dan niet oorlogsslachtoffers zijn,, m.a.w. de
herbouwsteun niet in de eei’ste plaats toe te kennen aan

de individuele oorlogsslachtoffers maar aan de getroffen
plaats of het getroffen gebied als collectiviteit. In de klalne
plaatsen -en op het platteland moge herbouw door oorlogs-
slachtoffei’s gebruikelijk zijn, in de grote stad en met name
in Rotterdam is het herbouwende oorlogsslachtoffer –
zeker voor zover het courante panden betreft — een spaar-
zaam voorkomende figuur. Thans ‘moet. de herbouer
zich kunstmatig tot oorlogsslachtoffer maken door
Grootboekinschrijvingen — ,,hei’houwplichten” —. ovr

:

25 Januari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

’39

te nemen. \Vae het niet beter geweest deze, kunstmatig-

heid overboord te werpen en te erkennen, dat het econo-
misch leven ook na 9 Mei 1940 dynamisch is gebleven?
Nu het Ontwerp eenmaal vast heeft gehouden aan het

individuele oorlogsslachtoffer en een collectieve inslag
bepaald mst_— slechts art. 71 lid 2 inzake het bovn

besproken kernplan heeft een collectieve inslag – beseffe

men, dat de daaruit voortspruitende starheid slechts door-
broken kan worden door aan vervreemding van Groot-

boekinschrijvingen zo min mogelijk beperkende bepalingen

inde weg te leggen.
Dat aan dit Ontwerp van Wet, als het straks het Staats-
blad zal hebben bereikt, zowel op dit punt als op vele

andere punten een uitvoering gegeven worde, welke in
de eerste plaats gericht isop de behoeften van de praktijk

en welke zich weet los te maken van- starre dogmatiek

Rotierdam.

Mr J. BRATJTI&A M.

DE NEDERLANDSE VLAG IN

ITALIAANSE HAVENS EN DE VOORUIT-
ZICHTEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE

NEDERLANDSE SCHEEPVAARTBELANGEN).

Reeds vôOr de tweede w’ereldoorlog vervulde de Ne-
derlandse koopvaardijvloot eenbelangrijke rol in de Ita-
liaanse scheepvaart, speciaal, wat betreft de maritieme
betrekkingen tussen de Italiaanse en cle voorbij het Suez-
kanaal gelegen havens. Feitelijk vervoerde de Neder-
landse koopvaardijvloot in 1939 naar en van de Italiaanse
havens ca 10 pCt van de Ita1iaanse invoer uit overzeese
gebiedn en S pCt van de uitvoer naar deze gebieden.
Genua is altijd het voornaamste centrum van de Necler-
landse koopvaaid ij-activiteit geweest. De door Nederlandse
schepen in de loop van de laatste tien jaren vervoerde
hoeveelheden lading bedroegen resp.:

Invoer
Uitvoer
(in tonnen)

1938

………………
170.619

29.071

1939

………………
195.703 28.268

1940

………………..

29.166 18.978

1946

……………….
38.427 31.006

1947

……………….
156.155
35.045

1948

………………
225.960
79.253

1949 (Jan.-Oct.)

……..
180.252
73.075

1949 (Jan.-Oct. op jaar-
basis)

…………..
216.302
87.690

liet aandeel van de Nederlandse vlag in de Genuese
scheepvaart t.o.v. v66r de oorlog is, wat de invoer be-

treft, aanzienlijk toegenomen, en wat de uitvoer betreft, practisch gesproken, verdubbeld. Hierbij zij opgemerkt,
dat de scheepvaart tussen Italiaanse havens, de havens
van India cii die van het Verre Oosten, in handen was
van de Lloyd Triestino, die, dank zij grote subsidies
van de Italiaansè Regering, in staat was speciale diensten
te openen op de havens van India en China met het m.s.
Victoria en de s.s. Conte Rosso en Conte Verde, en mâil-
diensten. naar de Nederlands-Oost Indiséhe havens met
vrachthoten van liet Barbarigo-type. De activiteit van

de Itâliaanse lijnen was eveneens gebaseerdop liet passa-
giers- en vrachtvervoer van en naar de Italiaans-Oost-
afrikaanse havens, vooral na Mussolini’s Abessijns avon-
tuur. Voorts waren-ook de Duitse en de. Japanse lijnen

actief. Bovendien ondervond de Neder]andse vlag bij.

het zich verzekeren
val
!
1
een belangrijk aandeel in de
haddel tussen Italië en Zuid -Afrika grote moeilijkheden, nadat de Lloyd Triestino, hierbij eveneens gesteund door

1)
‘Vertaald uit de Engelse taal. Red.

t

.

.

.

de Italiaanse Regering, een dienst had gepend tûsseri

Genua en Kaapstad, via Gibraltar met het s.s. Duilio

en het s.s. Giulio Çesare. Tenslotte werd de scheepvaart
op de Noordzee-route beheerst door dc Sloman Line,
die de Italiaanse verschepers het voordeel bood altijd,
een schip gereed te hebben voor belading in Italiaanse

havens:

De oorlog deed dit alles teniat, maar tezelfder tijd heeft
de route tussen italiaanse en Indische havens en havens

van het Verre Oosten de aandacht getrokken van een

groot aantal buitenlandse lijnen, die vôôr de oorlog zelden
de Italiaanse havens aanliepen. Van deze lijnen kunnen

de volgende worden
g
enoeli’ld:

Skandinaoische lijnen:

Wilhelms’en Line: schepen naar havens van India, het
Verre Oosten en Australië;

Svenska Ostasiatiska: schepen naar havens van India
en het Verre Oosten;

A.B. Transatlantic: schepen van Australische havens;

Britse lijnen:

Blue Funnel: shepen van en naar havens van India

en het Verre Oosten;
P.• & 0.: schepen van en naar India, China, Japan,

en Australië;
Glen Line: schepen van het Verre Oosten; Clan Line:

schepen van India en AusLralië;
British India Navigation Co: schepen van India;

Egypiische lijnen:

Alexandria Navigation Co: schepen van en naar Indiâ

en liet Verre Oosten;
Misr Line: schepen naar en van de havens aan de Per-

zsche golf.

Sedert enige tijd participert de Italiaanse vfag wederom
aan het lijnverkeer met Australië, t.w. de Lloyd Triestino met de ni.s. Ugolino Vivaldi en Sebastiano Caboto, ieder
metende 9.000 B.R.T en met een snelheid van 18 mijl,
en cle Flotta Lauro van Napels met de m.s. Surriento
en Napoi, elk metende ca 11.000 B.R.T., terwijl de Lloyd

Triestino enkele maanden geleden, dank zij E.R.P.-
fondsen’, aan scheepswerven te Triëst opdracht gaf tot het
bouwen van drie, 13.000 B.R.T. metende, motorschepen
met een snelheid van 18 mijl voor haar dienst tussen

Italië, India en Auttralië.
De activiteit van buitenlandse lijnen, met name van de Union Castle, de Clan Line, de Ellerman City Liiie enz.,
op de route tussen Italië, Oost-Afrika en Zuid-Afrika is
eveneens groot, terwijl
01)
de Noordzee-route de plaats

van d.e Sloman-Line, die vôér de
00
-log tussen hamburg en
West-italië voer, en de Deutsche Levant’ Linie, die een
regelmatige dienst onderhield tussen hamburg en de
Adriatische havens, ‘hoofdzakelijk is ingenomen door de
Swedish ,Orient Line, die zich heeft geassocieerd met
Cosulich Bros, de bekende Triëster rederij, die haar hoofd-
kwartier ieef t verplaatst van Triëst naar Genua, en aldaar

heef t opgericht de Agenzia Marittima Italo-Scandinava, met verschillende filialen elders in Italië, teneindezich te
vérzekeren \’an lading voor België, Nederland. Groot-
Brittannië, Duitsland en de Oostzeehaven. Het resultaat
van dit initiatief is zodanig, dat Italiaânse exporteurs
van vers fruit en verse groenten er zelfs \’oordeel in zien.
Zweedse schepen te gebruiken voor het verschepen van
vers fruit, zoals pruimen, en verse groenten, zoals bloem-
kool van Italië naar Engeland.
liet succes val) dit buitenlandse initiatief wordt dui-
delijk geïllustreerd door het feit, dat de deelneming der
Britse, Deense, Noorse cd Zweedse vlag aan de vaart
tussen Italiaanse havens en bepaalde buitenlandse afzet-
gebieden en vice versa een stijging te zien geeft van 100 â

300 pCt t.o.v. de vooroorlogse. – –

77″T’W’i
?WW3W

70

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1950

De Nederlandse scheepvaart in de Italiaanse wateren

heeft de buitenlandse concurrentie aan den lijve onder-

vonden. Dit is verklaarbaar, indien men bedenkt, dat,

terwijl bijvoorbeeld de schepen der Noorse Knutsenlijn
varend in de Europa-Cen traal-Amerika-Zuid-Pacific-dienst naar Italiaanse havens worden gedirigeerd,de K.N.S.M. zich

heeft beperkt tot het adverteren, dat haar schepen van
de Italië-Noord-Europa-route lading meenemen voor

Centraal-Amerikaanse en ‘Zuid-Pacific havens, met over-

lading, in Nederlandse havens. Een dergelijke opzet is

onvoldoende, indien met bedenkt, dat schepen der Spaanse

lijnen voor het traject Italië en Centraal-Amerika momen-
teel 12 dagen nodig hebben, terwijl de reisduur Italië-

Nederland met Nederlandse vrachtschepen 6 â 8 dagen

vordert en, bovendien 10 dagen, zo niet meer, nodig zijn

om van de Nederlandse havens uit, Centraal-Ameri-
kaanse havens te bereiken.

Dit voorbeeld, dat met andere kan worden aangevuld,

toont de noodzaak aan van een volledige herziening der Nederlandse scheepvaartpolitiek in Italië, zulks temeer,

daar speciaal op de route naar India en het Verre Oosten
als gevolg van de grotere activiteit van Italiaanse expor-
teurs op de markten van de Perzische Golf, India en

Pakistan, gunstige mogelijkheden voor buitenlandse

lijnen aanwezig zijn. Hierbij komt, dat de Italiaanse
Regering, zich, gezien de huidige financiële positie, niet
de weelde kan veroorloven de Lloyd Triestino te helpen

met het doen bouwen van meer dan de bovengenoemde
13.000 B.R.T.-schepen, op zich zelf niet voldoende om

een maandelijkse dienst tussen Italië, India en Australië

te hafidhaven, terwijl voldoende aliment voor tenminste

wekelijkse afvaarten tussen Italië,en de voorbij het Suez-
kanaal gelegen Oosterse landen aanwezig is. Afgaande op

berichten uit Rome, schijnt de Italiaanse Minister voor
de Koopvaardij

het afschaffen van de gesubsidieerde

stoombootdienst tussen Italië, China en het Verre Oosten,

die wordt onderhouden door deLloyd Triestino van Genua
en Triëst uit,, te overwégen.

Bovendien is er voor de Italiaanse groente- en fruit-exporteurs, gezien de recente verhoging der Italiaanse
spoorwegtarieven, waardoor het vervoer per spoor van

Itiliaanse groente en . fruit veel te duur wordt, alle aan-
leiding voorkeur te geven aan vervoer over zee. De Ita-

liaanse export van verse vruchten en groente beloopt
gemiddeld 300.000 ton per jaar; 50 pct daarvan is be-
stemd ‘voor Noordeuropese landen. Dit biedt de Neder-

landse lijnen, die deze route bevaren, grote mogelijkheden, speciaal indien zij zouden kunnen beschikken over schepen
voorzien’ van koelruimen en het vervoer van Rotterdam en
Amsterdam per vrachtauto, dan wel met snelle binnensche-
peft konden bewerkstelligen; de verschepers zouden dan
met één doorcognossement, zoals zij dat bij de spoorwegen
gewend zijn, kunnen volstaan.

De Tirre’nia-lijn, die de vaart tussen Italië en Noord-Europa placht te onderhouden, beschikt thans niet ever
eigen schepen, terwijl de fruitschepen, welker bouw door
de italiaanse Regering bij de wet tot hulpverlening aan
de Italiaanse scheepsbouw is geprojecteerd, niet vôér
1951 gereed zullen zijn. Zulks, terwijl het vervoersprobleem
van Italiaanse vruchten, en groente ndar Noord-Europa
en de Oostzee-landen een directe regeling vereist!

Drie schepen van de Express Fruit Line te Oslo zijn
gecharterd om appels van Livorno naar het Verenigd
Koninkrijk te vervoeren; het Franse fruitschip ,,Guade-
loupe” wordt hieraan nog toegevoegd.
Zelfs Belgische reders hebben contact met Italiaanse
fruitexporteurs om de mogelijkheid van Belgische deel-
neming aan dit vervoer te onderzoeken.
Een verdere belangrijke kans bestaat voor de Neder-
landse vlag in Italiaanse havbns door de mogelijkheden, die er liggen in de Zuid-Afrika-route in verband met het
besluit van de Italiaanse Regering om de Italië-Kaapstad-
dienst te beëindigen en slechts een maildienst tussen

Triëst en Momhassa te handhaven met de beide 11.500

B.R.T. metende lijnschepen, die de Lloyd Trestino heeft

besteld bij de Canticre di Monfolcone van de Cantieri
Riuniti dell’Adriatico en hij de Cantiere del Muggiano
van de Ansaldo Co., en een vrachtdienst tussen Genua

en West-Afrika tot Madati en Lobito.

De Italiaanse en Zuidafrikaanse Regering bestuderen

momenteel een belangrijk plan voor economische samen-

werking, dat tot doel heeft de emigratie te bevorderen

van Italiaanse geschoolde arbeidskrachten naar de Unie

van Zuid-Afrika, om daar wegen, bruggen ‘enz. aan,te

leggen en- te bouwen. Daar de Italiaanse Regering, in

verband met de financiële positie van het land, geen

nieuwe schepen kan laten bouwen, is zij, om de verbin-

dingen met de Zuidafrikaanse havens te contiiueren,

aangewezen op buitenlandse schepen. Tot dusver doen
de schepen van de 1-lolland-Afrika-lijn Genua alleen

aan op de thuisreis; het zou onder de huidige omstandig-
heden echter van groot belang zijn, indien zij niet alleen

Genua, maar ook ‘Livorno (de afscheephaven van ds

Prato wolindustrie, die naar de Unie van Zuid-Afrika.’ ex-

porteert) en Catania (de afscheephaven van de Siciliaanse
zwavelindustrie, die de Zuidafrikaanse boeren als afnemers

hebben) zouden aandoen op de uitreis naar Oost- en
Zuid-Afrika.

Voorts dient niet te worden vergeten, dat de Italiaanse
rederijen, die haar vloot verloren, allerminst hebben ge-

veigerd met buttenlandse scheepvaartondernemingen sa-men te werken wat betreft de organisatie van haar bedrijf

in de Italiaanse havens, op dezelfde wijze als dit geschiedt
tussen de Zweedse lijnén en Cosulich Bros en tussen’ de
Gestione ‘Esercizio Navi te Genua en Louis Dreyfus &
Cie te Parijs door de oprichting van de Sagital S.A.

Italiaans-Nederlandse samenwerking zou voor de Ne-

derlandse scheepvaartbelangen nog meer bevorderlijk zijn
dan uitbreiding der verschepingsgelegenheid op de routes

tussen Italië en de overieese havens door middel van
meer moderne Nederlandse tonnage.

Albissola Capo (Savona).

. ANTONIO GJORDANO.

DE INTERNATIONALE JAARBEURZEN

IN DE TOEKOMST.

De meeste thans bestaande jaarbeurzen hebben haar
ontstaan te danken aan de eerste wereldoorlog. Destijds

was de internationale handel volkomen gestagneerd, met het gevolg, dat in de verschillende landen de in-
dustrieën zich van hun grondstoffenbronnen èn van hun

afzetgebied(
,
n zagen verstoken. Om nu de nationale
handel en industrie zoveel als nog mogelijk was aan de

gang te houden, werden in verschillende landen jaar-
beurzen gesticht
met
het doel een volledig overzicht te
geven van de mogelijkheden, die het eigen land bood.
Het kon immers zijn, en het bleek ook menigmaal, dat
grondstoffen, die men steeds uit het buitenland had be-
trokken, door grondstoffen uit het eigen land waren te
vervangen, of dat voor producten, die men steeds had
uitgevoerd, ook in het binnenland een goede markt te
vinden was. Aan het grote publiek kon worden getoond,
wat in het algemeen wèl, en wat niet kon w’orden geleverd.
Kortom, de jaarbeurs was, behalve een markt waar ge-
kôcht en .verkocht werd, ook en bovenal
een plaats, waar

men kon te weten komen wdt er te koop wds.

Toen na de eerste wereldoorlog’ de omstandigheden
zich langzamerhand wijzigden en het intérnationaal ruil-

verkeer allengs weer mogelijk werd, pasten de jaarbeurzen
zich aan de nieuwe toestand aan. 1-Jet was nI. gebleken;

dat dit uit nood geboren instituut ook in norm,ale tijden

‘) De meningen. welke in dit artikel tot uiting komen, zijn van
de schrijver persoonlijk en dienen niet als die der Directie van de Jaarbeurs te Utrecht te worden beschouwd.

25 Januari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

71

nuttig kon zijn, juist in zijn hierboven onderstreepte

functie. Men was nu echtér niet meer beperkt tot het

eigen land., maar kon zich op internationaal gebied gaan

ontplooien. Thans worden behalve producten uit het

eigen land ook buitenladse producten toegelaten, wordt
het bezoek uit het buitenland ten zeerste aangemoedigd
en tracht men een internationaal publiek in klein bestek
een afspiegeling ‘van cle wereldmarkt te bieden.

Op een internationale jaarbeurs

moeten lezoekers en

deelnemers, komend uit alle landen ter wereld, kennis

kunnen nemen van de nieuwste indingen op ieder gebied,

van het gebruik van nieuwe grondstoffen en de toepassing
van nieuwe technieken. Doordat men deze golegenheid
biedt, worden de nieuwe economische, mogelijkheden

• gemeengoed en wordt dus aan de economische vooruit-

gang van de wereld gewerkt.
De essentiële taak aan de

internationale jaarbeurs is dus, het internationaal econo-
misch Iceen te intens iaeren en de ontsvihkeling aan de naereld-
productie naar steeds groter aolmaaktheid te stnmuleren.

Hiermee is de essentiële taak van de internationale jaar-
beurzen genoemd. Dit wil echter geenszins zeggen, dat

die door de thans. bestaandô instituten ook wordt vol-

bracht. Weliswaar hebben zij zich uit de, oorspronkelijk
nationale jaarbeurzen langs logische lijnen tot een zekere

intern a tionalitei t ontwikkeld, maar aan het ideaal, een
praktische toepassing te zijn van de in theorie zo algemeen
gehuldigje internationale solidariteit, zijn zij nog lang
niet toe. .De praktijk van vrijwel alle Europese jaarbeurzen,
is vooralsnog het economisch leven van het eigen land,
speciaal de uitvoer, te stimuleren. Daardoor zijn deze

jaarbeurzen niet in strikte zin internationaal.
Dit vindt zijn oorzaak in verschillende omstandigheden
van ‘praktische aard, maar wel bovenal in de omstandig-
heid, dat de wereldconomiç, hoezeer ook een realiteit,
nog geen politieke achtergrond heeft. Sinds jaar en dag
bestaat in de natiônale politiek een zekere continuïteit, een duidelijk te volgen lijn van ontwikkeling, waaraan
het gehele nationaal-maatschappelijk leven, ook het eco-
nomisch leven, zich als automatisch aanpast. Aan de
wereldpolitiek ontbreekt iedere vaste lijn, iedere conti-

nuïteit en iedere leiding. Van een maatschappelijk wereld-
bestel is dan ook nog geen sprake. Daarom ook zal een internationale jaarbeurs haar essentiële, taak, zolang de
wereld niet als een maatschappelijke éénheid bestaat, niet
in volstrekte zin kunnen vervullen. Zolang ‘de nationale
éénheid in feite de hoogst bereikbare maatschappelijke éénheid bepaalt; kan het economisch leven, kan ook de
jaarbeurs, in wezen niet anders dan nationaal georiënteerd
zijn.

Voorts is ons geen jaarbeurs bekend, die van regerings-
steun of van machtige, nationaal-bepaalde relaties vol-
strekt ônafhankelijk is. ‘Wil echter een jaarbeurs waarlijk
internationaal zijn, dan moet zij, behalve t.a.v. haar
plaats van .vestiging, op geeh enkele manier aan een
bepaalde. Staat zijn gebonden: Men kan echter niet van
de jaarheurzen eisen, dat zij deze banden zullen ver-
breken, want dan zouden zij zichzelf vernietigen. Ware
het al mogelijk do jiarbeurzen zonder enige vorm van
ubsidie te laten voortbestaan, dan zouden zij instellingen
worden met een winstbejagend doel en ook dat is niet
gewenst, omdat het juist zeer belangrijk moet _worden
geacht, dat de jaarbeurs niet van zijn klanten afhankelijk
wordt.

Zo bestaat er voor de jaarbeurzen dus slechts één alter-
natief: afhankelijk van de Staat bf afhankelijk van de
klanten. Beide toestanden zijn ongewent. Er zal derhalve
een nieuwe toestand moeten worden geschapen, in de

vorm van een economische wereldorganisatie, beschikkend
over de middelen om internationale jaarbeuren in stand
te houden. Floe zoiets tot stand kan worden gebracht
laat zich thans nog niet eens vermoeden. 1-Jet zal er echter
toch van moeten komen en de jaarbeurzen zullen er dus
goed aan doen, dit onderwerp reeds thans in studie te

nemen om
01)
het daartoe geschikte tijdstip met duidelijk

omlijnde voorstellen
t.a’.X.
de meest doeltreffende Orga-

nisatie tevoorschijn te kunnen komen.

Het op zichzelf aantrekkelijke denkbeeld, de thans be-

staande Europese jaarheurzen tot werkelijk internationale
instellingen te laten ontwikkelen, zal in de praktijk nau-
velijlcs voor verwezenlijking vatbaar blijken. Want om

werkelijk een compleet, beeld van de wereldproductie te

kunnen geven, zouden de jaarbeurzen van een omvang

moeten zijn, die zeUs de allergrootste thans in de verste
verte nog niet benaderen. Dit is juist één der omstandig-
heden, die een waarlijk internationale ontplooiing van de
jaarheurzen in de weg staan: ze zijn niet groot genoeg.

Waai’ zij enerzijds hun oude getrouwe klanten uit het
eigen land niet van zich willen stoten, houden zij anderzijds

geen ruimte over om het internationale aspect ook maar

bij benadering tot zijn recht te doen komen. De exploitatie
va’n de ‘enorme jaarbeursconplexen, die daarvoor nodig

zouden zijn, wordt uiteraard’ zeer kostbaar, zodat het
bestaan van een betrekkelijk groot aantal daarvan op

een betrekkelijk klein grondgebied als Europa, economisch
nooit kan worden verantwoord.

Jaarbeurzen, die aan de eis, een volledige afspiegeling

vaii de wereldmarkt te geven, inderdaad voldoen, zullen
dus slechts weinig in aantal kunnen zijn. Het ligt voor
de hand, dat deze zullen worden gevestigd op enkele
knooppunten van internationaal verkeer. In de praktijk

zal dit betekenen, dat in Europa enige van dc bestaande
jaarbeurzen worden uitverkoren, om tot zeer grote inter-
nationale instellingen, tot ,,wereldjaarbeurzen”, te worden
gereorganiseerd. In de andere werelddelen zullen de meest
geschikte plaatsen an vestiging nog moeten worden
uitgezocht, en wij stellen ons al voor hoe vele Amerikaanse

en Aziatische steden elkander het voorrecht, zetel van een
internationale jaarbeurs te worden, zullen gaan betwisten.

Deze strijd zal cchtei’ een amusant spelletje zijn v
l
orgeleken
met de strijd, die in Europa zou’kunnen ontstaan over de
vraag, welke Europese steden dit voorrecht zullen deel-
achtig worden. Iedere stad, waar thans reeds een jaarbeurs
is gevestigd, vindt, zo&ls te begrijpen valt, zichzelf het
knoop,,punt van internationaal verkeer bij uitnemendheid. Dit probleem zal dan ook alleen liuhnen worden opgelost,
wanjieer het wordt behandeld in een atmosfeer, waarin

het uitgesloten is, dat lo’caal-patriottistische en zelfs
ntionalistische invloeden zich er zullen doen gelden.
Zulk een volstrekt internationale atmosfeer heerst o.p het
ogenblik nog nergens. Wil echter op waarlijk internationaal
niveau in de wereld ooit ièts kunnen worden bereikt,
op welk gebied dan ook, dan dient toch wel eerst en vooral
een dergelijke volstrekt-internationale atmosfeer te wor-
den geschapen. Wij zijn zo optimistisch te geloven, dat

deze in de grond doodeenvoudige waarheid nog eens
toepassing zal gaan vinden in de politieke en economische
pi’aktijk. Ware dit niet zo en geloofden wij daaraan niet,
dan zou trouwens dit gehele betoog geen zin hebben.

Wij willen dus aannemen, dat binnen afzienbare tijd
er een klein
aantal
,,wcreldjaarbeurzen”
zal bestaan. Ten-
einde het integraal-internationaal karakter van deze

instituten te waarborgen, zal het w’ellicht aanbeveling
verdienen, het personeel voor’ een groot gedôelte uit
andere landen dan het land van vestiging te recruteren
en eveneens de Raad van Beheer, of de Raad,van Commis-
sarissen te internationaliseren. Zelfs zal het in de toekonist
mogelijk en gewenst zijn, dat de ,,wereldjaarbeurzen”
worden gehouden op waarlijk internationaal, dus ex-
ternitoriaal terrein. –
Om praktische rédenen zullen zij nit anders dan een
strikt zakelijk karakter kunnen hebben. Zij zullen immers
ider een zé groot gebied besti’ijken, dat zij vooi’ liet
grootste deel van hetniet direct-kopend publiek praktisch
onbereikbaar worden. –

Aan de ,;wereldjaarbeurzen” zullen alle enigszins be-
langrijke industrieën van de gehele wereld dienen deel

t.-

•72

ÉCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1950

te nemen. Het ligt voor de hand, dat deze deelneming

direct zal zijn en niet aan vertegenwoordigers NVordt over-

gelaten. Het bezoek zal voornamelijk, zo niet uitsluitend,

bestaan uit groothandelaars; relaties zullen er worden

aangeknoopt en transacties afgesloten, eveneens voor-

namelijk of uitsluitend tussen fabrikanten enerzijds en

groothandelaars anderzijds. Op de , wereldj aarheurzen”

zullen dus slechts zaken ,,op hoog nive.u” worden ge-

daan.

Daarmee is echter aan de behoeften geenszins voldan.

Immers, door dat hoge niveau worden deze beurzen on-
toegankelijk juist voor degenen, die aan het jaarbeurs-

intermed iair de grootste, behoefte hebben. De’ kleinhandel

en de boerenstand bijv., die door de tegenwoordige jaar-

beurzen zo voortreffelijk worden georiënteerd en er zo

gemakkelijk zaken kunnen doen, zouden van deze oriën-
‘tering voortaan yerstoken blijven als er nog slechts ,,we-
reldjaarbeurzen” zouden bestaan.

Vervanging van de vele jaarheurzen, die Europa thans
rijk is, door enkele ,,w

ereldjaarheurzen” zou dus in menig
opzicht achteruitgang in plaats van vooruitgang betekenen.

Stellig zal er dan ook plaats blijven bestaan voor een

soort instellingen, die in vorm met de tegenwoordige jaar-

beurzen goeddeels overeenstemmen, inaar daarvan in wezen
toch afwijkend zijn. Dit zullen zijn
,,nationale”
jaarbeurzen
met nationaal bepaalde deelnemers én, althans in hoofd-

zaak, nationaal publiek, manifestaties dus, speciaal van

en vooi het land, waar zij zijn gevestigd. De deelnemers

zullen in hoofdzaak kleine industriëlen en groothande-
laars zijn, de kopers kleinhandelaars. De deelnemende
groothandelaars echter zullen zich niet tot nationale
producten behoeven te beperken,. zij mogen eveneens
agent zijn van buitenlandse fabrieken, zodat ook deze
nationale jaarbeurzen weer niet nationaal in de strikte

zin zullen zijn.
Dit type jaarbeurzen zal dus niet slechts van belang
zijn voor de grote zakenlieden, maar voor iedereen, die,

hoe dan ook, hij het economisch leven betrokken is.

Haar aantal zal dus betrekkelijk groot moeten, zijn en
wel in hoofdzaak overeenkomen met dat van de tegen-

woordige quasi-internationale jaarheurzen.

Wij kunnen ons voo’rstellen, datonze suggestie om het
merendeel van de thans bestaande ,,internationale”
jaarbeurzen tot nationale te ,,degraderen” – want daarop
komt die suggestie toch praktisch wel neer – weerstand

zal wekken, juist in nauw bij deze instellingen betrokken
kringen., Immcn, ii de jaren na de oorlog heeft men
létterlijk alles wat mogelijk was gedaan ,om de ,,inter-
nationaliteit” dezer jaarheurzn tè ‘verhogen door het
wekken van belangstelling in en liet bevorderen van
deelneming en bezoek uit liet buitenland. Aan deze pro-

paganda voor ,,zijn” jaarbeurs in het buitenland is veel
ten koste gelegd en soms is er een speciale organisatie
voor opgebouwd. Men zal echter moeten toegeven, dat

men in deze internationalisatie slechts zeer gedeeltelijk is
geslaagd. ‘Wat de deelneming betreft, heef t bij alle zgn.
,,intèrnationale” jaarheurzen behalve l)ij die van Utrecht,
het nationale element verre de hovenhand en wat het
percentage der buitenlandse’ bezoekers betreft, ook dit

blijft bij verrewegde meeste dezer jaarbeurzen vrij gering.
i\len kan beter deze internationale aspiraties laten varen,
niet meer pogen bezoekers uit vreemde landen aan te
trekken niet voorspiegelingen van een toch niet bereikte
universaliteit en er rondweg voor uitkomen, dat men
en jaarbeurs houdt, waar naast nationale ook wel inter-
nationale producten ter markt konien en waar, behalve

aan de eigen landgenoten, ook aan vreemdelingen iets aan-

trekkelijks wordt geboden.
Want uiteraard zullen er altijd vreemdelingen zijn,

die bij liet bezoeken van de nationale jaarbeurs in een
bepaald land een zeker belarg hebben en het spreekt
ook wel vanzelf, dat men die vreemdelingen op dat even–
tueel belang mag wijzen. Al zijn deze jaarbeurzen dan
ook in hoofdzaak voor een nationaal publiek bestemd,
dit behoeft volstrekt niet inte houden, dat de vreem-

deling er niet welkom zou zijn. Het kan trouwens van

belang zijn, dat iemand, die op een der ,,wereldjaar-

beurzen” de staat van de wereldmarkt heeft leren ken-
nen, vervolgens op een nationale tentoonstelling-jaarbeurs

niet de specifieke eigenschappen van een bepaalde na-

tionale markt kennismaakt. Zo zullen , ,wereldj aarbeurzen”
en nationale tentoonstelling-j aarheurzen ieder vooi’ zich

een spéciaal terrein van economische werkzaamheden
bestrijken, maar door anderzijds elkaar wederkerig aan
te vullen, gezamenlijk strevn naar éénzelfde doel, de
verlevencliging en versterking van het internationaal
handelsverkeer.

Ulreclit.,

H. F. TECOZ.

INGEZONDEN STUK.

LOONDWFERENTIA’I’iE OP OROND VAN
\VEHK(ELE OENiIIsWSARGUMENp.

Dr J. E. van Dierendonck te ‘s-G’ravenhage schrijft ons:

In een redactioneel artikel over de jongste loonsvei’-

hoging worden aan het slot nog enkele opmerkingen ge-

maakt over de wenselijkheid van loondifferentiatie tussen

de verschillende bedrijfstakken naar gelang van de in
die bedrijfstakken bestaande economische vooruitzichten

van 4 Januari 1950, blz. 4/5). Daarmee wordt
het reeds enkele jaren bekende probleem weer aangesneden
hoe de arbeiders in een maatschappij met min of meer
volledige werkgelegenheid er toe kunnen worden gebracht

zich naar die bedrijfstakken te begeven, waar zij liet

dringendst nodig zijn. FIet middel van de loondifferentiatie
is daartoe reeds, eerder aanbevolen, maar wat de onder-
havige beschouwing in het bijzonder interessant maakt,

is de stelling, dat een dergelijke differentiatie niet in strijd
zou zijn niet de leer van het ,,harmonisch loongebouw”,

welke lëer beoogt de functies,. die voor de betrokkenen

een even grote arbeidsmoeite’ meebrengen, gelijkelijk te
doen belonen.

Het zij mij toegestaan tegen deze stelling als persoonlijke
mening een en ander in het midden te brengn en voorts
nog eens in het kort te wijzen op enige andere argumenten,

welke pleiten tegen een differentiatie van de lonen op grond van iverkgelegenheidsargumenten.

De argumentering voor het niet strijdig zijn van loon-
differentiatie en harmonisch loongebouw liudt, dat de

inhoud van het begrip arheidsmoeite niet slechts wordt
bepaald door de eigenschappen van de functie, maar
evenzeer door die van het individu, dat de functie ver-
vult. Er zullen dus personen zijn, die een bepaalde functie

van nature gemakkelijk en goed verrichten en dezulken

die daartoe slechts met de grootste moeite in staat zijn.
Naarmate een bedrijfstak nu meer arbeidskrachten nodig
heeft, zal zij zich steeds meer tevreden moeten stellen
met personen, die voor het. iverk in die bedrijfstak minder

geschikt zijn, derhalve een groter arbeidsmoeite kennen
en
dus
hoger moeten worden beloond.
Tegen deaan deze interpretatie ten grondslag liggende

opmerking, dat het begrip arbeidsmoeite naast een ob-
jectieve ook een subjectieve zijde heeft, kan moeilijk
bezwaar worden gemaakt. Maar wel lijkt het onjuist oni
die subjectieve zijde ook met ‘betrekking tôt de harmonie

in het loongehouwin aanmerking te willen nemen. Ten
eerste toch is het bij niijn weten bij de introductie van het

harmonisch loongebouw wel degelijk de bedoeling geweest
om uitsluitend de objectieve arbeidsmoeiten van een
functie tot maatstaf te nemen. Doch bovendien zou een consequente inachtneming ook van de subjectieve zijde
n.m.m. tot dergelijke onaanvaardbare gevolgen leiden,
dat een ieder wel alleen om die reden tegenstander van

L

23
Januiri 1950

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

73

het harmonisch loongebouw zou moeten worden.. Ik moge

dit met een enkel schèinatisch voorbeeld toelichten.

Stel in een bepaald land wordt slechts 1 functie uit-
geoefend. Hierin vinden 1.000 arbeiders werk, terwijl
voorts nog 50 arbeiders werkloos zijn. Stel nu verder, dat

zich in dat land goede ee n orniche mogelijkheden openen

voor een tweede functie, waarin de 50 werklozen kunnen

worden geplaatst, maar waarvoor bovndien 50 arbeiders

aan de bestaande functie zouden moeten worden ont-

trokken. En stel tenslotte, dat de objectieve arbeids-
moeïten van deze tweede functie gelijk zijn aan die der

eerste, maar dat uitsluitend de 50 werklozen’d6 natuurlijke £ianlèg beziften om haar naar hehoren te vervullen, terwijl
de 50
ailderen
niet de aanleg hebben om die nieuwe functie

even gemakkelijk naar behoren te vervullen als hun oude.

Een dergelijke situatie is denkbaar; indien de eerste

functie hijv: geestelijke, de tweede daarentegen lichame-
lijke inspanning vereist, maar het puntenaantal van beide
niettemin aan elkaar gelijk is:
In dit geval zouden nu de vereiste 100 arbeiders, die

tenslotte in die tweede functieworden geplaatst, volgens
de door mij bestreden gedachtengang een hogere beloning

moeten ontvangen dan de arbeiders in de eerste functie,
daar men er anders niet in zou slagen meer dan 50 arbei-
ders bijeen te krijgen. Deze hogere beloning zou dan
worden betaald ondanks het feit, datde 50 voormalige

werklozen geen grotere arbeidsmoeite hebben dan de 950
arbeiders in de eerste functie, en ondanks liet feit, dat

de 50 andere arbeiders aan de objectieve eisen, welke thans
aan hen worden gesteld, minder gemakkelijk voldoen dan

hun vroegere collega’s aan gelijkwaardige eisen in hun
functie, ja ten dele daaraan wellicht zelfs ook minder
goed zullen voldoen, ‘nI. indien hun ontoereikende aan-

leg niet geheël kan worden gec’ompenseeid door grotere
inspanning. Een loonvorming met zodanige consequenties,
kan men toch bezwaarlijk harmonisch noemen!
Het komt mij dan ook voor, dat een dergelijké gang
van zaken wel zeer slecht past bij wat algemeen als bil-

lijk wordt beschouwd, nl. dat de arbeider wordt bëloond
naar wat hij waard is in de vervulling van zijn functie.
Hoe moeilijker functie, hoe hoger loon, maar nimmer

een loon, dat is afgestemd op de subj’ectieve arbeids-
moeite, die hot aan het individu kost om zijn functie

naar behoren te vervullen. Wannëer dit laatste niet-
temin soms voorkomt, dan geschicdt.zulks omdat men anders geen arbeiders kan vinden en dus moet voldoen
aan de wet van vraag en aanbod, waaraan men •dan
bovendien, zodra dit enigszins mogelijk is, weer poogt

te onkkomen. 1-lieruit echter af te ,lciden, dat daar-
– mee wordt voldaan aan het ideaal van een harmonisch

loongebauw, Hetgeen zou impliceren, dat met deze sub-
jectieve arbeidsmoeitd over de gehele lijn systematisch
rekening zou moeten worden gehouden ook als daar-

voor geen economisch motief geldt – gaat veel te ver.
Men kan zich trouwens afvragen, hoe deze subjectieve
arbeidsmoeiten in elk individueel geval zouden moeten
worden gemeten.

NoS afgezien van de onbillijkheid en de onmeetbaarheid
echter, lijkt een dergelijke wijze van beloning ook econo-
misch onhoudbaar. In het internationale ruilverkeer zal
immers blijken, dat het betrokken land als gevolg van
deze hoge lonen de concurrentie niet zal kunnen volhouden
tegen die landen, waar wel voldoende ca.pabele arbeids-
krachten aanwezig zijn en waar men dus geen extra
beloningen behoeft te geven voor subjectieve arbeids-
moei ten. , De véronderstelde gunstige vooruitzichten zou-
den dan blijken slechts een droom te zijn geweest, die
men alleen had kunnen realiseren, indien ovei capabele
arbeidskrachten had kunnen worden beschikt.
Daarnaast dienen speciaal voor Nederland m.i. nog
de navolgende bezwaren tegen de voorgestelde differen-
tiatie naar voren.te worden gebracht:
le. Een zodanige differentiatie, dat de’ ontwikkeling

van het loonpéil in bedrijfstakken zonder expansie-

mogelijkheden minder gunstig is dan het gemiddelde

gelijk in het artikel wordt gesteld – zou .tot grote on-

hillijkheden leiden voor de betrokken arbeiders, voor zover

zij niet meer in staat zijn uit deze bedrijfstakken weg te.
trekken. Bij stijg nde kosten van levensonderhoud immers

zouden zij gehcel buiten eigen toedoen moeten aanzien,

dat anderen compensatie krijgen, terwijl zij zelf niets

ontvangen. Vooral onder de tegenwoordige omstandig-
heden in ons land, waarbij het loonpeil met opzet gehouden

wordt op het sociaal nog juist toelaathiare niveau, is een
derge]ijke gang van zaken sociaal zeer ongewenst.

2e. De voorgestelde differentiatie betekent een stap
terug naar vééroorlogse verhoudingen. Ook véér de

oorlog was het immers. zo, dat arbeiders die objectief

gezien geen geringere prestaties leverden dan anderen,
niettemin b’elangrijk lagere. lonen ontvingen, omdat hun

machtspositie geringer of de economische toestand van
hun bedrijfstak ongunstiger was. In de economie als

geheel kwamen aldus talrijke eilanden van lage beloning

voor, die de hoge lonen in andere (beschermde) bedrijfs-

takken mogelijk maakten (landarbeiders en texti€larbeiders
waren de sprekendstd voorbeelden, maar er waren daar-
naast vele minder bekende gevallen). Dat aan deze toe-
stand een einde is gemaakt, wordt door de werknemers
als één der goede zijden van de overheidsbemoeiing met
de lonen beschouwd. Men mag verwachten, dat afbraak

van het op dit gebied bereikte hij de arbeiders tot reacties
zal leiden, die allerminst gunstig zijn voor de zo zéer
gewenste verhoging van de arbeidsproductiviteit.

ad a.

Hoewel in zeer bijzondere gevallen wel eens maat-
regelen gewenst kunnén zijn om derglijke bedrijven in
het leven te houdeii, is het in wezen een ongezonde Po-

litiek. In beginsel behoren zwakke bedrijfstakken 61 te
verdwijnen, ôf te. worden gesaneerd. Wenst men het’
eerste niet of is het tweede niet mogelijk, dan kan men
trachten een dergelijke tak toch in liet leven te houden,
maar liet is dan volstrekt onsociaal daarvoor, de lonen
als sluitpost te gebruiken. Alleen de een of andere vorm vnn overheidssteun. kan dan nog baten. In het algemeen
d(ent erechter de voorkeur aan te worden gegeven geld
en energie te gebruiken voor de uitbreiding van bedrijfs:
takken, wier economische positie ‘gezonder is en die de
arbeidsgelegenheid kunnen overnemen van de zwakke
bedrijfstakken.

Een bijzonder geval vormen in dit verband de export-industrieën, liet is duidelijk, dat tengevolge van de wis-
selingen op de wereldmarkt in deze bedijfstâkken van
tijd tot tijd een situatie kan ontstaan, waarin cle concur-
rentie uitermate moeilijk wordt, zonder. dat meteen aan
opheffingof sanering behoeft te worden gedacht. De ver-
leiding is dan groot om tijdelijk enig soulaas te zoeken
in een verlaging van het loönpeil in deze bedrijfstakken.
ihiertegenover moet echter ‘met name ten aanzien van
Nederland worden bedacht, dat het in de afgeiopen’jaren1
in het bijzonder sommige exportindustrieën zijn geweest,
waar eclatante winsten zijn gemaakt. Met een beroep
op de noodzaak het algemene loonpeil in de hand te
houden, heeft men gemeend niet toe te kunnen staan,
dat ook de arbeiders van de in deze bedrijfstakken be-

3e. Tenslotte moet ernstig in twijfel worden getrokken,
of de differentiatie metterdaad zal helpen de doeleinden

te bereiken, die klaarblijkhijk worden beoogd, ni.:

te voorkomen, dat economisch zwakke bedrijfstakkn
te gronde gaan als gevolg vân loonsverhogingen, die zij
niet kunnen dragèn en aldus de werkloosheid doen toe-

•.
nemen;

.

te stimuleren, dat de arbeiders daarheen gaan, waar
aan hen de grootste behoefte bestaat.

74

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1950

staande hoogconjunctuiir zouden kunne’n profiteren door
een daarmee overeenkomende verhoging van hun loon.

Deze politiek is naar mijn mening juist geweest, maar

het zou dan toch wel zëer onbillijk aandoen, indien men

thans wel deze zelfde arbeiders van de laagconjunctuur
zou willen laten ,,profiteren”.

adb.

Nog afgezien van het feit, dat Jiet naar veler mening
niet in de eerste plaats de beloning is, die de doorslag

geef t hij de beroepskeuze van de arbeiders, komt het mij

voor, dat de ten onzent bestaande ruime en nog steeds
ruimer wordende arbeidsmarkt de verlangde differentiatie

voor dit doel overbodig maakt. In laridén met een geringe

bevolking kan een niet op objectieve verschillen berus-
tende loondifferentiatie wellicht soms enig nut opleveren.

In Nederland echter zullen in de komende jaren voor

elke bedrijfstak voldoende werkgelegenheid zoekende ar-

bëiders aanwezig zijn en zal liet er, dus veel meer om gaan

deze arbeiders de juiste scholing te geven en zo nodig

hun tijdige verplaatsing naar andere delen des lands

te bevorderen.

Naschrift.

Naar onze mening kan men de arbeidsmoeite niet
volkomen objectief definiëren. Men heeft er mede te re-

kenen, dat de relatieve arbeidsmoeite van twee functies
voor de ene arbeider anders kan liggen dan voor de andere.

Voor de loonbepaling toonaangevend moet de arbeids-

moeite hij de grensarbeiders zijn
e
: die moet men nog

juist aantrekken om aan de vraag naar de producten te
kunnen voldoen. Neemt de vraag naar het eerste ‘product
in Dr Van Dierendoncks voorbeeld af, d’aardoor in plaats

van 1.000 nu slechts 950 arbeiders in de eerste bedrijfstak

zullen blijven werken, dan wordt de arbeidsmoeite van
No. 950 beslissend en niet langer die van No. 1.000. Nu

zal No. 950 iets meer geneigdheid dan No. 1.000 vertonen

om dit werk te doen; anders was No. 1.000 niet bet eerst
overgegaan. Daarom zal men in den vervolge met een

relatief lager loon in tak 1 toch voor de overgebleven 950
arbeiders het werken in die tak preferabel boven het

werken in de tweede bedrijfstak laten zijn.
Men zal ook alleen dan in’de tweede bedrijfstak hogere
lonen moeten betalen dan in de eerste wannèer men anders
de nodige (100) arbeiders niet aantrekt.
O’erigens is in het voorbeeld van Dr Van Dierendonck
liet onwaarschijnlijke, dat de 50 werklozen allen meer ge-

schiktheid bezitten dan de overige 1.000 arbeiders om
in de nieuwe tâk te werken. Er zal dus, vroeg of laat,
een zodanige wisseling van personen uit de twee takken
optreden, dat in bedrijftak 2 op den duur degenen werken,
die daartoe de relatief grootste geschiktheid hebben.
Geschiedt dit niet, dan had het in elk geval kunnen ge-schieden en zou vöor alle betrokkenen beter zijn.

Ten aanzien van de speciale bezwaren voor Nederland
merken wij voorts op, dat in het eerste geval (het weg

trekken uit minder rendabele bedrijven) ieder Vrij
iS
ge-
weest om. weg te trekken en dus degenen, die het eerst zijn weggetrokken, terecht een premie op hun activiteit
zien gesteld.
Wat het tweede punt, dat van, de beschermde en de
onbeschermde bcdrijfstakken, betreft lâg de fout eerder
bij de bescherming, zij het nog meer bij de onjuiste côn-
junctuurpolitiek in binnen- en buitenland, die leidde tot

het bndergraven van het exportindustriebedrijf.
Ten aanzien van punt drie ad a, nl., dat de lonen van
de arbeiders in de exporthedrijven niet omhoog zijn ge-bracht, ligt de zaak naar onze mening gecompliceerder.

Economisch gewenst zou zijn geweest een zekere verlaging
van het algemene loonpeil gepaard gaande met een rela-
tieve verhoging van liet loonpeil in bedoelde exporttakken.
Wat betreft punt’drie ad b, liet stimuleren van de
arbeiders om naar de juiste bedrijfstakken over te gaan

door de daartoe noodz’akelijke scholing, menen wij, dat
de door ons bepleite loondifferentiatie tot deze scholing
juist aanleiding zou gêven.

DE REDACTIE.

AANTEKENING.

DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN ITALIË IN 1949.

Nadat ofnstreeks midden 1947 de Italiaanse Regering

kans had gezien aan de steeds voortschrijdende inflatie
een halt toe te roepen en nadat daardoor na dQ eerste,

zeer moeilijke, na-oorlogsjaren een verbetering in de eco-

nomische toestand van het land intrad, v’erden de jaren

1948 en 1949 gekenmerkt door een steeds verder gaand
herstel. Aan liet einde van laatstgenoemd jaar was Italië

de door de oorlog veroorzaakte crisistoestand nagenoeg
te boven gekomen.

Hoezeer een meer normale toestand is bereikt, blijkt uit de ontwikkeling van het
nationaal inkomen.
Volgens
de ,,Neue Zürcher Zeitung” van 8 Januari 1950 bédroeg

het nationaal inkomen direct na de oorlog 50 pCt, in 1948
90 pCt en eind 1949 97 pCt van dat in 1938. De
koopkracht
van de lonen is sinds 1938 gemiddeld met 10 pCt ge-

stegen; die van de lonen der industrie-arbeiders met ge-

middeld 9 pCt, van de landarbeiders zelfs met 28 pCt

t.o.v. 1938. De reële salarisseh der kantoorbedienden
waren in 1949 echter ca 10 pCt en die der ambtenaren

zelfs 29 pCt lager dan in 1938. Niettemin waren het juist
de stakingen van de land- en industrie-arbèiders, die het
land een verlies van niet minder daii 112.796.935 arbeids-

uren toebrachten. Met de sociale vrede” was het dus
nog slecht gesteld.

liet zwakste punt in Italië’ economische situatie is
echter de abnormaal grote
werkloosheid.
In Januari 1949
bereikte het werkloosheidscijfer het hoogtepunt van

1.928.000. In Juli was dit gedaald tot 1.531.000. Aan het
einde van liet jaar bedroeg het aantal werklozen ca 1,7

millioen. Deze werkloosheid is meer een structureel dan

éen conjunctureel verschijnsel. De ooizaak ervan ligt
in hoofdzaak bij het grote geboorte-overschot.
Tegenover deze uitgesproken debetpost staat in het
credit de sterke
positie oan de lira
op de valutamarkt.
Hoewel de lira niet tot de ,,harde” valuta’s mag worden
gerekend, kan men haar toch, aldus de ,,N.Z.Z.”, één
van de minst zachte onder de ;,zachte» valuta’s noemen.
De door de devaluatie van het pond geschapen situatie
heeft aan deze positie weinig of geen afbreuk gedaan.
De diepere achtérgronden van deze beide uiterste kanten
van ‘s lands economische toestand zijn in het afgelopen
jaar in dit blad reeds uitvoerig besproken
1).

De productie leeft—hoewc1 zij zich in opwaartse richting
bewoog,— in het afgelôpen jaar nog niet het niveau van
voor de oorlog bereikt.
De
industriële productie
bracht het tot 97 pCt van het
peil van 1938. Moeilijkheden veroorzaken de dalende
prijzen op de bihnenlandse markt en stagnaties in de
export, welke een gevolg zijn van de relatief hoge pro-
ductiek’bsten. Deze hoge productiekosterï vloeien op hun beurt weer voort uit het feit, dat, als gevolg van het tekort
aan kapitaalgoederen, de arbeidsproductiviteit veel te
wensen overlaat.
De
agrarische productie
was ‘- in doorsnee – matig.’
Een recôrdoogst van olijven en een goede tai’we-oogst
kondeh het percentage van de totale landbouwopbrengst
in het afgelopen jaar nog op gemiddeld 90 pCt vn het
vooroorlogse niveau brengen. Zoals in dit blad reeds

‘)
Vergelijk de artikelen van Dr M. Vajda: ,,Italic op de moeilijke
weg naar herstel” en ,,De Italiaanse valutapoliuek voor en nI. de
devaluatie van het pond”, resp. in de nummers
1664
en 1996
(1949).

25 Januari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

75

eerder werd vermeld, heeft de Italiaanse Regering aan het

einde van hetvorige jaar een grootscheeps plan ontworpen,

dat beoogt tegen 1952253 de productie van de Italiaanse
landbouw boven het vooroorlogse niveah te brengen
2).

De dalende trend van de
prijzen
zette zich in 1949

voort. Ook de kosten aan leaensonderhoud
namen gestadig

af, hoewel deze aan het einde van het jaar nog altijd

47 maal zo hoog waren als véôr de oorlog.

De hierboven gesignaleerde stijging van de koopkracht

der bevolking met 10 pCt is dan ook het resultaat van een

steikere stijging van de lonen dan van de prijzen de loon-
index was in 1949 gemiddeld het 54-voudige van de voor-
oorlogse. .

De
handelsbalans
van Italië was in 1949 ongunstig. De

waarde van de uitvoer bedroeg ca 600 mrd lira; die van de
invoer ca 870 mrd lira. 1-let deficit van ca 270 mrd lira
wordt gedekt door deviezeninkomsten uit het aan-
merkelijk toegenomen – vreemdelingenverkeer, geld-

zendingen van emigranten en vooral door ontvangen

E.R.P.-gelden.

De
montaire politiek
van de Minister van Financiën,

Pelia, heeft tot resultaat gehad, dat Italië zich thans op
de goede weg bevindt om de chronische crisis in zijn fi-

nanciën te ovérwinnen. Het begotingstekort, hetwelk
aan liet’ einde van het in Juni aflopende begrotingsjaar
1948-’49 504 mrd lira bedrbeg, zal,in het lopende budget-
jaar waarschijnlijk tot 174 mrd lira verminderen. Ook de

stabilisering van de bankbiljettenomloop op 900 â 950 mrd
lira moet als een positieve factor worden gezien. ‘Eind
1948 was er nog een bedrag van 964 rnrd fir
s
i
in omloop.

In 1949 nam ook de hoeveelheid Amerikaans bezettings-
geld van 51 tot 18,8 mrd lïra af. Anderzijds echter nam de
staatschuld van October 1948 tot October 1949 met
886,9 mrd lira tot 2.236,3 mrd lira toe; de vlottende schuld
steeg gedurende dezelfde periode met 387,7 mrd lira.

De besparingen beginnen langzkmerhand weer een
stijging te vertonen; de inleggingen bij de credietinst9llingen
en spaarkassen namen van uit. 1948 tot eind October
1949 toe van 1.520,3 tot 1.833,2 .mrd lira, de iniçggingen
bij de postspaarhanken gedurende 1949 met – naar
schatting— 250 mi’d lira.
De medewerking van de Italiaanse Regering aan het
Qrijer maken pan het inter-Europese handelsaerkeer
is ge-
bleken uit de verbinding van Italië met de naam ,,Frita-
iux” en uit de pogingen tot het vormen van een Frans-
Italiaanse tolunie
3).
Daadwerkelijke medewerking was

eind 1949 het vrijgeven van 76,7 pCt dei grondstoffen-
invoeren, 52,6 pCt van agrarische importen en levens-

middelèninvoeren en 11,1 pCt van de importen.van eind-
fabrikaten.

Het Ieeft er alle schijn van,’ zo besluit de ,,N.Z.Z
haar overzicht, waaraan wij deze gegevens ontieenden,’
dat de Regering de ,,linea Einaudi-Peiia”, de politiek,
zoals die dooi’ de regeringscoalitie, voornamelijk bestaande.
uit leden van de ,,Democrazia Cristiana”, thans, wordt
gevoerd, en die tot nu toe bevredigende resultaten heeft
geboekt, in de toekomst zal trachten door te trekken.
Vooral tegenover pogingen van de oppositie, die, onder
leiding van de vroegere Minister van Financiën, Campilli,

de Regering er toe ‘tracht te brengen een gi’ôotscheeps
credietverlenings- – en investeringsproject ten uitvoer te
leggen, zal de Regeringspartij zich met hand en tand ver-
zetten, omdat dit tot gevolg moet hebben, dat een ruim gebruik zou worden gemaakt van de bankbiljettenpers,
waardoor de nauwelijks bedwongen inflatie onherroepelijk
weer de kop zou opsteken.
Naast de verdediging van de valuta w’achten de-Re-
gering nog andere taken, die in Italië reeds sedert geruime
tijd in het middelpunt der publieke disöussie staan, nU

“)
Zie:
,,Itaiaanse landbouwplanoen” in ,,E.-S.B.” van 14 De-
cember 1949.
‘) Zie: ,,E.-S.B.” van1949, No. 1666 en 1678.

de scherp becritiseerde belastinghervoi’ming; de niet

minder scherp becritiseerde agrarische hervorming van

de Minister van Landbouw, Segni, en de vervanging van
de uit 1927 daterende mijnwet door een nieuwe ,,Legis-
lazione mineraria”. Voorts zullen ‘waarschijnlijk in het

nieuwe jaar de gehokkeerde tarieven van verschillende
openbare diensten, die nog-steeds beneden het gemiddelde

prijsniveau liggen, aan het ges tabiliseerde prijsniveau
worden aangepast, evenals de huishuur.

Tenslotte heeft Minister Pelia verklaard, dat het na-

tionaal inkomen in 1950 tot boven het vooroorlogs niveau

ial kunnen worden verhoogd. De ,,N.Z.Z.” staat hier,
aangezien de bevolking sedei’t 1938 van 42,9 tot 46,2
mln zielen
,

is toegenomen, nogal sceptisch tegenover.

De plannen omde industriële productie met 6 jCt en

de landbouwophren’gsten met 3 pCt op te vcieren, hebben
alleen dan, wanneer men met behulp van de Marshall

gelden kans ‘zie t om, het productie-apparaat te verbeteren,
kans op succes.

We kunnen hier nog aan tQe voegen een uitlating van.
Roberto Tremelloni, het hoofd van de iVIai’shall-hulp in
Italië, die, volgens het ,,Monthly Economic Review” van

de ,,New York Herald Tribune” van 9 Januari jI., heeft

verklaard, dat het noodzakelijk is de Amerikanen er van
te Overtuigen,’ dat een hulpprogramma na de E.R.P.-
periode voor Italië en andere Europese landen nood-
zakelijk zal ziji, teneinde de thans aanwezige tendentie
tot evenwichtsherstel voor sommige van deze landen – en daartoe moet ongetwijfeld Italië worden gerekend –
niet in haai’ tegendeel te zien omslaan.

INTERNATIONALE NOTITIES.

CONSEQUENTIES VOOR
CANADA VAN
DE ANOLO-CANÂDESE VOEDSELOVEREENKOMSTEN.

Toen de oorlog Engeland van het vasteland van Europa
isoleerde, werd Canada de dichtstbijzijnde leverancier van voedsel en andere benodigdheden en de Canadese
landbouwer zag zich tegenover de eis gesteld te produ-
ceren wat Engeland nodig had, ongeacht of hij die pro-
di.icten vroeger ook voortbracht of niet. De Canadese

boer ondernam grootse en succesvolle pogingen om Enge-
lands behoeften te bevredigen; hij leerde een nieuw soort
bacon produceren, begon varkensi te houden op groter
schaal dan tevoi’en en leverde melkpoeder, eipoeder en
kaas in recordhoeveelheden. Betalingsmoeilij kheden ki’e-
gen geen kans om in de weg te staan; de belastingbetaler
droeg de grootste last dooi’ leningen en wederzijdse hulp-
verlening. De inkomens van de boeren waren hoger dan
ooit te voren,, hypotheken en schulden werden afgelost
en velen van hen traden de na-oorlogse wereld tegemoet
met moderne inspan, vernieuwde gebouwen en vol goede
moèd. 1-lun leiders haddenhun_ meermalen verzekerd,
dat hun kansen op stabiele afzet waren gelegen in ,,long-
term”-contracten met’ het Verenigd Koninkrijk. Aan het
einde van ieder jaar, wanneer de contracten w’ei’den ver-
nieuwd, verflauwde deze hoop, maar werd nooit de bodem
ingeslagen. De ervaringen van 1949 echter deden dit wel
Twee verschijnselen schijnen, aldus ,,The Economist”
van 14 Januari jl., aan de tien jaren van stabiliteit een
einde te hebben gemaakt. In de eerste plaats herstelde
zich de Europese productie en de producenten trachtten
hun vooroorlogse markt in Engeland te hei’overen. In de
tweede plaats speelde het dollai’tekort een rol. Het is onmôgelijk het effect van ieder der beide factoren te
scheiden en bovendien, wanneer dollars geen rol zouden
spelen, dan zou Engeland nog niet de Europese produ-
centen kunnen versmaden ten gunste van Canada, zonder Europa’s herstel te belemmeren en zonder in strijd te zijn
met de doelstellingen van het E.R.P. Dit argument is nooit

duidelijk in Canada naar voren gebracht en zou ook, zo

zegt , ,The Economist”, weinig weerklank hebben gevonden

Zelfs de verklaring, dat Engeland geen dollars heeft
;
is
maar zeer langzaam doorgedrongen, ten dele als gevo1

van Engelands politiek. Ieder jaar ni. begon Engeland de

onderhandelingen met de medede]ing, dat het maar een
bepaald bedrag kon besteden, doch telkens’ werd dit
maximumbedrag uiteindelijk verhoogd, waardoor in

Canada de mening post vatte, dat een bedrag x bete-

kende: x + y, waarbij- y het bedrag voorstelde, dat na
hardnekkig loven en bieden méér werd verkregen.

In December1949 veranderde dit alles. In Engeland begon

men de onderhandelingen met een bedrag van ca S U.S. 600

voor aankopen in Canada gedurende het E.C.A. -jaar
1949/’50
1)
en hield voet bij stuk. Zelfs suggereerde het, dat de’tijd was gekomen om van contiactaankopen af te

zien. Bij nader inzien stemde het tde contracten af te

sluiten ‘Voor kaas enbotcr, doch het ziet er naar uit, dat
dit de laatste voedselcontracten zullen zijii tussen de

‘Engelse en Canadese Regeringen. Met deze vermindering
en met dit – waarschijnlijk – spoedig einde van de

Britse contracten heeft de Canadesé Regering een auto-

matische basisprijs verloren. Subsidies, reeds aangekondigd
voor bacon, zullen ook voor andere artikëlen in over-
wging moeten worden genomen: Daar echter het ver-
.lioudingscijfer tussèn landbouw en industrie in Canada

veel hoger is dan in de Verenigde Staten, zou de Canadese

economie, indien zij een even grote last, van subsidieprijzen

op zich zou nemen als dc Verenigde Staten, worden over-

belast. Daarom is reorganisatie van de Canadese land-
bouw onvermijdelijk
on
de boeren zullen hun productie
zo beweeglijk mogelijk moeten maken.

‘) Een van de moeilijkheden bij het totstand komen der Canadese
contracten
is,
dat zij zijn gebaseerd op een kalenderjaar, terwijl de
Britse dollarbudgetering berust op het E.C.A.-jaar, dat loopt van
Juni tot Juni. Dit betekent, dat dollars voor het tweede halfjaar moeten worden beschikbaar gesteld, hoewel er nog geen juiste
ramingen beschikbaar zijn onitLent dollarinkomsten uit handel
of
E.C.A.-toewijzingen.


Gemiddelde
-Uit’oer
T
a nd
productie
10
pCt
Uitvoer
1945-1947

werei-
in hL
(in

lil.)
uitvoer

Algiers

……………8.300.000
70
5.71 0.000
31.600.000
2
200.000
italië

……………….
soo.000
00.000
Frankrijk

……………
34.
7
600.00

.

45.500.000

10
900.000

Tunis

………………..

Porlugal

……………o.000.000
Spanje

…………….

.600.000

17.400.000
4
400.000 Oveiie landcn
44000000
6
500.000
Totaal

………….
100
8.410.000

De productie wordt weliswaar in hoge mate

bevorderd
door gunstige klimatologische en bodemomstandigheden

en do6rde beschikking over goedkope arbeidskrachten,

doch het in het oog vallende hoge uitvoercijfer vindt slechts

zijn verklaring in het zeer geringe eigen verbruik. Volgens

een oeroude wet van Mohammed is de Islamieten het verbruik van alcohol verboden. Aan deze wet houden

zich heden ten dage nog bijna alle Arabieren. Aangezien
deze van de 8,5 mln bewoners ca 88 pCt uitmaken, is het

inheemse wijnverbruik zeer gering, nl. 0,14 bi. per per-
soon per jaar. In Frankrijk is dit verbruik bijv 1 hl. en
in Italië 0,84 lil.

Door deze grote wijnuitvoer, waarvan ruim 90 pCt naar

Frankrijk gaat, stroomt jaarlijks een bedrag van 50 â 60

mrd francs Algiers binnen, d.i. ongeveer 80 pCt van de
totale Algerijnse marktomzetten. Wanneer n’lefl dit berag

vergelijkt met de raming ‘Van het huidige staatsbudget
van 37 mrd franes, dan krijgt men enig idee van de be-

tekenis van deze omzetten en van het belang voor Algiers
van de. wijnbouw.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

76

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25′ Januari 1950

DE ALGERIJNSE WIJNEXPORT.

Omstreeks 1900 begonnen kolonisten in Algiers de
mogelijkheden te ontdekken, die het land bood. Vooral aan de wijnbouw langs_de kust schonk men grote aan-

dacht. Thans is het zo, dat de Algerijnse bevolking bijna

uitsluitend leeft van de opbrengsten uit de wijnbouw,
de graanverbouw en de veeteelt en van de handel in deze
agrarische producten.

In 1938 was het met wijnstokken bebouwde areaal in
Algiers 398.600 ha groot; hiervan was alleen al in Oran
258.000 ha gelegen. Nadat in de oorlogsjaren de wijnbouw
gevoelig had geleden, is na 1947 weer een ken tering in de
goede richting ingetreden. Van 327.000 ha •in dat jaar

nam de bebouw’de oppervlakte weer regelmatig toe; zij
bedraagt thans ruim 340.000 ha.

De productie bedroeg in 1938 21,5 mln hI.;. in 1945
was zij gedaald tot 9,5 mln bi. In 1947 werd een dieptepunt
bereikt met 8,3 mln lii. Na het daarop ingetredcn herstel
kon in 1948 een productie van 12,6 mln hl. en in 1949

een van ruim 15 mln lil. worden bereikt. In 1950 hoopt
men het vooroorlogsè productiepeil wederom te bereiken.
Bij deze cijfers dient men te bed.enken, dat-een geleidelijke

omschakeling van goedkope wijnen op kwaliteitswijnetr
plaatsvindt. Ten koste van de hoeveelheid tracht men
dus algemeen, in het belang van een betere afzet in het
buitenland, de hoedanigheid te hevorderen.

Het meest kenmerkende van de Algerijnse vijnbouv is het feit, dat, hoewel het land bij lange na niet de grootste producent is, het verreweg de grootste exporteui blijkt te
zijn.

Dit blijkt uit het volgende, uit de ,,Neue Zürcher Zei-
tung” van 17 Januari ji., overgenomen staatje.

De geidmarkt.

Aan het begin van de verslagweek duurde de onverwacht
krappe situatie van de geidmarkt, welke wij de vorige
week signaleerden, nog enige dagen voort. De balans
van De Nederlandsche Bank per Maandag 16 Januari
weerspiegeide dit op duidelijke w’ijze: de voorschotten en
beleningen bleken met niet minder dan f15 mln te zijn
gestegen tot f155 mln, terwijl de sadi van Nederlandse
banken met f 2 mln waren afgefiomen.

Al spoedig trad echter enige verruiming op. Woensdag
werd de. callgeldrente verlaagd van 11 pCt tot 1 pCt;
Ook enkele markidisconto’s vertoonden een daling.

Tweemaandspapïer werd tegen het einde der week aan-
geboden voor 11/8 pCt, tegen 1 3/16 pCt een week tevoren.
Aprilpapier verw’isselde op 11 pCt van eigenaar. Mei t/m
Junipapier noteerde 1 3/8-1 7/16 pCt, terwijl September
t/m Decemberpapier op 1 7/16′ pCt werd aangeboden
(vorige.week 1 pCt).

In het voorlopig verslag der Eerste Kamer over de be-
groting ,’an Binnenlandse Zaken, w’erd er door, Kamerleden

op gewezen, dat stringente overheidsvoorschrifen t.a.v,
langlopende publiekrechtelijke leningen er toe leiden, dat
do gemeenten voor

kapitaaldoeleinden op de geldmarkt

crediet opnemen;, een op zichzelf op.wenselijke situatie. 1
Gedurende de afgelopen week werd •een bedrag van. f 150 mln door het Rijk afgelost schatkistpapieg onder-
gebracht bij De Nederlandsche Bank. Van dit bedrag
werd f 131 mln door de Staat.aaa De Nederlandsche Bank
betaald in de vorm van in de oorlog geroofd en thans uit
Duitsland terugverkregen goud. Op de geidmarkt heeft

dit alles uiteraard generlei invloed. Dat een dee.l,der oude markenvordering, nI. destijds 1 2.100 mln (thans pro resto
nog f 1.600 mln) in de vorm van schatkistpapier werd
gegoten, is louter een boekingskwestie. Voor de geldmarkt
w’as het precies hetzelfde gbleven, indien dit bedrdg
was geboekt onder het hoofd ,,Vorderiisg op de’ Staat”

25 Januari 1950

ECONOMISCH
;
STATISTISCHE BERICHTEN

77

Staatso’ ligaties

21

pCt

N.W.S .

…………..
81
81 5/16′

3-3k pCt

1947

…………..
98
98 5/8

3 pCt Invest. certif ………..
.
98 7/16
98 7/S

3 pCt Dollarlening 1947

……
98 7/8
98 11/16

GRAFIEK.

Werkloosheid en werkoerruiming in, Nede,land.

,
xl.000

(waarop indertijd ook nog f1.500 mln werd geboekt), of

zelfs als de gehele vordering op Duitsland uit dezen hoofde

als ,,verlies” was afgeschreven.

De kapitaalmarkt.

De Indonesische fondsen ondervonden gedurende de

afgelopen wèek wederom ruime belangstelling. Nadat de –
vorige week vooral rubberfondsen gezocht waren, kwamen

ditmaal ook andere groepen aan de beurt, ni. suiker en

Indonesische banken, welke laatste overigens vaak meer
belang hebben hij cultuurzaken dan bij het eigenlijke

bankbedrijf. De golf van optimisme bij. de beoordeling
van Indonesische waarden’steunt op een gestegen ver-
trouwen in de Indonesische situatie, zowel bij het bedrijfs-

leven als bij de belQggers. Berichten van zeer verschillende

aard schragen dit vertrouwen. Zo is de hervatting van
de dienst op de obligatielenirtgen der gemeente Batâ.via,
welke deze week werd aangekondigd, een der symptomen

van het nakomen der rechtsverplichtinen. Op de achter-

grond van dit alles .staat het feit, dat de Indonesische
autoriteiten een realistische en zelfs min of meer liberale
economische politiek blijken te volgqn.

De eerste dividenden op binnenlandse aandelen over

1949 w’erden gedurende de afgelopen week gepublicerd.
De Industriöle Disconto-Mij handhaafde haar dividend
op S pCt, de Rotterdamsche Bank op 9 pCt, de Meel-
fabrieken der Nederlandse Bakkerij op 8 pCt. Dc marges,
‘aarmede de dividenden over 1948 werden verdiend,
waren in veld gevallen zo groot, dat enige winstdaling
– vnl. als gevolg van kostenstijging niet onmiddellijk
tot dividendverlagingen zal behoeven te leiden.
Van een overgrote kooplust voor Amerikaanse certifi-
caten is de laatste tijd hiets meer te bespeuren. Het agio,

.dat hier te lande boven de Amerikaanse pariteit wordt
betaald en dat in cle meeste gevallen ruim 10 pCt bedraagt,
vertoont eerder een tendentie tot dalen dan tot stijgen.
Op de ohligatiemarkt begint er enige aandacht te. orit-
staan voor de Duitse leningen Dawes en Young. De trustees
van de Dawes-lening hebben de geallieerde Iloge-commis-
sarissen in ‘West-Duitsland aan hun verplichtingen
herinnerd.
Gedurende de verslagweek kreeg een stal) tot verdere – concentratie bij hypotheekbanken haar beslag. Aandeel-
houdérs der Rotterdamsche hypotheekbank verklaarden
zich accoord met een aanbod van de Frïesch-Groningsche
Hypotheekbank ter overneming van hun aandelén. Ook
op dit deel van de beleggingsmarkt wordt het aantal der
rharktpartijen steeds kleiner. Momenteel is de concurren-

tie tussei hen nog zeer scherp, maar op de lange ter-
mijn zou deze ont’ikkelïng er toe kunnen leiden,
(lat de positie der hypothecaire geldgevers, bij vol-
doende onderling overleg, sterker wordt, temeer, indien
men er rekening.mee houdt, dat de particuliere kapitaal-
verschaffers, welke vroeger, zo’n belangrijke bijdragd
leverden

bij het verlenen van hypothecair ciediet via
notarissen, de laatste jaren steeds meer in betekenis
afnemen. –


13Jan.
20 Jan.
Aand. iudexcijfers
1950 1950

Algemeen

……..
.
164,3
165,8
Industrie

………………..
227,3
227,2
Scheepvaart

……………….
151,6
156,3
Banken

………………….
135,5
135,5
Indon.

aandelen

……………
68,3
70,4

Aandelen
A.K.0 .

………………….
185
1845/8
Philips

.
………………….
234.
230
Unilever

………………..
241
2381
Ii.A.L.

………….
………

160
1641
Amsterdam Rubber
……….155k
158
II.V.A.

………………….
1641
167.
Kon.

Petroleum

……………
293
2951

300

200

00

0
1945

•5

‘Lee
GeIeel werkloze,,


– – – – Werkverru,i,i


Geheel werkloze,, fla2,,d8e,,,. 1998
– – – – –

Werh.ern,i,,,,n8 naaod0e,,,. 1938

STATISTIEKEN.

NATiONALE nANIc VAN BELnIIi.
(Voornaamste D09ten in millioenen francS).

.8
0)
0

0

0
,


,

0
’00)
0.0)
0-
e00
°-
2


o8
c3
t.8
12
O
4)
>

)

16

Sept.

1948
28.136
11.042
427
9.986
303
414
15 Dec.

1949
30.893
8.640
1.143
9.594
314
711
22 Dec.

1949
30.723 8.348
1.278
9.953
323
708
29

Dec.

1949
30.605
8.389
1.620
10.650
431
694
5

Jan.

1950
30.568
8.621
1.351
11.512
271
673
12 Jan.

1950
30.313
8.679
1.502
11.144
227 664

Rekening
courant
saldi
0′

’00


..,
Q

8wee
.4
00
eO
.

00
0)0)
o
,e.-
o
ei)
Co

0

R
P111

918
657
91.729

81.568
22
2
1
.25

6281
15

Dec.

1949
915
94.789

85.752
861
1.293

4.966
22 Dec.

1949
915
95.123

85.785
.1.183
1.317

5.337
29

t
ee.

.
1949
915
96.306

87.1 13
769
1.373

5.t55
S

1an.

1950
915
96428

87.841
393
1.279

4.649
12 Jan.

1950
915
95.976

87.181
472
1.192

4.831

ZVI5E1)SE JUJR19ANK.

(vooriaainsIe Oosten in injiljoereen .kronenL

t

Metaal
Staatsfondsen
,

.!.Ioa

g
Data
cI)
.eS

o4e
8w
.s
o,

BI

Dec.

1916
039 572

1.544

504

204

94
102
31

Dec.

1949
154 208

3.184

695

281


120
7 Jan.

190
154
207

3.101

687

278


120
14 .Jan.

1950
154 207

3.037

695

258

.
120

Deposito’s

0.2
Lliec’t opvraagbar
,
Data
2
0 ‘0
a
e

BI

Dec. .

916
2.R7
875
7°6
84
23°
7′,
7
31,Dec.

1949
7

Jan.

1950
3.287
3.129
91)7
973 467
361
286 286
126 107 136
136
14

Jan.

190
2.997
.1.097
428 656
484
366 287
90
136

t

78 ‘

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1950

DE NEDF.RLANDSCIIE BANK.
(Voornaamste posten In d uizenaen guldens).

h
.e
,
03,3j
.
0
..
.o

‘e’
.
E’

0.
‘-
•co

30

Dec. ’46
700.871
4.424.790
I 00.9)6
193.109
7,744,191
12 Dec.

’49
751.086
228.305
507.351
141.466′
2.952.700
19

Dec.

’49
751.252
207.690
£470.128

147.931
2.960.872
27 Dec. ’49
‘751.379
192.813 504 820
163.418
3.035.727
2 Jan. ’50
751.544
162.685 560.312 173.823
3.066.403
9

Jan.

50
751.676
164.701
567.568
140.002
30)2.451
16

Jan.

’50
882.511
169.314
601.420
154.923
2.977.163
23 ‘Jan.

’50
882647
161.200
620.222
146.890
2.050440

Saldi in rekening courant

es

S
•’g


:
c
._Q’
s

.
ei
.
WQ’,Q
,

ei
.

.’
.,
“ei
e.
.90
ci)

O0′

30 Dec.

46
12 1)ec.

’49
632.152
656.704
2.122 58.814
445.498
361261
19

Dec. ’49
616.121
601954
2.1)9
55.566
445.609
315.099
27

Dec. ’49
583.297 610.417 2.003
52.669
450.073
329.379
2 Jan. ’50
527.346
610.417
3.184
60.136 484.929
343.158
9

Jan. ’50
607.829
6)0.4)7
3.179
37.288
48.1.022
319.343
16

Jan.

’50 640.731
624.303
3.2
1
5
35.236
49206.5
329.323
25

Jan. ’50
642.691
624.363
3.226
34.690 469.303
372.877

DE Jet.VASrIJE BANK.
(Voornaamste posten in duizOnden g’ildens).

Ea
Data
o
es
Eo.ei
-ci
°’
qeoc
‘C)5)
&.)’

Sf:

o
0

31 Maart 1947
477B80
35.362 33.256

,

85.402
255.201
28 Dec:

:1949
470.995
87.757
14.712

70.220 1.256.728
4 Jan.

1949
470.985
420.048
14.922

68.307 1.325.025
11

Jan.

4950
470.985
90.741
14.893

67.800
1.471.430

Rekening courant
saldi

,

n
ei.-‘-
0
We
•-
c
g9′

‘5

21

Maart’ 1917
8)527
152.8)0

503.7)8
101.204
28 Dec,

1949
30.292
934.860
.


949.491
38.398
4 Jan.

1950
29.012
931.174

1.048.994 39.432
11

Jan.

1950
39.053 939.233

1.161.147
46.049

Muntbiljettencirculatie per 3) Maart 1917f646.830 979. Muntbiljettencirculatie per 28 Dec. 1949 f976.340.261.
Muntbiljettencirculatie per ‘4 Jan. 1949 (979.069.941.
Muntbiljcttencirculatie per 11 Jan.1950 (989.173.896,75.

BANK
VAN
ENOEE.AND.
(Voornaamste posten in inillioenen ponden).

21…’
s-
.2

es
,sf
•cr:.5
e5e

-g
g
.9,
,
..
.-

25

Dec. ’16
0,2′
1.449,1
1.490
1.129,2
22.1
1,3
28 Dec. ’49
0,4
1.349,2
4.350
1.321,9
28,4
5.3
4 Jan. ’50
0,4
1.349,3
t .x50
1.299,3
50,7
5,2
11

Jan. ’50
0,4
4.299,2
4.300
1.280,5

,
19,9 5,3

Other securities
Deposits

‘2.
2

5)
£5
.
._
0
1

4
0.ei
es
5)
.’
ei)

25 Dec.,’40
311.8
13.6 15.8
316.5
0.2

279.9
28 Dec, ’49
469.4 14.8
21,
520.0
34
3
11,0
97.9
999.2
4

Jan. ’50
440.9
23,7 23,4
5
7
8

19,9
97,9
292,9
11

Jan. ’50
482,5
23,2
23,1
535,8
16,7
108,2
298,7

PEDEIIAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in, milliocnen dollars).

Ilietaalvoorraad

Data
Other
U.S.
Govt
Totaal
Gou
deer-

ca.sh
securities
tificaten

31

Dec.

1946
18.281
1

47.587
268

22.350
15

Dec.

1949
23.226
1

22.672
218
1

19.169
22

Dec.

1919
23.176
1

22.622
210
1

18.583
29 Dec.

1979
23.176
j

22.612
220
1

18.789

Deposi to’s
FIt-bil-


Member-
Data
jelteil

in
circulatie
Totaal
Govt
banks

31

Dec.

1946
1
24.945 17.353
393
16.139
45

Dec.

1949
1
23.520
,

18.098
393
16 433
22 Dec.

1949
1
23.633 18.632
103
16.337
29 Dec.

1949
23.589
18.566
99
16.299

DE NEDERLANDSUE BANK.

Verkorte balans op 23 Januari 1950.

Activa.

f
Hoofdhank
t


messen

Bijbank

sc lui
brieven
in

iscon
0

Agentsch

,,

6.000,-
t

5.000,-

)
Wissels,

schltkistpapier

en

schuld brieven,
door de Bank gekocht (art

15, onder 4°,
van

de

Bankwet

1948)

…………….
. –
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van
de
Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari

1947
….,,,
1.800.000.000,-
Voorschotten (lloofdbank
t

140.017,304,32
‘)
in rek. cr1
op
onderpand
e

flijbank

,,

853.914,97
(mcl.
belenin-
1
gen)

t
Agentscb.,,

6.019.227,70

146.890.446,99

Op

effecten

en?. ………

..145.622.108,27′)
Op
goederen en celeri

..,,

1.268.338,61 146.890.446,99
‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
liankwet

1948)

………………….
….

Boekrordering
op
de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari.
1947

………………………….
..I.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmaterlaal
……t

870.859.932,90
Zilveren munt enz…..41.786.979,16
882.646.912,06
Papier
op
het buitenland

t

161.250.900,-
Tegoed hij correspondenten
in

het

huilenland

……618.864.763,67

Buitenlandse betaal-
middelen

…………..1.356.956.01
781.427.619,68
Vorderingen in guldens
op
vreemde circulatte-
banken

en

soortgelijke

instellingen

……
368.439.812,43
Belegving van

kapitaal,

reserves, pensioen-
fonds

en

voorzieninesîoncls

…………
..120.636.838,10
Gebouwen

en

inventaris

……………….
7(
100
I
14
0-
Diverse

rekeningen

…………………..
255.461.655,02
t
5.657.308.284,28
Passiva.
KapIl,aal

…………………………
t

20.000.000,-
.Reserve(onds

……………. . ………..
..15.333.335,71
Bij70ndere

reserves

………………….
61.674 999.18
Pensioenfonds

.’
22.580.843,60
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
..

dienst

………….
,

………………
.4499 667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
.
,,

69.092.715,-
Bankbilj(-tten

in

omloop

(nIeuwe

uitgifte)
.,
2.950.440.300,-
Bankassianaties

in

omloop

…………….
.

111.384,27
Rekenin9 courant saldo’s:
‘S
Rijks Schatkist ……

t

642.690.776.11
s
Rijks

Schatkist

bij-
zondere rekening ……624.363.354,26
Gehiokkeerde saldo’s..,,

3.226.113.06
Saldo’s

van

banken
In
Nederland

…………34.690.388.88
Vriie saldo’s van vreem-
de
eircillatlebanken en
soortgelijke Instellingen,
,,

469.302.600,24
Andere Vrije saldo’s……372.876.771,11
2.4 47.1 50.003,66
CredIteuren In vreemdegeldsoort

………
12.884.614,51
Diverse

rekeningen

…………………
..356.540.420,56
5.657.308.284,98
1)
Waarvan

schatkistpapler

rechtstreeks
door cle

Bank in disconto genomen

. . .
t


1
1
Waarvan

Aan

[ndonesi6 (\Vet, van

15
Maart

1933,

Staatsblad

no.

99)

……….

34 259 225,-
Circulatie der door de Bank namens (le
Staatin betverkeergebrachte tuuntblljetten

• 38.858.902,50

1

25 Januari
1950

.ECONOMISH-STATISTISCHE BERICHTEN

.79

1a

EMISSJ’ES IN 1919.
(Reële bedragen in duizenden guldens).

‘.

2)

S

o
5.

0
.25
1-‘
g:o
c.. G9″
2
5.32
u
z

Jan.
24.914
1.375 26.289

24.864 1.425
Febr.
127.490 3.592
431.082

43.740
87.342
Mrt
72.444
2.169
74.613
57.869
16.744
April
37.642
275
37.917
37:642
275
Mei
30.435
3.344
33.779
441
28.442
4.896
Juni
32.884
7.756
40.640
-‘
32.639
8.001
Juli


21.853
3.463
25.316
155
18.553
6.608
Aug.
13.208

13.208

13.208

Sept.
26.712
339
27.042 23.612
3.430
Oct.
12.059 680
12.739

11.739 1.000
Nov.
13.404 2.549
15.553

11.889
3.664

SPECIFICATIE BElt EMISSIES IN AUGUSTuS, SEPTEMBER, OCTOBER EN NOVEMBER 1949
).
Eedraecn in duizenden guldens: koersen en rentevnel’en in
rs(

rs,aarn
jz
._

=

‘s
SD…

.5)
5)?

=

o

=

ol

A u g u st
U S.
Obligaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening
100
5.558
3
38 ‘) Investeringscertificaten

.
11.345
100
11.345
3
19
3)
Beleggingscertificaten
.

392
101
305
3
49
8)

S
e p t e m 1) e r.
Obligaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening

1947 (dollarlening)

………1.558

1947 (dollarlening)
746
100
746
3
38 ‘)
Investeringscertificaten
22.51.9
100
22.518
3
19
8)
Beleggingscertificaten

. . .
345
2.000 .
)1
101
348
38
49
Gemeente Leeuwarden
100
2.000
3
20
2)

Particulieren:
N.V. Bronswerk, Amersfoort
1.000
5
)
100
1.000
38
20
2)

Vereniging

Zoekt het ver-
lorene”, Ratterdam
100
100
100
38
20
‘)
Aandelen.
N
.
V.

Zeeuwsclie

Confectie-
fabrieken. Middelburg

.
75
1068
80
N.V. Chemische Fabriek
,,Gembo”, Winsehoten

.
200
125′
250
O c t
0
b e r.
Obligaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening
1947 (dollarlening)
22
100
22
3
38
2)

Investeringscertificaten

. . .
10.747
100
10.747
3
19
3)
Beleggingscertificaten
961 101
970
3j
49

)
Particulieren:
Wilhelminatoren Exploitatie-
Maatschappij

N.V., Vaals
(winstdelende oblig.)

. . .
‘120
100
‘120
3
35 ‘)
Aseptafabridk NV., Delft .
200
100
200
4
40
8)

Aandelen.
Wilhelminatoren ‘Exploitatie-
Maatschappij NV.,
aals,
.
100
30
N.V. Gebroeders Naeff,
Locheni

…………..
130
650
Nove m ber.

-.
Obligaties.
Overheid:

.

..500′

.
Investeringscertificaten
11.
…477
100
11.477
3 ,
19 ‘)

(aand.

13)

………………..30

Beleggingscertificaten

. . .
408
101
412
3j
49

)
Particulieren:
N.V. Vereenigcle Glasfabrie-
ken

(United

Glassworks),
1.500
2
)
101
1.515
3j 20 ‘)
Aandelen.
Aanneming-3[aatschappij
,,De Kondo…..N.V.,, Am-

450
100
450

Schiedam

…………….

‘N V.

Nationaal

Bezit

van
Aandelen’Vereenigde Glas-

sterclam

……………..

800
.
105 840
NationaleLevensverzekering-
fabrieken, Schiedain

…….

Bank NV., Rotterdam

. .
.1008)
100
‘100
Ileybroek-Zélander NV.,
Amsterdam

…………..

690
‘110
.

759

‘) Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S.B.” van 21 Sep-
ber 1949
1)
Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing van
zekere datum af toegeltaan.
3)
Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing te
allen tijde toegestaan.
‘) ‘\Vaarvan reeds geplaatst t 700.000 op inschrijvingsvoorwaarden.
8)
‘u\T55ar’i,l reeds geplaatst t 500.000 op insehrijvingsvoorwaarden.
‘) Waarvan’reeds geplaatst f150.000- op inschrijvingsvoorwaarden.
7)
f1.000.000 aandelen, waarop 10 pCt te Storten.

koffieproduetie
1)

.

(in duizenden hags van 1321hs).

Gemiddelde
1935/36

tot
1918/49
‘)
Vcmorspellmg.
/
1939/40
1049/50
Landen:


-.
Voor 1 Voor
—–,-
I

I
Voor
T otaalj export
T oiaal
export
T otaal export

Latijn-A.merlkme, wo.:’ 38.073
31.900
35.588
27.478 32.829 24.589
Brazilië….,,

26.938
22.638
22.348 17.033
19.729
14.414
Colun’thia

,…..,.,

4.452
4.202
6.140 5.000 6.140
5.600
Cuba

…………..425
1
58
. 465
_8)
605
,
EI Salvador

….1.091
1.011
1 280
1.190
1.125
1.035
Guatemala:…….1.002
922
1.140
910
980
‘ 750
}[aiti

………..1

538
438 680
485 675
480
Mexico

.- ………959
609
1.050
675
950
575
Venezuela ……….

940
740
800
550
800 600
Afrika,

wo.’

…….2.602
2.315
3.834 3.536
4.088
3.790
Angola

…….. 1

300 273
620
570 735
685
Belgische Congo .320
300
535
510 525
500
:Ethiopië……,,.,,

345

263
500
‘.15
510
425.
Ivoorkust

250
207
635
585
650 600
Madagascar

,.,.,

537
437
445

395
500 450
Uganda ……….225
222
518 512 490
484.
Azië,

wo.’

……..2.444
‘1.647
985 320
995
255
Indonesië

…..,..’

1.961
1.356
400
135
440
.

100
Oeeanlë : …………

lot
53 85 30
.

90
.40

Geschat wereld-.
1
.
35.915[0.492
31.364
38.002
28.674
‘totaal’

.
………..43.220

idem, in PCi van
1935/36 101.1939/40

100
100
93,7 87,3
87
2
9
79,8

‘) Bron: U.S.

Department
of Agriculture.

8)
schattingen.
3)
Uitvoer verboden.

ENIGE INOEXCIJFEIIS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE IN BELGIË
1
5

1938 – 100
Mrl.
Apr.
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.

1949
1949
1949 1949
1949
1949
1949
1949

Algemene index v. d.
ind.prod. 8) …….
123
114
116
115
95
102
108
Steenkool

……….
106,2
98,5
97,3
95,4
75,8
81,3
84,5
95,8
111,9 105,2 104,8
96,2
90,7
86,2
86,3
89,8
.
101,1
102,5
98,0
98,1
‘101,5
115,8 117,9
Ruw

ijzer

……..
196,5
169,1
164,3
152,5
137,2
127,5
131,7
137;1.
Ruw staal

……..
245,3 184,5
175,6
167,1
144,6
138,2
145,8 149,6
Afgewerkt staal . . . .
235,3
192,6 196,5 182,0
138,0
154,8
146,5
148,8
Afgewerkt ijzer
100,5
80,6
57,9
38,0
7,9
10,8
70,9
89,7
Vlas (spinnerij)

. . .
80,5
81,6
83,1 97,1
74,7
88,8
98,3

Vlas

(weverij)

. . .
60,2
52,1
51,5
51,5
46,5
47,3
61,8
Katoen (spinnerij)
118,9 105,8 113,6
123,9
90,4
‘109,8 ‘122,9
.’

Cokes

…………..
Cement

………..89,7

Katoen (weverij)

.
130,0
120,6
118,8
119,1
102,7 113,2
125,4
Wol (kamwol, spin-

..

121,2

.

103,1
109,5
125,4 109,6
139,6
158,9
Wol

(weverij)

. . .
147,5
132,2 128,8
125,5
120,2
132,1
148,5
Vlakglas

……….
41,9
46,5
48,0
45,6
46,4
57,5

. 48,2
90,6
88,9
102,4 100,3
96,6
97,6

nerij)

………..

Papier

…………
139,4 137,3
161,7
117,0
144,7 152,1
,
Holglas

…………95,8

“Margarine

……..

.48,6

132,8 113,4
96,2
400,1
78;6
104,6
100,0
Geraffineerde suiker
66,2

. .
60,6
53,4
50,3
56,1
68,0
73,0
87,8
Sigaren

………..
..21,8
63,1
44,8
43,3
38,1
38,9
51,5
55,2
Sigaretten

………
148,7
88,4
121,5 138.8 131,9
150.8 132.7
128.1

‘) Bron : ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut voor –
de Statistiek; . betekent: gegevens ontbreken; gecorrigeercie ge-gevens zijn cursief gedrukt.

‘) Indexcijfer Ministerie van Ecohomische Zaken: 1938 = 100.

DE KOLENPOSITIE
VAN
BELGIË
‘).

11fl duizenden tonneni

Maand
Productie

Afzet
Voorraad aan
het einde van.
de maand

Gem. ‘

1938..
2.465
2.336
,
Gem.

1946..
1.898
1.897
Gem.

1947..
2.033
2.021
Gem.

1948. .’
2.223
2.192

Januari

1949..,
2.436 2.409
$66
Februari

1949..
2.331
2.186
‘1.009
Maart

.

1949. .

2.619 2.299
1.329
April

1949:.
2.428
2.011
1.746 Mei

1949. .
2.398
1.931
2.214
Juni

1949. .


2.353
1.885
2.681
Juli

1949..
1.869
1.697
2.853
Augustus

1949..
2.005
1.914
2.983
September 1949..
2.082
2,3813
2.680
October

1969. .
2.361
2.667
.

2.374

1) Bron: ,,Statistisch Bul1e1in’ van het Nationaal Instituut voor
de Statistiek.

min

TE KOOP AANGEBODEN
prachtige
ouderwetse Friese
staartklok,
in pr. St., prijs
f
150.— Br. onder no. ESB
1627, bur. v. d. blad, Post-
bus 42, Schiedam.

TE KOOP AANGEBODEN
prachtige
ouderwetse kist met
snijwerk, prijs
f
175.—. Br. onder no. ESB 1628, bur. v. d.
blad, Postbus 42, Schiedam.

Enige jaren
hij
algemene economische werkzaamheden
ingeschakeld

Doctorandus economie

met uitgesproken belangstelling voor Beleggingsvraagstukken, zoekt
werkkring bij financiële instelling of particulier. Br. onder No. ESB 1623, Postbus 42, Schiedam

Door omst. ter overn. aan-
geboden per 15 Febr, of 1
Mrt. a.s. ongem. SERVICE-
FLAT, uitzicht Muntplein.
Amsterdam, best, uit hall, 2
k., kitchenette, bad, W.C.
Huur,
mcl.
tel. en centr. verw.
f
185.— p. m. Nadere
ml.
Bekkering, Weteringschans
66, Amsterdam, Tel. 36006, na
kantooruren 32685.

TE KOOP AANGEBODEN

bij Ommen, op prachtige st.,
grote villa met plm. 4½ ha.
bos en grasland, met garage,
enz. Na koop te aanvaarden.
Met centr. verw. en koud en
warm water; dicht bij sta-
tion gelegen. Bi’. onder no.
ESB 1626, bur.’ v. d. blad,
poStOus 42, Schiedam.

DE N.V. BILLITON MAATSCHAPPIJ

zoekt

EEN ACCOUNTANT

(Niva of Vaga)

voor een leidinggevende contrôle-functie voor_haar

bedrijven in Indonesië.’

Alsmede enkele

ASSISTENT–ACCOUNTANTS

hij voorkeur in het bezit van acte M.O. Boekhouden

of diploma M.B.A.

Sollic:’taties, uitslui’tend – schriftelijk, aan de
afd. Personeelszaken, Louis Couperusplein 19,
Den Haag.

zv otatist

STALISHED 1878

An Independent Journal of Finance

,and Trade

*

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT’

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

.7

Annual subscription rate: (post free-

to inciude all supplements)
£
3:2:6

(fi 33,40)

.4 Special Suppiement on Econornic Con-
dition8 in The Nethe,-ta,,ds was published
on
Jan
1f
arij 31 1914. Â limited number
of,this Sitpptenieut remain for sale.

LONDON: 51 tJAKHON STREET, E.C. 4

Economisch — Statistische

Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.

Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nornie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: lieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

/

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
f
a6,— per jaar;
vonr België/Luxemburg f 28,- per jaar. te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische francs hij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening
fl0
260,34.
Uniegebieden eti Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
/
26,—, overige
landen
/
28,— per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per uIt imo van het kalenderjaar.

In de leiding van een oud-gevesti’gde FINANCIELE
INSTELLING (deviezenbank) is plaats voor

EEN ‘BEKWAME KRACHT

reeds in leidende functie werkzaam geweest zijnde en
met ervaring van de internationale geld- en effecten-
handel.

Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent opleiding
en loopbaan onder letter A.K.L. aan Nijgh & van
Ditmar, Amstcrdam-C.

ZOEKT U EEN ENERGIEKE MEDEWERKER?

Ik ben 26 jaar. ongeb., ruime algem. ontw., bezitS. P. D., grote inte-
resse v. Statistiek, ]ledr. oconomie, en psychologie. Veel adinin. en
enige journalistieke en Openbare spreekervaring.

Br. o.no. ESB 1622, bur. v.d. blad, Postbus 42, Schiedam.
Aangetehende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES. Alle correspondentie
betreffende
adverlenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants Lange !Iaven x4z, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Aduertentie-tarie/ f 0,40 per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,, Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
/ o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.

Auteur